Lijst van vragen : Lijst van vragen inzake Uitkomst verwervingsvoorbereidingsfase vervanging onderzeebootcapaciteit (Kamerstuk 34225-52)
2024D16154 LIJST VAN VRAGEN
De vaste commissie voor Defensie heeft een aantal vragen voorgelegd aan de Staatssecretaris
                  van Defensie over de Uitkomst verwervingsvoorbereidingsfase vervanging onderzeebootcapaciteit (Kamerstuk
                     34 225, nr. 52).
               
De fungerend voorzitter van de commissie,
De Roon
Adjunct-griffier van de commissie,
Manten
Nr
Vraag
                         
                         
1
Hoe staat uw uitspraak dat er in de offerte van Naval Group sprake is van brede betrokkenheid
                              van de Nederlandse defensie- en veiligheid gerelateerde technologische industriële
                              basis (NLDTIB) in verhouding tot uw uitspraak dat er honderden miljoenen, ten opzichte
                              van een order van 5,6 miljard euro, naar Nederlandse bedrijven zal vloeien? Kunt u
                              zo gedetailleerd mogelijk aangeven op welke manier en waar deze miljoenen de «supply
                              chain» van Nederland versterken?
                           
2
Wat was voor het kabinet de reden om in november 2019 te kiezen voor een open aanbestedingsprocedure?
                              Zijn hier in een later stadium redenen aan toegevoegd? Zo ja, welke en wanneer?
                           
3
Zijn er in de achterliggende periode in aanloop van of tijdens de aanbestedingsprocedure
                              door de werven betrokken bij de aanbesteding of door de Nederlandse overheid toezeggingen
                              gedaan die niet bekend zijn geworden bij de Tweede Kamer? Zo ja, welke en aan wie?
                           
4
Wat zijn de gevolgen van de voorlopige gunning aan de Franse werf Naval voor de samenwerking
                              op maritieme basis in Noord-Europa? Betekent dit dat deze samenwerking niet of nauwelijks
                              meer zal plaatsvinden?
                           
5
Waarom is er gekozen voor een strategische samenwerking met Frankrijk op het terrein
                              van de bouw van schepen/boten voor de Koninklijke Marine? Komt hierdoor de continuïteit
                              van de Nederlandse marinebouw niet in gevaar, die in de sectoragenda voor de Maritieme
                              Maakindustrie van het kabinet van groot belang voor onze strategische autonomie wordt
                              geacht?
                           
6
Is er bij de beoordeling van de puntenscore voor de deelnemende werven gebruikgemaakt
                              van een «multiplier»? Zo ja, op welke wijze? Wie heeft opdracht gegeven deze «multiplier»
                              te hanteren voor wat betreft de puntentelling?
                           
7
In hoeverre is de prijs van doorslaggevend belang geweest bij de keuze? Is dit belang
                              gedurende het aanbestedingstraject nog groter geworden als gevolg van autonome prijsstijgingen
                              door externe factoren? Was het daardoor in feite onmogelijk om een lage prijs te evenaren
                              door het bieden van een kwalitatief betere boot en/of door een grotere Nederlandse
                              industrieparticipatie?
                           
8
In hoeverre is door het grote belang van de prijs in de weging een commerciële werf
                              bij voorbaat kansloos in vergelijking met een staatsgesteunde werf? In hoeverre is
                              deze overweging meegenomen gedurende de beslissingscriteria?
                           
9
Kunt u een opsomming geven van de projecten die Naval Group en/of zijn voorganger
                              DCNS in de laatste 25 jaar op tijd en binnen budget heeft opgeleverd? En welke niet?
                           
10
Kunt u een vaststaande opsomming geven van de geverifieerde betrokkenheid van Nederlandse
                              bedrijven bij de assistentie van de bouw door de Franse werf Naval? Zo nee, waarom
                              niet en wanneer is die duidelijkheid er wel?
                           
11
Wat is de omvang van de toegezegde betrokkenheid van de Nederlandse industrie bij
                              de bouw door Naval?
                           
12
Hoe ziet u de bredere toekomstige (veiligheids)samenwerking met Frankrijk concreet
                              voor zich? Waar zou die uit moeten bestaan?
                           
13
In hoeverre zijn de opgaven over de daadwerkelijke betrokkenheid van Nederlandse bedrijven
                              in de industriële samenwerkingsovereenkomsten (ICA) daadwerkelijk gecheckt bij die
                              bedrijven? Wat is het aandeel Nederlandse manjaren in de biedingen van de drie werven?
                           
14
Kunt u een opsomming geven van de projecten die Damen Naval in de laatste 25 jaar
                              op tijd en binnen budget heeft opgeleverd? En welke niet?
                           
15
Hoe is het track record van Naval meegewogen in het gunningstraject, denk aan de déconfiture
                              van de verwerving van 12 Australische boten en andere casussen?
                           
16
Hoe verhoudt de gunning aan de Franse werf Naval zich tot de inhoud van de ambitieuze
                              sectoragenda «No guts, no Glorie» over het belang van de Nederlandse maritieme maakindustrie
                              en de actielijn daarin onze vitale nationale belangen zwaarder mee te wegen bij inkooptrajecten
                              van de overheid met een zo groot mogelijke betrokkenheid van de Nederlandse maritieme
                              maakindustrie?
                           
17
Hoe is invulling gegeven aan het voornemen vanaf het begin van het besluitvormingsproces
                              te sturen op het zoveel mogelijk richten van de toekomstige vervangingsprojecten van
                              de Marine en de Rijksrederij op onze maritieme maakindustrie?
                           
18
Hoe is het feit dat Naval Group's laatste onderzeebootproject, de Barracudaklasse,
                              bijna 25 jaar besloeg tot oplevering van de eerste boot in het gunningstraject? Wat
                              betekent dit voor de levertermijn van de nieuwe onderzeeboten? Hoe weet u zeker dat
                              de boten binnen de gestelde termijn worden opgeleverd?
                           
19
Wat is de contractuele verplichting van de ICA voor de Nederlandse maritieme industrie
                              in een percentage van de order voor de onderzeeboten? Hoeveel is de directe betrokkenheid,
                              dus leveringen van Nederlandse producten, systemen en kennis die direct in de onderzeeboot
                              worden toegepast?
                           
20
Welke afspraken zijn gemaakt over het (deels) overdragen van intellectueel eigendom
                              om zo het reguliere onderhoud in Nederland door Nederlandse bedrijven te kunnen blijven
                              uitvoeren?
                           
21
Hoe is het strategische belang van maximale Nederlandse betrokkenheid meegewogen in
                              de beoordeling?
                           
22
Heeft de commissaris militaire productie (CMP), werkzaam voor het Ministerie van Economische
                              Zaken en Klimaat, Nederlandse bedrijven bezocht die worden genoemd in de drie voorstellen?
                              Heeft het Ministerie van EZK zich de «hardheid» van de industriële opvolging nagetrokken?
                           
