Brief commissie : Brief van de commissie voor de Rijksuitgaven over de motie van de leden Van Vroonhoven en Vermeer over een voorstel ontwikkelen voor een volledige doorlichting van alle rijksuitgaven (Kamerstuk 36470-6)
31 865 Verbetering verantwoording en begroting
Nr. 246 BRIEF VAN DE COMMISSIE VOOR DE RIJKSUITGAVEN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 17 april 2024
De Kamer heeft op 21 december 2023 de motie-Van Vroonhoven/Vermeer over een voorstel
ontwikkelen voor een volledige doorlichting van alle rijksuitgaven (Kamerstuk 36 470, nr. 6) aangenomen.
In de motie is geconstateerd dat de Najaarsnota 2023 liet zien dat het Rijk onvoldoende
grip heeft op de rijksuitgaven en dat de Kamer onvoldoende in staat wordt gesteld
om de effectiviteit en doelmatigheid van uitgaven te beoordelen. Om meer zicht te
krijgen op de besteding van budgetten verzocht de motie de commissie voor de Rijksuitgaven
om, in overleg met de Algemene Rekenkamer, een voorstel te doen voor een volledige
doorlichting van de rijksuitgaven.
De commissie voor de Rijksuitgaven heeft over de motie overleg gevoerd met het college
van de Algemene Rekenkamer. In haar procedurevergadering van 11 april 2024 heeft de
commissie vervolgens besloten de motie langs de volgende lijnen uit te voeren, waarbij
wordt aangesloten bij de begrotings- en verantwoordingscyclus:
1. Inzicht vergroten in uitgevoerde en geplande evaluaties;
2. Rol Tweede Kamer versterken;
3. Werking evaluatiestelsel verbeteren.
De commissie voor de Rijksuitgaven heeft mogelijke acties geïdentificeerd die aansluiten
bij de verantwoordelijkheidsverdeling van de verschillende partijen: vakministers,
verantwoordelijk voor planning en uitvoering van evaluaties; de Minister van Financiën
verantwoordelijk voor regelgeving en toezicht; de Algemene Rekenkamer verantwoordelijk
voor extern onderzoek en de Tweede Kamer voor controle van de regering en kaderstelling.
De hiervoor bedoelde acties zijn vermeld in een tabel, die in bijlage 1 is opgenomen.
Een nadere toelichting, die is afgestemd met de Algemene Rekenkamer, op de hierboven
geschetste wijze van uitvoering van de motie-Van Vroonhoven/Vermeer is opgenomen in
bijlage 2.
De commissie voor de Rijksuitgaven heeft in haar procedurevergadering van 11 april
2024 tevens besloten de vaste commissies per brief te informeren over de invulling
van de motie bij de behandeling van de verantwoordingsstukken over het begrotingsjaar
2023. In dat kader zal de commissie voor de Rijksuitgaven de door de vaste commissies
aangewezen rapporteurs voor de verantwoordingstukken verzoeken om in hun onderzoek
naar de kwaliteit van die stukken dit jaar ook expliciet aandacht te besteden aan
de uitkomsten van beleidsevaluaties.
De fungerend voorzitter van de commissie, Sneller
De waarnemend griffier van de commissie, Weeber
Bijlage 1 – Acties ter uitvoering van de motie-Van Vroonhoven/Vermeer
Activiteit
Wie
Wanneer
1. Inzicht vergroten in uitgevoerde en geplande evaluaties
a. Opzet en werking evaluatiestelsel toelichten t.b.v. rapporteurs (jaarverslagen)
Algemene Rekenkamer
23 mei 2024 (Auditcomité)
b. Per begroting inzicht geven in de kwaliteit van de SEA-programmering: zijn er witte
vlekken, wat heeft prioriteit gelet op risico’s?
