Schriftelijke vragen : Het bericht dat honderd oudere Surinamers een verblijfsstatus aanvragen
Vragen van de leden Piri en White (beiden GroenLinks-PvdA) aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid over het bericht dat honderd oudere Surinamers een verblijfsstatus aanvragen (ingezonden 24 april 2024).
Vraag 1
Bent u bekend met het bericht «Honderd oudere Surinamers vragen verblijfsstatus aan
op grond van «oud-Nederlanderschap». «Je gunt ze een menswaardige oude dag»»?1
Vraag 2
Kunt u toelichten hoe het plan om deze groep een legale status te geven er concreet
uitzag? Zo nee, waarom niet?
Vraag 3
In hoeverre was de «juweel van een regeling» om deze groep een legale status te geven,
uitgewerkt en welke concrete belemmeringen heeft u gesignaleerd bij de uitwerking
van dit plan?
Vraag 4
Deelt u de mening dat er schrijnende situaties zijn ontstaan omdat mensen die ooit
wel een Nederlandse nationaliteit hadden, vaak reeds vele tientallen jaren in Nederland
wonen en veel naaste familieleden hebben die wel de Nederlandse nationaliteit hebben,
nu een onzeker bestaan lijden als ongedocumenteerden? Zo nee, waarom niet?
Vraag 5
Op welke andere wijze kan de regering deze groep ongedocumenteerden bijstaan bijvoorbeeld
in de vraag naar zorg zolang zij geen zicht hebben op een legale status? Bent u hierover
in gesprek met (vertegenwoordigers) van de deze groep ongedocumenteerden? Zo nee,
waarom niet?
Vraag 6
Wat is uw appreciatie van de stelling van advocaat Eva Bezem dat het feit dat deze
groep geen beroep kan doen op de wedertoelatingsregerling «onrechtvaardig» en «discriminatoir»
is?
Vraag 7
Klopt het dat deze groep wordt gewezen op «de mogelijkheden die er al zijn»? Zo ja,
wat zijn die mogelijkheden en vindt u die passend gezien de bijzondere situatie van
deze groep?
Vraag 8
In hoeverre gaat het hier om een «controversieel onderwerp» dat niet door het huidige
kabinet kan worden afgehandeld, gezien de beperkte omvang van de groep en het feit
dat de Nederlandse regering namens de Staat excuses heeft aangeboden voor het slavernijverleden,
waarbij deze regeling gezien kan worden als een uitvoering van de excuses?
Vraag 9
Deelt u de mening dat het demissionaire kabinet de uitvoering van de excuses voor
het slavernijverleden dient voor te zetten, aangezien de excuses namens de Nederlandse
Staat zijn gemaakt en niet afhankelijk zijn van het kabinet en daarmee van de val
van het kabinet?
Vraag 10
Welk zwaarwegend belang verzet zich volgens het kabinet tegen het op korte termijn
treffen van een fatsoenlijke regeling voor deze – in omvang beperkte – groep mensen,
voor wie het ontzettend veel uitmaakt in het dagelijks leven of zij wel of geen legale
status hebben?
Vraag 11
Kunt u deze vragen afzonderlijk van elkaar en binnen de daarvoor geldende termijn
beantwoorden?
Indieners
-
Gericht aan
E. van der Burg, staatssecretaris van Justitie en Veiligheid -
Gericht aan
H.M. de Jonge, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties -
Indiener
Kati Piri, Kamerlid -
Medeindiener
Raoul White, Kamerlid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.