Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Dobbe over het bericht dat Friese gemeenten miljoenen tekortkomen op jeugdzorg
Vragen van het lid Dobbe (SP) aan de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over het bericht dat Friese gemeenten miljoenen tekortkomen op jeugdzorg (ingezonden 28 februari 2024).
Antwoord van Staatssecretaris Van Ooijen (Volksgezondheid, Welzijn en Sport), mede
namens de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de Staatssecretaris
van Financiën (Fiscaliteit en Belastingdienst) (ontvangen 8 mei 2024). Zie ook Aanhangsel
Handelingen, vergaderjaar 2023–2024, nr. 1273.
Vraag 1
Wat is uw reactie op het bericht dat Friese gemeenten miljoenen tekortkomen op jeugdzorg?1
Antwoord 1
Ik ben mij bewust van de uitdagingen binnen het domein van de jeugdzorg. De uitgaven
in de jeugdzorg zijn de afgelopen jaren hard gestegen. Vanuit mijn stelselverantwoordelijkheid
werk ik samen met gemeenten en andere betrokken partijen aan deze uitdagingen. Zo
zijn in de Hervormingsagenda Jeugd afspraken gemaakt de jeugdzorg kwalitatief te verbeteren
en ook het stelsel (financieel) houdbaar te maken.
Gemeenten zijn zelf verantwoordelijk voor de financiële positie en adequate uitvoering
van de taken en verantwoordelijkheden die op hen rusten. De gemeenteraad stelt jaarlijks
een begroting vast en de gemeente dient ervoor te zorgen dat deze structureel en reëel
in evenwicht is. Dit geldt ook voor de Friese gemeenten. De provinciaal financieel
toezichthouder (gedeputeerde staten) besluit ieder jaar of er sprake is van structureel
en reëel evenwicht en onder welke vorm van toezicht de gemeente voor het begrotingsjaar
valt.
Vraag 2
Hoe duidt u de tekorten op het jeugdzorgbudget van deze gemeenten? Wijt u deze aan
het gemeentelijke beleid of speelt hier ook het gebrek aan financiering van gemeenten?
Antwoord 2
De gemeenteraad stelt jaarlijks een begroting vast en de gemeente dient ervoor te
zorgen dat deze structureel en reëel in evenwicht is. Dit geldt ook voor de Friese
gemeenten. Binnen de kaders van de wet- en regelgeving, zoals de Jeugdwet, is het
aan de individuele gemeenten hoe ze hun ontvangsten uit het gemeentefonds inzetten.
De middelen uit de algemene uitkering van het gemeentefonds zijn beleids- en bestedingsvrij
voor gemeenten.
Onderzoek heeft uitgewezen dat de uitgaven van gemeenten aan jeugdzorg hoger zijn
dan de middelen die zij hiervoor vanuit het Rijk hebben ontvangen. Sinds 2019 heeft
het Rijk jaarlijks extra middelen verstrekt aan gemeenten. Een Commissie van Wijzen
heeft vervolgens in 2021 een uitspraak gedaan over de ontwikkeling van de uitgaven
in relatie tot het budget en heeft geadviseerd over het beschikbaar stellen van aanvullende
middelen en het nemen van (besparings)maatregelen. Dit heeft geleid tot de Hervormingsagenda
die in juni 2023 met de VNG en andere partijen is afgesloten. Hierin zijn afspraken
gemaakt om het jeugdstelsel inhoudelijk te verbeteren en het stelsel financieel houdbaar
te maken voor de toekomst.
Een commissie van deskundigen zal zwaarwegend advies geven aan het Rijk en de VNG
ten aanzien van de uitvoering van de maatregelen en de gepleegde inspanningen, mede
in relatie tot de uitgavenontwikkeling («mid-term review»). De commissie wordt gevraagd
in januari 2025 een eerste advies te formuleren.
Vraag 3
In hoeveel gemeenten spelen dit soort tekorten op het jeugdzorgbudget nog meer?
Antwoord 3
Ik beschik niet over een overzicht van welke gemeenten een tekort op jeugdzorg hebben.
Vraag 4
Wat zijn de gevolgen van deze tekorten voor jongeren die jeugdzorg nodig hebben in
deze gemeenten? Krijgen zij hier nog steeds toegang toe of komen zij hierdoor in de
knel?
Antwoord 4
Op basis van de Jeugdwet moeten gemeenten hulp bieden aan jongeren die, naar het oordeel
van het college, jeugdhulp nodig hebben. Het is in eerste instantie aan de gemeenteraad
erop toe te zien dat deze jeugdhulpplicht wordt nagekomen.
Ook moet elke gemeente zorgen dat er onafhankelijke cliëntondersteuners zijn. Deze
ondersteuners helpen mensen hun ondersteuningsbehoeften helder te krijgen en de juiste
hulp te vinden.
Vraag 5
Wat gaat u doen om te voorkomen dat jongeren hierdoor minder zorg of slechtere zorg
krijgen dan zij nodig hebben?
