Brief Presidium : Brief van het Presidium over een gewijzigd onderzoeksvoorstel voor een parlementaire enquête over corona
36 142 Instelling van een tijdelijke commissie corona
Nr. 5
BRIEF VAN HET PRESIDIUM
Aan de Leden
Den Haag, 24 april 2024
Het Presidium legt hierbij aan u voor het gewijzigde onderzoeksvoorstel (d.d. 16 april
2024) van de parlementaire enquêtecommissie Corona. Het onderzoeksvoorstel is besproken
in de Presidiumvergadering van 24 april 2024.
De parlementaire enquêtecommissie Corona, ingesteld op 6 februari 2024, heeft conform
de motie van het lid Wilders c.s. (Kamerstuk 36 471, nr. 6) enkele recent verschenen externe onderzoeken inzake Corona in kaart gebracht. De
resultaten van deze onderzoeken, uitgevoerd door onder meer de Onderzoeksraad voor
Veiligheid en het Sociaal en Cultureel Planbureau, hebben geleid tot wijzigingen dan
wel inkortingen van het in mei 2023 door de tijdelijke commissie Corona gepresenteerde
onderzoeksvoorstel (Kamerstuk 36 142, nr. 2). Alle procedurele en inhoudelijke wijzigingen ten opzichte van dit voorstel worden
toegelicht in de brief van de enquêtecommissie.
Het voorstel bevat onder andere een geactualiseerde planning die uitgaat van een looptijd
van mei 2024 tot december 2026. Gelet op de duur van het onderzoek vindt het Presidium
het van belang dat bij deelname aan de enquêtecommissie de continuïteit van de samenstelling
lopende het onderzoek zo veel mogelijk is gewaarborgd.
Het Presidium stelt u voor, in te stemmen met het onderzoeksvoorstel alvorens het
meireces van start gaat.
De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal, Martin Bosma
BIJLAGE BRIEF VAN DE PARLEMENTAIRE ENQUÊTECOMMISSIE CORONA
Aan het Presidium
Dem Haag, 16 april 2024
Op 6 februari 2024 heeft de Tweede Kamer de parlementaire enquêtecommissie Corona
ingesteld. De commissie is – conform de motie waarmee zij haar onderzoeksopdracht
kreeg (Kamerstuk 36 471, nr. 6) – nagegaan of er aanleiding was om het onderzoeksvoorstel van de Tijdelijke commissie
Corona (Kamerstuk 36 142, nr. 2) beperkt te wijzigingen of in te korten. Dit heeft geresulteerd in het bij deze brief
gevoegde onderzoeksvoorstel. In deze brief is een beknopte toelichting opgenomen ten
aanzien van de door de commissie aangebrachte wijzigingen.
De parlementaire enquêtecommissie Corona heeft bij het aanbrengen van wijzigingen
onder andere meegewogen dat sinds de publicatie van het onderzoeksvoorstel van de
Tijdelijke commissie Corona meerdere onderzoeken en rapporten zijn verschenen. Zij
heeft haar keuzes daar mede door laten bepalen. De Onderzoeksraad voor Veiligheid
en het Sociaal en Cultureel Planbureau hebben in hun rapporten bijvoorbeeld aandacht
besteed aan communicatie van de overheid tijdens de crisistijd. Dit heeft geleid tot
een beperking van de vragen rondom dit thema in het onderzoeksvoorstel. Een vraag
die nog niet beantwoord is, betreft de rol van de Tweede Kamer en of de coronamaatregelen
haar democratisch functioneren hebben beïnvloed. Een deelonderzoek zal worden uitbesteed
om een analyse te kunnen maken van het discours rondom corona en de maatregelen gedurende
de onderzoeksperiode. Een internationale vergelijking naar coronamaatregelen tussen
Europese landen maakt niet langer deel uit van het voorstel. Wel zullen reeds verschenen
onderzoeksrapporten waarin het coronabeleid wordt vergeleken in de dossieranalyse
worden meegenomen. De commissie besloot verder dat vragen rondom het herstelfonds
van de Europese Unie buiten de focus liggen van haar onderzoek. Ook heeft de commissie
enkele wijzigingen aangebracht om het voorstel beter te stroomlijnen. Het gaat dan
bijvoorbeeld om het samenvoegen van enkele thema’s waardoor de focus nadrukkelijker
wordt gelegd op het transparant maken van de afwegingen en dilemma’s die een rol speelden
bij de besluitvorming van het kabinet gedurende de coronaperiode. Bij dit thema zal
aandacht worden besteed aan de kennis die op dat moment voorhanden was over de gevolgen
van het afschalen van de zorg en mogelijke gezondheidseffecten op de lange termijn.
Hierbij zal ook oog zijn voor bijzondere omstandigheden zoals in grensregio’s en voor
doelgroepen zoals jongeren.
Het onderzoeksvoorstel bevat ten slotte een geactualiseerde planning van de verschillende
onderzoeksfasen. Met het oog op een voortvarende start van de onderzoekswerkzaamheden
na het meireces, legt de commissie haar onderzoeksvoorstel bij deze aan u voor. Namens
de commissie verzoek ik u het onderzoeksvoorstel ter besluitvorming door te geleiden
naar de Tweede Kamer.
De voorzitter van de Parlementaire enquêtecommissie Corona, De Kort
De griffier van de Parlementaire enquêtecommissie Corona, Rijkers
Onderzoeksvoorstel parlementaire enquête Corona
Inhoudsopgave
1
Aanleiding en leeswijzer
3
2
Probleemstelling en doelstelling van de parlementaire enquête
5
3
Actoren en onderzoeksperioden
7
4
Nadere invulling onderzoeksvragen
9
5
Onderzoeksaanpak
14
1 Aanleiding en leeswijzer
1.1 De coronacrisis
Ingrijpende gezondheidscrisis met grote impact op de zorg
De coronapandemie was een langdurige, wereldwijde crisis. Ook voor de Nederlandse
samenleving was de crisis zeer ingrijpend. Allereerst door de gevolgen van het virus
zelf. Van maart 2020 tot en met het eerste kwartaal van 2022 zijn in Nederland ruim
43.000 mensen overleden aan vastgestelde of vermoedelijke COVID-19.1 Veel Nederlanders zijn ziek geworden door een coronabesmetting. Een groot aantal
mensen kwam op een verpleegafdeling of de intensive care van het ziekenhuis terecht,
met een zware belasting van de zorg tot gevolg. Reguliere zorg werd afgeschaald en
een aantal maal bereidden ziekenhuizen zich voor op «code zwart». De druk op huisartsen
en andere eerstelijnszorg was hoog. Ook andere onderdelen van de zorg, zoals verpleeghuizen,
de gehandicaptenzorg en de thuiszorg, werden zwaar getroffen. Een grote groep mensen,
waaronder veel zorgverleners, kampt nog lang na de coronabesmetting met de gevolgen
hiervan. Bij de gemeentelijke gezondheidsdiensten (GGD’en) werden grote inspanningen
geleverd voor de uitvoering van het test- en vaccinatiebeleid.
