Verslag van een schriftelijk overleg : Verslag van een schriftelijk overleg over voorhang wijziging Besluit burgerluchthavens (Kamerstuk 31936-1142)
31 936 Luchtvaartbeleid
Nr. 1151 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 9 april 2024
De vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat heeft een aantal vragen en opmerkingen
voorgelegd aan de Minister van Infrastructuur en Waterstaat over de brief van 9 februari
2024 over de voorhang van de wijziging van het Besluit burgerluchthavens (Kamerstuk
31 936, nr. 1142).
De vragen en opmerkingen zijn op 4 maart 2024 aan de Minister van Infrastructuur en
Waterstaat voorgelegd. Bij brief van 9 april 2024 zijn de vragen beantwoord.
De fungerend voorzitter van de commissie, Postma
Adjunct-griffier van de commissie, Koerselman
Inleiding
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben kennisgenomen van de stukken en hebben
hier nog enkele vragen en opmerkingen bij.
De leden van de NSC-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de Voorhang
wijziging Besluit burgerluchthavens (BBL). Zij vinden het belangrijk dat er strenge
regels zijn om ervoor te zorgen dat door burgerluchthavens veroorzaakte luchtverontreiniging
beperkt blijft.
De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het conceptbesluit.
Graag leggen zij de Minister nog enkele vragen voor.
De leden van de BBB-fractie hebben kennisgenomen van de Voorhang aangaande de wijziging
Besluit burgerluchthavens om een grondslag te kunnen opnemen voor het berekenen van
de emissie van het luchthavenluchtverkeer van stoffen die lokale luchtverontreiniging
veroorzaken.
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen
van de Voorhang wijziging BBL. Zij benadrukken de noodzaak van het snel nemen van
alle mogelijke maatregelen in de luchtvaart, waaronder krimp, om de klimaat- en natuurcrisis
op tijd te bestrijden en om de gezondheid van mensen en dieren te beschermen.
Algemene opmerkingen
Met belangstelling heb ik kennisgenomen van de vragen en opmerkingen van de fracties
over de voorhang bij de wijziging van het Besluit burgerluchthavens (BBL)1. De voorliggende wijziging bevat twee aanpassingen. Allereerst wordt vastgelegd dat
de emissie van stoffen die lokale luchtverontreiniging veroorzaken, wordt uitgedrukt
in kilogram per jaar.
Daarnaast wordt een grondslag gecreëerd om bij ministeriële regeling rekenregels vast
te kunnen leggen voor het berekenen van de emissie van stoffen die lokale luchtverontreiniging
veroorzaken. Dit gaat over de absolute emissies vanwege het luchthavenluchtverkeer.
Mochten in de toekomst grenswaarden voor emissies worden opgenomen in de luchthavenbesluiten,
dan is een rekenvoorschrift noodzakelijk. Deze wijziging van het BBL ziet enkel op
het creëren van de benodigde grondslag hiervoor. Vooralsnog is geen sprake van de
invulling van de rekenregels of eventuele concrete grenswaarden.
Op 21 december 20232 is een brief aan de Kamer gestuurd met daarbij meerdere onderzoeken naar de invloed
van luchthavenemissies op de lokale luchtkwaliteit. Uit deze onderzoeken blijkt dat
de invloed van luchtvaartemissies op de lokale luchtkwaliteit beperkt is. In de aankomende
luchthavenbesluiten voor overige burgerluchthavens van nationale betekenis worden
daarom op dit moment geen emissiegrenswaarden vastgelegd. Vooralsnog wordt er ook
geen rekenvoorschrift vastgesteld. Wel wordt met de wijziging van het BBL alvast een
grondslag opgenomen om dat op een later moment alsnog te doen.
Rekenmethode
1.
De leden van GroenLinks-PvdA vragen om specifiek toe te lichten hoe het systeem eruit
gaat zien, waar de bij Schiphol geldende systematiek aansluit bij of afwijkt van waardes,
stoffen, meet- en rekenmethoden die nu voor bijvoorbeeld de industrie of het overige
verkeer gelden en wat, waar van toepassing, de ratio is achter een dergelijk verschil.
