Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Ouwehand en Kostic over ‘de toelating van glyfosaat met tien jaar verlengen’
Vragen van de leden Ouwehand en Kostić (beiden PvdD) aan de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat over de toelating van glyfosaat met tien jaar verlengen (ingezonden 19 april 2024).
Antwoord van Staatssecretaris Heijnen (Infrastructuur en Waterstaat), mede namens
de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (ontvangen 13 mei 2024).
Vraag 1
Wat is uw reactie op de uitzending van Zembla «Glyfosaat, de goedkeuring van gif»?1
Antwoord 1
Ik heb kennis genomen van de uitzending.
Vraag 2
Wat is uw reactie op de kritiek van meerdere wetenschappers op het advies van het
College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Ctgb), waaronder
dat de aanwijzingen dat glyfosaat bij mensen kanker kan veroorzaken systematisch is
weggeredeneerd, dat het protocol van de Organisatie voor Economische Samenwerking
en Ontwikkeling (OESO) wordt geschonden en dat er geen studies zijn gedaan naar de
risico’s op neurodegeneratieve ziekten, zoals Parkinson?
Antwoord 2
Ik deel deze kritiek niet. In het dossier van glyfosaat is de beschikbare informatie
voor neurotoxiciteit en neurodegeneratie beoordeeld, waaronder ook de studies waaraan
in de vraag gerefereerd wordt. De neurotoxiciteitstudies met de werkzame stof glyfosaat
en uitgevoerd volgens OESO-testprotocollen lieten geen neurotoxiciteit zien. Specifiek
voor de ziekte van Parkinson zijn epidemiologische studies, case reports en mechanistische
studies meegenomen in de beoordeling. De Assessment Group of Glyphosate (AGG), een
onafhankelijke neurotoxicologie werkgroep ingezet door Europese autoriteit voor voedselveiligheid
(EFSA) en EFSA zelf hebben geconcludeerd dat de bestaande informatie onvoldoende aanwijzingen
geeft voor een causaal verband tussen blootstelling aan glyfosaat en de ziekte van
Parkinson. ECHA, verantwoordelijk voor de classificatie, heeft geconcludeerd dat glyfosaat
niet kankerverwekkend is. Er zijn geen aanwijzingen dat protocollen zijn geschonden.
Tegelijkertijd constateer ik samen met de Minister van LNV dat er zorgen leven in
de samenleving. Daarom heeft de Minister van LNV de Europese Commissie opgeroepen
om specifiek toetsingskader te ontwikkelen voor de beoordeling van neurodegeneratieve
effecten en hebben de Minister van LNV en VWS opdracht gegeven aan het RIVM om specifiek
wetenschappelijk onderzoek te starten naar de mogelijke relatie tussen glyfosaat en
het ontstaan van de ziekte van Parkinson.
Vraag 3
Wat is uw reactie op de uitspraak van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu
(RIVM) dat de conclusie van het Ctgb dat er geen relatie is tussen glyfosaat en Parkinson
«niet logisch» is?
Antwoord 3
De Minister van LNV heeft uw Kamer geïnformeerd dat er in bepaalde studies associaties
tussen glyfosaat en de ziekte van Parkinson zijn aangetroffen (Kamerstuk 27 858, nr. 636). Dit betekent dat er een verband zou kunnen zijn. Er is echter geen bewijs dat er
een causaal verband is tussen glyfosaat en de ziekte van Parkinson. Het RIVM onderschrijft
dit. Daarom is het belangrijk dat er snel aanvullend onderzoek wordt uitgevoerd naar
de mogelijke relatie tussen gewasbeschermingsmiddelen en het ontstaan van de ziekte
van Parkinson.
Vraag 4
Kunt u bevestigen dat het belangrijk is om het voorzorgsbeginsel toe te passen om
te voorkomen dat vele mensen worden blootgesteld aan schadelijke stoffen? Zo nee,
waarom niet?
Antwoord 4
Het voorzorgsbeginsel is een belangrijk en expliciet uitgangspunt van de Europese
verordening betreffende gewasbeschermingsmiddelen (EG) 1107/2009, de Europese Biociden-verordening
en de Europese verordening over de productie van en handel in chemische stoffen (REACH).
