Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Van der Plas over noodkreet van gemeenten over doorontwikkeling verwijsindex februari 2024
Vragen van het lid Van der Plas (BBB) aan de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over noodkreet van gemeenten over doorontwikkeling verwijsindex februari 2024 (ingezonden 5 maart 2024).
Antwoord van Staatssecretaris Van Ooijen (Volksgezondheid, Welzijn en Sport) (ontvangen
9 april 2024). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2023–2024, nr. 1317.
Vraag 1
Klopt het dat u voornemens bent om de Verwijsindex af te schaffen zonder dat er een
alternatief beschikbaar is? Zo ja, hoe rechtvaardigt u het afschaffen van een essentieel
samenwerkingsinstrument zonder de garantie van een adequate vervanging?
Antwoord 1
Uw Kamer heeft vervolgens in december 2021 via de aangenomen motie Westerveld en Peters1 verzocht de VIR als wettelijke verplichting uit de Jeugdwet2 te schrappen en indien gemeenten en regio’s er nog wel gebruik van willen maken de
privacy van de jeugdige bij het gebruik wettelijk te waarborgen. In mijn antwoord
op vraag 2 ga ik nader in op de opvolging van de motie.
Het klopt dat ik voornemens ben om de motie uit te voeren en zodoende de grondslag
voor de Verwijsindex Risicojongeren (hierna: VIR) te schrappen uit de Jeugdwet. Uit
evaluaties3 en gesprekken met meldingsbevoegde professionals en gemeenten is gebleken dat het
gebruik en het draagvlak onvoldoende is. Er is geen sprake van de beoogde landelijke
dekking om ook na verhuizing van een gezin in contact te kunnen komen met professionals
uit andere regio’s. Ook blijkt het doelbereik beperkt: dat wordt niet in alle gevallen
en zeker niet overal bereikt. Door deze knelpunten staat de legitimiteit van de VIR,
waarin persoonsgegevens worden bewaard, onder druk.
Tegelijkertijd vind ik het van groot belang dat we blijvend inzetten op de doelen
die zowel liggen onder de VIR, als de brede Jeugdwet: vroegsignalering, informatie-uitwisseling
en het komen tot tijdige en passende ondersteuning. Als het gaat om deze doelen dan
is binnen het werkveld van organisaties die jeugdigen ondersteunen en gemeenten in
de afgelopen jaren stelselbreed al veel geïnvesteerd om tot meer integrale samenwerking
te komen om tijdige en passende hulp te bieden. Deze samenwerking versterk ik verder
via de programma’s Kansrijke Start, de Hervormingsagenda Jeugd en het Toekomstscenario
kind- en gezinsbescherming. Daarnaast is de afgelopen jaren geïnvesteerd in de verplichte
«Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling». De meldcode stelt professionals
in staat om slachtoffers van huiselijk geweld en kindermishandeling beter en eerder
in beeld te krijgen, sneller te kunnen helpen en de veiligheid beter te kunnen monitoren
over langere tijd. De meldcode biedt ook de mogelijkheid informatie uit verschillende
meldingen (ook bovenregionaal) bij Veilig Thuis te combineren en gezamenlijk te kijken
welke hulp het meest effectief is.
Vraag 2
Bent u bekend met het feit dat de Verwijsindex bijdraagt aan vroegtijdig contact tussen
professionals en het bieden van passende hulp aan jeugdigen? Waarom wordt er dan geen
alternatief geboden voordat de Verwijsindex wordt afgeschaft?
Antwoord 2
In de beantwoording van vraag 4 zal ik nader ingaan op de mate waarin de VIR de eigen
doelen behaalt en bijdraagt aan vroegtijdig contact en het bieden van passende hulp.
Om uw vraag zo volledig mogelijke te beantwoorden ga ik hieronder nader in op de opvolging
van de motie Westerveld en Peters4 en het plan van aanpak om de VIR af te bouwen.
De aangenomen motie Westerveld en Peters verzoekt de regering om de VIR als wettelijke
verplichting uit de Jeugdwet te schrappen en indien gemeenten en regio’s er nog wel
gebruik van willen maken de privacy van de jeugdige bij het gebruik wettelijk te waarborgen.
Aan uw Kamer is aangegeven dat enkel het eerste deel van de motie ter hand kan worden
genomen5. Het schrappen van de wettelijke verplichting én het tegelijkertijd in stand houden
van een wettelijke mogelijkheid voor regio’s die nog wel gebruik maken van de VIR,
is niet te rechtvaardigen. Bij het schrappen van de verplichting, vervalt ook de grondslag
voor het delen van gegevens van een jeugdige ten behoeve van matching van professionals
op lokaal of regionaal niveau. Met een melding in de VIR worden persoonsgegevens bewaard
en bij een match gedeeld, zodat professionals van elkaar weten wie betrokken is bij
een jeugdige zodat zij kunnen komen tot vroegtijdige signalering, informatie-uitwisseling
en tijdige hulp, zorg of bijsturing. De rechtvaardiging voor de grondslag ligt zowel
in de regionale als de bovenregionale werking. Daarbij is van belang dat de benodigde
gegevensverwerking proportioneel en daarmee ook effectief is. Als met het schrappen
van de wettelijke verplichting de bovenregionale functie afneemt en de effectiviteit
van onder andere de bovenregionale functies zoals de gezinsmatch, bovenregionale matching
en het signaleren van verhuisbewegingen terugloopt, is de belangrijkste rechtvaardiging
voor die grondslag verdwenen. Uit de verschillende gesprekken die ik vervolgens heb
gevoerd met gemeenten, professionals, client- en ouderorganisaties en andere stakeholders
blijkt dat het draagvlak voor de VIR onvoldoende is om (alsnog) te komen tot de noodzakelijke
landelijke dekking. Om tot een zorgvuldige afbouw van de VIR te komen, is een plan
van aanpak opgesteld. Hierover bent u in de Jeugdbrief van november 2022 geïnformeerd.6
Het gaat hierbij om de volgende acties:
– Het ordentelijk afbouwen uit de Jeugdwet van de wettelijke verplichting.