Overheidsbeleid grijpt diep in op het dagelijks leven van burgers
In het kader van de crisisbestrijding nam de overheid maatregelen die een grote weerslag
hadden op het dagelijks leven van de Nederlandse bevolking. Zo veranderde de norm
om anderhalve meter afstand te houden het sociale leven en de manier waarop mensen
elkaar ontmoetten. Ook verbleven mensen vaker thuis, onder meer om thuis te werken.
Fysieke ontmoetingen vonden minder plaats, bijvoorbeeld tussen grootouders en kleinkinderen.
Diverse maatregelen hadden ingrijpende gevolgen. Voorbeelden daarvan zijn de inperking
van het aantal aanwezigen bij uitvaarten en de sluiting van verpleeghuizen voor bezoek,
ook voor verpleeghuisbewoners in de laatste levensfase. De ontwikkelingen en overheidsbesluiten
volgden elkaar in sommige fasen van de crisis in hoog tempo op. Diverse overheidsmaatregelen
raakten aan grondrechten van burgers. Dat geldt bijvoorbeeld voor de lockdowns, de
avondklok en de sluiting van scholen.
Het ingrijpen van de overheid had ook forse gevolgen voor de uitgaven van de rijksoverheid.
In mei 2023 becijferde de Algemene Rekenkamer dat de uitgaven aan maatregelen om de
gevolgen van de crisis op te vangen in de periode 2020–2022 ongeveer € 77 miljard
bedroegen.2
Maatschappelijke gevolgen voor specifieke groepen
De maatschappelijke gevolgen van de crisis en van de maatregelen om deze te bestrijden
werden en worden breed gevoeld, bij een aantal groepen in het bijzonder. Jongeren
en studenten voelden bijvoorbeeld de impact van de onderwijssluitingen en de lockdowns.3 Dit had niet alleen gevolgen voor de studievoortgang, maar had ook invloed op het
mentale welzijn. Mensen met een tijdelijk of flexibel arbeidscontract – vaak jongvolwassenen,
laagopgeleiden of mensen met een niet-westerse achtergrond – kregen aan het begin
van de coronacrisis te maken met een sterk stijgende werkloosheid.4 In de geestelijke gezondheidszorg verergerden mentale klachten bij mensen die toch
al psychisch kwetsbaar waren, door de effecten van de coronamaatregelen.5 Dit is slechts een greep uit groepen die de maatschappelijke gevolgen van corona
hebben gevoeld. Vrijwel iedereen draagt persoonlijke ervaringen mee uit de crisisperiode.
Verdeeldheid in de politiek en de samenleving
Het vertrouwen in de Nederlandse aanpak van de coronapandemie daalde in de samenleving
tijdens de coronacrisis.6 Die daling in vertrouwen betrof ook politieke en maatschappelijke instituties in
het algemeen.7 De discussie over bepaalde onderwerpen en maatregelen – zoals vaccinatie, de invoering
van de avondklok en lockdowns – ontwikkelde zich tot een splijtzwam die de verhoudingen
in relaties op scherp zette. Het debat in de politiek, in de media en op sociale media
verhardde naarmate de crisis langer duurde.8 Het protest tegen de coronamaatregelen verhevigde en de polarisatie in de samenleving
nam toe.
1.2 Motie en opdracht voor de parlementaire enquêtecommissie
Op 4 november 2021 sprak de Tweede Kamer voor het eerst uit een parlementaire enquête
corona te willen starten, door het aannemen van de motie Aukje de Vries c.s. In de
motie werd gepleit voor een parlementaire enquête vanwege de ingrijpende gevolgen
van de coronapandemie voor de Nederlandse samenleving en het belang om te leren van
de ervaringen uit deze crisis met het oog op de toekomst.9
Op voorstel van de vaste Kamercommissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport (hierna:
commissie VWS) stemde de Tweede Kamer op 28 juni 2022 in met het instellen van een
tijdelijke commissie Corona (hierna: tijdelijke commissie), die de opdracht kreeg
een onderzoeksvoorstel voor een parlementaire enquête op te stellen.10
De tijdelijke commissie is gekomen tot een onderzoeksopzet en onderzoeksvragen. Het
Presidium heeft het onderzoeksvoorstel van de tijdelijke commissie op 25 mei 2023
aan de Kamer voorgelegd.11 Het Presidium achtte het destijds wenselijk om pas over te gaan tot de instelling
van de enquêtecommissie nadat uit een inventarisatie onder fracties was gebleken dat
de commissie zou zijn gebaseerd op een voldoende brede samenstelling van de Kamer.
Op 13 december 2023 is de enquêtecommissie ingesteld met de (met algemene stemmen
aangenomen) motie Wilders c.s.12
Op dinsdag 30 januari 2024 zijn de Kamerleden van de parlementaire enquêtecommissie
Corona benoemd. Op dinsdag 6 februari vond de constituerende vergadering plaats. De
commissie verkoos het lid De Kort (VVD) tot haar voorzitter en het lid Pijpelink (GroenLinks-PvdA)
tot haar ondervoorzitter. Verder bestaat de commissie uit de leden Hertzberger (NSC),
Van Houwelingen (FVD), Smitskam (PVV) en Van Zanten (BBB).
Met het voorliggende onderzoeksvoorstel geeft de parlementaire enquêtecommissie invulling
aan de in de motie Wilders geboden mogelijkheid om het onderzoeksvoorstel van de tijdelijke
commissie beperkt te wijzigen en aan de Kamer voor te leggen.
1.3 Leeswijzer
Dit onderzoeksvoorstel is als volgt ingedeeld. Hoofdstuk 2 bevat de beschrijving van
de probleem- en doelstelling van het onderzoek. Hoofdstuk 3 gaat in op de belangrijkste
actoren en onderzoeksperioden waar het onderzoek zich op richt. In hoofdstuk 4 worden
de onderzoeksvragen uitgewerkt in zes thema’s. Hoofdstuk 5 bevat de aanpak van het
onderzoek, inclusief planning, organisatie en begroting.