Algemene Rekenkamer
September-oktober 2024
c. Per begroting inzicht geven in opvolging aanbevelingen uitgevoerde periodieke rapportages/doorlichtingen
en IBO’s
Verzoek Commissie voor de Rijksuitgaven aan Financiën/departementen
September 2024
d. Format opstellen voor periodieke rapportages (vgl. evaluatie fiscale regelingen, incl. scores op bepaalde criteria)
Verzoek Commissie voor de Rijksuitgaven (i.o.m. Algemene Rekenkamer) aan Financiën
September 2024
e. Per begrotingshoofdstuk inzicht geven in uitgevoerde evaluaties, de belangrijkste
bevindingen en aanbevelingen en de opvolging aan de zijde van het kabinet
Verzoek Commissie voor de Rijksuitgaven aan Financiën/departementen
Voorjaar 2025
2. Rol Tweede Kamer versterken
a. Vaste Kamercommissies (via rapporteurs) besteden in hun controle op de kwaliteit
van de verantwoordingstukken aandacht aan uitkomsten beleidsevaluaties, inclusief
opvolging aanbevelingen
Verzoek Commissie voor de Rijksuitgaven aan vaste Kamercommissies (rapporteurs jaarverslagen)
Mei/juni 2024
b. Opstellen handreiking voor parlementaire behandeling periodieke rapportages en
IBO’s (w.o. plannen van aanpak), incl. aandacht voor werkwijze en processen
Commissie voor de Rijksuitgaven en Algemene Rekenkamer
Zomer 2024
c. Vaste Kamercommissies (via rapporteurs) geven bij begrotingsbehandelingen aan welke
evaluaties in de SEA naar oordeel commissie prioriteit hebben en welke onderwerpen,
gelet op witte vlekken, alsnog opgenomen zouden moeten worden
Verzoek Commissie voor de Rijksuitgaven aan vaste Kamercommissies (rapporteurs begrotingen)
September-December 2024
3. Werking evaluatiestelsel verbeteren
a. (Mogelijk) onderzoek naar de kwaliteit van (selectie van) periodieke rapportages
en onderliggende evaluaties
Algemene Rekenkamer
Middellange termijn
b. (Mogelijk) onderzoek naar toezichtrol Financiën
Algemene Rekenkamer
Middellange termijn
Bijlage 2 – Nadere toelichting op de uitvoering van de motie-Van Vroonhoven/Vermeer
1. Uitgangspunten voor de uitvoering van de motie
Na overleg met de Algemene Rekenkamer heeft de commissie voor de Rijksuitgaven besloten
zo veel mogelijk aan te sluiten bij wat al bestaat en wat al gebeurt op het gebied
van het doorlichten van de rijksuitgaven. Dit leidt tot de volgende uitgangspunten.
1. De motie is te interpreteren als een oproep voor een doorlichting van alle rijksuitgaven,
inclusief de premiegefinancierde sectoren (Miljoenennota 2024: € 433,76 miljard). Daarmee wordt ook een belangrijk deel van het beleid in de zorg
en sociale zekerheid meegenomen. Ook de fiscale regelingen (belastinguitgaven) worden
bij de uitvoering van de motie betrokken.
2. De bestaande Strategische Evaluatie Agenda (SEA), inclusief de planning van de interdepartementale
beleidsonderzoeken (IBO’s), geldt als startpunt voor de uitvoering van de motie.
3. Voor de uitvoering van de motie wordt de bestaande verantwoordelijkheidsverdeling
voor evaluatieonderzoek zoals is vastgelegd in de Comptabiliteitswet 2016 als uitgangspunt
genomen, met de Tweede Kamer als medewetgever en controleur van de regering. Daarbij
geldt dat de Ministers primair verantwoordelijk zijn voor het evalueren van het beleid,
de Minister van Financiën een regelgevende en toezichthoudende rol heeft en de Algemene
Rekenkamer een controlerende verantwoordelijkheid heeft ten aanzien van de doeltreffendheid
en doelmatigheid van Rijksbeleid. Zie in het bijzonder de CW-artikelen 4.1 lid 1, 4.20 lid 2 f en 7.16.
4. De uitvoering van de motie is gericht op:
a) het per SEA-beleidsthema inzichtelijk maken van beschikbare onderzoeken over de doeltreffendheid
en doelmatigheid van het gevoerde beleid;
b) het verkrijgen van inzicht in de doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid waar
deze inzichten nog ontbreken door adequate onderzoeksagenda en kwalitatief goede evaluaties;
c) het identificeren van structurele maatregelen voor verbetering van de opzet en werking
van het rijksevaluatiesysteem, inclusief de «regierol» van de Kamer. Daarbij wordt
aangesloten bij de begrotings- en verantwoordingscyclus (zie kader).
Aansluiting op begrotings- en verantwoordingscyclus
In de huidige praktijk is er bij de behandeling van de begrotingen en jaarverslagen
nog niet veel en nog niet op systematische wijze aandacht voor de effectiviteit en
doelmatigheid van beleid, inclusief eventuele aanbevelingen om tot beter beleid te
komen. Verschillende voorgestelde terugkerende acties beogen een betere aansluiting
van het evaluatiestelsel op de begrotings- en verantwoordingscyclus.