Antwoord 5
Het is in eerste instantie aan de gemeenteraad om erop toe te zien dat deze jeugdhulpplicht
wordt nagekomen en dat de gemeente hulp biedt aan de jongeren die, naar het oordeel
van het college, jeugdhulp nodig hebben.
Met de in juni 2023 afgesloten Hervormingsagenda willen betrokken partijen ervoor
zorgen dat jeugdigen en gezinnen wanneer dit nodig is zo snel als mogelijk passende
ondersteuning en zorg ontvangen. Daarnaast beogen we met deze Hervormingsagenda het
stelsel financieel houdbaar te maken voor de toekomst. Zoals toegelicht in de voortgangsbrief
Jeugd van 18 december 2023 zijn partijen hard aan de slag met de uitvoering van de
in de Hervormingsagenda beschreven maatregelen.
Vraag 6
Bent u zich ervan bewust dat deze tekorten nog verder op zullen lopen als er geen
oplossing komt voor het zogeheten «ravijnjaar» in 2026, wanneer gemeenten bijna vier miljard
euro minder inkomsten dreigen te krijgen? Wanneer komt u met een oplossing voor het
ravijnjaar?
Antwoord 6
Op 14 december jl. heeft de Minister van BZK uw kamer geïnformeerd (Kamerstuk 36 410, nr. 832) dat een gezamenlijke notitie is opgesteld over de «Plussen en minnen op hoofdlijnen»
van de financiën van de medeoverheden. Dit leidde in het Bestuurlijk Overleg over
de Financiële verhoudingen met de medeoverheden (BOFv) van 21 november jl. tot een
gesprek over de balans van ambities, taken, middelen en uitvoeringskracht.
In maart en april heeft nog tweemaal een BOFv plaatsgevonden. Uw Kamer is over de
uitkomsten hiervan geïnformeerd als onderdeel van de Voorjaarsnota (hoofdstuk 4.7
medeoverheden).
Vraag 7
Ziet u dat de huidige inrichting van de jeugdzorg (en de zorg in brede zin), met marktwerking
waarbij allerlei commerciële bureaus en aanbieders veel geld uit de zorg kunnen halen
niet goed werkt om jongeren de zorg te geven die zij nodig hebben?
Antwoord 7
In de jeugdhulp is geen sprake van vrije marktwerking. Met aanvullende vormen van
regulering worden grenzen aan de marktwerking gesteld met als doel daar waar nodig
de kwaliteit, toegankelijkheid en betaalbaarheid van jeugdhulp aan kwetsbare kinderen
te waarborgen. Ik ben het ermee eens dat we perverse prikkels in de jeugdhulp moeten
terugdringen. In de Hervormingsagenda Jeugd zijn afspraken gemaakt hoe dergelijke
perverse prikkels worden aangepakt, onder meer door versterking van de inkooprol door
gemeenten via standaardisatie van de inkoop en contracten en verdere regulering van
de markt door o.a. de AMvB reële prijzen en het wetsvoorstel «Wet integere bedrijfsvoering
zorg- en jeugdhulpaanbieders».
Vraag 8
Beseft u dat de bezuinigingspolitiek op de jeugdzorg sinds 2015 de problemen vooral
erger heeft gemaakt, zeker in combinatie met het feit dat de markt niet uit de jeugdzorg
is gehaald?
Antwoord 8
Dat deel ik niet. De decentralisatie in 2015 is gepaard gegaan met een taakstelling
die qua orde van grootte niet in verhouding staat tot de extra uitgaven die we in
latere jaren hebben gezien. De taakstelling was expliciet onderdeel van de afspraken
met de VNG in het kader van de decentralisatie. De uitvoering door gemeenten zou immers
leiden tot doelmatigere inzet van de middelen. Vanaf 2019 zijn jaarlijks aanvullende
middelen beschikbaar gesteld (in 2019 € 400 mln, oplopend tot ruim € 850 mln in 2021).
Vervolgens heeft een Commissie van Wijzen in 2021 een uitspraak gedaan over de ontwikkeling
van de uitgaven in relatie tot het budget en geadviseerd over het beschikbaar stellen
van aanvullende middelen en het nemen van maatregelen. Dit heeft geleid tot de Hervormingsagenda
die in juni 2023 met de VNG en andere partijen is afgesloten.
Vraag 9
Bent u nog steeds van mening dat het onverantwoord is om de geplande bezuiniging van
511 miljoen euro op de jeugdzorg door te zetten? Zo ja, bent u bereid om deze ook
daadwerkelijk te schrappen zodat de jeugdzorg niet nog verder in de knel komt?
Antwoord 9
In de Voorjaarsnota zijn hier nadere afspraken over gemaakt, zie Voorjaarsnota 2024
pagina 56.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M. van Ooijen, staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport -
Namens
M.L.A. van Rij, staatssecretaris van Financiën -
Namens
H.M. de Jonge, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.