2 Probleemstelling en doelstelling van de parlementaire enquête
2.1 Probleemstelling
Vanaf begin 2020 hebben de ontwikkelingen rond het coronavirus SARS-CoV-2 en de besluiten
over de aanpak van de gezondheidscrisis elkaar in hoog tempo opgevolgd. Gedurende
de crisis is er daardoor in verschillende fases weinig gelegenheid geweest voor politiek
en maatschappelijk debat, reflectie, consultaties, belangenafwegingen en evaluaties,
die buiten crisistijd meer gangbaar zijn. Gezien de ernst en impact van de crisis
kan dit niet achterwege blijven. De overheid heeft vergaande maatregelen getroffen
met grote maatschappelijke gevolgen. Welke afwegingen daarbij precies zijn gemaakt
en door wie, is nog onvoldoende duidelijk. De Tweede Kamer had een wezenlijke rol
bij de besluitvorming over de crisisbestrijding. Aan een grondige, breed gedragen
terugblik door de Tweede Kamer op deze periode en op haar eigen rolinvulling heeft
het tot nu toe ontbroken. Met het oog op de toekomst moeten lessen worden getrokken
uit wat wel en niet goed is gegaan.
2.2 Doelstelling
Zoals reeds in de opdracht van de tijdelijke commissie werd geschetst, wil de Tweede
Kamer meer inzicht krijgen in de besluitvorming over de aanpak van de coronacrisis
om hieruit lessen te trekken voor toekomstige (gezondheids)crises. De focus ligt daarbij
op de volksgezondheid. De besluiten en afwegingen van het kabinet en de rol van de
Tweede Kamer vormen het primaire aangrijpingspunt van het onderzoek. Specifiek wordt
gekeken naar de wijze waarop afwegingen zijn gemaakt tussen het belang van de volksgezondheid
en andere maatschappelijke belangen, naar de omgang met grondrechten en naar de plaats
die de zorg heeft gehad in de besluitvorming en de afwegingen.
Het onderzoek heeft de volgende doelstelling:
Het doel van de enquête is te komen tot waarheidsvinding over (1) het handelen van
het kabinet tijdens de coronacrisis, de afwegingen die zijn gemaakt en de inzichten
die daaraan ten grondslag lagen, en (2) de rol en het functioneren van de Tweede Kamer.
Hiermee wordt beoogd tot oordeelsvorming te komen en lessen te trekken, om beter voorbereid
te zijn op toekomstige, langdurige (gezondheids)crises.
De afgelopen jaren zijn veel rapporten en beschouwingen over de coronacrisis geschreven.
Daarin is een groot aantal lessen getrokken en zijn veel aanbevelingen gedaan. Deze
parlementaire enquête vormt hierop een aanvulling. Met inzet van de unieke bevoegdheden
uit de Wet op de parlementaire enquête (Wpe) kan onderzoek worden gedaan naar onder
meer de besluitvorming en advisering op het hoogste niveau: onder andere het kabinet
en het Outbreak Management Team (OMT). De betreffende overleggen vonden veelal achter
gesloten deuren plaats. Uit het onderzoek moet duidelijk worden op welke kennis en
adviezen de besluitvorming berustte en welke geluiden daarbij zijn gehoord en welke
niet. Een belangrijk onderdeel van de parlementaire enquête is tevens de terugblik
en reflectie op de eigen rol van de Tweede Kamer. Uitgangspunt is om in het onderzoek
rekening te houden met de omstandigheden (waaronder de ervaren dreiging, urgentie
en onzekerheid) en beschikbare kennis in de verschillende fasen van de langdurige
crisis.
De parlementaire enquêtecommissie acht de inzet van de unieke bevoegdheden die de
Wpe biedt gerechtvaardigd vanwege de ernst, reikwijdte en complexiteit van de crisis
en vanwege het bestuurlijke niveau waarop deze enquête zal zijn gericht. De belangrijkste
bevoegdheden zijn het vorderen van inlichtingen en documenten en het onder ede horen
van getuigen en deskundigen. De parlementaire enquête zal tevens een invulling kunnen
geven aan publieke verantwoording over de crisistijd door directbetrokkenen, doordat
de verhoren onder ede in het openbaar plaatsvinden.
Voor de omgang met grondrechten is in de enquête een belangrijke plaats voorzien.
Mede met het oog op de positieve verplichting om maatregelen te treffen ter bevordering
van de volksgezondheid, zoals bedoeld in artikel 22, eerste lid, van de Grondwet en
daarmee verband houdende wetgeving, zijn er gedurende de coronacrisis veel maatregelen
getroffen om de verdere verspreiding van het virus zoveel mogelijk tegen te gaan.
Daarbij zijn verschillende grondrechten noodgedwongen tegen elkaar afgewogen, waarbij
op diverse momenten grondrechten zijn ingeperkt. Dit had onder meer gevolgen voor
individuele vrijheden. Waren de inperkingen van grondrechten rechtmatig en proportioneel?
Het is een taak van de enquêtecommissie om na te gaan hoe de afwegingen zijn gemaakt
en welke lessen hieruit te trekken zijn.
De enquêtecommissie spreekt de verwachting uit dat met een kritische en constructieve
enquête belangrijke vragen kunnen worden beantwoord over deze hectische en ingrijpende
periode. De enquêtecommissie hoopt dat meer inzicht in de afwegingen en beweegredenen
achter de gemaakte keuzes en de genoemde publieke verantwoording kunnen bijdragen
aan herstel van vertrouwen en verbinding in de samenleving. Daartoe zal de enquêtecommissie
gedurende het proces tevens in gesprek gaan met verschillende groepen burgers.
3 Actoren en onderzoeksperioden
3.1 Actoren
Omdat de besluiten en afwegingen van het kabinet en de rol van de Tweede Kamer het
primaire aangrijpingspunt van het onderzoek zijn, zal het onderzoek zich met name
richten op actoren die betrokken zijn bij de nationale, politieke besluitvorming.
Het gaat om de besluitvormende actoren binnen de rijksoverheid en hun belangrijkste
adviseurs. Daarin wordt de inbreng en interactie met andere actoren meegenomen, zoals
vertegenwoordigers van verschillende onderdelen van de zorg, de GGD’en en het Veiligheidsberaad.
In onderstaande figuur zijn de belangrijkste te onderzoeken actoren weergegeven.
Figuur
1 Actoren betrokken bij de nationale crisisbesluitvorming die in het onderzoek centraal
staan.
In het onderzoek staat in de eerste plaats het handelen van het kabinet centraal.
Het gaat onder meer om de overleggen in de ministerraad en de Ministeriële Commissie
Crisisbeheersing (MCCb)13, en de informele afstemming van kabinetsleden (in onder meer het Torentjesoverleg
en Catshuisoverleg). Daarbij is ook aandacht voor de verschillende rollen en verantwoordelijkheden
van individuele bewindspersonen, waaronder de Minister-President, de Minister van
VWS en de Minister van Justitie en Veiligheid (JenV).
