Brief Presidium : Brief van het Presidium over uitvoering van de motie van het lid Timmermans c.s. over onderzoeken hoe de Kamer de interne regelgeving en het toezicht op Kamerleden en Kamerfracties kan versterken (Kamerstuk 30821-209)
30 821 Nationale Veiligheid
Nr. 217
BRIEF VAN HET PRESIDIUM
Den Haag, 17 april 2024
Aan de Leden
De Kamer heeft op 9 april 2024 de motie van het lid Timmermans c.s. (Kamerstuk 30 821, nr. 209) aangenomen waarin het Presidium gevraagd wordt, al dan niet via een werkgroep, een
democratische weerbaarheidstoets te (laten) uitvoeren en te onderzoeken hoe de Kamer
de interne regelgeving en het toezicht op de Kamerleden en Kamerfracties kan versterken
om ongewenste beïnvloeding te voorkomen. In de motie wordt het Presidium ook verzocht
om binnen een maand opties aan de Kamer voor te leggen over hoe de Kamer onafhankelijk
onderzoek kan (laten) verrichten naar ongewenste beïnvloeding van Kamerleden en Kamerfracties.
Democratische weerbaarheidstoets
De uitwerking van wat verstaan dient te worden onder een «democratische weerbaarheidstoets»
vergt een nadere doordenking. Het Presidium ziet als bestuurlijk orgaan van de Kamer
hierin geen rol voor zichzelf weggelegd en beschikt ook niet over de benodigde instrumenten
voor deze inhoudelijke uitwerking. De vaste commissies van de Kamer hebben wel de
beschikking over dit instrumentarium, in de vorm van deskundige ambtelijke ondersteuning
en een kennisbudget om dergelijk onderzoek uit te laten voeren. Daarom verzoekt het
Presidium de commissie voor Binnenlandse Zaken dit onderdeel van de motie nader uit
te werken.
De commissie voor Binnenlandse Zaken kan haar kennisbudget en kennisinstrumentarium
aanwenden om het gevraagde onderzoek te (laten) verrichten, bijvoorbeeld door wetenschappers
of andere experts te raadplegen. Daartoe kan eerst uit haar midden een voorbereidende
werkgroep worden ingesteld. Deze voorbereidingsgroep zou kunnen nadenken over de reikwijdte
van een eventuele onderzoeksopdracht en de centrale vraagstelling in kaart kunnen
brengen. Daarna kunnen – al dan niet via het samenwerkingsverband Parlement & Wetenschap
– wetenschappers worden gezocht die het daadwerkelijke onderzoek (bijv. een quickscan)
uitvoeren.
Een andere optie is om de onderzoeksopdracht direct bij een extern adviesorgaan neer
te leggen, bijvoorbeeld de Venetië Commissie van de Raad van Europa. Een dergelijke
externe adviesaanvraag kan door de commissie voor Binnenlandse Zaken inhoudelijk worden
uitgewerkt en vervolgens aan de Kamer worden voorgelegd.
Opties voor onafhankelijk onderzoek
Ter uitvoering van het tweede deel van de motie legt het Presidium hierbij enkele
opties aan u voor met betrekking tot het verrichten van een onafhankelijk onderzoek
naar ongewenste beïnvloeding. Het Presidium schetst daarbij ook enkele routes die
eerder zijn toegepast door de Kamer wanneer er sprake was van concrete integriteitsvraagstukken
of verdenkingen aangaande Kamerleden.
De Tweede Kamer kan, al dan niet via de commissie Binnenlandse Zaken, aan de Venetië
Commissie het verzoek voorleggen om te onderzoeken hoe interne regelgeving en het
toezicht op Kamerleden en Kamerfracties versterkt kunnen worden om ongewenste beïnvloeding
te voorkomen. De Venetië Commissie is een adviesorgaan van de Raad van Europa dat advies uitbrengt over kwesties op gebied van democratie en recht(sstaat). Het
voorkomen van ongewenste beïnvloeding van politici is een onderwerp waarover de Venetië
Commissie recent nog een advies heeft gepubliceerd aan Hongarije (maart 2024).1 De Venetië Commissie beslist zelf of zij op het verzoek kan ingaan. In 2021 heeft
deze Commissie, op verzoek van de Tweede Kamer, naar aanleiding van de motie-Omtzigt
c.s. (Kamerstuk 35 510, nr. 11), een advies uitgebracht over de rechtsbescherming van burgers in Nederland.2
De Tweede Kamer kent sinds enkele jaren een regeling die het mogelijk maakt een klacht
in te dienen bij het College van onderzoek integriteit, dat vervolgens kan besluiten
een onderzoek in te stellen. Het College van onderzoek integriteit houdt toezicht
op de GedragscodeLeden van de Tweede Kamer der Staten-Generaal. De tweede gedragsregel uit deze code
bepaalt dat een Kamerlid geen gift of gunst accepteert die bedoeld is om zijn handelen
in het ambt te beïnvloeden. Toezicht op en handhaving van de Gedragscode worden geregeld
in de Regelingtoezicht en handhaving Gedragscode Leden van de Tweede Kamer der Staten-Generaal.
