Verslag van een schriftelijk overleg : Verslag van een schriftelijk overleg over o.a. het Fiche: Mededeling stimuleren van startups en innovatie in betrouwbare AI’ (Kamerstuk 22112-3908)
22 112 Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie
Nr. 3942 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 8 mei 2024
De vaste commissie voor Digitale Zaken heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd
aan de Minister van Economische Zaken en Klimaat over de brieven inzake «Fiche: Mededeling
stimuleren van startups en innovatie in betrouwbare AI» (Kamerstuk 22 112, nr. 3908) en «Fiche: Verordening supercomputerinitiatief kunstmatige intelligentie» (Kamerstuk
22 112, nr. 3907).
De vragen en opmerkingen zijn op 17 april 2024 aan de Minister van Economische Zaken
en Klimaat voorgelegd. Bij brief van 8 mei 2024 zijn de vragen beantwoord.
De fungerend voorzitter van de commissie, Kathmann
Adjunct-griffier van de commissie, Muller
Inleiding
Hierbij ontvangt uw Kamer, mede namens de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
de antwoorden op de vragen van de vaste commissie Digitale Zaken over de brieven d.d.
01-03-2024 inzake «Fiche: Mededeling stimuleren van startups en innovatie in betrouwbare
AI» (Kamerstuk 22 112, nr. 3908) en «Fiche: Verordening supercomputerinitiatief kunstmatige intelligentie» (Kamerstuk
22 112, nr. 3907).
Daarnaast ontvangt uw Kamer via deze brief een inhoudelijke beoordeling van het takenpakket
van het Europese AI-bureau, zoals beloofd in het BNC-fiche «Mededeling stimuleren
van startups en innovatie in betrouwbare AI» (Kamerstuk 22 112, nr. 3908).
Inhoudelijke beoordeling takenpakket Europees AI-bureau
Op 24 januari jl. presenteerde de Europese Commissie een mededeling over het stimuleren
van startups en innovatie op het gebied van betrouwbare artificiële intelligentie
(AI). Deze mededeling bevatte ook een besluit van de Commissie voor de oprichting
van een Europees AI-bureau («AI-Office») per 21 februari 2024, volgend uit de aanname
van de Europese AI-verordening.1 Hierbij geef ik uw Kamer graag een inhoudelijke beoordeling van het takenpakket van
het AI-bureau, zoals beloofd in het BNC-fiche van de mededeling over het stimuleren
van startups en innovatie op het gebied van AI.2
Het Europees AI-bureau heeft als missie om de ontwikkeling en het gebruik van betrouwbare
AI te ondersteunen, bescherming te bieden tegen risico’s die bij het gebruik van AI
kunnen ontstaan en als centraal EU-punt te dienen voor de ontwikkeling van AI-kennis
op EU-niveau. Het AI-bureau zal onderdeel uitmaken van de administratieve structuur
van het Directoraat-Generaal voor Communicatienetwerken, Content en Technologie (DG
CONNECT) van de Europese Commissie.
De taken van het AI-bureau komen voort uit de AI-verordening. Het AI-bureau heeft
de exclusieve bevoegdheid om toezicht te houden op de naleving van de eisen aan AI-modellen
voor algemene doeleinden («general purpose AI-models»), inclusief AI-modellen voor
algemene doeleinden met systeemrisico’s. Daarnaast zal het AI-bureau op verschillende
manieren bijdragen aan een effectieve uitvoering van de AI-verordening, onder andere
door bij te dragen aan de ontwikkeling van richtsnoeren en uitvoerings-en gedelegeerde
handelingen, het ontwikkelen van praktijkcodes, benchmarks en instrumenten voor naleving
en het ondersteunen en bundelen van kennis uit de verschillende adviesorganen. In
het oprichtingsbesluit is verder vastgelegd dat het AI-bureau bij zal dragen aan het
Europese AI-innovatiebeleid en het coördineren en – met steun van de lidstaten – opzetten
van internationale samenwerking op het gebied van AI. Hierbij zal het AI-bureau nauw
samenwerken met de verschillende departementen binnen de Commissie, de lidstaten en
belangrijke stakeholders uit onder andere de industrie, wetenschap en maatschappelijk
middenveld.
Het kabinet verwelkomt de oprichting van het AI-bureau en staat positief tegenover
de taken zoals beschreven in het oprichtingsbesluit. Het kabinet begrijpt en waardeert
de inspanning van de Europese Commissie om schaarse AI kennis te bundelen en via een
centraal gecoördineerde inzet hier optimaal gebruik van te maken. Tijdens de onderhandelingen
voor de AI-verordening heeft het kabinet zich ook samen met andere landen hard gemaakt
om het toezicht op AI-modellen voor algemene doeleinden op EU-niveau te realiseren.
Toezicht op deze grote en complexe modellen, die impact kunnen hebben op de hele EU,
vergt specialistische kennis en voldoende middelen, waarbij het nuttig is dit op EU-niveau
te bundelen. Daarnaast acht het kabinet het positief dat het AI-bureau gaat bijdragen
aan geharmoniseerde en effectieve implementatie van de AI-verordening in de lidstaten
en middels verschillende acties en gecoördineerde kennisuitwisseling ondersteuning
zal bieden aan organisaties, lidstaten en toezichthouders tijdens de implementatie.
Daarbij is het positief dat de specialistische AI-kennis van het AI-bureau ook wordt
ingezet voor het Europese AI-innovatiebeleid en het opzetten van internationale AI-samenwerkingen.
De oprichting van het AI-bureau doet daarbij geen afbreuk aan de bevoegdheden van
nationale bevoegde autoriteiten en organen bij het toezicht op AI-systemen, zoals
bepaald in de AI-verordening. Ook heeft de oprichting van het AI-bureau geen financiële
gevolgen voor de Rijksbegroting. De extra financiering voor de uitbreiding en operationele
aspecten van het AI-bureau komt uit de bestaande begroting van het Europese Fondsenprogramma
Digital Europe, binnen de door de Raad afgesproken financiële kaders van de EU-begroting
2021–2027.
Het komende jaar wordt het AI-bureau verder opgebouwd. Het kabinet blijft de ontwikkelingen
volgen en zal tijdens de implementatie van de AI-verordening via verschillende adviesorganen
nauw samenwerken met het AI-bureau.
Inhoudsopgave
Blz.
I
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties en reactie van de bewindspersoon
3
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie
3
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
12
Vragen en opmerkingen van de leden van de NSC-fractie
15
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
17
Vragen en opmerkingen van de leden van de BBB-fractie
19
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties en reactie van de bewindspersoon
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben kennisgenomen van de fiches. Deze leden
onderschrijven het grote belang van de voorstellen en plannen op het gebied van kunstmatige
intelligentie. De strategische autonomie moet voorop staan in het beleid van Nederland
en in Europa. Ook hebben deze leden kennisgenomen van het verslag van de EU-rapporteurs
Valize (PVV) en Six-Dijkstra (NSC) op het EU-pakket AI en Kwantum3. Graag ontvangen deze leden een reactie van de Minister op alle belangrijke aandachtspunten
die de EU-rapporteurs noemen in hun rapport (paragraaf 2.7).
1. De EuroHPC-infrastructuur moet het mogelijk maken dat AI-modellen conform de Europese
waarden worden getraind. Kunnen Europese supercomputers op tijd voldoende rekencapaciteit
beschikbaar stellen zodat Europese AI-start-ups hier gebruik van kunnen maken om hun
AI-modellen te trainen?
De inzet van de Europese Commissie en de European High-Performance Computing Joint
Undertaking (EuroHPC JU) is om nog in 2024 op zo kort mogelijke termijn calls open
te stellen voor het bouwen en beheren van de AI-fabrieken. Daarnaast wordt er al gewerkt
aan speciale toegang voor de wetenschap en het bedrijfsleven tot de bestaande EuroHPC
supercomputers ten behoeve van AI-toepassingen.
Wat belet deze bedrijven om dit op niet-Europese supercomputers te doen, bijvoorbeeld
als dat makkelijker of goedkoper is? Hoe worden bedrijven gestimuleerd om van EuroHPC
computers gebruik te maken in het belang van de Europese digitale autonomie?
Er zijn op dit moment geen beperkingen voor bedrijven om gebruik te maken van niet-Europese
supercomputers, mits wordt voldaan aan regelgeving omtrent databeheer. De stimulans
voor het gebruik van de EuroHPC computers zit hem in de kosten. De rekentijd op EuroHPC
computers wordt beschikbaar gesteld op basis van voorstellen voor toepassingen van
de bedrijven. De EuroHPC computers worden beschikbaar op basis van voorstellen. Worden
deze gehonoreerd dan zal het gebruik gratis of veel goedkoper zijn dan bij een niet-Europese
partij. Met name voor startups en midden- en kleinbedrijf (mkb) zijn deze kosten niet
zomaar te dragen voor de ontwikkeling van AI-modellen of -systemen waar veel rekenkracht
voor nodig is.