Ook verschillende (ambtelijke) overleggen en organisaties met adviserende, besluitvormende
en/of coördinerende taken worden in het onderzoek betrokken. Hieronder vallen in ieder
geval de Interdepartementale Commissie Crisisbeheersing (ICCb)14, de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid (NCTV), het Veiligheidsberaad
en het bestuurlijk afstemmingsoverleg (BAO).15 In het BAO zijn onder meer afgevaardigden van de Vereniging Nederlandse Gemeenten
(VNG), GGD GHOR Nederland en de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) vertegenwoordigd.
Ook de rol van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM), waaronder
het Centrum Infectieziektebestrijding (CIb), wordt in het onderzoek betrokken. In
het onderzoek is naast de adviesrol van het RIVM ook aandacht voor zijn andere rollen,
waaronder de coördinerende rol bij de bestrijding van COVID-19. Daarbij inbegrepen
zijn taken als modellering, signalering, surveillance en wetenschappelijk onderzoek.
Belangrijke adviseurs voor de nationale crisisbesluitvorming waarop het onderzoek
zich richt zijn de Gezondheidsraad, de planbureaus en het OMT. In het OMT zijn onder
meer verschillende onderdelen van de zorg vertegenwoordigd, zoals de acute zorg, de
intensive cares, de ouderenzorg en de huisartsen.
Binnen de genoemde organisaties zal het niveau waarop het onderzoek zich richt variëren
naar gelang het onderzoek dit vereist. Dit houdt in dat het onderzoek primair is gericht
op de top van de te onderzoeken organisaties. Dit neemt niet weg dat het op onderdelen
noodzakelijk kan blijken organisaties diepgaander te onderzoeken. Dit is mede afhankelijk
van de mate waarin kan worden voortgebouwd op bestaand onderzoek, zoals de onderzoeken
van de OVV en de Algemene Rekenkamer. Voor specifieke deelvragen kan het daarnaast
nodig zijn ook andere organisaties in het onderzoek te betrekken.
3.2 Onderzoeksperiode en focuspunten
Het onderzoek is gericht op de periode vanaf de eerste signalen vanuit China over
het nieuwe coronavirus (eind 2019) tot en met het afschalen van de maatregelen in
het voorjaar van 2022. Deze overkoepelende periode wordt voor het onderzoek in zes
perioden verdeeld, zoals hieronder beschreven. Binnen de beschreven perioden wordt
ingezoomd op politieke besluitvorming over enkele focuspunten:
1. December 2019 – maart 2020: de aanloop
De focus ligt hier op de omgang met de eerste signalen en berichten uit China en Italië,
de beschikbare kennis over het nieuwe coronavirus SARS-CoV-2 en de voorbereidingen
om de crisis op de vangen.
2. 12 maart – april 2020: de eerste lockdown
De focus ligt hier op besluitvorming en afwegingen over de maatregelen in de periode
van 12-23 maart 2020, gegeven de toen beschikbare kennis, in het bijzonder de sluiting
van verpleeghuizen voor bezoek, (richtlijnen voor) het gebruik van (schaarse) persoonlijke
beschermingsmiddelen in de verpleeghuizen en de thuiszorg, de scholensluiting en beperkende
regels voor aanwezigheid bij uitvaarten.
3. Mei 2020 – januari 2021: lockdown na versoepeling
De focus ligt op de afwegingen die gemaakt zijn rond de gedeeltelijke lockdown (onder
meer de sluiting van horeca en het afgelasten van evenementen) in oktober, de volledige
lockdown (onder meer de sluiting van scholen en winkels) in december 2020 en de invoering
van de avondklok in januari 2021. Daarnaast gaat de aandacht uit naar de mate waarin
bij de versoepelingen in de voorafgaande periode, vanaf mei 2020, rekening is gehouden
met (het voorkomen van) een tweede golf van besmettingen.
4. Januari 2021 – mei 2021: de vaccinatiecampagne
De focus ligt op de totstandkoming van het vaccinatiebeleid, inclusief de keuzes over
de strategie en uitrol van de vaccinatiecampagne en de aankoop van vaccins en het
aangaan van contracten met leveranciers. Tevens is er aandacht voor de inrichting
van de monitoring van neveneffecten en de doorwerking daarvan het in beleid en voor
de omgang met antivirale middelen.
5. Juni 2021 – november 2021: het coronatoegangsbewijs
De focus ligt op de afwegingen over de effectiviteit en proportionaliteit van het
coronatoegangsbewijs, onder andere in het kader van grondrechten. Daarbij is er aandacht
voor de overwogen alternatieven en de beschikbare informatie.
6. December 2021 – maart 2022: de omikron-lockdown
De focus ligt hier op de kennis, informatie en modellen die ten grondslag lagen aan
de besluitvorming om als enige land in Europa in lockdown te gaan met het oog op de
omikronvariant.
4 Nadere invulling onderzoeksvragen
In de voorgaande paragrafen zijn de doelstellingen van het onderzoek, de actoren waarop
het onderzoek zich richt en de onderzoeksperioden beschreven. In deze paragraaf wordt
het onderzoek verder geoperationaliseerd in achttien onderzoeksvragen, ingedeeld in
zes thema’s.
Thema 1: Doelen, strategie en crisisorganisatie
In de parlementaire enquête zal over de gehele onderzoeksperiode worden onderzocht
wat de hoofddoelen waren van het coronabeleid, welke strategieën hierbij zijn toegepast
en waarop door het kabinet werd gestuurd in de verschillende fasen van de crisis.
Ook zal de inrichting van de crisisorganisatie worden onderzocht. Hierbij zal waar
mogelijk worden voortgebouwd op de onderzoeken naar de corona-aanpak van de OVV. In
deze rapporten komt bijvoorbeeld de inrichting van de crisisorganisatie, de strategieën,
doelen en sturingsmechanismen van het kabinet al uitgebreid ter sprake.
1) Wat waren de doelen van het coronabeleid van het kabinet in verschillende fasen van
de crisis?
a. In hoeverre zijn de doelen van het beleid gewijzigd? Waarom en op basis waarvan gebeurde
dit?
2) Wat was de strategie van het kabinet? Hoe kwam deze tot stand?
a. Wie bepaalde de strategie?
3) Waar werd in de verschillende fasen van de crisis op gestuurd en waarom?