23
Kan er inzicht worden gegeven in de situatie die zou ontstaan als de puntentelling
                              in de aanbesteding per werf wordt uitgesplitst naar prijs, kwaliteit en Nederlandse
                              industriële betrokkenheid? Welke werf scoort dan op de verschillende onderdelen het
                              beste?
                           
24
Loopt de OEM-positie van de Damen-werf bij de bouw van oppervlakteschepen in de toekomst
                              gevaar door de voorlopige gunning van de onderzeebootorder aan de Franse werf Naval?
                              Kan Naval bijvoorbeeld via IHC meedingen bij de aanbesteding van de vervanger van
                              het luchtverdedigings- en commandofregat (LCF)? Verzwakt dit de positie van de Nederlandse
                              marinebouw niet binnen Europa?
                           
25
In hoeverre is tijdens de procedure getoetst of hier sprake is van oneerlijke concurrentie
                              door een Frans staatsbedrijf?
                           
26
Is het juist dat de offertes van de werven kunnen worden verlengd tot 31 december
                              2024? Heeft een van de aanbieders daarover al duidelijkheid verschaft?
                           
27
Klopt het dat de D-brief lijkt te suggereren dat er ook een strategische overweging
                              ten grondslag ligt aan de keuze voor de Franse aanbieder? Is deze keuze gemaakt op
                              andere, niet in de D-brief genoemde, overwegingen? Zo ja welke? Zo nee, waarom worden
                              de strategische overwegingen dan genoemd?
                           
28
Welke «andere capaciteitsterreinen» zijn nog beschikbaar voor materieelsamenwerking
                              in de toekomst tussen Nederland en Frankrijk, en waar wil het kabinet dan op inzetten?
                           
29
Met welke landen bestaat op dit moment een samenwerking op onderzeebootgebied? Is
                              dat met de Franse Marine nog niet het geval? Wat is hiervan de achtergrond?
                           
30
Is het juist dat de regering van het Verenigd Koninkrijk (VK) er bij het kabinet op
                              heeft aangedrongen te kiezen voor het Zweeds-/Nederlandse ontwerp van Saab-Damen,
                              om de bestaande Brits-Nederlandse samenwerking op onderzeebootgebied niet verder te
                              bemoeilijken?
                           
31
In hoeverre betekent de strategische samenwerking met Frankrijk op onderzeebootgebied
                              een complicatie voor de samenwerking met het Verenigd Koninkrijk en de Verenigde Staten
                              (VS)?
                           
32
Heeft u bij uw afweging voor strategische samenwerking en strategische consequenties
                              ten aanzien van de gunning van de onderzeebootbouw de aanwezigheid van de Franse atoomwapencapaciteit
                              laten meewegen?
                           
33
In hoeverre moet het gunningsbesluit worden gezien als een stap naar een grotere Frans-Europese
                              autonomie op defensieterrein?
                           
34
Onder welke voorwaarden kreeg een werf een groen licht met betrekking tot de ICA?
                              En bij welk percentage van participatie van de Nederlandse industrie?
                           
35
Welke extra risico’s worden voorzien, aangezien in paragraaf 2.4.2 van het ADR-rapport
                              wordt geconstateerd dat er extra risico’s zijn ten aanzien van de aanpassing van het
                              ontwerp van de winnende werf aan de eisen van Defensie? Welke beheersmaatregelen zijn
                              genomen?
                           
36
Hoe is de objectiviteit in het proces van de totstandkoming en beoordeling van de
                              ICA’s geborgd? Heeft daar ook een onafhankelijke partij meegekeken?
                           
37
Welke risico’s ziet u voor de huidige planning? Hoeveel ruimte is er in de planning
                              om deze risico’s op te vangen?
                           
38
Hoe verhoudt de betrokkenheid van de Nederlandse industrie op basis van de offerte
                              en ICA van Naval Group zich tot de offertes en ICA’s van de andere werven?
                           
39
Wat zijn de financiële risico’s als gevolg van het opsplitsen van aanschaf en instandhouding?
                              Hoe groot en reëel zijn deze risico’s? Wat valt te zeggen over het risico van een
                              te lage inschatting van onderhoudskosten en het risico van uitstel en duurder onderhoud?
                              Hoe gaat u borgen dat de winnende werf gestimuleerd wordt om de onderhoudskosten zo
                              laag mogelijk te houden?
                           
40
Hoe wordt geborgd dat de kwaliteit en voortgang van de winnende werf wordt bewaakt
                              en dat afspraken en toezeggingen worden nagekomen, aangezien daar twijfels kunnen
                              rijzen? Is het mogelijk dat een onafhankelijke partij zoals de Auditdienst Rijk (ADR)
                              periodiek onderzoek doet naar het nakomen van de afspraken en toezeggingen van Naval
                              Group en dat de Kamer hierover periodiek geïnformeerd wordt?
                           
41
Hoe is de regierol van de Directie Materiële Instandhouding (DMI) en de rol van de
                              Nederlandse Defensie-industrie bij onderhoud geborgd? Worden de gebruiksrechten volledig
                              overgedragen?
                           
42
Hoe is het proces bij de totstandkoming van de ICA verlopen?
43
Waarom vraagt, volgens de ADR, de inrichting van programmabeheersing nog de nodige
                              aandacht om te komen tot de vaststelling ervan voor de start van de realisatiefase?
                              Wat is de situatie van de inrichting van de programmabeheersing op dit moment en wat
                              moet er nog gebeuren? Is Defensie wel voldoende in staat om de kwaliteit en voortgang
                              van de winnende werf te borgen zodat afspraken en toezeggingen worden nagekomen, aangezien
                              daar twijfels kunnen rijzen? Hoe wordt dit geborgd? Is het mogelijk dat ook de ADR
                              een nadere toelichting geeft?
                           
44
Waarom wil het kabinet zoveel mogelijk aansluiten bij het kwaliteitssysteem van de
                              winnende werf? Erkent het kabinet dat dat ook het risico van de slager die zijn eigen
                              vlees keurt in zich heeft?
                           
45
Hoe is geborgd dat de uiteindelijke leveringen voldoen aan onze kwaliteitseisen? In
                              hoeverre is geborgd dat er ook extern toezicht komt op de kwaliteit van de leveringen?
                           