2. Hoe wordt de rekentijd verdeeld als de capaciteit van de supercomputers schaars
is? Wie krijgt dan voorrang en volgens welke criteria? Op grond van welke criteria
besluit EuroHPC welke bedrijven rekentijd krijgen? Is het selectieproces openbaar?
De inzet van de beschikbare Europese rekenkracht op de supercomputers wordt bepaald
aan de hand van calls voor toegang. Geïnteresseerde en in aanmerking komende gebruikers
(onderzoekers en (mkb-)bedrijven) kunnen voorstellen indienen die op kwaliteit worden
beoordeeld en gerangschikt, hierbij zal er in de basis geen inhoudelijke selectie
gemaakt worden. Ook is het mogelijk dat de Governing Board van EuroHPC een besluit
neemt om speciale toegang voor specifieke toepassingen of partijen te geven. Het selectieproces
en de besluiten van de EuroHPC Governing Board zijn openbaar. Voor de rekenkracht
van de nationale delen op de EuroHPC supercomputers mogen de landen zelf bepalen welke
voorwaarden en voorkeuren gelden voor de verdeling van de rekenkracht.
3. Is het wel mogelijk om in Nederland ook de «grondstoffen» voor AI (rekenkracht,
data, algoritmen en talent) samen te brengen in een ecosysteem, zolang Nederland niet
zelf de beschikking heeft over een AI-supercomputer met voldoende rekenkracht? En
wat is het gevolg hiervan voor het Nederlandse AI-ecosysteem?
Het bijeenbrengen van een AI-ecosysteem is in feite mogelijk, zelfs als Nederland
geen eigen AI-supercomputer heeft. Er kan namelijk toegang worden verkregen op het
Europese deel van de EuroHPC supercomputers. Daarnaast kan er worden geïnvesteerd
in EuroHPC-consortia om daarmee eigen rekentijd te krijgen op een AI-supercomputer
in een ander Europees land. De verwachting is echter wel dat voor de onderwerpen data
en talent een eigen AI-supercomputer een positieve impuls zal geven. Momenteel verkent
het kabinet de meerwaarde van een nationale AI-faciliteit met rekencapaciteit en expertise
voor grootschalige AI-modellen. Het gaat hierbij onder andere om de meerwaarde voor
onderzoek en innovatie en hiermee een versterking van concurrentievermogen en de aanpak
van maatschappelijke uitdagingen.
Verder werkt het kabinet ook al aan het bij elkaar brengen van de bouwstenen voor
een sterk Nederlands AI-ecosysteem in de vorm van publiek-private samenwerking (de
Nederlandse AI Coalitie) en meerjarige investeringsprogramma’s zoals AiNed via het
Nationaal Groeifonds. Dat gaat onder andere over hoogwaardige kennis en kennisdelen,
datagebruik en verantwoorde AI, human capital en regionaal actieve hubs om het mkb
te bereiken. Het tienjarige AI-programma ROBUST zorgt ervoor dat onderzoek naar betrouwbare
AI in Nederland gestimuleerd wordt, dat er nieuwe publiek-private samenwerkingslaboratoria
worden opgestart en dat er vele promotieplaatsen beschikbaar komen. Dit moet talentwerving
stimuleren waarmee het Nederlandse AI-ecosysteem verder wordt uitgebouwd.
4. Op welke wijze wordt gestimuleerd dat de Europese supercomputers duurzaam zijn?
Reeds in de huidige versie van de EuroHPC-verordening staat de zogenoemde «recital
49» waarin is opgenomen dat het ontwerp en de werking van de supercomputers die worden
ondersteund door EuroHPC rekening moeten houden met energie-efficiëntie en duurzaamheid,
door bijvoorbeeld gebruik te maken van energiezuinige technologie, energiebesparing
en hergebruiktechnieken zoals geavanceerde koeling en warmteterugwinning.
5. Welke Nederlandse bedrijven zijn betrokken bij het European processor initiative
(website) dat gericht is op het ontwikkelen van een energiezuinige Europese microprocessor
voor supercomputers?
Er zijn geen Nederlandse bedrijven betrokken bij het European processor initiative.
SURF is als enige Nederlandse partij onderdeel van het consortium, maar is een coöperatie
van Nederlandse onderwijs- en onderzoeksinstellingen waarin de leden hun krachten
bundelen. Binnen SURF werken universiteiten, hogescholen, mbo-instellingen, umc’s
en onderzoeksinstellingen samen.
6. Hoe worden Nederlandse start-ups en scale-ups voorbereid om een aanvraag voor rekentijd
te doen en eventueel in aanmerking te komen voor co-financiering door EuroHPC? Grote
bedrijven kunnen iemand vrijmaken om een aanvraag te schrijven, kleine bedrijven minder.
Hoe zorgt Nederland ervoor dat bedrijven weten hoe ze aanspraak kunnen maken op rekencapaciteit
van supercomputers en dat ze de regels doorgronden?
De Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) helpt Nederlandse startups en scale-ups
bij het voorbereiden van een aanvraag voor rekentijd, waarmee ze in aanmerking kunnen
komen voor cofinanciering door EuroHPC. De mogelijkheid tot ondersteuning door RVO
staat ter beschikking aan elk bedrijf, ongeacht de bedrijfsgrootte. Bovendien publiceert
RVO op regelmatige basis openbaar toegankelijke informatie over openstaande aanvraagmogelijkheden
bij EuroHPC.
7. Hoe gaat EuroHPC om met aanvragen van Europese bedrijven die een moederbedrijf
buiten Europa hebben en daarbij verhoudingsgewijs minder bijdragen aan de digitale
autonomie van het Europese supercomputer- en AI-ecosysteem dan techbedrijven die «native»
in Europa gevestigd zijn?
Het exacte toegangsbeleid wordt vastgesteld per type call voor toegang, maar het algemene
beleid van EuroHPC is dat toegang zal kunnen worden verleend aan gebruikers die verblijven,
gevestigd zijn of zich bevinden in een lidstaat of een derde land dat geassocieerd
is met het Digital Europe Programme of met Horizon Europe.
8. Hoe toetst EuroHPC dat de start-ups en scale-ups betrouwbare data gebruiken om
hun AImodellen te trainen? Dat bijvoorbeeld privacy en intellectueel eigendom worden
gerespecteerd? Moet elke aanvrager ook een samenvatting inleveren over hoe hij aan
de data is gekomen? En hoe toetst EuroHPC dat het AI-model waarmee de data wordt getraind
uiteindelijk niet kan leiden tot hoog-risico-AI of verboden AI volgens de AI Act?
EuroHPC heeft in hun reguliere toegangsbeleid afspraken gemaakt over gebruik en misbruik
van de beschikbaar gestelde rekentijd. Succesvolle aanvragers worden verplicht om
een rapport in te dienen over de uitkomst van hun toegang, inclusief de resultaten
van de rekenactiviteiten, problemen die ze daarbij zijn tegengekomen, en de geïmplementeerde
oplossingen, evenals informatie over het energieverbruik en de koolstofvoetafdruk
van het project tijdens het gebruik van de supercomputers. Misbruik van middelen omvat:
• Gebruik voor niet beoogde doeleinden zoals zijn beschreven in de originele aanvraag;
• Onethisch gedrag en met name activiteiten die niet voldoen aan de vereisten uit de
AI-verordening;
• Elke andere schending van het Acceptable Use Policy.
9. Hoe zorg je ervoor dat het beschikbare durfkapitaal in Europa ook terechtkomt bij
kleine kansrijke mkb-bedrijven en wie zijn dat? Hoe wordt dit durfkapitaal voor generatieve
AI in Europa verdeeld? Wordt gekeken naar de top van het ecosysteem of naar een meer
geografische verdeling?
Het durfkapitaal dat in EU-programma’s voor generatieve AI beschikbaar is, is onderdeel
van de zogeheten Europese Innovatieraad. Dit instrument valt onder het programma Horizon
Europe en geeft subsidies uit, die gekoppeld kunnen worden aan een durfkapitaalcomponent,
op basis van de overkoepelende selectiecriteria excellentie en impact, zonder geografische
criteria. Dat betekent dat het meeste excellente voorstel met de meeste potentiële
impact de financiering krijgt. Deze financiering staat ook ter beschikking aan kansrijke
mkb-bedrijven.
10. Kijkt Nederland net als de Europese Commissie en Frankrijk (n.a.v. de recente
samenwerking tussen Mistral en Microsoft) ook kritisch naar eerlijke concurrentiepraktijken
van digitale bedrijven in de AI- en cloudsector en naar Big Tech-investeringen in
AI-startups en scale-ups?