4) Wie waren tijdens de crisis betrokken bij de besluitvorming en hoe werd dit bepaald?
a. Hoe was de crisisorganisatie in Nederland georganiseerd in de verschillende fasen
van de crisis?
b. Wie was wanneer bevoegd voor welk besluit?
c. Hoe was de politieke besluitvorming op kabinetsniveau in verschillende formele en
informele gremia georganiseerd?
d. Hoe verhielden formele en informele structuren van het kabinet zich ten opzichte van
elkaar?
e. Welke departementen en bewindspersonen waren betrokken bij de besluitvorming en/of
afstemming in informele en formele overleggen?
Thema 2: afwegingen, dilemma’s en proportionaliteit
Dit thema richt zich op de besluitvorming van het kabinet en afwegingen van het kabinet
over crisisbestrijding, zorg, andere grondrechten en maatschappelijke impact. De OVV
besteedt aan de afweging van verschillende risico’s en belangen in de besluitvorming
ook veel aandacht, met als voornaamste aanbeveling: »Expliciteer tijdens een langdurige
crisis de dilemma’s, de weging van risico’s en belangen, en de keuzes die bij de besluitvorming
aan de orde zijn. Maak aan de samenleving duidelijk wat de keerzijde van de strategie,
een besluit of maatregel is, welke risico’s worden geaccepteerd, voor wie en waarom.
Dit stelt burgers in staat om hun handelen daarop af te stemmen en verantwoordelijkheid
te nemen voor hun eigen veiligheid en die van anderen.»16
Het SCP concludeert: «De focus van beleid leek steeds te veranderen en de afwegingen
die daar aan ten grondslag lagen waren niet zichtbaar en niet duidelijk.»17
De enquête kan een rol vervullen in het reconstrueren, expliciteren en transparant
maken van de gemaakte afwegingen. Daar kunnen vervolgens lessen uit getrokken worden.
De afwegingen, dilemma’s en proportionaliteit worden voor de gehele onderzoeksperiode
op hoofdlijnen in het onderzoek betrokken en meer diepgaand voor de focuspunten en
een aantal specifiek in deelvragen benoemde onderwerpen.
5) Hoe, door wie en met welke kennis (waaronder kennis over transmissie, mortaliteit,
immunologie, epidemiologie en de besmettelijkheid van het virus) werden in de besluitvorming
de afweging gemaakt tussen de gevolgen voor verschillende onderdelen van de zorg en
gezondheid?
a. Welke dilemma’s speelden daarbij (o.a. ten aanzien van de zorg- en testcapaciteit
en de beschikbaarheid van persoonlijke beschermingsmiddelen (PBM)?
b. Hoe werden (mogelijke) gevolgen van het afschalen van de zorg meegenomen in de afwegingen?
Wat was op het niveau van landelijke besluitvorming bekend over de ernst van de situatie
in de zorg? In hoeverre klonken operationele aspecten via o.a. het OMT door op het
niveau van de besluitvorming?
c. Welke kennis was beschikbaar over gezondheidseffecten op de lange termijn (waaronder
post-COVID en oversterfte) en hoe werd hiermee rekening gehouden?
6) Hoe, door wie en met welke kennis werden in de besluitvorming afwegingen gemaakt over
volksgezondheid en andere grondrechten?
a. Welke dilemma’s speelden daarbij?
b. Hoe is aandacht geschonken aan rechtmatigheid en proportionaliteit?
7) Hoe, door wie en met welke kennis werd in de besluitvorming de afweging gemaakt tussen
de effectiviteit van de maatregelen versus de maatschappelijke impact, waaronder nevenschade
op sociaal en economisch vlak?
a. Welke dilemma’s speelden daarbij?
b. Hoe is aandacht geschonken aan de effectiviteit en proportionaliteit?
Thema 3: Rol van adviseurs en omgang met maatschappelijke groepen en critici
Voor de gehele onderzoeksperiode wordt onderzocht welke adviseurs en deskundigen een
(vaste) plek hadden in de crisisbesluitvorming en de formele en informele politieke
overleggen (MCCb, Catshuisoverleg, Torentjesoverleg). Daarnaast wordt de (vaste) samenstelling
van het OMT geanalyseerd. Ook wordt onderzocht hoe de onafhankelijkheid van belangrijke
adviseurs (OMT, RIVM, Gezondheidsraad, planbureaus) is georganiseerd en geborgd. Ten
aanzien van de focuspunten wordt meer specifiek en diepgaand naar de advisering gekeken.
Hierbij wordt rekening gehouden met de omstandigheden en de beschikbare kennis in
de verschillende fasen van de crisis. Tevens wordt onderzocht welke groepen gehoord
en niet gehoord zijn. Er wordt bijvoorbeeld onderzocht in hoeverre inwoners van de
grensregio’s en jongeren in beeld waren. Ook wordt onderzocht hoe met kritiek en critici
is omgegaan.
De OVV heeft in zijn gepubliceerde deelonderzoeken aandacht besteed aan de rol van
adviseurs. Hij concludeert onder andere dat naast de formele nationale crisisstructuur
steeds meer een parallelle structuur ontstond waarin rollen van bestuurders en deskundigen
vermengd raakten. De rol van (de voorzitter van) het OMT in verschillende formele
en informele overleggen komt in het onderzoek van de OVV uitgebreid naar voren. In
de enquête wordt op deze bevindingen voortgebouwd.
Hieronder zijn de hoofd- en deelvragen van dit thema uiteengezet.
8) Welke adviseurs en deskundigen namen deel aan de belangrijkste overleggen van het
kabinet en het OMT? Welke inzichten en adviezen werden hier geagendeerd en/of besproken?
Hoe kwam die keuze tot stand?
a. Welke vakgebieden en disciplines zijn vertegenwoordigd geweest in het OMT in de verschillende
fasen van de crisis?
b. Welke vakgebieden en disciplines waren vertegenwoordigd bij de advisering van het
kabinet over het coronabeleid in de verschillende fasen van de crisis?
c. Hoe was het OMT samengesteld toen de adviezen met betrekking tot de focuspunten werden
voorbereid? Op welke gronden is deze samenstelling bepaald? In hoeverre waren de ziekenhuiszorg,
verpleeghuiszorg, eerstelijnszorg en thuiszorg hierin vertegenwoordigd?
d. Hoe kwamen de adviezen van het OMT met betrekking tot de focuspunten tot stand? Welke
(wetenschappelijke) input, data en modelberekeningen betrok het OMT bij de vergaderingen
over de OMT-adviezen en hoe zijn deze gewogen en gebruikt? In hoeverre is aangesloten
bij de adviezen van internationale organisaties zoals de Wereldgezondheidsorganisatie
(WHO) en het Europees Centrum voor ziektepreventie en -bestrijding (ECDC) en wanneer
is daarvan afgeweken (onder andere als het gaat om aerosolen, mondkapjes, impact op
kinderen en de rol van scholen)? Wat waren de redenen van afwijking en wat waren de
gevolgen voor de (advisering over de) maatregelen?
e. Welke inzichten en adviezen heeft het kabinet gevraagd, ontvangen, betrokken en besproken
met betrekking tot de focuspunten? Hoe werd bepaald welke adviezen werden gevraagd
en voorgelegd aan de meest betrokken bewindspersonen en politiek besluitvormende gremia?