46
Kunt u kwalitatief en kwantitatief naast elkaar zetten (i) hoeveel omzet uit de opdracht
                              toevalt aan Nederlandse bedrijven, respectievelijk aan buitenlandse aanbieders, (ii) hoeveel
                              procent dit van de totale opdrachtsom is, (iii) welke afhankelijkheden en voorwaarden
                              verbonden zijn aan deze percentages en getallen bij elk van de partijen, (iv) hoeveel
                              middelen van elk van de aanbiedingen in de komende 20 jaar zouden toevallen aan Nederlandse
                              partners, inclusief onderhoud en doorontwikkeling van de schepen, en (iv) bevestigen
                              dat, respectievelijk uiteenzetten, waarom de keuze voor Naval Group de meeste financiële
                              middelen in ons eigen land houdt, ofwel waarom dit de beste keuze is voor de Nederlandse
                              maritieme maakindustrie?
                           
47
Kunt u uitweiden waarom de aanbieding van Naval Group is gepresenteerd als «drie groene
                              stoplichten»? Kunt u tevens toelichten middels kwalitatieve en kwantitatieve onderbouwing
                              bij welk percentage of bedrag aan Nederlandse bijdragen in het project, het stoplicht
                              op groen gaat? Welke selectiecriteria zijn op dit punt aangehouden in de aanbesteding
                              van de onderzeeboten?
                           
48
Klopt het dat van de drie aanbieders de Naval Group het minste bijdraagt aan de Nederlandse
                              strategische autonomie? Kunt u uiteen zetten hoe de verhoudingen liggen?
                           
49
Kunt u toelichten hoeveel Nederlandse bedrijven daadwerkelijk direct zullen bijdragen
                              aan de bouw van de onderzeeboten? Kunt u een concreet aantal en bedrag noemen en kunt
                              u aangeven hoeveel van deze partijen daadwerkelijk gecontracteerd zijn, hoeveel contracten
                              nog in ontwikkeling zijn en bij hoeveel van de genoemde bedrijven sprake is van een
                              niet bindende intentie, ofwel een verkenning?
                           
50
In hoeverre is de aanbesteding van de vier onderzeeboten bij Naval Group te vergelijken
                              met de mislukte order van Australië met betrekking tot de onderzeeboten?
                           
51
Kunt u garanderen dat bij de gunning aan het Franse Naval Group niet dezelfde contractuele
                              problemen zullen opspelen, zoals de geraamde kosten die al verdubbeld bleken te zijn
                              voordat de bouw feitelijk begon en dat de beloofde industriële samenwerking niet geëffectueerd
                              werd, omdat er in Australië geen geschikte bedrijven zouden zijn? Kunt u gedetailleerd
                              toelichten welke waarborgen hiertoe zijn getroffen? Welke mate van juridische houdbaarheid
                              hebben die waarborgen? Kunt u op dit punt tevens een garantie van de landsadvocaat
                              overleggen om de juridische houdbaarheid te ondersteunen?
                           
52
Heeft de betrouwbaarheid van de te kiezen partner een officiële rol gespeeld bij de
                              voorlopige keuze? Zo ja, hoe scoren Naval, Saab en ThyssenKrupp hierin en hoe is die
                              score tot stand gekomen?
                           
53
In hoeverre kunt u de Nederlandse inbreng garanderen?
54
Welke gunnings-, subgunnings- en subsubgunningscriteria zijn gehanteerd voor het veiligstellen
                              van een zo groot mogelijke bijdrage van Nederlandse content en het Nederlandse bedrijfsleven?
                              Welke eisen zijn op dit punt gesteld aan het borgen van juridische zekerheid over
                              hetgeen door een inschrijver op dit punt wordt aangeboden?
                           
55
Wat is de hardheid van de samenwerkingsovereenkomsten die Naval Group met Nederlandse
                              bedrijven aangaat en welke garanties op nakoming zijn daarin opgenomen?
                           
56
Kunt u benoemen of kwalitatief en kwantitatief sancties zijn opgenomen wanneer de
                              contractuele verplichting van de ICA voor de Nederlandse maritieme industrie niet
                              worden nagekomen? Kunt u de Kamer een oordeel van de landsadvocaat toesturen over
                              de hardheid en garanties die met deze sancties verbonden zijn?
                           
57
Kunt u kwalitatief en zo mogelijk ook kwantitatief reflecteren op het effect op het
                              Nederlandse verdienvermogen van de verschillende aanbiedingen, zowel in termen van
                              directe als indirecte financiële effecten?
                           
58
Hoe kwalificeert u het belang van de laagste prijs voor de aanbesteding in verhouding
                              met het behoud van verdienvermogen in Nederland?
                           
59
Kunt u tevens toelichten hoe dit aspect (vraag 58) is meegewogen in de gunnings-,
                              subgunnings- en subsubgunningscriteria en schetsen hoe dit criterium zich verhoudt
                              tot andere gunningscriteria? Kunt u toelichten in welke mate, zowel kwalitatief als
                              kwantitatief, Nederlandse bedrijven betrokken worden bij het onderhouden van de onderzeevloot
                              na oplevering daarvan? Welke zekerheden zijn op dit punt geborgd, voor welke periode
                              en hoe is uitgesloten dat onderhoud gaandeweg toch naar een ander land verplaatst
                              wordt, waardoor het verdienvermogen van de Nederlandse maritieme maakindustrie afneemt?
                           
60
Wat zijn de belangrijkste factoren die hebben geleid tot de beslissing om Naval Group
                              de opdracht van de onderzeeboten toe te kennen?
                           
61
Kunt u de scorematrix voor de gunningscriteria voor elk van de drie beoordeelde aanbiedingen
                              naast elkaar plaatsen en de Kamer dit in afschrift toesturen?
                           
62
Klopt het dat volgens u Naval Group een brede groep van Nederlandse bedrijven en kennisinstituten
                              betrekt en dat Naval goed heeft gekeken naar wat de Nederlandse industrie kan bieden
                              en een gebalanceerd, veelzijdig en realistisch voorstel heeft ingediend? Kunt u uitleggen
                              wat dit inhoudt? Wat is de definitie van «goed gekeken»? Wat is de definitie van «gebalanceerd»
                              en wanneer is geen sprake van een gebalanceerd voorstel? Wat is de definitie van «veelzijdig»
                              en wanneer is geen sprake van een veelzijdig voorstel? Wat is de definitie van «realistisch»
                              en wanneer is geen sprake van een realistisch voorstel?
                           
Hoe zijn deze criteria meegewogen in de gunnings-, subgunnings- en subsubgunningscriteria,
                              welk gewicht kwam daaraan per criterium toe en hoe zijn de aanbiedingen op deze punten
                              onderling ten opzichte van elkaar vergeleken? Hoe scoorden de andere aanbiedingen
                              op de criteria «goed gekeken», «gebalanceerd» en «realistisch»?
                           
63
Ligt volgens u de kracht van de ICA van Naval Group in de diversiteit van de activiteiten,
                              het hoogtechnologische en innovatieve karakter van de activiteiten, en de brede betrokkenheid
                              van de NLDTIB? Hoe kwalificeert dit tegenover de biedingen van de andere twee partijen?
                           