Het is belangrijk dat er sprake is van eerlijke, open, transparante en effectieve
concurrentie in de AI- en cloudsector. Ontwikkelingen op gebied van AI en cloud worden
daarom ook nauwlettend en kritisch gevolgd door toezichthouder ACM en het kabinet.
De ontwikkeling van AI wordt tot nu toe gekenmerkt door snelle innovatie, waarbij
verschillende spelers de technologische grenzen verleggen en stevig met elkaar concurreren.
Investeringen van grotere techbedrijven in startups en scale-ups op gebied van AI
en cloud kunnen een drijvende kracht zijn achter verdere innovatie in deze sectoren.
Tegelijkertijd deelt het kabinet de bezorgdheid over de huidige marktdynamiek en de
ontwikkeling dat een klein aantal gevestigde technologiebedrijven een steeds belangrijkere
positie inneemt in de AI-waardeketen. Vaak zijn dit dezelfde bedrijven die ook op
gebied van cloud een belangrijke marktpositie hebben. Deze bedrijven beschikken over
grote hoeveelheden data, computerkracht en ontwikkelcapaciteit en hebben daardoor
een voorsprong op hun concurrenten. Daar is op zich niets mis mee, maar voorkomen
moet worden dat bedrijven hun bestaande marktmacht als hefboom gebruiken om op gebied
van AI een dominantere positie te verwerven. Bijvoorbeeld door cloud- en/of AI-diensten
te integreren met (bestaande) diensten (ecosysteemvorming). Dit belemmert het gelijke
speelveld en zou op termijn bedrijven en consumenten kunnen schaden, door bijvoorbeeld
beperking van de keuzemogelijkheden. Deze zorgen waren destijds ook aanleiding voor
de totstandkoming van de Digital Markets Act (DMA). Ook is het van belang dat toezichthouders
grip hebben op overnames van innovatieve start- of scale-ups door grotere techbedrijven
met als doel of gevolg de innovatie af te zwakken en/of potentiële concurrentie uit
te sluiten. Het reguliere mededingingsrecht en de DMA bieden toezichthouders al instrumenten
om deze dynamieken tegen te gaan.
Op het gebied van clouddiensten is er inmiddels specifieke wetgeving gericht op het
beter laten functioneren van de markt: de Dataverordening biedt instrumenten om de
economische afhankelijkheid (en lock-in) van cloudaanbieders te verminderen. Daarnaast
zet Nederland in op Europese ontwikkeling van innovatieve clouddiensten voor diversificatie
van het marktaanbod. Het «Important Project of Common European Interest on the next
generation Cloud Infrastructure and Services» (IPCEI CIS) is een van de manieren waarop
hier gevolg aan is gegeven, door het subsidiëren van een nieuwe generatie innovatieve,
duurzame en veilige Europese cloudoplossingen. De looptijd van deze projecten, inclusief
de uitrolfase, is tot met 2028 en de totale Nederlandse subsidie bedraagt ruim 71 mln euro.
Ook loopt Gaia-X, een initiatief dat erop gericht is om een alternatief te ontwikkelen
voor de deels gesloten ecosystemen van bestaande grote cloudspelers. Diverse Nederlandse
bedrijven en organisaties zijn hierachter de drijvende kracht. Het kabinet steunt
de ontwikkeling via een Nederlandse GAIA-X hub bij TNO en is vertegenwoordigd in de
Governmental Advisory Board van het initiatief. Naast de reeds bestaande Europese
clouddiensten zullen deze initiatieven naar verwachting het cloudaanbod aanzienlijk
vergroten.
Het kabinet ziet dit als belangrijke stappen om ervoor te zorgen dat het concurrentieproces
binnen de AI- en cloudsector eerlijk en transparant verloopt.
Ook over de fiches hebben de leden van deze fractie enkele opmerkingen en vragen.
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie onderkennen dat de toegang tot grootschalige
rekencapaciteit zeer prijzig is, met name voor kleinere bedrijven zoals AI-startups.
Kan de Minister aangeven of het voorgestelde strategische investeringskader hier wezenlijke
verandering in gaat aanbrengen? Hoe wordt dit gecontroleerd?
De voorgestelde aanpassing van de EuroHPC-verordening beoogt de toegang van AI-startups
tot rekenkracht binnen het Europese wetenschaps- en innovatie ecosysteem rondom generatieve
AI-modellen en toepassingen te verbeteren. Wanneer de toegang verbetert en voorstellen
van AI-startups voor rekentijd gehonoreerd worden, zijn er geen toegangskosten of
verminderen die op zijn minst aanzienlijk. Controle hiervan kan plaatsvinden nadat
de aanpassing van de verordening in werking treedt en de resultaten van de Europese
calls gericht op toegang voor AI-startups beschikbaar worden. Naar verwachting zal
dit in de loop van de komende jaren zijn.
Worden bureaucratische en financiële drempels voor AI-startups die in de toekomst
gebruik willen maken van de Europese rekencapaciteit door dit strategische investeringskader
weggenomen en zo ja, hoe?
Naar verwachting neemt de aanpassing van de EuroHPC-verordening financiële drempels
weg voor AI-startups die in de toekomst gebruik willen maken van de Europese rekencapaciteit.
Dit komt doordat verbeterde toegang voor AI-startups, zoals beoogd wordt met de aanpassing,
met zich meebrengt dat toegangskosten voor hen in het geheel vervallen, of op zijn
minst aanzienlijk verminderen. Daarnaast neemt de totale hoeveelheid rekenkracht toe,
waardoor er meer te verdelen is. Het verminderen van bureaucratische drempels is geen
onderdeel van de aanpassing van de verordening.
Kan de Minister de (mogelijke) stappen schetsen die een AI-startup zal moeten nemen
om gebruik te maken van Europese rekencapaciteit wanneer het strategische investeringskader
tot de gewenste beste uitkomst heeft geleid?
Om gebruik te maken van Europese rekencapaciteit zal een AI-startup een voorstel moeten
indienen op een call voor toegang tot rekencapaciteit. Voorstellen moeten worden ingediend
via het Funding and Tenders portal van de Europese Commissie. De binnengekomen voorstellen
worden vervolgens door onafhankelijke internationale experts op de kwaliteit beoordeeld
en gerangschikt. De Governing Board van de gemeenschappelijke onderneming EuroHPC
moet de ranglijst accorderen, waarmee de geselecteerde projecten worden gefinancierd.
Daarnaast zijn de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie verheugd te lezen dat de supercomputers
van de gemeenschappelijke onderneming »European High Performance Computing Joint Undertaking»
(EuroHPC JU) in de toekomst toegankelijk worden gemaakt voor startups en de wetenschaps-
en innovatiegemeenschap die AI-modellen willen trainen. Kan de Minister aangeven of
er bepaalde sectoren of organisaties zijn die in de toekomst géén gebruik kunnen maken
van deze supercomputers maar dat wél graag zouden willen?
Vanuit het contact met veldpartijen dat de Minister onderhoudt is er op dit moment
geen reden om aan te nemen dat er bepaalde sectoren of organisaties zijn die in de
toekomst géén gebruik kunnen maken van supercomputers maar dat wél graag zouden willen.
Kunnen inlichtingen- en veiligheidsdiensten ook gebruik maken van deze supercomputers
en hoe apprecieert de bewindspersoon die (on)mogelijkheid?
De inlichtingen- en veiligheidsdiensten zullen in beginsel geen gebruik maken van
publiek toegankelijke, gedeelde systemen vanwege de aard en rubricering van de te
verwerken gegevens. Echter kunnen er situaties zijn waarin deze openbare systemen
worden ingezet. In dat geval valt de verwerving en verwerking van gegevens altijd
onder de algemene waarborgen van de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten
(Wiv).
Voorziet de Minister kwetsbaarheden op het gebied van nationale veiligheid indien
de inlichtingen- en veiligheidsdiensten géén gebruik kunnen maken van deze supercomputers
en het Nederland ontbreekt aan eigen AI- en/of kwantum supercomputers? Kan de Minister
hier in de breedste zin op reflecteren?
De inlichtingen- en veiligheidsdiensten hebben de verantwoordelijkheid om er voor
te zorgen dat zij de beschikking hebben over de juiste technische infrastructuur,
inclusief rekencapaciteit, om hun wettelijke taken uit te voeren. Hierbij hoort ook
dat de diensten zich voldoende voorbereiden op technologische ontwikkelingen door
over de juiste mensen en middelen te beschikken. Omdat het hier gaat over kostbare
en schaarse middelen werken de inlichtingen-en veiligheidsdiensten op dit vlak intensief
samen door zoveel mogelijk gebruik te maken van gemeenschappelijke infrastructuur.
De diensten zullen de (geraamde) kosten hiervoor in hun financiële claims onderbouwd
naar voren brengen zodat er door middel van een juiste afweging eventueel ruimte gemaakt
voor kan worden in de rijksbegroting.
