Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Meulenkamp over het mogelijk maken van resomeren
Vragen van het lid Meulenkamp (VVD) aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat over het mogelijk maken van resomeren (ingezonden 27 maart 2024).
Antwoord van Minister De Jonge (Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties), mede namens
de Minister van Infrastructuur en Waterstaat (ontvangen 13 mei 2024). Zie ook Aanhangsel
Handelingen, vergaderjaar 2023–2024, nr. 1563.
Vraag 1
In hoeverre deelt u de stelling dat, zoals het kabinet reeds in 2020 aangaf voornemens
te zijn om de benodigde wetswijziging van de Wet op de lijkbezorging te realiseren
en resomeren zo mogelijk te maken, resomeren zo snel als mogelijk legaal moet worden
in Nederland?
Antwoord 1
Ik deel de urgentie om alkalische hydrolyse wettelijk mogelijk te maken. Deze urgentie
is opnieuw bevestigd tijdens een recent gesprek met enkele uitvaartondernemers die
zich hard maken voor de introductie van alkalische hydrolyse. Zij worden regelmatig
geconfronteerd met de wens van mensen om alkalisch gehydrolyseerd te worden en moeten
hen dan teleurstellen dat dat nog niet mogelijk is.
Het toestaan van alkalische hydrolyse is slechts een onderdeel van een wetsvoorstel
dat beoogt de gehele Wet op de lijkbezorging te moderniseren. We zetten in op een
spoedige, maar ook zorgvuldige voorbereiding van dit wetsvoorstel. Momenteel wordt
hard gewerkt aan de afronding van het wetsvoorstel met het oog op de eerder aangekondigde
consultatie in de eerste helft van dit jaar.1
Vraag 2
Erkent u dat, in lijn met het draagvlakonderzoek van het ministerie uit 2017, een
aanzienlijk deel van de bevolking positief tegenover resomeren staat en deze manier
van afscheid nemen overweegt?2
Antwoord 2
Ja.
Vraag 3
In de brief van 2 januari jl. staat dat voor enkele verwerkingsmethoden meer onderzoek
nodig is om te bepalen hoe succesvol de methode is om het effluent te zuiveren of
te hergebruiken, kan daar een nadere toelichting op worden gegeven? Wanneer wordt
dit vervolgonderzoek afgerond en wanneer kan naar verwachting het Besluit activiteiten
leefomgeving naar aanleiding van dit onderzoek worden aangepast?3
Antwoord 3
Deze uitspraak is ontleend aan het rapport over de milieu-impact van de verwerkingsmethoden
van het effluent bij alkalische hydrolyse. Dit onderzoek is uitgevoerd in opdracht
van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat (IenW) om effectieve en doelmatige
regels op te kunnen stellen in het Besluit activiteiten leefomgeving. Het rapport
is meegestuurd met de Kamerbrief van 2 januari jl. Uit het onderzoek bleek dat enkele
«nieuwe» verwerkingsmethoden nog niet in Nederland worden toegepast, maar wel potentie
hebben. Het betreft verwerkingsmethoden die nog niet zijn uitontwikkeld of nog niet
zijn ontwikkeld voor afvoer van het effluent als gevolg waarvan hierop geen Levenscyclus
Analyse (LCA) kon worden uitgevoerd om de milieu-impact te beoordelen. De Minister
van IenW zal hier geen nader onderzoek naar uitvoeren, omdat momenteel al wordt gewerkt
aan het opstellen van regels voor het Besluit activiteiten leefomgeving op grond van
de uitkomsten het uitgevoerde onderzoek. Hierbij wordt een vergunningplicht uitgewerkt
voor het lozen van het effluent op het vuilwaterriool. Het is de bedoeling om ruimte
te bieden aan innovatieve technieken middels bijvoorbeeld een maatwerkvoorschrift.
Het bevoegd gezag zal bij de aanvraag van de ondernemer beoordelen of de verwerkingsmethode
van het effluent voldoet aan de gestelde regels.
Vraag 4
Hoe reflecteert u op de voortgang van de modernisering van de Wet op de lijkbezorging?
Hoe kijkt u naar de verwachtingen die zijn gecreëerd aan mensen die graag op deze
manier afscheid willen nemen?
Antwoord 4
Om uiteenlopende redenen die ik eerder heb toegelicht4, duurt de totstandkoming van het wetsvoorstel ter modernisering van de Wet op de
lijkbezorging langer dan verwacht. Ik begrijp dat men verwachtingen ontleent aan de
aankondigingen van een spoedige introductie van alkalische hydrolyse. Ik begrijp ook
dat er mensen zijn die teleurgesteld zijn dat het conceptwetsvoorstel, dat deze manier
van bestemmen van het lichaam van een overledene regelt, nog niet in procedure is
gebracht, zeker als zij de wens hebben om alkalisch gehydrolyseerd te worden na overlijden.