64
Wat betekent het, dat in de gebalanceerde ICA een aanzienlijk deel van de Nederlandse
                              maritieme defensie-industrie vertegenwoordigd is, in getallen of percentages? Wat
                              is de definitie van «aanzienlijk»? Hoe verhoudt het oordeel «aanzienlijk» uit de ICA
                              van Naval zich ten opzichte van de ICA’s van Saab en ThyssenKrupp? Hoe hebben de drie
                              partijen onderling ten opzichte van elkaar gescoord op het criterium dat «de Nederlandse
                              maritieme defensie-industrie vertegenwoordigd is»?
                           
65
Kunt u de wezenlijke strategische verandering gezien de eerdere nauwe samenwerking
                              met de Noordelijke NAVO-landen duiden? Waarom is de keuze voor Naval op dit punt de
                              beste en waarom is die keuze beter dan een keuze voor Saab-Damen, nu juist die combinatie
                              gaat om de Noordelijke NAVO-landen?
                           
66
Kunt u toelichten of er in de procedures is meegewogen dat staatsbedrijven voordelen
                              hebben op het gebied van het nemen van financiële risico’s? Zo ja, hoe zijn deze voordelen
                              in de afweging van de offertes gemitigeerd?
                           
67
Kunt u toelichten waarom er, ondanks de voordelen van staatsbedrijven op het gebied
                              van garanties en financiële risico’s die kunnen leiden tot een groot prijsverschil,
                              volgens u geen reden is voor een onderzoek naar een gelijk speelveld?
                           
68
Kunt u gedetailleerd ingaan op de berichtgeving van De Telegraaf, waarin stond dat
                              Frankrijk beschikt over wetgeving die Franse bedrijven toestaat om spionageactiviteiten
                              uit te voeren in andere staten? Is dat juist en beschikt Frankrijk over dergelijke
                              wetgeving? Hoe beoordeelt u dat principe? Hoe beoordeelt u het feit dat u voornemens
                              bent om een Franse partij de opdracht voor de bouw van onderzeeboten te gunnen, die
                              daartoe moet samenwerken met Nederlandse bedrijven waarop dan dus ook spionageactiviteiten
                              mogelijk zijn? Welk risico op het weglekken van strategische, nationale kennis van
                              onze maakindustrie ziet u op dit punt? Welke maatregelen kunt u treffen op dit punt
                              en heeft u die ook getroffen? Zo ja, hoe? Heeft u de berichtgeving geverifieerd bij
                              zowel uw Franse als uw Zweedse ambtsgenoot en bij de beide betrokken bedrijven Saab
                              en Naval?
                           
69
Kunt u aangeven waar er mogelijk knelpunten kunnen ontstaan tot het tijdig opleveren
                              van de eerste onderzeeboot?
                           
70
In hoeverre zijn de huidige onderzeeboten nog modern en geavanceerd genoeg om tot
                              in de jaren ’30 door te varen?
                           
71
Is het uit te sluiten dat de huidige onderzeeboten eerder aan vervanging toe zijn?
72
Hoe zijn we ervan verzekerd dat ten tijde van de ingebruikneming van de onderzeeboten
                              ook de «state of the art» elektronische oorlogvoering wordt toegepast?
                           
73
Welke kandidaatwerf heeft het beste gescoord op de gunningscriteria afgezien van de
                              prijs? Is dit de beste onderzeeboot van de drie aanbiedingen?
                           
74
Welke kandidaatwerf heeft de grootste Nederlandse participatie uitgedrukt in euro's?
75
Tot welke datum zijn de ingediende offertes geldig?
76
Hoe en wanneer zijn de gunningscriteria en de ICA tegen elkaar gewogen?
77
Wanneer is er in 2019 in de ministerraad, dan wel in de ministeriële onderraden en
                              overleggen, over de vervanging van de onderzeeboten gesproken? Kunt u voor ieder gesprek
                              aangeven welke bewindspersonen daarbij aanwezig zijn geweest?
                           
78
Zijn er aanwijzingen dat er, naast Saab in 2019, Nederlandse bedrijven en/of kennisinstituten
                              zijn gehackt of bespioneerd in dit proces? Wat betekent de noodzaak van het stellen
                              van deze vraag voor de bescherming van de Nederlandse veiligheidsbelangen? Bent u
                              het ermee eens dat een strategische samenwerking aangaan met een land dat actief spionage
                              inzet om Nederlandse besluitvorming te beïnvloeden niet wenselijk is?
                           
79
Hoe schat u het risico in dat Nederlandse bedrijven en kennisinstituten die meewerken
                              aan de vervanging van de onderzeeboten het slachtoffer worden van economische spionage?
                           
80
Kunt expliciteren waarom Defensie «onder de indruk van de maturiteit van het bod van
                              Naval» is? Hoe verschilt dit van de andere ontwerpen? Op welke manier is de maturiteit
                              van de ontwerpen onderdeel geweest van de gunningscriteria?
                           
81
Wat waren de minimale eisen om een groen stoplicht te krijgen voor de ICA?
82
Hoeveel industriële participatie of andere gerelateerde verplichtingen hebben bedrijven
                              uit Frankrijk, Duitsland en Zweden in Nederland openstaan? Zijn er in het verleden
                              vertragingen opgetreden bij de invulling van deze verplichtingen door bedrijven uit
                              de eerdergenoemde landen? Zo ja, kunt u dit kwantificeren?
                           
83
Wat is de verhouding tussen de directe industriële participatie van de drie aanbiedende
                              werven in de aangeboden ICA’s per 28 november 2023?
                           
84
Wanneer is het gunningsmodel en de daarbij behorende verhouding tussen kwaliteit,
                              prijs en autonomie vastgesteld? Op welke wijze is dit gunningsmodel aangepast voor
                              inflatie in de indexering en andere prijsopdrijvende effecten in de periode tussen
                              het vastgestelde gunningsmodel en datum prijspeil van de offertes om te voorkomen
                              dat de prijs een onevenredig aandeel in het gunningsmodel heeft?
                           
85
Loopt de zelfscheppendheid van de Nederlandse marinebouw in de toekomst gevaar door
                              de voorlopige gunning van de onderzeebootorder aan de Franse werf Naval Group, gezien
                              de verregaande samenwerking met Frankrijk op materieelgebied zoals benoemd in de D-brief?
                              Hoe bent u van plan te voorkomen dat Naval Group meedingt bij de aanbesteding van
                              de vervanger van het luchtverdedigings- en commandofregat (LCF)?
                           
86
Kunt u garanderen dat de offerteprijs de prijs is waarvoor u gaat tekenen? Zo nee,
                              hoeveel stijgt de prijs?
                           