Begrotingen
• Kabinet biedt begrotingen inclusief Strategische Evaluatie Agenda’s aan;
• Algemene Rekenkamer beoordeelt Strategische Evaluatie Agenda’s;
• Kamer prioriteert in begrotingsbehandelingen evaluaties en stelt zo nodig evaluaties
voor.
Jaarverslagen
• Kabinet biedt overzicht aan Kamer aan van uitgevoerde evaluaties, verkregen inzichten
en uitgevoerde aanpassingen van beleid n.a.v. eerder onderzoek;
• Algemene Rekenkamer beoordeelt jaarlijks kwaliteit (totstandkoming) van de beleidsinformatie
en kan verdiepend naar evaluaties kijken;
• Kamer benut overzicht en zoomt in behandelingen van de departementale verantwoordingen
in op enkele evaluaties en op al dan niet opgevolgde aanbevelingen.
Specifiek aandachtspunt daarbij is hoe de evaluatie-uitkomsten goed kunnen worden
benut om bestaande uitgaven ter discussie te kunnen stellen en (integraal) af te wegen
tegen andere, nieuwe prioriteiten, met name door een betere aansluiting op de behandeling
van de (meerjarige) Voorjaarsnota.
2. Opzet huidige evaluatiestelsel
• Sinds 2021 bevat elke departementale begroting een Strategische Evaluatie Agenda (SEA).
Deze Strategische Evaluatie Agenda is een uitwerking van de versterking van het Rijksbrede
evaluatiestelsel vanuit de Operatie Inzicht in Kwaliteit (2018–2021). Doel van die
operatie was om meer inzicht te krijgen in de werking van beleid en deze inzichten
ook beter te benutten om de kwaliteit van beleid te vergroten.
• Het kabinet heeft met de introductie van de SEA een volledige (periodieke) doorlichting
van ten minste het begrotingsgefinancierde deel van de uitgaven en beleid voor ogen
gehad.
• De SEA is een meerjarige evaluatie-agenda op alle belangrijke (beleids)thema’s en
bijbehorende begrotingsartikelen per departement. Ministers dienen in zogenoemde vier-
tot zeven jaarlijkse «periodieke rapportages» over een (beleids)thema op de SEA de
in de rapportageperiode opgedane inzichten in de (voorwaarden voor) doeltreffendheid
en doelmatigheid van het beleid samen te brengen.
• In die periodieke rapportages moeten ook lessen worden getrokken om de doeltreffendheid
en doelmatigheid van het beleid te verbeteren en (in beginsel) ten minste een besparingsoptie
van 20% te worden geschetst, evt. onder verwijzing naar eerder in kaart gebrachte
besparingsopties, bijvoorbeeld in interdepartementale beleidsonderzoeken, brede heroverwegingen
of andere evaluaties.
• De SEA’s maken onderdeel uit van de departementale begrotingen. Ministeries zijn op
grond van de Regeling Periodiek Evaluatieonderzoek 2022 sinds de ontwerpbegrotingen voor 2024 verplicht op deze wijze de hele begroting door
te lichten. Eerder bestond al een vergelijkbare verplichting om elk begrotingsartikel ten minste eens de zeven jaar te evalueren,
destijds aangeduid als «beleidsdoorlichting».
• Naast de SEA, waarbij elke betrokken Minister voor het eigen beleidsterrein in de
lead is, worden in opdracht van het kabinet ook jaarlijks zogenoemde Interdepartementale
BeleidsOnderzoeken (IBO’s) uitgevoerd. IBO’s zijn ambtelijke onderzoeken die onafhankelijk
van de politiek worden uitgevoerd en die beleidsopties ontwikkelen op uiteenlopende
beleidsterreinen. De beleidsopties zijn in de regel budgetneutraal en er wordt tenminste
een besparingsvariant van 10 tot 20% uitgewerkt. Indien relevant en gewenst, kan er
in de taakopdracht ook afgesproken worden om een intensiveringsvariant op te nemen.
Het Ministerie van Financiën coördineert de IBO's en voert ze uit in samenwerking
met de vakdepartementen.
• Incidenteel worden Brede (Maatschappelijke) Heroverwegingen (BMH’s) uitgevoerd. Bij
een ronde BMH’s worden voor de 15–20 grootste beleidsterreinen beleidsopties integraal
in kaart gebracht. De laatste ronde BMH’s dateert van 2020.
