Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Bromet en Flach over de brief ‘Looptijd EHF project’
Vragen van de leden Bromet (GroenLinks-PvdA) en Flach (SGP) aan de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit over de brief «Looptijd EHF project» (ingezonden 15 maart 2024).
Antwoord van Minister Adema (Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit) (ontvangen 13 mei
2024). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2023–2024, nr. 1421.
Vraag 1
Bent u bekend met de brief «Looptijd EHF project» verzonden februari 2024 door het
samenwerkingsverband Zoetwaterberging in West Zeeuws-Vlaanderen?
Antwoord 1
Het betreft hier een uitstelverzoek voor het betreffende project en de brief is verstuurd
aan RVO, met een afschrift naar de provincie Zeeland. Ik heb de brief niet rechtstreeks
ontvangen, maar ik ben wel op de hoogte van de inhoud daarvan.
Vraag 2
Bent u het ermee eens dat dit samenwerkingsverband een mooi voorbeeld is van lokale
samenwerking om uitdagingen op het gebied van water het hoofd te bieden?
Antwoord 2
Laat ik voorop stellen dat het heel vervelend is voor de aanvrager(s) dat de beslissing
op de aanvragen zo lang heeft geduurd.
De EHF regeling is een crisismaatregel die voortvloeit uit afspraken van de Europese
Raad in 2020 over een extra inzet van Europese middelen om het bedrijfsleven te ondersteunen
in de nasleep van de COVID-19 uitbraak. De regeling werd opengesteld aan het eind
van de programmeringsperiode van GLB POP3 (2014–2022) en de structuur en opzet van
deze landelijke samenwerkingsregeling was nieuw. De regeling is in zeer korte tijd
tot stand gekomen en vervolgens zeer fors overschreven (6 keer zoveel als verwacht),
onder andere door de hoge(re) subsidiepercentages en aantrekkelijke opzet van de regeling.
De forse overschrijving, in combinatie met de (destijds voor de uitvoerder nieuwe)
structuur van de regeling en overheveling tussen verschillende categorieën vanwege
afwijzingen en gedeeltelijke goedkeuringen, zorgde voor onduidelijkheid in het beschikbare
budget. Deze samenloop van omstandigheden heeft ertoe geleid dat de tijd tussen aanvraag
en toekenning langer is geweest.
Vraag 3
Waarom heeft het 20 maanden geduurd vanaf het moment van aanvraag tot de toekenning
van de aangevraagde subsidie?
Antwoord 3
Dat de lange afhandelingstijd heeft geleid tot een veel kortere tijd om de projecten
uit te voeren vind ik, met u, zeer vervelend. De oorzaak hiervan ligt echter niet
in financiering vanuit ELFPO.
De financiering van de regeling vindt uitsluitend plaats met gelden uit het EHF, maar
deze zijn toegevoegd aan het reguliere ELFPO-budget. De middelen worden daarom verstrekt
via maatregelen die in het Nederlands Plattelandsontwikkelingsprogramma (POP3+) zijn
opgenomen. Net als ELFPO loopt de EHF-regeling tot 31 december 2025. Dat betekent
dat declaraties voor toegekende projecten uiterlijk op die datum gedaan moeten zijn
in Brussel. In de EHF regelingsmodule «samenwerken aan groen-economisch herstel« is
daarom opgenomen dat projecten uiterlijk op 31 december 2024 moeten zijn afgerond.
Dit betekent dat de vaststellingsverzoeken voor projecten uiterlijk op 31 maart 2025
binnen moeten zijn bij RVO. De tussenliggende tijd is nodig om de vaststellingsverzoeken
goed af te handelen (inclusief aanvullingsverzoeken), met daarna de mogelijkheden
voor bezwaar en beroep. Al deze stappen moeten zijn afgerond voor alle betrokken dossiers
uit de POP3-periode voordat de declaratie in Brussel kan worden gedaan.
Vraag 4
Wat is volgens u de reden dat de looptijd van de toegekende subsidie 14 maanden korter
is dan van de aangevraagde subsidie, wat neerkomt op een halvering? Heeft dit, zoals
de brief suggereert, te maken met de bijdrage van het Europees Fonds voor de Plattelandsontwikkeling
(ELFPO)?
Antwoord 4
Het is begrijpelijk dat dit impact kan hebben op het animo om dergelijke projecten
op te zetten. Subsidieregelingen worden altijd geëvalueerd, ook deze regeling, met
als doel om hier lering van te trekken voor volgende openstellingen. De duur van de
beoordelingstermijn wordt hier uiteraard in meegenomen.
Vraag 5
Hoe denkt u dat het animo voor lokale projecten voor verduurzaming wordt beïnvloed
als de looptijd van de subsidie veel korter is dan de tijd die nodig is voor de uitvoering?
Antwoord 5
Het voorliggende project is onderwerp van een bezwaarprocedure, daarom kan daar nu
geen uitspraak over gedaan worden.
Vraag 6
Welke mogelijkheden ziet u om de deadline voor de subsidieverlening voor het genoemde
project mee te laten bewegen met de looptijd van het project?
Antwoord 6
In de beantwoording op vraag 3 heb ik de omstandigheden beschreven waaronder deze
regeling tot stand is gekomen en is uitgevoerd.
In het nieuwe GLB-NSP kunnen aanvragers in ieder geval meer tijd krijgen voor de uitvoering,
omdat de nieuwe GLB-periode loopt tot en met 31 december 2027. Per openstelling zal
ook nu, net als in de vorige GLB-periode, worden gekeken hoe de inhoud en financiering
van de regeling zo goed mogelijk op de (lokale) behoeften kan aansluiten.
Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 5, zal bij de evaluatie van deze regeling
eveneens gekeken worden naar de ruimte tussen het moment van subsidieaanvraag en de
verlening van de beschikking.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
P. Adema, minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.