De voorgenomen wijziging van het BBL heeft enkel betrekking op de overige burgerluchthavens
en niet op de luchthaven Schiphol. De wijziging heeft als doel om een grondslag toe
te voegen in het BBL. Op grond daarvan kunnen bij ministeriële regeling rekenregels
worden vastgelegd ten behoeve van het vaststellen van grenswaarden voor luchtvaartemissies.
Het gaat hierbij om absolute grenswaarden, met een maximum aan emissies per gebruiksjaar.
Bij de luchthaven Schiphol zijn in het luchthavenverkeerbesluit (LVB) daarentegen
relatieve grenswaarden opgenomen. Het emissierekenvoorschrift voor de luchthaven Schiphol
is opgenomen in de Regeling milieu-informatie Schiphol (Rmi). De voorgenomen wijziging
van het BBL heeft geen relatie met het rekenvoorschrift of de rekenmethode die bij
Schiphol wordt gehanteerd.
2.
De leden van GroenLinks-PvdA vragen of er in de wet een lijst kan worden opgenomen
met te rapporteren stoffen evenals een verwijzing naar nader vast te stellen grenswaarden
en geografische bepalingen waar die grenswaarden gaan gelden.
Het betreft hier een wijziging van het Besluit burgerluchthavens en niet van de Wet
luchtvaart. De wijziging heeft betrekking op de emissies van stoffen die lokale luchtverontreiniging
veroorzaken. Absolute emissies hebben geen geografische bepaling, dat geldt alleen
voor concentraties. Het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) registreert
de bronnen en bijhorende emissies van een groot aantal luchtverontreinigende stoffen.
Luchtvaart is een bron vanwege de emissies door het luchthavenluchtverkeer. Uit de
onderzoeken die op 21 december 2023 met de Kamer zijn gedeeld, blijkt dat de invloed
van luchthavenluchtverkeer op de lokale luchtkwaliteit beperkt is; de emissies door
het luchthavenluchtverkeer dragen voor een heel klein deel bij aan de totale aanwezige
concentratie van de verschillende stoffen. Daarom worden op dit moment geen grenswaarden
voor emissies opgenomen in de aankomende luchthavenbesluiten van de overige burgerluchthavens
van nationale betekenis. Indien in de toekomst emissiegrenswaarden worden bepaald,
dan wordt een lijst met stoffen en bijhorende absolute grenswaarden opgenomen in het
luchthavenbesluit.
3.
De leden van de PvdD vragen wat er valt onder het begrip «stoffen die lokale luchtverontreiniging
veroorzaken» en hoe wordt dat bepaald? Verder vragen de leden van de PvdD wat er wordt
verstaan onder «lokaal» en hoe en door wie de rekenvoorschriften en grenswaarden voor
emissies van stoffen die niet «lokaal» zijn worden vastgesteld en wat deze grenswaarden
zijn.
Stoffen die lokale luchtverontreiniging veroorzaken zijn stoffen die in de leefomgeving
de luchtkwaliteit beïnvloeden. Onder «lokaal» wordt het gebied rond een luchthaven
verstaan waarin de motoremissies van luchtverontreinigende stoffen van het luchthavenluchtverkeer
bijdragen aan concentraties van die stoffen op leefniveau. De emissie van deze stoffen
kan bepaald worden met een rekenmodel. De wijziging van het BBL kan, gelet op artikel 8.44,
derde en vierde lid, van de Wet luchtvaart, alleen betrekking hebben op stoffen die
bijdragen aan lokale luchtverontreiniging. Vooralsnog bestaat er geen voornemen om
dergelijke grenswaarden op te nemen in de luchthavenbesluiten, zoals bij antwoord 2
uiteen is gezet. Rekenregels of grenswaarden voor stoffen die buiten deze definitie
vallen, zijn niet aan de orde.
4.
De leden van de NSC vragen of de zorgen over risico’s die gepaard gaan met rekenmethodes
worden gedeeld en hoe deze risico’s kunnen worden gemitigeerd. Verder vragen de leden
van de NSC of de Kamer kan worden geïnformeerd wanneer het rekenvoorschrift is afgerond.