Het voorzorgsbeginsel wordt – volgens de Mededeling van de Europese Commissie over
het voorzorgsbeginsel (COM/2000/0001) van 2 februari 2000 – toegepast wanneer een
voorlopige objectieve wetenschappelijke evaluatie uitwijst dat er gegronde redenen
zijn om te vrezen voor potentieel gevaarlijke gevolgen voor het milieu of de gezondheid
van mensen, dieren of planten, in een mate die onverenigbaar zouden kunnen zijn met
een voor de Europese Unie geldend beschermingsniveau. In andere woorden: Er wordt
invulling gegeven aan het voorzorgsbeginsel door chemische stoffen te beoordelen op
risico’s voor mens, dier en milieu, voordat deze op de markt komen en alleen toe te
laten wanneer is aangetoond dat ze veilig kunnen worden toegepast.
Vraag 5
Deelt u de mening dat het voorkomen van (ernstige) gezondheidsschade belangrijker
is dan een eventuele «precedentwerking» wanneer het advies van het Ctgb niet zou worden
gevolgd? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 5
De Minister van LNV heeft richting uw Kamer aangegeven dat er bij het bepalen van
het standpunt over het al dan niet hernieuwen van de werkzame stof glyfosaat recht
is gedaan aan de bestendige lijn dat het kabinet bij besluitvorming over dergelijke
complexe, technisch/inhoudelijke dossiers steunt op onafhankelijke en wetenschappelijke
adviezen van daartoe aangewezen en bevoegde instanties in het Europese en nationale
systeem (EFSA en Ctgb). Daarnaast zijn de wetenschappelijke en maatschappelijke zorgen
over glyfosaat en de gevolgen voor de gezondheid (waaronder die van de agrarische
ondernemers zelf) en voor de biodiversiteit zeer serieus genomen. De motie die de
Kamer in meerderheid heeft aangenomen, vertegenwoordigt de zorgen en weegt voor mij
zwaar. Daarom heeft Nederland zich – in het specifieke geval van de werkzame stof
glyfosaat en op dat moment – onthouden van stemming bij de hernieuwde goedkeuring
van glyfosaat door de Europese Commissie (Kamerstuk 27 858, nr. 636).
Voor het overige verwijs ik u naar het antwoord op vraag 2.
Vraag 6
Wat vindt u ervan dat uit onderzoek van onder andere Wageningen University & Research
blijkt dat veel bestrijdingsmiddelen overal, waaronder in het menselijk lichaam en
huizen van mensen, wordt aangetroffen en zelfs in luiers van baby’s?2, 3
Antwoord 6
Ik ben bekend met het Europese SPRINT onderzoek en de tussentijdse resultaten hiervan.
Deze resultaten laten zien dat residuen van bestrijdingsmiddelen op verschillende
plekken in de omgeving terug te vinden zijn. Echter is het nog niet bekend wat de
effecten zijn van de aangetroffen residuen voor mens, dier en milieu. Dit moet in
het vervolg van het onderzoek duidelijker worden. Vooruitlopend op deze resultaten
is de Minister van LNV samen met de Minister van VWS al begonnen met een omvangrijk
meerjarig onderzoek naar de relatie tussen de blootstelling van omwonenden en agrariërs
aan gewasbeschermingsmiddelen en verschillende ziektebeelden, waaronder Parkinson.
Uw kamer is hier 16 januari jl. over geïnformeerd (Kamerstuk 27 858, nr. 644)
Vraag 7
Kunt u bevestigen dat het Ministerie van IenW er onlangs, bij een casus over luchtvaart,
door de rechter op is gewezen dat de Staat jarenlang mensenrechten van omwonenden
heeft geschonden, de belangen van omwonenden ondergeschikt heeft gemaakt en dat dit
hersteld moet worden?4
Antwoord 7
Op 20 maart 2024 heeft de rechtbank Den Haag een vonnis gewezen in een civiele procedure
die de stichting Recht op Bescherming tegen Vliegtuighinder tegen de Staat der Nederland
heeft aangespannen. De rechtbank oordeelt dat de Staat onrechtmatig handelt door niet
de juiste, door het EVRM, vereiste belangenafweging te maken, tussen de belangen van
hen die gebaat zijn bij het luchtverkeer van en naar Schiphol en de belangen van hen
die daarvan ernstige hinder en slaapverstoring ondervinden. Daarnaast oordeelt de
rechtbank dat de Staat onrechtmatig handelt door burgers geen praktische en effectieve
rechtsbescherming te bieden tegen ernstige hinder en slaapverstoring. De rechtbank
draagt de Staat op om binnen twaalf maanden de geldende wet- en regelgeving te handhaven
en een vorm van praktische en effectieve rechtsbescherming in het leven te roepen
die toegankelijk is voor alle ernstig gehinderden en slaapverstoorden.5
Vraag 8
Kunt u bevestigen dat u naar aanleiding van het vernietigende rapport van de Onderzoeksraad
voor Veiligheid (OVV) «Industrie en Omwonenden» heeft besloten om gezondheid leidend
te laten zijn in beleid?