Hoe is het kabinet omgegaan met de adviezen?
9) Hoe was de onafhankelijkheid van belangrijke adviseurs georganiseerd en geborgd gedurende
de crisis?
a. In hoeverre zijn de rollen van adviseur en besluitvormer gescheiden geweest?
b. Zijn structuren en afspraken over de onafhankelijkheid van het OMT gerespecteerd bij
de interactie tussen OMT, VWS, BAO en kabinet over de OMT-adviezen m.b.t. de focuspunten?
10) Hoe zijn bij de besluitvorming de belangen gewogen van groepen, die door de maatregelen
in het bijzonder werden geraakt? Welke groepen waren wel en niet in beeld?
a. Waarom kregen deze groepen al dan niet prioriteit in het beleid?
b. In hoeverre werd in adviezen over de focuspunten aandacht geschonken aan kwetsbare
groepen?
11) Welke kritiek op en alternatieven voor het coronabeleid zijn besproken en hoe is met
kritiek en critici omgegaan?
a. Hoe gingen kabinet en OMT om met kritiek? Aan welke kritiek op het coronabeleid is
aandacht besteed door het kabinet en het OMT en van wie was deze kritiek afkomstig?
b. Hoe is in het bijzonder omgegaan met kritiek vanuit adviescolleges, planbureaus, de
Raad van State, de Algemene Rekenkamer en de Nationale ombudsman? Wiens inbreng is
besproken en hoe is dit gewogen?
c. In hoeverre is door het kabinet en door onder het kabinet opererende organisaties
(de NCTV, de IGJ en mogelijk andere organisaties zoals inlichtingendiensten) specifiek
beleid gevoerd gericht op critici, die op verschillende manieren ingingen tegen het
coronabeleid?
Thema 4: Communicatie van kabinet en crisisorganisatie
De communicatie van het kabinet en vanuit de landelijke crisisorganisatie, inclusief
onder andere RIVM en OMT, wordt binnen dit thema onderzocht. Het Nationaal Kernteam
Crisiscommunicatie (NKC) van de NCTV heeft een coördinerende rol bij landelijke crisiscommunicatie.
Het NKC was onder meer vertegenwoordigd in de MCCb, het Torentjesoverleg en het Catshuisoverleg.
Het RIVM heeft een rol bij de communicatie over de bestrijding van infectieziekten,
waaronder corona.
In de enquête is op hoofdlijnen aandacht voor de strategische keuzes met betrekking
tot de landelijke crisiscommunicatie over de gehele onderzoeksperiode. Er is ook aandacht
voor de communicatie richting kwetsbare groepen. Hieronder zijn de hoofd- en deelvragen
van dit thema uiteengezet.
12) Welke communicatiestrategieën hanteerde het kabinet in de verschillende fasen van
de coronacrisis? Wat waren de communicatiedoelen en wat waren de doelgroepen? Welke
keuzes zijn om welke redenen gemaakt?
13) Hoe hebben kabinet en de landelijke crisisorganisatie gecommuniceerd over de coronamaatregelen
en het gevoerde beleid? Welke zichtbare en minder zichtbare middelen zijn ingezet
(zoals persconferenties, websites, omgang met media en sociale media, influencers,
publiekscampagnes)?
Thema 5: Rol van de Tweede Kamer
Bij het onderzoek naar de rol van de Tweede Kamer worden drie aspecten belicht. Deze
aspecten betreffen informatievoorziening, de rolinvulling, inclusief de toetsing van
wet- en regelgeving aan grondrechten, en de impact die de Tweede Kamer had op (de
uitvoering van) het coronabeleid. Het onderzoek naar deze aspecten wordt toegespitst
op de focuspunten.
14) In hoeverre is de Tweede Kamer tijdig, juist en volledig geïnformeerd?
a. In hoeverre is de Tweede Kamer meegenomen in de belangrijkste keuzes en dilemma’s
van het kabinet? Welke rol speelde vertrouwelijkheid van informatie hierbij?
b. Heeft het kabinet er bewust voor gekozen media eerder te informeren over (voorgenomen)
maatregelen dan de Tweede Kamer? Zo ja, om welke redenen? Voor welke werkwijze heeft
het kabinet gekozen?
Een tweede onderzoeksaspect is de wijze waarop de Tweede Kamer haar rollen heeft ingevuld.
Voor de controlerende taak gaat het specifiek over de activiteiten van de Tweede Kamer,
waaronder onder andere de debatten en schriftelijke overleggen, technische briefings
en Kamervragen, maar ook de wijze waarop de Tweede Kamer haar rol met betrekking tot
de ex ante toetsing van wet- en regelgeving aan grondrechten heeft ingevuld. Voor
de wetgevende taak gaat het om wetten die specifiek van belang waren voor de focuspunten.
Het gaat dan onder meer om de Tijdelijke wet maatregelen covid-19, een tijdelijke
regeling in de Wet publieke gezondheid om maatregelen te kunnen treffen tegen verspreiding
van het coronavirus. Daarnaast gaat het om de verschillende wetsvoorstellen die wijziging
beoogden van de Wet publieke gezondheid ten behoeve van de inzet van het coronatoegangsbewijs.
15) Hoe heeft de Tweede Kamer tijdens de crisis haar controlerende en medewetgevende rol
ingevuld, onder meer in relatie tot de impact van (voorgenomen) maatregelen op grondrechten
en de rechtmatigheid, doelmatigheid, effectiviteit, proportionaliteit, (maatschappelijke)
impact en nevenschade?
a. Welke gevolgen had de besteding van rijksbegrotingsmiddelen via organisaties op afstand
van de rijksoverheid (Mediq en Stichting Open Nederland) voor het budgetrecht (inclusief
controle van de uitgaven) van de Tweede Kamer?
b. Op welke wijze heeft de Tweede Kamer de relevante Kamerstukken behandeld?
c. Welke activiteiten heeft de Tweede Kamer ondernomen om zich te (laten) informeren
(zoals adviesaanvragen, briefings, rondetafelgesprekken en dergelijke)?
d. Hoe is de Tweede Kamer omgegaan met tijdsdruk bij de behandeling van (reeds ingevoerde)
crisismaatregelen?
