Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Soepboer over de berichten ‘Op welk nijpend probleem zijn deze nieuwe kerndoelen een antwoord’ en ‘Curriculumherziening stevent af op mislukking’
Vragen van het lid Soepboer (Nieuw Sociaal Contract) aan de Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs over de berichten «Op welk nijpend probleem zijn deze nieuwe kerndoelen een antwoord» en «Curriculumherziening stevent af op mislukking» (ingezonden 21 maart 2024).
Antwoord van Minister Paul (Primair en Voortgezet Onderwijs) (ontvangen 11 april 2024).
Vraag 1
Kan de Minister onderbouwen waarom zij denkt dat aanvullende zaken op het gebied van
burgerschap en digitale vaardigheden niet leidt tot aanzienlijke taakverzwaring voor
de docent, dan wel tot verarming van de bestaande vakinhoud?1, 2
Antwoord 1
Het verminderen van de overladenheid van het curriculum voor docenten is een van de
belangrijke redenen achter de bijstelling van het curriculum. Het onderwijs is namelijk
gebaat bij een duidelijke opdracht met daarin heldere verwachtingen van wat leerlingen
moeten kennen en kunnen wanneer zij het onderwijs verlaten. Door kerndoelen meer te
concretiseren is het voor leraren duidelijker wat leerlingen moeten leren (en dus
ook wat niet verplicht is). Dit leidt tot minder overladenheid, doordat methodes «dunner»
kunnen worden en er daarmee minder werkdruk ontstaat en dat is een belangrijk doel
van de huidige curriculumherziening.
Specifiek ten aanzien van burgerschap en digitale geletterdheid geldt dat scholen
nu al veel aan burgerschap en digitale geletterdheid doen, ondanks dat de huidige
kerndoelen er slechts impliciet en beperkt aandacht aan besteden. De Onderwijsraad
stelt in haar advies dat het Nederlandse onderwijs in democratisch burgerschap beter,
doordachter en systematischer kan en moet.3 Ook op het gebied van digitale geletterdheid wordt niet altijd gewerkt op basis van
een visie en een gestructureerde aanpak. Volgens een focusgroep van experts zou dit
kunnen komen doordat er nog geen kerndoelen voor digitale geletterdheid zijn vastgelegd.4 Scholen weten op het terrein van burgerschap en digitale geletterdheid momenteel
dus niet goed wat er van hen wordt verwacht en dat maakt het ingewikkeld om er op
een doelgerichte manier aan te werken. Juist het expliciteren van de opdracht op burgerschap
en digitale geletterdheid kan dan ook leiden tot een taakverlichting.
Scholen zullen voor alle leergebieden goed moeten bekijken of dat wat zij deden onder
de vlag van de oude kerndoelen nog wel echt allemaal nodig is. In de werkopdracht
aan de Stichting Leerplanontwikkeling (SLO) is meegegeven dat de conceptkerndoelen
beproefd moeten worden door scholen. Voor burgerschap en digitale geletterdheid zal
dat na de zomer 2024 plaatsvinden. Als scholen aangeven dat zij de doelen niet kunnen
onderwijzen in de beschikbare onderwijstijd, dan zullen er aanpassingen worden gedaan.
Vraag 2
Deelt de Minister de mening dat er wél politieke besluitvorming ligt onder het feit
dát we burgerschapsdoelen moeten hebben maar niét over de manier waarop en dat het
in principe aan scholen is om invulling te geven aan burgerschapsonderwijs?
Antwoord 2
Ja. Er ligt politieke besluitvorming onder het feit dat we landelijke burgerschapsdoelen
moeten hebben en hoe deze eruit komen te zien. In de memorie van toelichting op het
wetsvoorstel over de verduidelijking van de burgerschapsopdracht aan scholen staat
toegelicht dat burgerschapsonderwijs ook een (vak)inhoudelijke component heeft.5 Ook heeft uw Kamer via de motie-Rog/Van Meenen expliciet aangegeven dat een kenniscomponent
over democratie en rechtsstaat een sterkere positie moet krijgen in het voortgezet
onderwijs.6 Daarnaast kan uw Kamer zich op meerdere momenten uitspreken over de inhoud van de
kerndoelen burgerschap. Hoe scholen in de praktijk vervolgens uitwerking geven aan
de kerndoelen burgerschap en de burgerschapswet is inderdaad aan de scholen zelf.