87
Heeft het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat een inschatting gemaakt van
                              de effecten van de concurrerende ICA's op de levenslange instandhouding van de te
                              vervangen onderzeeboten, met inbegrip van een bredere Nederlandse betrokkenheid die
                              zou leiden tot een grotere monetaire terugvloei naar de staatskas over de periode
                              van instandhouding? Zo niet, waarom is dit niet gedaan, en kan dit inzicht alsnog
                              worden gegeven op basis van de aangeboden ICA's per 28 november 2023?
                           
88
Kunt u nader onderzoek doen naar de «all-over» economische en sleuteltechnologie-effecten
                              van een aanbesteding aan Naval Group (Frankrijk) vis-á-vis de Zweedse of Duitse aanbieding?
                              Kunnen hierbij de indirecte effecten worden meegenomen zoals de mogelijkheid een nieuwe
                              hightech exportmarkt («de maritieme ASML») te ontwikkelen, de instandhouding van de
                              onderzeeboten, spill-over effecten naar het civiele scheepsbouwdomein en de inzet
                              van het Nederlandse MKB en kennisinstellingen?
                           
89
In hoeverre is de Nederlandse onderzeedienst en de instandhouding van de onderzeeboten
                              kwetsbaar door de keuze voor Naval Group in vergelijking tot de andere aanbieders,
                              waarbij Nederland (naast Pakistan, India, Brazilië en Maleisië) nu één van de vele
                              kleinere onderzeediensten zal zijn voor Naval Group? Hoe verhoudt zich dit tot de
                              beoogde waarborging van vitale belangen van Nederland zoals verwoord in de recente
                              sectoragenda voor een toekomstbestendige maritieme maakindustrie?
                           
90
Waarom vergroot het kabinet bewust de afhankelijkheid van Frankrijk, terwijl er genoeg
                              capaciteiten zijn in eigen land – en Indonesië, India en Brazilië, samen met Naval
                              Group wel in eigen land bouwen – om een strategisch project als onderzeeboten veel
                              meer nationaal en in evenwichtige Europese samenwerking op te pakken?
                           
91
Kan Defensie een inventarisatie geven in de kennisdomeinen die in Nederland ontbreken
                              en in Indonesië, India en Brazilië blijkbaar wel aanwezig zijn, aangezien deze landen
                              in hun eigen land bouwen, waarop Defensie steeds de conclusie trekt dat Nederland
                              de kennis niet meer bezit om in Nederland onderzeeboten te bouwen?
                           
92
Welk belang is vanuit Nederland gediend met een keuze voor Naval Group waarmee verdere
                              marktconsolidatie wordt bestendigd op het gebied van zowel oppervlakteschepen, zoals
                              fregatten en mijnenvegers, als onderzeeboten?
                           
93
Zal er buiten deze aanbesteding eveneens een Frans-Nederlands defensiepact worden
                              gesloten zoals Frankrijk in 2021 met Griekenland is overeengekomen ten tijde van de
                              aanbesteding voor Griekse fregatten inclusief veiligheidsgaranties? Zo ja, welke?
                              Zo niet, is dit dan geen gemiste kans? Waarom is niet afgesproken dat Frankrijk (een
                              deel van) haar oppervlakte vloot aanbesteedt bij de Nederlandse marinebouw?
                           
94
Wat zijn de effecten van een consumerende Nederlandse Defensie die grotendeels haar
                              Marine heeft aanbesteed bij buitenlandse partijen?
                           
95
Hoe is de mathematische verdeling tussen de drie «ingrediënten» – «beste boot voor
                              de beste prijs», risicobeheersing, en de waarborging van het wezenlijke nationale
                              veiligheidsbelang en strategische autonomie – in het gunningsmodel, zoals benadrukt
                              in de brieven aan het parlement en het debat op 24 maart 2013?
                           
96
Welke harde minimale eisen van daadwerkelijke Nederlandse industriële participatie
                              zijn vastgesteld en welke stimulansen zijn er geïmplementeerd in het gunningsmodel,
                              zoals beschreven in de B-brief? Hoe zwaar hebben deze factoren meegewogen in het totale
                              gunningsmodel?
                           
97
Welk onderscheid in de weging is er gemaakt tussen onderzeeboot gerelateerde industriële
                              participatie en niet-onderzeeboot gerelateerde industriële participatie gezien het
                              herhaalde belang van de waarborging van wezenlijk nationaal veiligheidsbelang en de
                              strategische autonomie die u heeft benadrukt met betrekking tot het onderzeebootprogramma?
                           
98
Welk percentage was intern bepaald als het minimum voor het verkrijgen van het zogenaamde
                              «groene licht» voor de ICA, ondanks dat Minister Adriaansens aan de Kamer meldde dat
                              er geen minimum en maximum was vastgesteld voor de inbreng van de kandidaten? Hoe
                              wordt een (veel) grotere inbreng van andere kandidaten meegewogen, gezien het feit
                              dat volgens uw brief er naast de WNV-eisen een zo groot mogelijke Nederlandse betrokkenheid
                              moet worden vastgelegd?
                           
99
Hoe verschilt de ICA die, als een juridisch bindende commerciële overeenkomst volgens
                              Nederlands recht zal gelden, van de vroegere offset overeenkomsten, indien dit niet
                              identiek is?
                           
100
Wat houden de kritische challengers in, waarover wordt gesproken in het beoordelingsproces
                              van de offertes, en wat is de rol geweest van deze challengers?
                           
101
Welke specifieke maatregelen heeft u binnen het kader van het onderzeebootprogramma
                              genomen om een gelijk speelveld te waarborgen, zoals vermeld in uw brief «DIS in nieuwe
                              geopolitieke context» (Kamerstuk 31 125, nr. 123) aan de Tweede Kamer, waarin u refereert aan een gebrek aan een gelijk speelveld
                              in de defensiemarkt en de intentie tot het implementeren van een actievere industriepolitiek
                              voor meer eerlijke concurrentie?
                           
102
Hoe kunt u onder concurrentie contracteren als er geen realistisch alternatief is,
                              aangezien u in de D-brief schrijft dat daar waar CZSK/DMI niet onafhankelijk kan opereren
                              van de leverancier, en er geen realistisch alternatief is voor de leverancier, zijn
                              noodzakelijke diensten zoveel als mogelijk op voorhand onder concurrentie gecontracteerd
                              worden?
                           
103
Waarom heeft het demissionaire kabinet ervoor gekozen om een buitengewoon drastische
                              koerswijziging op strategisch veiligheidsgebied te maken door te besluiten tot een
                              strategische maritieme samenwerking met Frankrijk, gezien het feit dat er al intensieve
                              samenwerkingen zijn met Noord-Europese landen en het Verenigd Koninkrijk, en het potentieel
                              voor maritieme industriële samenwerking in Noord-Europa? Zijn er adviezen van De Adviesraad
                              Internationale Vraagstukken (AIV) die hieraan ten grondslag liggen?
                           