Antwoord 8
Al sinds het eerste Nationaal Milieubeleidsplan is beschermen van gezondheid benoemd
als doel en veel normen voor de aanwezigheid van stoffen in het milieu, zoals PFAS
in oppervlaktewater, zijn gerelateerd aan het voorkómen van gezondheidsschade. Het
rapport van de OvV heeft duidelijk gemaakt dat de gezondheid van omwonenden desondanks
in sommige gevallen onvoldoende wordt beschermd. Ik heb daarom het Actieplan Omwonenden
en Industrie en het Impulsprogramma Chemische stoffen geïnitieerd om de gezondheid
centraal te zetten. Over de aanpak en voortgang heb ik de afgelopen maanden regelmatig
met Uw Kamer van gedachten gewisseld.
Vraag 9
Deelt u de mening dat als de gezondheid leidend zou zijn geweest bij het al dan niet
toelaten van glyfosaat, het voorzorgsbeginsel was toegepast? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 9
Volgens artikel 1, vierde lid van Verordening (EG) 1107/2009 «stoelen» de bepalingen
van de verordening – en dus ook de goedkeuringscriteria voor werkzame stoffen zoals
glyfosaat – «op het voorzorgsbeginsel teneinde te garanderen dat werkzame stoffen
of middelen die op de markt worden gebracht niet schadelijk zijn voor de gezondheid
van mensen en dieren of voor het milieu.»
Zoals vermeld in antwoord 4, zijn de beschikbare gegevens geëvalueerd en leidde dat
niet tot de conclusie dat glyfosaat niet goedgekeurd behoorde te worden.
Vraag 10
Deelt u de mening dat op basis van het voorzorgsbeginsel tegen het tien jaar langer
toestaan van glyfosaat had moeten worden gestemd? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 10
Nee, zie het antwoord op de vragen 4 en 9.
Vraag 11
Bent u bereid om, vanwege het voorzorgsbeginsel, alle nationale toelatingen van glyfosaat
in te trekken? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 11
Het is aan het Ctgb, als bevoegde toelatingsautoriteit, om de nationale toelatingen
van glyfosaathoudende middelen te herbeoordelen aan de hand van de hernieuwde Europese
goedkeuring van de werkzame stof glyfosaat. Mocht uit deze herbeoordelingen blijken
dat de middelen niet meer veilig kunnen worden toegepast, dan zullen deze toelatingen
niet worden hernieuwd.
Als uit nieuwe wetenschappelijke inzichten blijkt dat glyfosaat niet meer veilig kan
worden toegepast volgens de geldende toelatingsvoorwaarden, zal ik het Ctgb vragen
om in te grijpen in de toelatingen van glyfosaathoudende middelen voor het professioneel
gebruik buiten de landbouw. Voor het gebruik van glyfosaathoudende middelen binnen
de landbouw zal de Minister van LNV uiteraard ook het Ctgb vragen om in te grijpen.
Vraag 12
Bent u bereid u alsnog in te zetten voor een Europees verbod op glyfosaat? Zo nee,
waarom niet?
Antwoord 12
De Europese goedkeuring van glyfosaat is op 28 november 2023 met 10 jaar verlengd
(Kamerstuk 27 858, nr. 641). Als uit nieuwe wetenschappelijke inzichten blijkt dat glyfosaat niet meer veilig
kan worden toegepast dan grijpt de Europese Commissie op Europees niveau in op de
goedkeuring van de werkzame stof glyfosaat en grijpt het Ctgb nationaal in op de toelatingen
van glyfosaathoudende middelen.
Als uit nieuwe wetenschappelijke inzichten blijkt dat veilig gebruik van de werkzame
stof glyfosaat niet meer mogelijk is, zal ik en de Minister van LNV dit nadrukkelijk
op Europees niveau onder de aandacht brengen.
Vraag 13
Kunt u deze vragen één voor één en binnen de daarvoor gestelde termijn beantwoorden,
in ieder geval vóór het commissiedebat over landbouwgif (het zogeheten «commissiedebat
Gewasbeschermingsmiddelen»)?
Antwoord 13
Ja.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
V.L.W.A. Heijnen, staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat -
Mede namens
P. Adema, minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.