Dit volgt uit de vrijheid van onderwijs die geborgd is in de Grondwet.
Vraag 3
In hoeverre deelt de Minister de mening dat de uitwerking van de nieuwe kerndoelen
en vele leergebieden niet in lijn zijn met de focus die in het onderwijs aangebracht
zou moeten worden om de grote problemen zoals het lerarentekort en achteruitgang van
resultaten onder leerlingen op bijvoorbeeld de basisvaardigheden, het hoofd te kunnen
bieden?
Antwoord 3
Nee, die mening deel ik niet. Het is van groot belang dat er focus is op het aanpakken
van de grote uitdagingen in het onderwijs; het verbeteren van de basisvaardigheden
(lezen, rekenen, burgerschap en digitale geletterdheid) en het verminderen van het
lerarentekort. De nieuwe kerndoelen leveren daar een belangrijke bijdrage aan. Om
voldoende toe te komen aan de basisvaardigheden is het belangrijk dat het curriculum
niet overvol raakt en er een duidelijke opdracht aan het onderwijs ligt. Een glasheldere
opdracht leidt uiteindelijk tot beter onderwijs in de klas. Op verzoek van uw Kamer
is prioriteit gegeven aan de ontwikkeling van de kerndoelen voor de basisvaardigheden.
Doordat de kerndoelen lezen en rekenen nu ook beter worden geïntegreerd in andere
leergebieden, kan er bovendien meer prioriteit gegeven worden in de klas aan de basisvaardigheden.
Met duidelijke en concrete kerndoelen willen we bovendien de werkdruk van docenten
verlichten. Als duidelijker is wat «moet» dan wordt ook duidelijk wat er niet door
de docent hoeft te worden gedaan en wat «mag». Zo heeft de docent meer eigenaarschap
over zijn eigen curriculum. Dat draagt ook bij aan het verminderen van het lerarentekort.
Vraag 4
Wat vindt de Minister van de signalen dat de manier waarop op dit moment uitvoering
wordt gegeven aan de nieuwe kerndoelen in de praktijk zorgt voor verdringing in het
curriculum (bijvoorbeeld de vakken biologie en natuurkunde die ruimte zouden moeten
maken voor burgerschap en digitale vaardigheden) bijvoorbeeld door het ontstaan van
nieuwe vakken?
Antwoord 4
Er wordt gewerkt aan nieuwe examenprogramma’s die aangeven wat leerlingen in de bovenbouw
van het voortgezet onderwijs moeten kennen en kunnen. Dit doen we omdat de huidige
examenprogramma’s verouderd zijn. Sommige examenprogramma’s dateren zelfs uit 1998.
Daarnaast is ook het schooleigen programma overladen. Het totale onderwijsprogramma
moet voor leerlingen en leraren behapbaar zijn. Bij het ontwikkelen van de nieuwe
examenprogramma’s, zo ook voor biologie en natuurkunde, wordt gekeken naar de ruimte
die een leergebied in het totale onderwijspakket kan innemen. Het totaal aantal beschikbare
uren wordt als het ware verdeeld over de vakgebieden. Wij hebben aan SLO de opdracht
gegeven hier een voorstel voor te doen. Ook uw Kamer is hier in meegenomen.7
We hebben de afgelopen jaren steeds weer gezien dat leerlingen de basisvaardigheden
onvoldoende beheersen, terwijl ze die nodig hebben om zich later goed in de samenleving
te kunnen redden. Dit betekent dat voor het verbeteren van de basisvaardigheden ook
relatief veel ruimte komt in het nieuwe curriculum. De nieuwe kerndoelen voor burgerschap
en digitale geletterdheid sorteren overigens niet voor op nieuwe vakken maar dit wordt
voor een belangrijk deel geïntegreerd in vakken die alle leerlingen volgen, zodat
ook álle leerlingen van die extra aandacht voor de basisvaardigheden profiteren. Zo
is het bijvoorbeeld essentieel dat alle leerlingen leren over hoe de Nederlandse democratie
werkt. Dit moet dus terugkomen bij maatschappijleer, een vak dat alle leerlingen verplicht
moeten volgen. En niet alleen bij bijvoorbeeld geschiedenis, dat een keuzevak is.