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie zijn het eens dat verantwoorde ontwikkelingen
rondom algoritmes gestimuleerd moeten worden door financiering beschikbaar te maken
voor onderzoek en ontwikkeling. Kan de Minister aangeven wat zij verstaat onder verantwoorde
ontwikkelingen rondom algoritmes? Wat zijn ongewenste ontwikkelingen?
Bij verantwoorde inzet van algoritmes en AI is het van belang dat risico’s voor veiligheid,
gezondheid of fundamentele rechten worden voorkomen. Bij fundamentele rechten kan
gedacht worden aan privacy, non-discriminatie, autonomie en menselijke waardigheid.
In de praktijk doen een aantal problemen voor. Het is 1) niet altijd duidelijke welke
normen of criteria gelden voor algoritmes en AI, 2) controle en toetsing van keuzes
die gemaakt worden in het ontwerp van algoritmes en AI vinden te weinig plaats en
3) controles worden bemoeilijkt omdat in sommige gevallen niet inzichtelijk is hoe
algoritmes en met name AI-systemen werken. Een verantwoorde inzet wil zeggen dat algoritmes
en AI voldoen aan de wettelijke normen, dat inzichtelijk en navolgbaar is hoe AI werkt
en dat gedurende de levenscyclus van algoritmes en AI controles en toetsing plaatsvinden.
Dit wordt door het kabinet gewaarborgd door onder andere nieuwe wettelijke eisen te
stellen aan AI-systemen via de AI-verordening en het toezicht hierop. Daarnaast is
het van belang dat bij financiering voor onderzoek en ontwikkeling ook bredere publieke
waarden worden gerespecteerd.
Welke rol speelt Nederland bij het bepalen van de kaders van verantwoorde ontwikkelingen
in Europees verband?
Op 13 maart jl. heeft het Europees Parlement de AI-verordening aangenomen, Veel van
de Nederlandse voorstellen zijn tijdens de onderhandelingen overgenomen, bijvoorbeeld
als het gaat om het waarborgen van fundamentele rechten en het versterken van innovatie.
Op dit moment bereidt Nederland de uitvoering van de AI-verordening voor. In dezelfde
maand is het AI-verdrag van de Raad van Europa afgerond. Dit verdrag verplicht verdragspartijen
regels te stellen om bij de ontwikkeling en het gebruik van AI de fundamentele rechten,
democratie en rechtsstaat te beschermen. Indien Nederland partij wordt bij het verdrag,
zal implementatie naar verwachting via de AI-verordening van de Europese Unie plaatsvinden.
Vanuit Europa is er belangstelling voor enkele initiatieven die door het Nederlandse
kabinet geïnitieerd zijn. Denk aan de impact assessment mensenrechten algoritmes (IAMA),
biastoetsingen en het algoritmeregister. Kennis en ervaringen met deze initiatieven
zal Nederland in Europees verband delen.
Verder juichen de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie het voornemen om Nederland
te positioneren als één AI-ecosysteem toe. Wel hebben deze leden hier enkele vragen
en opmerkingen over. Ten eerste willen zij nogmaals het aandachtspunt van de EU-rapporteurs
benadrukken waarbij aandacht wordt gevraagd voor het gebrek van een Nederlandse AI-supercomputer.
Is het voor Nederland wel mogelijk om de «grondstoffen» voor AI samen te brengen in
een ecosysteem, zolang een dergelijke supercomputer ontbreekt?
Het bijeenbrengen van een AI-ecosysteem is in feite mogelijk, zelfs als Nederland
geen eigen AI-supercomputer heeft. Er kan namelijk toegang worden verkregen op het
Europese deel van de EuroHPC supercomputers. Daarnaast kan er worden geïnvesteerd
in EuroHPC-consortia om daarmee eigen rekentijd te krijgen op een AI-supercomputer
in een ander Europees land. De verwachting is echter wel dat voor de onderwerpen data
en talent een eigen AI-supercomputer een positieve impuls zal geven. Momenteel verkent
het kabinet de meerwaarde van een nationale AI-faciliteit met rekencapaciteit en expertise
voor grootschalige AI-modellen. Het gaat hierbij onder andere om de meerwaarde voor
onderzoek en innovatie, en hiermee een versterking van concurrentievermogen en de
aanpak van maatschappelijke uitdagingen.
Verder werkt het kabinet ook al aan het bij elkaar brengen van de bouwstenen voor
een sterk Nederlands AI-ecosysteem in de vorm van publiek-private samenwerking (de
Nederlandse AI Coalitie) en meerjarige investeringsprogramma’s zoals AiNed via het
Nationaal Groeifonds. Dat gaat onder andere over hoogwaardige kennis en kennisdelen,
datagebruik en verantwoorde AI, human capital en regionaal actieve hubs om het mkb
te bereiken. Het tienjarige AI-programma ROBUST zorgt ervoor dat onderzoek naar betrouwbare
AI in Nederland gestimuleerd wordt, dat er nieuwe publiek-private samenwerkingslaboratoria
worden opgestart en dat er vele promotieplaatsen beschikbaar komen. Dit moet talentwerving
stimuleren waarmee het Nederlandse AI-ecosysteem verder wordt uitgebouwd.
Ten tweede vragen deze leden wat volgens de Minister de invloed is van het verouderen
van hogesnelheid glasvezelkabels (zoals de onderzeekabel »Atlantic Crossing 1» of
AC 1) en het gebrek aan nieuwe intercontinentale onderzeekabelaansluitingen in Nederland
ten opzichte van andere Europese landen als Finland, Ierland en Denemarken, op de
ambitie van Nederland op dit vlak. Wat is volgens de Minister de relatieve positie
van Nederland ten opzichte van andere Europese landen? Op welke gebieden loopt Nederland
voor en op welke achter? Ziet de Minister de relatieve positie op korte- en middellange
termijn verbeteren of verslechteren?
De huidige positie van Nederland als knooppunt van internationaal dataverkeer is relatief
goed. Het knooppunt is goed ontwikkeld en internationaal verbonden. Dit is het gevolg
van een divers netwerk aan onderzeese datakabels4, goede connectiviteitsinfrastructuur over land en een van de meest ontwikkelde datacentermarkten
van Europa.
De relatieve positie van Nederland staat in de nabije toekomst wel onder druk. Van
de resterende negen actieve zeekabels is een vijftal 25 jaar of langer geleden aangelegd.
Dit betekent dat de economische levensduur verlopen is en het in de lijn der verwachting
ligt dat ze in de aankomende jaren worden uitgefaseerd. De resterende vier zeekabels
(aangelegd tussen 2019 en 2022) gaan nog jaren mee en zijn in staat aanzienlijk meer
data te vervoeren dan oudere generatie zeekabels. Nieuwe zeekabels zijn dus noodzakelijk
om ten minste de uitfasering van de oudere zeekabels in de aankomende jaren op te
vangen. Aanvullende zeekabelcapaciteit zou de digitale infrastructuur versterken,
waarvan ook het AI ecosysteem profiteert.
Omringende landen zetten beleidsmatig fors in op het aanlanden van nieuwere generatie
zeekabels om meer dataverkeer via hun land te leiden. In sommige landen zijn middelen
beschikbaar voor (directe of indirecte) publieke financiering of garantstelling voor
zeekabelprojecten. Zo hebben Denemarken, Ierland, Frankrijk en Spanje de laatste jaren
de aanleg van nieuwe trans-Atlantische kabels gestimuleerd. Ook voeren sommige landen
proactief beleid om de digital infrastructuur uit te breiden, bijvoorbeeld door met
stimulerend beleid lokale datacentercapaciteit uit te breiden. Dit kan invloed hebben
op de relatieve positie van Nederland op de middellange termijn. Met de Zeekabelcoalitie,
een publiek-private samenwerking die inzet op het stimuleren van nieuwe zeekabelaanlandingen
in Nederland, wordt nu ook in Nederland beleidsmatig strategisch samengewerkt om nieuwe
zeekabels te realiseren. De inzet van de coalitie kan positief bijdragen aan de relatieve
positie van Nederland.
De aantrekkelijkheid van Nederland als aanlandlocatie voor nieuwe zeekabels wordt
ook door andere factoren beïnvloed. Sommige zijn geografisch en historisch bepaald,
zoals de ligging aan de drukke en ondiepe Noordzee die Nederland een relatief complexe
aanlandplek voor zeekabels maakt. Een andere belangrijke factor is de aanwezigheid
van voldoende en hoogwaardige digitale infrastructuur waarop de zeekabels kunnen worden
aangesloten, zoals datacenters, internetknooppunten en aansluitnetwerken. Partijen
in de sector geven aan dat het imago van Nederland als aanlandlocatie voor zeekabels
in internationaal perspectief onder druk staat.5 Dit is onder andere het gevolg van recent beperkend beleid op lokaal en nationaal
niveau voor de ontwikkeling van nieuwe datacenters, waardoor de groei van deze markt
aan banden is gelegd.