Hierin staat dat iedereen een klacht over overtreding van de Gedragscode kan indienen.
Het College van onderzoek integriteit behandelt deze klachten. Uit de jaarverslagen
van het College blijkt dat eenmaal een klacht over het aannemen van giften is ingediend.
Het College heeft toen een onderzoek ingesteld, maar uiteindelijk geoordeeld dat de
klacht ongegrond was (Kamerstuk 35 351, nr. 25). Naar aanleiding van een evaluatie heeft het Presidium recent enkele voorstellen
tot wijziging van de Gedragscode en de Regeling toezicht en handhaving Gedragscode
aan de Kamer voorgelegd (Kamerstukken 35 351, nrs. 26-27).
Wanneer er sprake is van een vermoeden van een strafbaar feit begaan door een Minister,
Staatssecretaris of Kamerlid kan de Tweede Kamer een commissie van onderzoek instellen op basis van de Wet op
de ministeriële verantwoordelijkheid en ambtsdelicten leden Staten-Generaal, Ministers
en staatssecretarissen (Wmv). Een dergelijke commissie van onderzoek stelde de Kamer
in 2015 in naar aanleiding van het uitlekken van informatie uit de commissie IVD (Kamerstuk
34 340, nr. 1). De procedure die de Tweede Kamer volgens de Wmv kan volgen heeft het Presidium
u onlangs toegestuurd (zie bijlage bij Kamerstuk 34 340, nr. 21). In 2021 is deze wet door de Commissie herziening wetgeving ambtsdelicten Kamerleden
en bewindspersonen geëvalueerd onder leiding van mr. J.W. Fokkens («Commissie Fokkens»).
Het kabinet heeft in een recente hoofdlijnenbrief aangekondigd de aanbevelingen van de Commissie Fokkens op te volgen en daartoe naast
een grondwetswijziging een gemoderniseerde regeling in het Wetboek van Strafvordering
op te nemen (Kamerstuk 34 340, nr. 22).
In het verleden heeft de Tweede Kamer ook eenmaal een onafhankelijke commissie met
experts («commissie van wijzen») ingesteld om onderzoek te verrichten. In januari
2010 benoemde de Kamer een commissie (bestaande uit een voormalig procureur-generaal,
een voormalig Minister en een voormalig Griffier van de Tweede Kamer) om onderzoek
te doen naar het lekken van Prinsjesdagstukken (Kamerstuk 32 173, nr. 1). Deze commissie had geen specifieke onderzoeks- of opsporingsbevoegdheden, maar
kon wel gebruik maken van aan de Rijksrecherche gevraagde ondersteuning, respectievelijk
ingehuurde experts met kennis en ervaring op het gebied van forensisch onderzoek (zie
bijlage bij Kamerstuk 32 173, nr. 2).
Ten slotte wijst het Presidium nog op de Voorlichting van de Afdeling Advisering van
de Raad van State over de juridische mogelijkheden voor onafhankelijk onderzoek naar
buitenlandse financiering van politieke partijen, die op verzoek van de Tweede Kamer
tot stand is gekomen (Kamerstuk 35 657, nr. 91). In deze voorlichting gaat de Afdeling Advisering in op de mogelijkheden voor het
toezicht op de financiën van politieke partijen, kandidaten en zittende politici.
Het kabinet heeft aangekondigd dat in de nieuwe Wet op de politieke partijen (Wpp) een onafhankelijke autoriteit
wordt ingesteld voor het toezicht op de financiering van politieke partijen. Dit wetsvoorstel
is op 9 april 2024 voor advies naar de Raad van State gestuurd. Op verzoek van de
Tweede Kamer wordt aan de Raad van State de vraag meegegeven of deze toezichthouder
ook een rol kan spelen bij onafhankelijk toezicht op de financiën van individuele
Tweede Kamerleden.
Met het voorleggen van de hierboven geschetste opties heeft het Presidium uitvoering
gegeven aan het tweede dictum van de motie. Het Presidium stelt de verdere uitwerking
van deze motie in handen van de commissie voor Binnenlandse Zaken.
Namens het Presidium,
De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal, Martin Bosma
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M. (Martin) Bosma, voorzitter van het Presidium