– Een handreiking voor gemeenten, professionals, ouders en jeugdigen met in kaart gebrachte
werkwijzen die blijvend bijdragen aan de doelstellingen, zoals een gedegen onderlinge
samenwerkingsstructuur tussen professionals en het nauwer in contact staan met ouders.
Hierin is ook informatie opgenomen over belangrijke stappen in de overgangsfase.
– De uitnodiging aan regio’s een plan op te stellen ten aanzien van een mogelijk vervangend
systeem.
Bij het proces van afbouw van de VIR wordt door middel van een projectgroep en klankbordgroep
vanuit diverse gemeenten, aanbieders en koepelorganisaties actief meegedacht.
Vraag 3
Heeft u kennisgenomen van het feit dat jeugdigen zelf positief staan tegenover de
Verwijsindex, omdat het hen helpt om hun netwerk in kaart te houden? Waarom wordt
er geen rekening gehouden met de behoeften en wensen van de jeugdigen?
Antwoord 3
De VIR is geen instrument dat jeugdigen de mogelijkheid biedt om zelf het netwerk
in beeld te krijgen. Het is een instrument voor meldingsbevoegde professionals. Deze
professionals krijgen na een melding in de VIR een signaal als ook een andere professional
via de VIR zijn of haar betrokkenheid kenbaar heeft gemaakt bij dezelfde jeugdige
of hetzelfde gezin. Met toestemming van jeugdige en/of ouder(s) kunnen de professionals
vervolgens onderling contact zoeken om informatie uit te wisselen. Naar mijn weten
is er geen uitvoerig onderzoek gedaan naar de beleving van jeugdigen rond de VIR.
Een knelpunt dat vanuit jongeren- en oudervertegenwoordigers wel wordt benoemd, zijn
de zorgen over de informatiepositie van jeugdigen7.
Als het gaat om rekening houden met de jeugdigen, zie ik hiervoor de sleutel in het
directe contact van de professional(s) met de jeugdigen en het gezin zelf en vanuit
een goed beeld van het betrokken netwerk en de onderliggende behoeftes om tot passende
ondersteuning te komen.
Vraag 4 en 5
Kunt u bevestigen dat de Verwijsindex in meerdere regio's in Nederland heeft bijgedragen
aan vroegtijdig contact tussen professionals en het bijsturen van plannen? Zo ja,
waarom wordt een dergelijk effectief instrument afgeschaft zonder een passend alternatief?
Bent u op de hoogte van het feit dat het afschaffen van de Verwijsindex kan leiden
tot het missen van domein- en regio-overstijgende signalen, met een verhoogd risico
op langdurige trajecten en escalatie tot gevolg? Waarom wordt dit risico genomen zonder
een adequaat alternatief?
Antwoord 4 en 5
Het klopt dat uit het verdiepend onderzoek in 20208 blijkt dat het doelbereik ten aanzien van meer inzicht, vroegtijdig afstemmen, inzetten
en bijstellen van hulpplannen van de VIR hoger ligt in de gebieden waar aandacht wordt
besteed aan een goed functioneren van de VIR dan in gebieden waarin dat niet gebeurt.
Echter, zoals in de beantwoording van vraag 1 en 2 is aangegeven, blijkt uit de aangehaalde
evaluaties en gesprekken met gemeenten en betrokken organisaties uit het veld dat
de mate van doelbereik, gebruik en draagvlak sterk per regio en per beroepsgroep verschilt.
Hierdoor ontbreekt het aan de beoogde noodzakelijke landelijke dekking voor het bestaansrecht
van de VIR. In de beantwoording van vraag 2 is aangegeven hoe ik vormgeef aan een
zorgvuldig afbouwproces, waarin ruimte is voor de regio’s te komen met een verzoek
voor een alternatief dat past binnen de wettelijke kaders en ontwikkelingen van de
Hervormingsagenda Jeugd en Toekomstscenario Kind- en gezinsbescherming. Voorts zet
ik mij met de Hervormingsagenda Jeugd en het Toekomstscenario Kind- en gezinsbescherming
in op de verbeteringen van het jeugdstelsel en het verder versterken van het wijkgericht
werken waar hulp en ondersteuning integraal wordt aangeboden aan kind én gezin. In
situaties waarin zorgen over onveiligheid zijn, blijf ik mij inzetten op het steeds
verder verstevigen van gebruik van de «Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling».
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M. van Ooijen, staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.