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie zijn blij met de beoordeling van het kabinet.
Toch vragen zij of het kabinet niet een bouwsteen voor AI over het hoofd ziet. Hoe
beoordeelt de Minister het belang van connectiviteit van Nederland, dat wil zeggen
de (blijvende) aanwezigheid en toename van (intercontinentale) glasvezelverbindingen
als bouwsteen voor AI?
Veilige, betrouwbare en hoogwaardige digitale infrastructuur is essentieel om de mogelijkheden
van AI te benutten. Aandacht voor én investeringen in de Nederlandse digitale infrastructuur
zijn dus van belang. Glasvezelverbindingen met andere landen, zowel over land als
over zee, zijn een belangrijk onderdeel van onze digitale infrastructuur. En als zodanig
zijn ze dus ook belangrijk voor nationale ambities op het gebied van AI. Nieuwe glasvezelverbindingen
dragen namelijk bij aan het verbeteren van de snelheid, continuïteit en redundantie
van connectiviteit, die noodzakelijk is voor het ontwikkelen van AI.
Om ambities rondom AI te realiseren is het echter belangrijk dat onze inzet niet gericht
is op afzonderlijke onderdelen van de digitale infrastructuur. De digitale infrastructuur
functioneert als een ecosysteem en er is oog nodig voor de samenhang tussen haar onderdelen
– de sterkte van dit ecosysteem wordt bepaald door de capaciteit en kwaliteit van
haar zwakste schakel. Aansluitnetwerken, zeekabels, datacentra, internetknooppunten
en cloudaanbieders versterken elkaar en profiteren van elkaars aanwezigheid. Ontwikkelaars
van zeekabels selecteren aanlandlocaties op plekken waar veel data wordt gegenereerd,
en waar dus voldoende aanbod aanwezig is van andere onderdelen van digitale infrastructuur,
zoals datacenters, aansluitnetwerken en internetknooppunten.
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie zijn verheugd dat zowel Europees als nationaal
het belang van AI ingezien wordt. Wel benadrukken deze leden dat het gebruik van AI
geen doel op zich is, maar van toegevoegde maatschappelijke waarde moet zijn. Ook
hebben de leden vragen over de samenwerking die enkele grote lidstaten van de EU op
het gebied van AI binnen het innovatie- en industriebeleid hebben opgezet. Welke lidstaten
betreft dit?
Deze betreffen Italië, Duitsland en Frankrijk. Deze drie landen hebben in een aantal
recente trilaterale bijeenkomsten de industriële samenwerking in strategische sectoren
voor de Europese Unie besproken, onder andere in het kader van AI.
Hoe verhoudt deze samenwerking zich ten opzichte van de Europese plannen en schat
de bewindspersoon in of dit tot (on)nodige concurrentie kan leiden?
De samenwerking benadrukt het belang van innovatie en een sterke AI-industrie om als
Europese Unie mondiaal concurrerend te kunnen blijven. Het AI-innovatiepakket dat
door de Europese Commissie is gelanceerd begin dit jaar bevat de concrete maatregelen
om onder andere het Europese durfkapitaalecosysteem te versterken, om talent aan te
trekken en om generatieve AI-adoptie te ondersteunen en versnellen in strategische
industriële toepassingsgebieden. Hiermee sluiten de Europese plannen aan op de uitgangspunten
van de trilaterale samenwerking. Juist door Europees op te trekken kan het Europese
concurrentievermogen versterkt worden.
Kan de Minister aangeven waarom Nederland niet meedoet met deze samenwerking en wat
de mogelijke kansen zijn die Nederland daardoor laat liggen?
Voor Nederland is het van belang dat er Europees wordt samengewerkt op het gebied
van AI binnen het wetenschapsbeleid en het innovatie- en industriebeleid, vanwege
de schaalvergroting die nodig is om mondiaal concurrerend te zijn en te kunnen blijven.
Daarom verwelkomt het kabinet de maatregelen van de Europese Commissie om het AI-ecosysteem
te versterken, waaronder door High-Performance-Computing toegankelijk te maken voor
Europese AI-start- en scaleups.
Dat Nederland niet onderdeel was van de trilaterale bijeenkomsten betekent niet dat
er geen samenwerking plaatsvindt op het gebied van AI en innovatie. Zo werkt Nederland
samen met onder andere Frankrijk en Italië aan een gemeenschappelijke Europese infrastructuur
in taaltechnologieën, zoals grote taalmodellen (de Alliance for Language Technologies
– European Digital Infrastructure Consortium (ALT-EDIC)). Ook heeft Nederland mede-geïnvesteerd
in de aankomende exascale-supercomputer Jules Verne in Frankrijk.
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben geen aanvullende vragen ten aanzien
van het fiche verordening supercomputerinitiatief kunstmatige intelligentie (Kamerstuk
22 112, nr. 3907). Wel ontvangen zij graag van de Minister een appreciatie van het fiche in lijn met
de vragen die deze leden reeds hierboven hebben gesteld.
Het BNC-fiche verordening supercomputerinitiatief kunstmatige intelligentie bevat
de door het kabinet opgestelde lijn in relatie tot het voorstel. De belangrijkste
aandachtspunten staan hierin benoemd en worden meegenomen naar de Raad van Concurrentievermogen.
Bovenstaande vragen en aandachtspunten worden hier ook in meegenomen.
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie danken de Minister voor de fiches en ondersteunen de beoordeling
van het kabinet als het neerkomt op de ambities beschreven in de mededeling. Deze
leden wensen hierover nog enkele aanvullende vragen te stellen.
De leden van de VVD-fractie lezen dat de EU volgens de Commissie in elk van de bouwstenen
van AI – data, rekenkracht, algoritmen en talent – over belangrijke troeven beschikt
die benut en versterkt moeten worden. Kan de Minister specifiek ingaan op de beschikbaarheid
van deze bouwstenen van AI in Nederland?
Het bevorderen van onderzoekstalent voor AI wordt op verschillende manieren bevorderd,
zoals via een beurzenprogramma in het meerjarige AiNed investeringsprogramma en via
tal van onderzoekslabs waarin uitdagend onderzoek wordt gedaan, veelal in samenwerking
tussen onderzoekers en bedrijven. Op tal van plekken wordt gebouwd aan nieuwe AI toepassingen
op basis van beschikbare data, zoals bijvoorbeeld voor het onderhoud van bruggen en
tunnels. Onze ICT infrastructuur voor onderzoek en onderwijs (beheer door SURF) is
van goede kwaliteit en wordt ook gebruikt voor AI-onderzoek. Maar het belang van rekenkracht
neemt snel toe voor het bouwen van nieuwe en complexe AI modellen op basis van veel
data. In het AI-innovatiepakket van de Europese Commissie wordt ook hierop ingezet
via een impuls voor supercomputers voor AI. Momenteel wordt verkend hoe we hierop
als Nederland kunnen inspelen door middel van een Nederlandse AI-faciliteit.
De leden van de VVD-fractie lezen dat het kabinet er waarde aan hecht dat de juiste
randvoorwaarden worden gecreëerd om publieke en private partijen te laten investeren
in AI-ontwikkeling. Hoe beoordeelt het kabinet de huidig geldende Nederlandse randvoorwaarden
om dit doel te bewerkstelligen?
Het kabinet zet in op een goed werkend investeringslandschap middels specifieke financieringsregelingen
en fondsen om investeringen in innovatieve startups en scale-ups, waaronder ook AI,
te bewerkstelligen. Deze instrumenten richten zich op het financieringsgat en zijn
aanvullend aan de markt.
Is het kabinet ook voornemens om deze randvoorwaarden specifiek voor Nederland te
verbeteren?
Momenteel worden de durfkapitaalregelingen van het Ministerie van Economische Zaken
en Klimaat individueel geëvalueerd. Daarnaast wordt er ook een meta-analyse uitgevoerd
van deze evaluaties om een coherenter beeld te verkrijgen. Tegelijkertijd wordt het
Interdepartementaal Beleidsonderzoek (IBO) Bedrijfsfinanciering uitgevoerd, waarbij
het financieringsinstrumentarium van de Rijksoverheid gezamenlijk wordt onderzocht.
Op basis van de resultaten van deze onderzoeken zal het kabinet waar nodig en mogelijk
aanpassingen doorvoeren in het instrumentarium.
Ook vragen deze leden hoe veel Nederlandse startups actief zijn in kunstmatige intelligentie,
en hoe zich dit verhoudt tot andere lidstaten?