104
Op welke momenten (tijdstippen) kan Defensie op basis van de prestaties van de winnende
                              werf zonder financiële consequenties het contract beëindigen?
                           
105
Hoe worden ICA's beoordeeld? Hoe gaat Defensie de definitieve ICA's blijvend monitoren
                              en zorgen dat afspraken over en weer worden nageleefd?
                           
106
Zal de voorlopig toegekende onderzeeër grote en kostbare aanpassingen nodig hebben
                              binnen het onderzeebootprogramma om TLAM en MARK48 te kunnen lanceren of worden die
                              modificatiekosten volledig doorgeschoven naar andere programma’s?
                           
107
Wat zijn de garanties dat ISS-werkzaamheden in Nederland worden uitgevoerd?
108
Heeft de, al dan niet, invulling van de ICA van de winnende werf invloed op het betaalschema
                              van het onderzeebootprogramma? Wat zijn eventueel de consequenties van het niet tijdig
                              nakomen van de gecontracteerde ICA?
                           
109
Hoe verhoudt de aankondiging dat honderden miljoenen euro's naar Nederlandse bedrijven
                              zullen gaan, zich tot het totale projectbudget van ongeveer 5,5 miljard euro zoals
                              vermeld in de D-brief? In het bijzonder, gezien het feit dat dit waarschijnlijk betekent
                              dat hoogstens 10% van de waarde van de order naar Nederlandse bedrijven zal gaan,
                              hoe verhoudt dit zich tot grote militaire aanbestedingen van andere landen, zoals
                              het F126-project van Duitsland waar 70% van het werk in Duitsland wordt uitgevoerd?
                           
110
Hoe verhoudt de aankondiging van Naval Group om met tien Nederlandse bedrijven samen
                              te willen werken zich tot de biedingen van TKMS en Saab? Hebben deze bedrijven bevestigd
                              dat ze technische biedingen en offertes aan Naval Group hebben verstrekt, zoals op
                              28 november toen de ICA werd gesloten?
                           
111
Is het haalbaar om direct na de EDC te beginnen met de gedetailleerde engineeringfase
                              voor de Blacksword Barracuda, gezien het feit dat dit een volledig nieuw ontwerp lijkt
                              te zijn met verschillende rompdiameter, lengte en tonnage dan de eerdere Barracuda-varianten?
                              Zal er wellicht eerst een definitiefase en basisengineeringfase moeten plaatsvinden?
                              En zo ja, is hiervoor voldoende tijd toegewezen in het projectschema zoals vermeld
                              in de D-brief?
                           
112
Hoe zal Defensie ervoor zorgen dat de kosten van het Nederlandse onderzeebotenproject
                              niet dezelfde stijging ondergaan als het Shortfin Barracuda-project voor Australië,
                              dat oorspronkelijk begon met een begroting van 50 miljard Australische dollar en uiteindelijk
                              toenam tot 90 miljard Australische dollar voordat het werd geannuleerd?
                           
113
Welke strategische hefbomen heeft Defensie om prijsstijgingen en vertragingen tegen
                              te gaan, en bestaat er een back-up plan voor een dergelijk scenario?
                           
114
Hoe realistisch is het dat Nederlandse bedrijven betrokken worden bij het onderhoud
                              van de onderzeeërs als ze niet betrokken zijn bij de productie? Is er een kennisoverdracht
                              overeengekomen met Naval Group? Hoe worden deze bedrijven gecompenseerd voor de tijd
                              en moeite die ze steken in het opbouwen van de kennis gezien ze de kennis niet opbouwen
                              tijdens de ontwikkelings- en productiefase?
                           
115
Waar komt het grote prijsverschil vandaan, kijkende naar de prijsstelling van Naval
                              Group die relatief laag is in vergelijking met de recente order van Scorpène van Indonesië
                              en de order voor TKMS van Noorwegen?
                           
116
Zijn er bepaalde wegingen veranderd met betrekking tot het betrekken van de Nederlandse
                              industrie tijdens het wervingsproces?
                           
117
In hoeverre zijn de ervaringen in Australië, zoals gemeld door voormalig Minister-President
                              Scott Morrison en Naval Group Australia directeur John Davis, waarbij de order van
                              Naval in Australië zowel qua tijdlijn en budget buiten de perken liep en de samenwerking
                              met lokale industrie werd afgeschaald, meegewogen in de gunning van het Nederlandse
                              onderzeebootprogramma, gezien het feit dat u aangaf dat er tijdens de AUKUS-samenwerking
                              lessen zijn meegenomen door een gezant naar Australië?
                           
118
In hoeverre is staatssteun meegewogen in de prijsverschillen, gezien de prioriteit
                              in de Defensie Industriële Strategie (DIS) om de Nederlandse Maritieme Industrie fors
                              te ondersteunen en het feit dat Nederland deelneemt aan een Noordelijke alliantie
                              van marinebouw om «non-level playing fields» in de Maritieme Maakindustrie tegen te
                              gaan?
                           
119
Hoe is de beslissing voor een strategisch partnerschap met Frankrijk tot stand gekomen,
                              zoals beschreven in de D-brief? Betekent deze keuze dat Nederland zich weg beweegt
                              van samenwerkingen met de VS, het VK en de andere Five Eyes? Wat zijn de implicaties
                              van deze keuze voor onze rol in de Northern Naval Capability Cooperation? Is er met
                              ons parlement besproken dat Nederland ervoor kiest om met Frankrijk samen te werken
                              op het gebied van bescherming?
                           
120
Wat houdt de inrichting van de programmabeheersing in en hoe wordt hier aandacht aan
                              gegeven? Welke rol spelen onder meer de Auditdienst Rijk en de Algemene Rekenkamer
                              bij de rest van het projectproces? Kunt u daar meer over uitweiden?
                           
121
Is er formeel of informeel informatie ingewonnen over hoe onze partners in de Five
                              Eyes over deze gunning denken? Zo ja, welke zienswijze hebben zij met het Defensie
                              gedeeld? Zo nee, waarom niet?
                           
122
Wanneer werd er «groen» gegeven in de stoplichten-procedure? Is er verschil tussen
                              lichtgroen en donkergroen? Wat was het kantelpunt naar «groen» binnen de ICA-evaluatie?
                           
123
Hoe worden het belang van interne kwaliteitsborging binnen de programmaorganisatie
                              en het toezicht op de voortgang en de kwaliteit van de werkzaamheden van de werf bezien?
                           
124
Hoe kan er onder concurrentie worden gecontracteerd ten aanzien van het onderhoud
                              gedurende de levenscyclus als er geen realistisch alternatief is voor de winnende
                              leverancier, zoals beschreven in de D-brief, waarin staat dat CZSK/DMI de bij het
                              onderhoud gedurende de levenscyclus noodzakelijke diensten zoveel mogelijk op voorhand
                              onder concurrentie dient te contracteren bij de winnende werf?
                           