Vraag 5
Deelt de Minister de mening dat de verankering van het nieuwe curriculum in wet- en
regelgeving gebaat is bij een goed en voorspoedig proces?
Antwoord 5
Ja.
Vraag 6
In hoeverre deelt de Minister de mening dat de Kamer daarom vroegtijdig op de hoogte
moet worden gebracht van en dat de kamer vroegtijdig zeggenschap moet krijgen over
de manier waarop gestalte wordt gegeven aan de opdracht herziening curriculum en de
keuzes die daarin worden gemaakt en niet pas nadat het «op de scholen is beproefd»?
Antwoord 6
De curriculumherziening loopt al een lange tijd. Sinds 2014 zijn er verschillende
trajecten geweest die hebben gepoogd het curriculum bij te stellen. Op 6 april 2022
is er uitgebreid met uw Kamer gesproken over een andere aanpak voor de curriculumherziening.8 De opdracht zoals die toen in samenspraak met uw Kamer is geformuleerd, is ook de
vorm waarop de curriculumherziening nu wordt uitgevoerd. In deze opdracht zijn dan
ook de wensen van uw Kamer meegenomen, zoals het voorrang geven aan de basisvaardigheden.9 Na het verstrekken van de opdracht voor de curriculumherziening volgens de nieuwe
aanpak in april 2022 is uw Kamer op verschillende momenten geïnformeerd. Dit is drie
keer gedaan via separate Kamerbrieven over de curriculumherziening. Zo is in februari
2023 de tussenbalans van de curriculumherziening aan uw Kamer verzonden. In de tussenbalans
is uw Kamer geïnformeerd over de eerste stappen die destijds gezet waren en ook over
de opdrachten voor de curriculumherziening die vervolgens werden gegeven.10 Nadat de eerste conceptkerndoelen waren opgeleverd, is uw Kamer hierover ook geïnformeerd.
In september 2023 over de conceptkerndoelen Nederlands en rekenen/wiskunde en in maart
2024 over de conceptkerndoelen burgerschap en digitale geletterdheid.11, 12 Daarnaast heeft uw Kamer in mei 2022 het Masterplan basisvaardigheden ontvangen waarin
de curriculumherziening één van de vijf pijlers is. Vervolgens ontvangt uw Kamer twee
maal per jaar via de voortgangsrapportage van het Masterplan basisvaardigheden informatie
over de voortgang van de herziening.
Op 26 juni aanstaande staat er een commissiedebat geagendeerd over dit onderwerp.
Van tevoren ontvangt uw Kamer de vierde voortgangsrapportage van het Masterplan basisvaardigheden,
waarin ook de laatste ontwikkelingen ten aanzien van de bijstelling van het curriculum
worden meegenomen. Omdat ik me kan voorstellen dat er nog vragen zijn over de curriculumherziening,
zijn mijn ambtenaren graag bereid een technische briefing te geven voorafgaand aan
het commissiedebat.
De Kamer heeft en krijgt dus alle gelegenheid om zich – nog voor de pilotfase – uit
te spreken over het curriculum en de huidige herziening. Tenslotte worden de kerndoelen,
na de pilotfase en voordat deze in werking treden, aan uw Kamer voorgelegd (middels
een nahangprocedure). Eventuele opmerkingen en wensen van uw Kamer kunnen dan worden
verwerkt.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M.L.J. Paul, minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.