e. In hoeverre heeft de Tweede Kamer aandacht besteed aan de effectiviteit, proportionaliteit,
(maatschappelijke) gevolgen en nevenschade van de maatregelen?
f. In hoeverre heeft de Tweede Kamer aandacht gehad en gevraagd voor (de impact op) kwetsbare
groepen?
g. In hoeverre heeft de Tweede Kamer aandacht gehad voor de verhouding van (voorgenomen)
maatregelen tot grondrechten en oog gehad voor de noodzaak, proportionaliteit en subsidiariteit
van de maatregelen? In hoeverre heeft de Tweede Kamer aandacht gehad voor het monitoren
van de noodzaak van het handhaven of afbouwen van getroffen maatregelen?
h. In hoeverre heeft de Tweede Kamer zich actief laten adviseren en/of informeren met
het oog op de grondrechtentoetsing?
i. Hoe ontwikkelde de maatschappelijke discussie over corona zich in de (traditionele
en sociale) media en in de Tweede Kamer? Op welke manier was de maatschappelijke discussie
die gevoerd werd in de media in de debatten en in de besluitvorming van de Tweede
Kamer terug te zien?
j. Hoe heeft de Tweede Kamer besluiten genomen over haar eigen werkwijze tijdens de coronacrisis?
In hoeverre hebben de coronamaatregelen het democratisch functioneren van de Tweede
Kamer beïnvloed?
Een derde onderzoeksaspect is de invloed die de Tweede Kamer heeft gehad op de aanpak
van de coronacrisis. Daarbij wordt onderzocht hoe het kabinet met de inbreng, moties
en amendementen van de Tweede Kamer is omgegaan en tot welke aanpassingen in het coronabeleid
de debatten in de Tweede Kamer hebben geleid. Hierbij wordt ook onderzocht welke druk
de (wijze van) behandeling door de Tweede Kamer heeft gelegd op de uitvoering van
de crisisbestrijding.
16) Welke invloed heeft de Tweede Kamer gehad op de doelen, strategie en maatregelen van
het coronabeleid?
Thema 6: Lerend vermogen en lessen voor de toekomst
In dit thema wordt onderzocht hoe lerend vermogen is georganiseerd en hoe daarin ruimte
is gegeven voor tegenspraak. Om het lerend vermogen tijdens de crisis vast te kunnen
stellen zal voor de focuspunten worden onderzocht in welke mate bij advisering, communicatie
en besluitvorming lessen werden getrokken uit eerdere besluitvorming, maatregelen
en communicatie en in hoeverre deze lessen zijn toegepast. Tot slot wordt beoogd op
basis van de parlementaire enquête lessen te trekken.
17) In welke mate werden gedurende de crisis lessen getrokken uit eerdere besluitvorming,
genomen maatregelen en communicatie en in hoeverre zijn deze lessen toegepast? Hoe
is lerend vermogen georganiseerd en hoe is daarin ruimte gegeven voor tegenspraak?
a. Was er een structuur aanwezig om het effect van de maatregelen op de verspreiding
van de ziekte en op de samenleving te evalueren en ervan te leren? In hoeverre zijn
maatregelen gemonitord en geëvalueerd en zijn voortschrijdende inzichten en lessen
benut in opeenvolgende coronagolven (bijvoorbeeld door aanpassingen in modellen)?
b. In hoeverre is zelfreflectie georganiseerd binnen de landelijke crisisorganisatie?
Was dit tijdig en zijn de resultaten hiervan toegepast? Hoe werd rekening gehouden
met overbelasting van betrokkenen (hoe was de werkcultuur)?
18) Welke (nieuwe) lessen kunnen getrokken worden uit de parlementaire enquête, in het
bijzonder met het oog op toekomstige (gezondheids)crises?
Tot slot zal in het onderzoek op hoofdlijnen aandacht worden geschonken aan de overheidsuitgaven
aan de betreffende coronacrisismaatregelen.
5 Onderzoeksaanpak
5.1 Aanpak
De aanpak van het onderzoek bestaat uit de volgende fasen:
• Fase 1: Dossieronderzoek
• Fase 2: Besloten voorgesprekken
• Fase 3: Openbare verhoren
• Fase 4: Rapportage en aanbieding onderzoeksrapport aan de Tweede Kamer
Nadat het rapport is aangeboden, kan de Tweede Kamer het rapport in behandeling nemen.
Fase 1: Dossieronderzoek
Kort na het voorleggen van dit onderzoeksvoorstel aan de Tweede Kamer zal de parlementaire
enquêtecommissie overgaan tot het vorderen van informatie en documenten bij de actoren
die in het onderzoek worden betrokken. Met het oog op een efficiënt dossieronderzoek
zullen de informatie en documenten zo veel mogelijk in digitale vorm moeten worden
geleverd. De enquêtecommissie kan, wanneer het verloop van het onderzoek daartoe aanleiding
geeft, te allen tijde aanvullende of nieuwe vorderingen versturen. De te vorderen
informatie is een belangrijke basis voor het dossieronderzoek.
Verder zal de enquêtecommissie gebruik maken van bestaand onderzoek en hier waar mogelijk
op voortbouwen. Dit geldt in elk geval voor de drie deelonderzoeken van de OVV. Onderwerpen
die in het eerste deelonderzoek aan de orde zijn gekomen en waar de enquêtecommissie
op kan voortbouwen zijn onder meer de voorbereiding op een pandemie, de crisisorganisatie,
de communicatie en de gevolgen van de crisisaanpak voor de verpleeghuizen.18 In het tweede deelonderzoek betreft dit de aanpak van het vaccinatieprogramma, de
scholensluiting van basis- en voortgezet onderwijs en de avondklok.19 Het derde deelonderzoek gaat onder meer in op doelstellingen en strategieën van het
kabinet gedurende de gehele duur van de coronacrisis en de afwegingen rondom invoering
en versoepeling van maatregelen.20
Wat betreft de overheidsuitgaven zal de enquêtecommissie zich baseren op onderzoek
van de Algemene Rekenkamer. Daaronder valt onder meer de webpublicatie Coronarekening,
waarin financiële informatie is opgenomen over de coronacrisismaatregelen die het
kabinet heeft ingezet.21
Bij het onderzoek naar de aankoop van vaccins en de daartoe afgesloten contracten
zal de enquêtecommissie zich voornamelijk baseren op onderzoek van derden. Hieronder
valt het onderzoek van de Algemene Rekenkamer naar coronavaccins.22 Daarnaast zal gebruik worden gemaakt van onderzoeken van de Europese Rekenkamer en
publicaties van de COVI-commissie van het Europees Parlement.23
Een onderdeel van het onderzoek is de vraag wat er op de momenten van besluitvorming
wel en niet bekend was over de maatschappelijke impact van corona en van de maatregelen,
waaronder over mogelijke nevenschade. De enquêtecommissie zal zich daarbij baseren
op de inzichten, studies en rapporten die op dat moment beschikbaar waren. Dit gaat
in ieder geval om publicaties van planbureaus en adviesraden. Voor het achteraf vaststellen
van effectiviteit en impact van maatregelen is een parlementaire enquête geen geschikt
onderzoeksinstrument. Dergelijk effectonderzoek maakt dan ook geen deel uit van de
enquête.