125
Hoe worden de financiële risico's beheerst ten aanzien van het verdere onderhoud van
                              de onderzeeboten?
                           
126
Kunt u beschrijven hoe het bezwaarproces in zijn algemeenheid is vormgegeven, aangezien
                              in de media is vermeld dat TKMS bezwaar maakt tegen de voorgenomen gunning? Kan het
                              bezwaar nog impact hebben op de verdere gunning en uitvoering van dit proces?
                           
127
Leidt het veranderen en toenemen van dreigingen in de afgelopen jaren tot risico's
                              of gedachten rondom het ontwerp, rekening houdend met de bescherming van de bodem
                              van de Noordzee, elektronische oorlogsvoering en toegenomen kennis en kunde op het
                              gebied van sensoren, zowel van onze bondgenoten als van onze tegenstanders?
                           
128
Was «prijs» onderdeel van de gunningcriteria? In welke mate heeft dat meegespeeld?
129
Kunt u iets zeggen over het prijsverschil tussen de scheepswerven? Hoe groot is dat
                              prijsverschil?
                           
130
Wanneer wordt de ICA hard? Voor of na de gunning?
131
Wat zijn de aanvullende risico's waar de Kamer volgens het ADR-rapport onvoldoende
                              over is geïnformeerd?
                           
132
Op welke wijze wordt er toezicht gehouden op het verloop van de planning van het project?
                              Kan hierbij expliciet worden ingegaan op de vraag welke lessen uit eerdere grote projecten
                              getrokken zijn om vertraging te voorkomen?
                           
133
Wie zijn de kritische challengers die betrokken zijn geweest bij de beoordeling van
                              de offertes en wat is precies hun rol geweest?
                           
134
Hoe is de objectiviteit in het proces van de totstandkoming en beoordeling van de
                              ICA’s geborgd? Heeft daar ook een onafhankelijke partij meegekeken?
                           
135
Kunt u iets zeggen over hoe de betrokkenheid van de Nederlandse industrie op basis
                              van de offerte en ICA van Naval Group zich verhoudt tot de offertes en ICA’s van de
                              andere werven?
                           
136
Hoe is de regierol van DMI en de rol van de Nederlandse Defensie-industrie bij onderhoud
                              geborgd? Worden de gebruiksrechten volledig overgedragen?
                           
137
Is het mogelijk dat een onafhankelijke partij, zoals bijvoorbeeld de ADR, periodiek
                              onderzoek kan doen naar het nakomen van de afspraken en toezeggingen van Naval Group
                              en dat de Kamer hierover periodiek geïnformeerd wordt?
                           
138
Wat is de stand van zaken met betrekking tot de inrichting van de programmaorganisatie
                              en programmabeheersing en hoe wordt de interne kwaliteitsborging en het toezicht op
                              de voortgang en kwaliteit van de werkzaamheden van Naval Group hierin opgenomen?
                           
139
Kunt u in de Gateway Review ook de inrichting van de programmabeheersing in de realisatiefase
                              laten beoordelen?
                           
140
Kunt u de Gateway Review met de Kamer delen zodra deze afgerond is?
141
Hoe gaat u de financiële risico’s als gevolg van het opsplitsen van de aanschaf en
                              de instandhouding ondervangen?
                           
142
Hoe gaat u ervoor zorgen dat de kosten voor instandhouding goed ingeschat worden en
                              dat hier voldoende financiële ruimte voor beschikbaar komt?
                           
143
Hoe gaat u borgen dat de winnende werf gestimuleerd wordt om de onderhoudskosten zo
                              laag mogelijk te houden?
                           
144
Wanneer wordt het instandhoudingsbudget geactualiseerd op basis van de gunning aan
                              Naval Group?
                           
145
Kunt u inzicht geven in de tijdlijnen die verbonden zijn aan de verschillende deelfases
                              na contracttekening?
                           
146
Welke risico’s ziet u voor de huidige planning? Hoeveel ruimte heeft u in de planning
                              om deze risico’s op te vangen?
                           
147
Kunt u de Kamer voortaan, desnoods vertrouwelijk, meer inzicht geven in de risico’s
                              en risicoreservering conform de afspraken in de uitgangspuntennotitie?
                           
148
Kunt u in een volgende technische briefing over dit project ook gedetailleerd ingaan
                              op het risicodossier?
                           
149
Wat is uw reflectie op de constatering van de ADR dat het beschikbare bedrag om onbenoemde
                              risico’s op de kunnen vangen beperkt is?
                           
150
Wanneer verwacht u dat de Onderzeedienst de strategische personeelsplanning gebaseerd
                              op het bemannings- en onderhoudsconcept in kan voeren?
                           
151
Kunt u iets dieper ingaan op de huidige uitstroom van personeel en het tekort aan
                              specifiek (technisch) personeel? Is de uitstroom hoger dan verwacht? Wat zijn de redenen
                              voor uitstroom? Welke maatregelen worden genomen om uitstroom te beperken?
                           
152
Waarom is de bemannings- en trainingsfilosofie gewijzigd naar vijf bemanningen voor
                              vier boten en hoe verhoudt dit zich tot de schijnbaar gehandhaafde filosofie van twee
                              operationele onderzeeboten? Heeft dit een effect op de gereedheid?
                           
153
Passen de benodigde infrastructurele en vastgoedaanpassingen in het budget van het
                              project «Uitbreiding afmeercapaciteit» in de Nieuwe Haven?
                           
154
Kan de precieze tijdlijn voor het vervolg van de vervanging van de onderzeebootcapaciteit
                              worden gegeven, met daarbij de nu reeds bekende data en de bandbreedtes waarbinnen
                              volgende fasen uitgevoerd zullen worden?
                           
155
Welke offerte scoorde het hoogst op het beste product voor de beste prijs, welke scoorde
                              als tweede, en welke scoorde als derde?
                           
156
Welke offerte scoorde het hoogst op het aspect risicobeheersing? Welke als tweede
                              en welke als derde?
                           
157
Welke offerte scoorde het hoogst op het aspect waarborging van het wezenlijk nationaal
                              veiligheidsbelang? Welke scoorde als tweede en welke als derde?
                           
158
Welke offerte scoorde het hoogst op het aspect strategische autonomie? Welke als tweede
                              en welke als derde?
                           
159
Hoe definieert u «waardige opvolger»? Is dit voldoen aan dezelfde eisen of veel zaken
                              nog beter doen? Zijn de eisen niet anders voor wat de Marine nu nodig heeft?
                           
160
Kan het kabinet het voldoen of ruimschoots voldoen en overtreffen van operationele
                              behoeften nader toelichten?
                           
161
Welke bedrijven gaat DMI inschakelen bij instandhouding en wat gaat Defensie zelf
                              doen? Wat is hierbij de rol van het project «werf van de toekomst»?
                           