In Nederland zijn momenteel 800 actieve AI-startups, waarvan 87 bedrijven voortkomen
uit wetenschappelijk onderzoek en zelf baanbrekende AI-toepassingen ontwikkelen en
implementeren Tussen 2019 en 2023 is er in totaal 2,2 miljard euro durfkapitaal geïnvesteerd
in bedrijven die AI toepassen, wat overeenkomt met 15% van de totale investeringen
in Nederlandse startups en scale-ups. In vergelijking daarmee werd er in dezelfde
periode in Europa (EU en VS) 50,2 miljard euro geïnvesteerd in AI, wat ook 15% van
de totale investeringen in Europese startups vertegenwoordigt. Daarentegen gaat in
de Verenigde Staten 22% van alle investeringen naar AI-startups.
Wordt er in Nederland (en andere lidstaten) voldoende ondersteuning geboden aan AI-startups
en scale-ups als het gaat om het voldoen aan alle wet- en regelgeving omtrent AI?
Hoe uit dit zich?
Het kabinet werkt aan de implementatie van de AI-verordening, waar bewustwording en
duidelijke voorlichting over de regels richting aanbieders en gebruiksverantwoordelijken
van AI onderdeel van uitmaakt. Op deze manier kunnen ook AI-startups en scale-ups
zich zo goed mogelijk voorbereiden op het van toepassing worden van de bepalingen
uit de AI-verordening komende jaren.
Toezichthouders zullen vanuit de eigen sectorale expertise een belangrijke rol spelen
in het informeren en ondersteunen van (mkb-)bedrijven met betrekking tot de AI-verordening.
Ook zal het mogelijk zijn voor bedrijven, en andere organisaties, om deel te nemen
aan regulatory sandboxes. Hierbinnen kunnen toezichthouders samen met de aanbieders
van AI werken aan oplossingen voor compliance-vraagstukken. De AI verordening schrijft
daarbij voor dat mkb-bedrijven prioritaire toegang moeten krijgen tot de regulatory
sandboxes, voor zover ze voldoen aan de toelatingsvoorwaarden en selectiecriteria.
AI-aanbieders kunnen hier hulp krijgen bij het beantwoorden van lastige vragen over
de regelgeving, en toezichthouders kunnen de uitkomsten hiervan vervolgens gebruiken
voor duidelijkere en effectievere toelichting over de regelgeving.
Hoe worden AI-startups en scale-ups aangemoedigd om zich in de EU te vestigen en uit
te breiden?
Aan het begin van dit jaar heeft de Europese Commissie een reeks maatregelen gelanceerd
om startups en het mkb te helpen bij het bevorderen van AI-ontwikkeling. Dit omvat
het vrijmaken van aanzienlijke investeringen voor AI-systemen ontwikkeld door Europese
bedrijven, evenals het verstrekken van toegang tot supercomputers voor startups.
Bovendien lezen de leden van de VVD-fractie dat het kabinet de benadering van de Commissie
steunt om via bestaande initiatieven het mogelijk te maken om speciale AI-processorchips
binnen de EU te ontwikkelen en toe te passen. Welke rol kan het sterke Nederlandse
halfgeleiderecosysteem hierin spelen?
AI is een grote drijvende kracht achter de uitbreiding van de chipindustrie en de
toename van de vraag naar meer rekenkracht. Het Nederlandse halfgeleiderecosysteem
is met name sterk op het vlak van machinebouw bedoeld voor de productie van chips
en is minder sterk gepositioneerd op chipontwerp voor een grote groeimarkt als AI.
Het Nederlandse ecosysteem kent wel meerdere startups die zich specialiseren in het
ontwerpen van AI-processorchips voor edge-toepassingen. Edge-AI is een opkomende trend
waarbij AI direct op (consumenten)apparaten zoals Internet of Things-apparaten, beveiligingscamera’s
en sensoren wordt toegepast, in plaats van dat de data op afstand wordt verwerkt in
de cloud. Daarvoor worden speciale AI-processorchips ingezet om deze rekenkracht direct
en zo dicht mogelijk bij de gebruiker toe te passen. Meerdere Nederlandse startups
ontwikkelen speciale AI-processorchips voor dergelijke toepassingen en daar wordt
vanuit de markt en bijvoorbeeld InvestNL ook in geïnvesteerd. Daarnaast zijn er meerdere
Nederlandse bedrijven wiens producten in AI-toepassingen worden gebruikt, bijvoorbeeld
voor machine learning taken in de automotivesector. Het Nederlandse halfgeleiderecosysteem
kan op verschillende manieren een rol spelen, zowel op het vlak van ontwerp als op
het vlak van toepassingen. Op welke manier dat precies kan, zal ook afhangen van de
vraag welke soort AI-processorchips binnen de EU ontwikkeld en toegepast zullen worden.
Is het kabinet bereid om in gesprek te gaan met vertegenwoordigers van het halfgeleiderecosysteem
om ze te wijzen op de mogelijkheden die hieruit ontstaan voor de sector? (8)
Het kabinet spreekt regelmatig met allerlei vertegenwoordigers van het halfgeleiderecosysteem,
zowel met consortia als met individuele halfgeleiderbedrijven. In die gesprekken staan
de uitdagingen, maar ook de kansen voor de sector veelal centraal. Waar zich mogelijkheden
op het vlak van de ontwikkeling en toepassing van AI-processorchips aandienen, zal
dat ook onderdeel van de gesprekken vormen.
Het stemt deze leden tevens positief dat er wordt ingezet op een veilige en privacybeschermende
infrastructuur als het gaat om gemeenschappelijke Europese dataruimten. Hoe wordt
ervoor gezorgd dat de digitale infrastructuur in Nederland zo is ingericht dat consumenten
zeggenschap behouden over hun eigen gegevens en dat hun gegevens veilig gewaarborgd
worden? (9)
Nederland heeft verschillende wet- en regelgeving die bijdragen aan een digitale infrastructuur
waar consumenten zeggenschap behouden over persoonsgegevens en waar gegevens veilig
gewaarborgd worden. De Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG) regelt de bescherming
van persoonsgegevens door verplichting op te leggen aan organisaties die persoonsgegevens
verwerken. Voor het veilig waarborgen van gegevens moeten organisaties adequate beveiligingsmaatregelen
treffen, bijvoorbeeld het pseudonimiseren of versleutelen van gegevens. Ook geeft
de AVG consumenten rechten die helpen bij het behoud van zeggenschap over eigen gegevens,
zoals het recht op inzage, correctie en verwijdering. De Autoriteit Persoonsgegevens
(AP) ziet toe op de naleving van de AVG, en kan boetes opleggen aan organisaties die
zich niet aan de regels houden. Ook voorlichting geven over het behoud van zeggenschap
over persoonsgegevens is een wettelijke taak van het AP, die wordt uitgevoerd via
het Informatie- en Meldpunt Privacy.
De Dataverordening, die in september 2025 van toepassing zal zijn, geeft consumenten,
als gebruikers van een verbonden product of gerelateerde dienst, bovendien het recht
op toegang tot de gegevens die door hun gebruik worden gegenereerd en het recht deze
gegevens te delen met derde partijen. Dit geeft consumenten controle over het gebruik
van de gegevens en stelt ze in staat de gegevens te gebruiken op een voor hun waardevolle
manier.
Vragen en opmerkingen van de leden van de NSC-fractie
De leden van de NSC-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de BNC-fiches.
Deze leden waarderen deze initiatieven om de innovatie van opkomende technologieën
te stimuleren, Nederlandse start-ups en scale-ups te helpen groeien en de digitale
autonomie van Nederland te versterken. Daarnaast hebben zij nog enkele vragen aan
de Minister.
De leden van de NSC-fractie lezen dat betrouwbare AI een van de kernpunten is van
dit fiche. Deze leden vragen daarbij wel aan de Minister hoe zij de term »betrouwbare
AI» definieert. Welke meetbare voorwaarden zijn er bijvoorbeeld verbonden aan deze
definitie?
De AI-verordening stelt eisen aan hoog-risico AI. Het doel van die eisen is dat eventuele
risico’s die gebruik van die AI met zich meebrengt, gemitigeerd worden. Die eisen
houden onder andere in dat er een risicomanagementsysteem en een kwaliteitsmanagementsysteem
moeten worden gebruikt tijdens de ontwikkeling en dat er heldere documentatie en gebruikersinstructies
moeten worden opgesteld. Ook bij het gebruik van die AI moeten de gebruiksinstructies
worden opgevolgd. Doel hiervan is om te zorgen dat de uitkomsten van een AI systeem
niet tot problemen voor gezondheid, veiligheid of fundamentele rechten gaat leiden.
En daarmee dus betrouwbaar is. Gegeven de zeer brede gebruiksmogelijkheden voor AI,
is het niet mogelijk om algemene meetbare voorwaarden aan AI te stellen.
De leden van de NSC-fractie lezen dat de EU mede-investeert in de ontwikkelingen van
Europese AI omwille van het belang van de technologische soevereiniteit. Dit lezen
deze leden bijvoorbeeld in de Europese Veiligheidsstrategie en de Aanbeveling Kritische
Technologieën van de Commissie. Deelt de Minister deze visie met de Commissie, waarbij
wij AI en technologische vooruitgang ook veel meer moeten gaan bekijken vanuit een
perspectief van strategische autonomie.