Daarom blijf ik mij samen met mijn ambtsgenoten van Justitie en Veiligheid en Volksgezondheid
Welzijn en Sport, de medeondertekenaars van de Wet op de lijkbezorging en het wetsvoorstel
ter modernisering van die wet, inzetten om het aangekondigde wetsvoorstel spoedig,
maar ook zorgvuldig, tot stand te brengen.
Vraag 5
Kunt u toelichting geven op de aankondiging in de brief van 2 januari jl. dat de planning
als gevolg van complexiteit wederom niet haalbaar is gebleken? Welke elementen zijn
er vanaf 5 oktober jl. zo complex gebleken dat op 2 januari jl. moest worden geconcludeerd
dat indiening bij de Kamer voor het zomerreces van 2024 niet mogelijk bleek? Wat is
er voor nodig om de aangekondigde modernisering van de wet op de lijkbezorging op
1 januari 2025 in werking te laten treden?
Antwoord 5
In de Kamerbrief staat aangegeven dat de eerdere planning vanwege de complexiteit
van de onderwerpen die in de brief staan beschreven niet haalbaar is gebleken. In
het geval van lichamelijke integriteit bleek het ontwikkelen van regelgeving voor
het borgen non-commercialiteitsbeginsel met het oog op proportionaliteit en noodzaak
ervan ingewikkelder dan verwacht en is uiteindelijk van regeling afgezien.5 Wat betreft alkalische hydrolyse was het beoordelen van de resultaten van het onderzoek
naar de verwerking van het effluent complexer dan verwacht en kostte dat meer tijd.
Ten slotte was het onderzoek naar de kwaliteit van de uitvaartsector nog niet gereed
en was dus ook onduidelijk of hierin aanleiding was voor regelgeving.
Momenteel werk ik aan de afronding van het wetsvoorstel met het oog op consultatie
in de eerste helft van dit jaar. Onderdeel daarvan is het regelen van aanvullende
taken en bevoegdheden van de politie in het kader van het overlijdensonderzoek.
Gelet op de gebruikelijk te doorlopen stappen van een wetstraject lijkt het mij onwaarschijnlijk
dat het wetsvoorstel op 1 januari 2025 in werking kan treden. Hoewel ik waarde hecht
aan spoedige totstandkoming van het wetsvoorstel dat onder meer alkalische hydrolyse
mogelijk maakt, meen ik dat dit ook zorgvuldig dient te gebeuren.
Vraag 6
Klopt het dat resomeren in België op dit moment wordt gedoogd in afwachting van nadere
wetgeving? Bent u bereid om, vooruitlopend op de wetswijziging, een gedoogconstructie
op te zetten om zo die mensen die op dit moment graag op deze manier hun afscheid
willen invullen tegemoet te kunnen komen? Zo niet, waarom niet?
Antwoord 6
Ik heb kennisgenomen van berichten dat de Vlaamse regering in 2024 een pilot wil starten
met alkalische hydrolyse om de gevolgen van de afvoer van het effluent te kunnen beoordelen.
De Vlaamse regering heeft laten weten dat de pilot nog niet van start is gegaan.
Hoewel ik dus de urgentie onderschrijf om alkalische hydrolyse toe te staan, ben ik
niet bereid tot het opzetten van een gedoogconstructie, vooruitlopend op aangekondigde
wetswijziging. Het is van belang dat een nieuwe bestemming voor het lichaam van een
overledene, zoals alkalische hydrolyse, toelaatbaar is, met oog voor de menselijke
waardigheid, duurzaamheid en veiligheid. Het beoordelen van de toelaatbaarheid vergt
een zorgvuldig (wetgevings)proces, waarbij de verschillende (politieke) belangen goed
kunnen worden afgewogen. Het wetgevingsproces en het primaat van de wetgever zijn
hiervoor de passende waarborg. Wetten worden tot stand gebracht om rechtszekerheid
te verschaffen en rechtsgelijkheid te verzekeren. Doordat zij via een democratisch
proces tot stand zijn gekomen, vormen wettelijke regels een neerslag van de rechtsnormen
die de samenleving noodzakelijk acht. Het gedogen van alkalische hydrolyse zou aan
dat zorgvuldig ingerichte proces afbreuk doen. Mij lijkt dat daar ook een onwenselijke
precedentwerking van uit zou gaan.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
H.M. de Jonge, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties -
Mede namens
M.G.J. Harbers, minister van Infrastructuur en Waterstaat
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.