162
Wat is momenteel het tijdspad van nu tot de vier onderzeeboten te water gaan? Wat
                              zijn de risico's die het tijdspad kunnen vertragen?
                           
163
Wat is de onderbouwing voor de keuze niet tijdens verwerving maar wel bij instandhouding
                              gebruik te maken van art. 346 VWEU?
                           
164
Gelet op de informatie die in media terug te vinden was voor het verzenden van de
                              D-brief, zijn de non-disclosure agreements tijdens het proces ergens geschonden?
                           
165
Kunt u aangeven hoeveel procent van de bedrijven die benodigd zijn bij de ontwikkeling
                              van de nieuwe onderzeeboten uit Nederlandse bedrijven bestaat?
                           
166
Kunt u aangeven in hoeverre de Nederlandse industrie wordt betrokken bij het onderhoud
                              van de nieuwe onderzeeboten?
                           
167
Wanneer verwacht u dat het «derde groene licht» behaald zal worden?
168
Welke juridisch bindende afspraken worden beoogd met Naval Group inzake de ontwikkeling
                              van de ICA?
                           
169
Wat leidde tot het faillissement van de Rotterdamsche Droogdok Maatschappij in de
                              jaren 90?
                           
170
Kunt u aangeven waarom Nederland niet meer beschikt over zelfscheppende onderzeeboot
                              bouw?
                           
171
Kunt u toelichten wat het uit de vaart nemen van twee van de vier onderzeeboten betekent
                              voor de cyclus van opwerken en inzet met minder schepen?
                           
172
Kunt u aangeven wat u van plan bent met de Walrusklasse-onderzeeboten wanneer ze uit
                              de vaart gaan?
                           
173
Op basis waarvan zijn de vier militaire functionaliteiten gekozen?
174
Hoe wordt de kwaliteit tijdens de bouw gemonitord en voor het in gebruik nemen gecheckt?
175
Wat kunt u oogmerken onder de zin «een realistisch, gebalanceerd, veelzijdig en realistisch
                              voorstel» in relatie tot wat de Nederlandse industrie kan bieden?
                           
176
Hoe verhoudt de balans die de offerte van Naval Group biedt wat betreft het beste
                              product voor de beste prijs, risicobeheersing en de waarborging van het wezenlijk
                              nationaal veiligheidsbelang en de strategische autonomie zich tot de balans van de
                              andere twee offertes op deze specifieke aspecten? Op welke aspecten was de offerte
                              van Naval beter dan de andere, op welke minder en wat heeft de doorslag gegeven?
                           
177
Met wie wordt het instandhoudingscontract getekend? Hoe is de rolverdeling tussen
                              Defensie, producerende werf en andere bedrijven en kennisinstanties bij instandhouding?
                           
178
Wat moet worden verstaan onder «een aanzienlijk aandeel» en «een duidelijke impuls»,
                              aangezien te lezen valt dat de gebalanceerde ICA een aanzienlijk deel van de Nederlandse
                              maritieme defensie-industrie vertegenwoordigt en dat het een duidelijke impuls zal
                              geven aan de Nederlandse (maritieme) defensie-industrie?
                           
179
Op welk proces berust het inschakelen van Nederlandse bedrijven door Defensie?
180
Er wordt gesproken over samenwerking tussen de werf en de Nederlandse industrie en
                              kennisinstituten. Hoe is geborgd dat deze samenwerking ook in ruime mate plaats gaat
                              vinden?
                           
181
Kunt u voorbeelden geven van eerdere missies die onze onderzeeboten met andere landen
                              draaiden? Is dit al vaker met Frankrijk geweest?
                           
182
Kunt u specifiek voor de onderzeebootdienst cijfers over instroom en uitstroom van
                              personeel geven voor de afgelopen drie tot vijf jaar?
                           
183
Hoe wordt gewaarborgd dat Nederlandse bedrijven toetreden tot toeleveringsketens van
                              Naval Group?
                           
184
Worden de systemen en componenten die zich ook in de onderzeeboten van Frankrijk bevinden
                              in de toekomst mogelijk ontwikkeld door Nederlandse bedrijven?
                           
185
In hoeverre kan de nationale overheid van de winnende werf afwijken van de Memorandum
                              of Understanding (MoU)?
                           
186
Wat betekent de materieelsamenwerking met Frankrijk voor de concurrentiepositie van
                              de Nederlandse markt?
                           
187
Hoeveel vaardagen per jaar heeft de onderzeebootdienst in de afgelopen drie tot vijf
                              jaar gehad? Hoeveel neemt dat naar verwachting af in de komende jaren als er boten
                              uit gebruik worden genomen?
                           
188
In de toekomst moeten vijf bemanningen beschikbaar zijn voor vier onderzeeboten. Betekent
                              dit dan dat een set bemanning niet aan een vaste boot is gekoppeld?
                           
189
Welke mogelijkheden zijn er voor de opleiding van komende capaciteit van de Onderzeedienst?
190
In hoeverre zal Defensie samenwerken in de training van personeel voor de nieuwe klasse
                              onderzeeboten met Frankrijk?
                           
191
Kunt u aangeven of er budgettaire gevolgen zijn voor de opleiding, training en gereedstelling?
192
Kunt u aangeven in hoeverre personeel dat wordt getraind voor de komende onderzeebootklasse
                              al ingezet wordt op de bestaande onderzeeboten?
                           
193
Zijn er al bedrijven die zich in de Maintenance Valley willen gaan vestigen om dit
                              te ondersteunen?
                           
194
Hoeveel procent van de betrokken bedrijven zal Nederlands zijn in de instandhouding?
195
Hoe noemenswaardig is de spreiding van de voorgestelde betrokkenheid van Nederlandse
                              bedrijven en kennisinstellingen?
                           
196
Kunt u uiteenzetten wat de impact is van de gunning van dit type onderzeeboten op
                              de werkgelegenheid in de regio Den Helder?
                           
197
Kunt u aangeven of het ontwikkelen van vastgoed en infrastructuur, alsook de simulatoren
                              en werktuigen voor de instandhouding ook worden geleverd door Nederlandse bedrijven?
                           
198
Kunt u aangeven hoeveel kosten worden verwacht voor de instandhouding van de onderzeeboten?
199
Welke mogelijkheden bestaan er mocht de winnende werf niet voldoen aan de gestelde
                              eisen en afspraken?
                           
200
Kunt u aangeven of er beperkingen zijn bij de inzet van de verouderde klasse en de
                              nieuwe klasse?
                           
Ondertekenaars
- 
              
                  Eerste ondertekenaar
R. de Roon, voorzitter van de vaste commissie voor Defensie - 
              
                  Mede ondertekenaar
N.E. Manten, adjunct-griffier 
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.