Ja, het kabinet ziet het belang van kritieke technologieën in relatie tot de Europese
open strategische autonomie. Dit is onder meer uiteengezet in de Agenda Digitale Open
Strategische Autonomie en de Nationale Technologiestrategie. In het bijzonder is het
kabinet actief in het beïnvloeden van de Europese discussies op deze thematiek, waaronder
tijdens de totstandkoming van de Europese Veiligheidsstrategie en de Aanbeveling Kritische
Technologieën.
En dat het daarmee dus ook onwenselijk is om steeds meer aspecten van de digitale
infrastructuur, zoals AI, software en clouddiensten uit te besteden aan partijen buiten
de EU?
Onder «open» strategische autonomie verstaat het kabinet dat Nederland open is waar
het kan, beschermend waar het moet. Juist onze open economie heeft er de afgelopen
decennia mede voor gezorgd dat de Nederlandse welvaart hoog is en Nederlandse bedrijven
internationaal innovatief én concurrerend zijn. Daarbij is het belangrijk om te realiseren
dat volledige uitbanning van alle risico’s en afhankelijkheden onrealistisch is. Het
is daarom van belang om, op basis van een gedegen kennis van waar de kansen en risico’s
zich voordoen, slimme keuzes te maken wat we wel zelf willen doen in Nederland en
in EU-verband, en waar we met partnerlanden op samen willen werken. Voor het kabinet
is belangrijk dat de risico’s van specifieke afhankelijkheden met de grootste impact
op de nationale veiligheid, het verdienvermogen en de maatschappij op een bewuste
en evenwichtige manier geadresseerd worden om de weerbaarheid te versterken.
Tevens vragen deze leden welke beoogde rol het kabinet ziet voor Nederland binnen
de Europese dataruimten en van welke Nederlandse data het kabinet voorziet dat deze
toegevoegd worden aan deze dataruimten.
Het kabinet heeft de afgelopen jaar ingezet op kennisopbouw rondom datadelen tussen
bedrijven, onder andere via het Centre of Excellence for Data Sharing & Cloud. Ook
zijn er via het Nationaal Groeifonds meerdere projecten (DMI, DIL, Health-RI) gefinancierd
die bijdragen aan het effectiever uitwisselen van data, en heeft TNO als Nederlands
kennisinstituut een belangrijke rol in het ondersteunen van de dataruimten, zowel
in Nederland als in de EU, onder andere via het Data Spaces Support Centre. Nederlandse
bedrijven en organisaties bepalen echter zelf of zij interesse hebben om deel te nemen
in gemeenschappelijke Europese dataruimten. RVO kan bedrijven of organisaties hierin
ondersteunen. Ook stelt het kabinet voor enkele dataruimten binnen het Digital Europe-programma
een budget beschikbaar voor nationale cofinanciering. Bedrijven en organisaties kunnen
deze cofinanciering alleen aanvragen als ze voor een van deze calls bij de Europese
Commissie subsidie hebben aangevraagd én toegewezen hebben gekregen.
Binnen dataruimten wordt data alleen uit eigen beweging beschikbaar gesteld. Bedrijven
en organisaties die deelnemen aan een dataruimte beslissen zelf wie toegang kan krijgen
tot welke data en voor welke doeleinden. Wel kunnen dataruimten gebruik maken van
zogenaamde specifieke hoogwaardige gegevenssets, zoals beschreven in de Open Data
Richtlijn. Deze gegevenssets bevatten openbare overheidsinformatie, zoals statistieken
of geografische gegevens, waarvan het hergebruik van deze data grote voordelen kan
hebben voor de samenleving en de economie.
De leden van de NSC-fractie willen graag van de Minister weten of zij voorbeelden
heeft van Nederlandse kennisinstellingen en start-ups/scale-ups die in het verleden
met behulp van het EuroHPC-programma gunstige resultaten hebben geboekt.
Zowel op de calls voor het verkrijgen van Europese rekenkracht als bij calls voor
de ontwikkeling van HPC-toepassingen zijn er voorbeelden van Nederlandse organisaties
die daarbij succes hebben geboekt. Op calls voor toegang tot rekenkracht zijn dit
onder andere de TU Eindhoven en de TU Delft. En als het gaat om de ontwikkeling van
HPC-toepassingen zijn dit bijvoorbeeld de Universiteit Utrecht, Rijksuniversiteit
Groningen en SURF.
Deze leden willen weten welke stappen de Minister voornemens is te zetten om Nederlandse
consortia optimaal in stelling te brengen om effectief gebruik te maken van de AI-capaciteit
van EuroHPC.
Om Nederlandse consortia optimaal in stelling te brengen om effectief gebruik te maken
van de AI-capaciteit van EuroHPC biedt Nederland sinds 2023 cofinanciering voor de
deelname van Nederlandse organisaties aan HPC-projecten die gefinancierd worden door
de gemeenschappelijke onderneming EuroHPC6. Tot nu toe is er een bedrag van bijna 2,5 miljoen euro aan cofinanciering gecommitteerd.
Heeft de Minister daarnaast al weet van Nederlandse partijen die aanspraak willen
maken op deze capaciteit?
Vanuit het regelmatige contact dat de Minister met Nederlandse veldpartijen onderhoudt
heeft de Minister weet van hun respectievelijke intenties om aanspraak te maken op
de Nederlandse cofinanciering. Omwille van bedrijfsgevoelige informatie kan de Minister
geen nadere uitspraken doen over specifieke Nederlandse partijen.
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de bovengenoemde
fiches. De genoemde leden hebben hier nog enkele vragen en opmerkingen over.
In de mededeling over het stimuleren van startups en innovatie in betrouwbare AI worden
maatregelen voorgesteld over Europa koploper te laten worden in betrouwbare AI-modellen.
De leden van de D66-fractie verwelkomen de maatregelen die in dit kader zijn voorgesteld.
In hoeverre zijn deze maatregelen in afstemming met het bedrijfsleven en het maatschappelijk
veld op dit terrein opgesteld, zo vragen deze leden.
Of en in hoeverre de Europese Commissie de maatregelen uit het strategisch kader hebben
opgesteld in afstemming met het bedrijfsleven en het maatschappelijk veld is niet
bekend bij het kabinet. Binnen EuroHPC zelf is het bedrijfsleven wel vertegenwoordigd
middels koepelorganisaties.
De leden van de D66-fractie constateren dat ook het kabinet de mening deelt van de
Europese Commissie dat het aantrekken van investeringen, waaronder durfkapitaal, voor
Europese AI-startups cruciaal is voor het versnellen van de inzet van AI-oplossingen
en innovaties. Deze leden verwelkomen ook de financiële instrumenten die daarvoor
beschikbaar zijn, zoals de European Innovation Council. Tegelijkertijd vragen deze
leden in hoeverre deze instrumenten en de beschikbare middelen die nu gevonden worden
kunnen concurreren met de investeringen die in andere markten worden gedaan?
De beschikbare financiële instrumenten en middelen gericht op investeringen in AI-startups
geven invulling aan de noodzaak om de concurrentiepositie van Europa ten aanzien van
andere markten op het gebied van AI te verbeteren. Deze instrumenten en middelen moedigen
AI-startups aan hun activiteiten en dataverwerving, opslag en gebruik in Europa te
ontplooien. Tevens zorgen deze instrumenten en middelen ervoor dat Europese startups
minder afhankelijk worden van opslag- en rekencapaciteit en aandelenkapitaal van buiten
Europa. Tegelijkertijd is de verwachting dat deze instrumenten en middelen het bestaande
financieringsgat met andere markten op het gebied van durfkapitaalinvesteringen slechts
beperkt verkleinen.
Wat is er nodig om de Europese markt concurrerend te krijgen en welke stappen neemt
het Nederlandse kabinet hiertoe?
Om de Europese markt concurrerend te krijgen is het nodig dat Europese bedrijven en
kennisinstellingen verbeterde toegang krijgen tot rekenkracht via excellente onderzoeks-
en innovatiefaciliteiten en de benodigde private durfkapitaalinvesteringen. Daarnaast
is een versterkte inzet op EU-industriebeleid nodig. Het Nederlandse kabinet draagt
actief bij aan de Europese concurrentiepositie door onder andere nationale cofinancieringsmiddelen
beschikbaar te stellen uit het fonds voor onderzoek en wetenschap en door actief in
te zetten op de Europese samenwerking en een breed spectrum aan durfkapitaalinstrumenten.
Ook lezen zij dat «enkele grote lidstaten» het concurrentievermogen zien als een prioriteit
voor Europees beleid. Hoe staat het kabinet hiertegenover?