3. Waarom werkt het stelsel nog niet goed?
Er is in Nederland sprake van een uitgebreid evaluatiestelsel. Met de SEA, als een
van de opbrengsten van de operatie Inzicht in kwaliteit, is in 2021 de koers weer
iets verlegd. Toch komt naar het idee van de Kamer, en ook gelet op onderzoeken van
de Rekenkamer in het verleden, in de praktijk het evaluatiestelsel nog onvoldoende
uit de verf. De operatie Inzicht in kwaliteit heeft ook geen specifiek vervolg gekregen.
Op basis van gesprekken en inventarisaties ziet de commissie voor de Rijksuitgaven
ten minste vier aandachtspunten bij de werking van het huidige stelsel in de praktijk:
1. Er is (nog) onvoldoende informatie van goede kwaliteit over de doeltreffendheid en
doelmatigheid van het rijksbeleid en over besparingsvarianten. En de informatie die
er is, is vaak onvoldoende toegankelijk. Hierdoor kan de Tweede Kamer haar controlerende
rol onvoldoende vervullen en wordt het maken van integrale afwegingen over die inzet
van middelen die het beste aansluit bij beleidsprioriteiten bemoeilijkt.
2. De Minister van Financiën doet in faciliterende zin al veel, maar kan met name zijn
toezichthoudende rol op het terrein van evaluatieonderzoek nog verder versterken.
3. De Algemene Rekenkamer doet zelf onderzoek naar de doeltreffendheid en doelmatigheid
van beleid, maar heeft de afgelopen jaren minder systematisch onderzoek gedaan naar
de beschikbaarheid en kwaliteit van beleidsinformatie (cf. de eerdere reeks rijksbrede
onderzoeken Staat van de beleidsinformatie).
4. De Tweede Kamer benut de wel aanwezige informatie nog onvoldoende en pakt ook nog
onvoldoende regie om op systematische wijze tot meer en beter inzicht over de kwaliteit
van beleid te komen. De Tweede Kamer besteedt nog weinig aandacht aan de evaluatieagenda’s
en de opzet van voorgenomen evaluaties en aan de uitkomsten van de wel beschikbare
evaluaties, inclusief eventuele aanbevelingen om tot beter beleid te komen.
Houding en gedrag daarnaast belangrijk
Naast deze vier aandachtpunten geldt nog een belangrijk uitgangspunt: het evaluatiestelsel
moet bijdragen aan leren en verbeteren. Met evalueren legt het kabinet uiteraard ook
verantwoording af over de behaalde resultaten, maar het is niet of althans niet alleen
bedoeld om af te rekenen. Evalueren is geen doel op zich, maar noodzakelijk om de
juiste prioriteiten te kunnen stellen en belasting- en premiegeld zo effectief en
doelmatig mogelijk in te zetten, met zoveel mogelijk maatschappelijke impact.
Dat stelt eisen aan alle betrokken actoren. Het leren van evaluaties vereist openheid
en kwetsbaarheid van departementen, het vereist inzet en capaciteit. Het vereist dat de Minister van Financiën zich als kadersteller en toezichthouder actief opstelt, kennis aanbiedt, faciliteert.
Maar ook de kwaliteit van evaluaties bewaakt. Het vraagt van de Algemene Rekenkamer voortdurende aandacht voor de invulling van haar controlerende verantwoordelijkheid
ten aanzien van de doeltreffendheid en doelmatigheid van het Rijksbeleid in brede
zin. En het vraagt interesse en tijd van de Kamer om te reflecteren op de uitkomsten van evaluaties. De Kamer kan met interesse en
een kritische houding gericht op leren, departementen stimuleren om evaluaties goed
uit te voeren en toegankelijk op te schrijven. En waar evaluaties onvoldoende inzicht
opleveren, zou de Kamer vanuit haar kaderstellende en controlerende rol de betrokken
Ministers moeten vragen hun huiswerk over te doen.
4. Acties om huidige inzicht te vergroten en stelsel beter te laten werken
Gelet op bovengenoemde aandachtpunten, houding en gedrag zijn enkele aanpassingen
in het bestaande stelsel wenselijk. De commissie voor de Rijksuitgaven heeft daarom
langs drie lijnen verschillende mogelijke acties geïdentificeerd (zie bijlage 1),
die aansluiten bij de verantwoordelijkheidsverdeling van de verschillende partijen:
1. Inzicht Tweede Kamer vergroten in uitgevoerde en geplande evaluaties;
2. Regie Tweede Kamer vergroten;
3. Werking evaluatiestelsel verbeteren.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
J.C. Sneller, voorzitter van de commissie voor de Rijksuitgaven -
Mede ondertekenaar
A.H.M. Weeber, griffier