Bij diverse onderdelen van het onderzoek zal gebruik gemaakt worden van beschikbare
(wetenschappelijke) inzichten en literatuur. Onderwerpen waar dit voor geldt zijn
in elk (patronen van) besluitvorming in crisisperiodes en leren tijdens en na crises.
In aanvulling daarop zijn gesprekken voorzien met deskundigen over deze en mogelijk
andere onderwerpen.
Een deel van het onderzoek zal extern worden uitbesteed. Het gaat om een discoursanalyse
van de maatschappelijke discussie over het coronabeleid in de media in relatie tot
het publieke debat in de Tweede Kamer. Dit levert achtergrondinformatie op voor het
onderzoek naar de vragen van onder meer thema 5 (rol van de Tweede Kamer).
Ten aanzien van onderzoek naar de inlichtingen- en veiligheidsdiensten is het mogelijk
dat de enquêtecommissie een voorstel voor de Tweede Kamer uitwerkt, waarmee de CTIVD
wordt verzocht dit onderzoek uit te voeren.24 Vanwege haar wettelijke bevoegdheden is de CTIVD voor dergelijk onderzoek de aangewezen
partij.
Tot slot zal de enquêtecommissie gesprekken voeren en werkbezoeken afleggen om een
beeld te krijgen van de wijze waarop de coronacrisis door verschillende groepen mensen
is ervaren.
Nadere afbakeningen
Onder meer vanwege de omvang van de coronacrisis is afbakening noodzakelijk en is
het onvermijdelijk keuzes te maken in de aanpak van het onderzoek. Het onderzoek richt
zich primair op de advisering en besluitvorming over de aanpak van de coronacrisis
op nationaal niveau. Decentrale overheden worden slechts in het onderzoek betrokken
voor zover er een relatie is met de nationale besluitvorming. In beginsel wordt geen
onderzoek verricht bij afzonderlijke decentrale overheden en andere decentrale actoren.
Ook wordt geen onderzoek verricht bij individuele zorginstellingen. De enquêtecommissie
ziet het beslechten van medisch-inhoudelijke discussies niet als onderdeel van haar
opdracht. Onderzoeksvragen over de omgang van het kabinet met de media richten zich
op het handelen van kabinet en overheid. De enquêtebevoegdheden (vorderen, horen onder
ede) zullen niet worden ingezet bij media.
De enquêtecommissie richt zich primair op de Nederlandse aanpak van corona en zal
geen onderzoek in het buitenland verrichten. De invloed vanuit het buitenland, in
het bijzonder de Europese Unie, op de Nederlandse besluitvorming maakt wel onderdeel
uit van het onderzoek.
Fase 2: Besloten voorgesprekken
Na het dossieronderzoek zal de enquêtecommissie als voorbereiding op de openbare verhoren
besloten voorgesprekken voeren. Besloten voorgesprekken hebben tot doel het vergroten
van kennis van en inzicht in de materie en het toetsen van de bevindingen uit het
dossieronderzoek. Daarnaast kunnen de besloten voorgesprekken behulpzaam zijn voor
het selecteren van getuigen en deskundigen voor de openbare verhoren.
Fase 3: Openbare verhoren
In fase 3 zal de enquêtecommissie personen als getuige of als deskundige in het openbaar
onder ede horen. Het doel van de verhoren is waarheidsvinding, het ophelderen van
onduidelijkheden en in het openbaar een beeld geven van de onderzochte gebeurtenissen.
Fase 4: Rapportage en aanbieding onderzoeksrapport aan de Tweede Kamer
In het onderzoeksrapport presenteert de enquêtecommissie haar bevindingen, conclusies
en aanbevelingen. Tevens is daarin een verantwoording van het onderzoek opgenomen.
5.2 Planning
De commissie heeft de volgende inschatting gemaakt van de benodigde planning voor
de verschillende fasen van het onderzoek. Daarbij is uitgegaan van een start in mei
2024.
Fase
Activiteiten
Tijdvak
Dossieronderzoek
vorderen informatie en documenten werving en selectie dossieronderzoek reconstructie
mei 2024–februari 2025
Besloten voorgesprekken
voorbereiding gesprekken uitvoering besloten voorgesprekken
maart 2025–december 2025
Openbare verhoren
voorbereiding uitvoering openbare verhoren
januari 2026–mei 2026
Rapportage
opstellen eindrapportage, inclusief conclusies en aanbevelingen
juni 2026–december 2026
De enquête is omvangrijk en heeft een geplande doorlooptijd van 32 maanden.
5.3 Organisatie
De enquêtecommissie wordt ondersteund door een ambtelijke staf. De staf komt na het
werven van externe onderzoekers te bestaan uit een griffier, een onderzoekscoördinator,
een adjunct-griffier, een plaatsvervangend onderzoekscoördinator, onderzoekers (11
fte), een informatiespecialist, een commissie-assistent, een juridisch adviseur, een
communicatieadviseur, een woordvoerder en een data-analist. Op verschillende momenten
zal tevens een beroep worden gedaan op verschillende ondersteunende diensten van de
Tweede Kamer, waaronder de Bodedienst en de Dienst Verslag en Redactie.
Met het oog op kwaliteitsborging is de enquêtecommissie voornemens een externe klankbordgroep
van deskundigen in te stellen. Deze zal de enquêtecommissie gedurende de uitvoering
van het onderzoek en bij het opstellen van het onderzoeksrapport voorzien van adviezen
over de aanpak, uitvoering en resultaten van het onderzoek.
5.4 Begroting
De kosten van de overeenkomstig dit onderzoeksvoorstel uit te voeren parlementaire
enquête naar corona zijn begroot op € 7,6 miljoen. Deze begroting is gebaseerd op
de reguliere begrotingssystematiek voor parlementair onderzoek en afgestemd met de
Stafdienst Financieel Economische Zaken van de Tweede Kamer. De voor het onderzoek
benodigde middelen zullen, conform artikel 3 van de Wet op de parlementaire enquête
2008, worden toegevoegd aan de begroting van de Tweede Kamer.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M. (Martin) Bosma, voorzitter van het Presidium