In lijn met de beantwoording op de vraag van GroenLinks-PvdA vindt het kabinet het
belangrijk dat er Europees wordt samengewerkt om het concurrentievermogen van de EU
op het gebied van AI te versterken. Het kabinet erkent dat de snelle ontwikkelingen
rondom grote AI-modellen met algemene doeleinden veelal plaatsvinden buiten de EU,
door de miljardeninvesteringen aldaar. Gezien het economisch en maatschappelijk potentieel
van deze technologie ziet ook het kabinet het belang dat de EU de ontwikkelingen van
deze technologie beheerst en dat het in strategische sectoren wordt toegepast. Daarbij
is het belangrijk dat de ontwikkelingen en toepassingen op een verantwoorde manier
plaatsvinden en dat publieke belangen en waarden geborgd worden.
Voorts hebben de leden van de D66-fractie kennisgenomen van het voorstel met betrekking
tot supercomputers. Vanuit de Commissie wordt er een totaalbedrag van € 2,1 miljard
geïnvesteerd. Het is echter niet duidelijk ten koste waarvan deze verschuiving mogelijk
is. Deze leden zien hier graag een toelichting op.
Deze € 2,1 miljard is het reeds beschikbare budget van de EuroHPC JU. De verschuiving
ten gunste van de AI-fabrieken vinden plaats binnen dit bestaande budget. Er wordt
voorzien om € 400 miljoen dat gereserveerd staat voor een «reguliere» post-exascale
supercomputer in te zetten voor de AI-fabrieken. De reden voor deze verschuiving is
dat we qua technologische voortgang nu nog erg vroeg zijn voor een post-exascale supercomputer.
De Europese exascale supercomputers moeten nog worden opgeleverd en de behoefte aan
AI-rekenkracht is op dit moment heel groot.
Verder zijn zij benieuwd hoe er wordt bepaald waar de supercomputers voor worden ingezet.
De inzet van de beschikbare Europese rekenkracht op de supercomputers wordt bepaald
aan de hand van calls voor toegang. Geïnteresseerde en in aanmerking komende gebruikers
(onderzoekers en (mkb-)bedrijven) kunnen voorstellen indienen die op kwaliteit worden
beoordeeld en gerangschikt, hierbij zal geen inhoudelijke selectie gemaakt worden.
Voor de rekenkracht van de nationale delen op de EuroHPC supercomputers mogen de landen
zelf bepalen welke voorwaarden en voorkeuren gelden voor de verdeling van de rekenkracht.
Tenslotte lezen de leden van de D66-fractie dat Nederland investeert in de ontwikkeling
van de Franse supercomputer, in ruil voor toegang tot een deel van de rekentijd op
de supercomputer. Deze leden zien graag een uitleg over hoe er wordt bepaald welke
berekeningen met deze supercomputer zullen worden uitgevoerd.
In navolging op de vorige vraag wordt het Europese deel van de toekomstige Jules Verne
supercomputer ingezet middels calls voor toegang. De andere helft van de rekentijd
wordt naar rato van inleg verdeeld tussen Frankrijk en Nederland. Voor het Nederlandse
aandeel is het plan om hetzelfde model toe te passen als er nu voor het Nederlandse
aandeel in LUMI (consortium onder leiding van Finland) wordt vormgegeven. Het Nederlandse
aandeel van de beschikbare rekentijd wordt beschikbaar gesteld via de (jaarlijkse)
Call Rekentijd Nationale Computersystemen van NWO. Nederland heeft geen invloed op
welke berekeningen er op het Europese en Franse deel worden uitgevoerd.
In hoeverre is het mogelijk dat Nederland een eigen supercomputer tot stand brengt?
Nederland heeft al lange tijd een eigen nationale supercomputer die beheerd wordt
door SURF. Sinds 2021 is dat Snellius. Deze supercomputer voorziet in een groot deel
van de reguliere behoefte aan rekenkracht van de Nederlandse wetenschap. Daarnaast
is het mogelijk dat Nederland een EuroHPC supercomputer tot stand brengt door een
Nederlands consortium te laten reageren op een EuroHPC call voor de bouw en het beheer
van een nieuwe (AI-)supercomputer. Hiervoor moet wel worden voorzien in de 50% cofinanciering
dat EuroHPC vereist. Dit moet door het consortium bij elkaar worden gebracht en kan
vanuit meerdere landen komen.
Vragen en opmerkingen van de leden van de BBB-fractie
De leden van de BBB-fractie hebben kennisgenomen van het fiche mededeling stimuleren
startups en innovatie in betrouwbare AI (Kamerstuk 22 112, nr. 3908) en het fiche verordening supercomputerinitiatief kunstmatige intelligentie (Kamerstuk
22 112, nr. 3907). Deze leden hebben vragen en opmerkingen over beide documenten.
De leden van de BBB-fractie hebben vernomen dat Nederland meebetaalt via het Ministerie
van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap aan de nieuwe EuroHPC-supercomputer Jules Verne,
die in Frankrijk wordt gebouwd. Deze leden vragen hoe de rekentijd wordt verdeeld
van de schaarse capaciteit.
In lijn met de beantwoording op de vraag van D66 wordt het Europese deel van de toekomstige
Jules Verne supercomputer ingezet middels calls voor toegang. De andere helft van
de rekentijd wordt naar rato van inleg verdeeld tussen Frankrijk en Nederland. Voor
het Nederlandse aandeel is het plan om hetzelfde model toe te passen als er nu voor
het Nederlandse aandeel in LUMI (consortium onder leiding van Finland) wordt vormgegeven.
Het Nederlandse aandeel van de beschikbare rekentijd wordt beschikbaar gesteld via
de (jaarlijkse) Call Rekentijd Nationale Computersystemen van NWO. Nederland heeft
geen invloed op welke berekeningen er op het Europese en Franse deel worden uitgevoerd.
De leden van de BBB-fractie vragen tevens of de Minister nader in kan gaan op het
mogelijke risico voor de bescherming van persoonsgegevens en het borgen van de rechten
van derden bij meer (her-)gebruik van (open) data in combinatie met AI.
Daarnaast vernemen deze leden graag welke visie het kabinet heeft op het borgen van
privacy bij (her-)gebruik van open data door AI-modellen.
Het is voor de toepassing van het gegevensbeschermingskader in de AVG essentieel of
de gegevens die worden verwerkt persoonsgegevens zijn, ofwel informatie over een identificeerbaar
individu betreffen. Het kabinet ziet dat de vraag of sprake is van persoonsgegeven
in de zin van de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG) in de loop van de
tijd steeds complexer is geworden, vooral in het licht van technologische ontwikkelingen,
de algemene toegankelijkheid van technologieën en het streven naar meer open data.
Door deze ontwikkelingen wordt het steeds makkelijker om persoonsgegevens af te leiden
uit datasets die dergelijke gegevens op het eerste gezicht niet lijken te bevatten.
Tegen deze achtergrond heeft het kabinet opdracht gegeven aan het WODC om te onderzoeken
welk effect huidige en toekomstige technische ontwikkelingen op het gebied van anonimisering,
pseudonimisering, aggregatie en identificatie van gegevens, op het gegevensbeschermingskader
en de bescherming van de verschillende soorten gegevens hebben. Dat heeft geresulteerd
in het onderzoekrapport De invloed van (technische) ontwikkelingen op het begrip persoonsgegevens
in relatie tot de AVG. De beleidsreactie naar aanleiding van dat onderzoek is op 8 april
2024 (Kamerstuk 32 761, nr. 296) door de Minister voor Rechtsbescherming aangeboden aan de Tweede Kamer. Daarin wordt
geconcludeerd dat de AVG een robuust kader biedt om persoonsgegevensvraagstukken die
opkomen met nieuwe technologische ontwikkelingen, zoals AI, te beoordelen en te reguleren.
Open datasets mogen in principe geen persoonsgegevens bevatten, maar kunnen, bijvoorbeeld
met behulp van nieuwe technologieën, wel worden ingezet in bewerkingen en recombinatieprocessen
waaruit persoonsgegevens kunnen worden afgeleid. Dat betekent dat in voorkomende gevallen
de juridische status van data volatieler wordt. Onveranderd blijft echter dat als
datasets op enig moment persoonsgegevens bevatten, daarop het beschermingsregime van
de AVG van toepassing is. Gerecombineerde datasets die persoonsgegevens bevatten vallen
daarmee onder het AVG-regime. Daarbij verdient het te worden benadrukt dat, juist
om de bescherming van persoonsgegevens in de steeds verder digitaliserende wereld
optimaal in te richten, de AVG technologieneutraal is geformuleerd. De toepasselijkheid
van de AVG is niet afhankelijk van de gebruikte technologieën en biedt zodoende ook
een degelijke rechtsbescherming bij technologische ontwikkelingen zoals AI.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
B.C. Kathmann, voorzitter van de vaste commissie voor Digitale Zaken -
Mede ondertekenaar
S.R. Muller, adjunct-griffier