Een betrouwbare en gedegen rekenmethode is van groot belang voor alle betrokkenen
en voor het vertrouwen in de gehanteerde systematiek. Het Ministerie van IenW zet
zich in om rekenmethodes onafhankelijk te laten toetsen.
Er is op dit moment nog geen sprake van een rekenmethode of een rekenvoorschrift.
Mocht dit op een later moment wel het geval zijn, dan wordt de Kamer geïnformeerd
over ontwikkelingen met betrekking tot het rekenvoorschrift.
5.
De leden van de PvdD vragen wie per burgerluchthaven het bevoegd gezag is en op basis
waarvan de rekenvoorschriften en emissiegrenswaarden precies bepaald worden door het
bevoegd gezag, of het beschermen van gezondheid van mens en dier en een leefbare planeet
voor toekomstige generaties daarin leidend is en welke ruimte het bevoegd gezag heeft
om het belang van gezondheid maximaal mee te laten wegen.
Luchthavens zijn ingevolge artikel 8.1, eerste lid, van de Wet luchtvaart te onderscheiden
in de luchthaven Schiphol, de overige burgerluchthavens en militaire luchthavens.
Uit het tweede lid van artikel 8.1 volgt dat overige burgerluchthavens van nationale
of regionale betekenis zijn. De Minister van Infrastructuur en Waterstaat (IenW) is
het bevoegd gezag voor de overige burgerluchthavens van nationale betekenis. Hierbij
gaat het ingevolge het derde lid van artikel 8.1 om de luchthavens Lelystad, Eelde,
Maastricht en Rotterdam. Voor de overige burgerluchthavens van regionale betekenis
zijn de gedeputeerde staten van de provincie waarin de luchthaven is gelegen het bevoegd
gezag.
Indien er een rekenvoorschrift wordt vastgelegd in de Regeling burgerluchthavens,
dan geldt dit voor alle overige burgerluchthavens. Het is dus niet zo dat elk bevoegd
gezag zelfstandig rekenregels bepaalt. De juistheid en accuraatheid van de rekenmethode
is hierbij leidend. Bij het eventueel vaststellen van een rekenvoorschrift gaat het
erom dat feitelijke emissies daarmee zo goed mogelijk kunnen worden bepaald. Dat raakt
slechts indirect aan de gezondheid van mens en dier. Zoals aangegeven in de beantwoording
bij vraag 4, is vaststelling van het rekenvoorschrift vooralsnog niet aan de orde.
Mocht dit in de toekomst wel het geval zijn, dan wordt de Kamer geïnformeerd over
de totstandkoming van het rekenvoorschrift.
6.
Verder vragen de leden van de PvdD of het bedoeling is dat er één voorschrift komt
voor alle burgerluchthavens en hoe dit in de praktijk werkt. Tevens vragen de leden
waarom dit op deze manier is geregeld en hoe dit bijdraagt draagt aan een betere bescherming
van de leefomgeving.
Met de voorliggende wijziging van het BBL wordt enkel een grondslag gecreëerd om een
eventueel rekenvoorschrift vast te leggen. Een dergelijk voorschrift zou gelden voor
alle overige burgerluchthavens. Deze systematiek sluit aan bij de systematiek voor
het berekenen van de geluidsbelasting en de contouren voor externe veiligheid. Door
het opnemen van een grondslag in het BBL wordt het mogelijk in de toekomst grenswaarden
voor emissies van luchtverontreinigende stoffen uit vliegtuigmotoren op te nemen in
de luchthavenbesluiten. Het opnemen van grenswaarden in de aankomende luchthavenbesluiten
is nu niet aan de orde, en daarmee ook het vaststellen van een rekenvoorschrift niet.
Zie ook het antwoord op vraag 2.
Leefomgeving
7.
De leden van D66 vragen of er ook rekening gehouden wordt met de cumulatieve effecten
van verschillende soorten uitstoot op welke manier de voorgestelde systematiek rekening
houdt met bijvoorbeeld drukke en minder drukke periodes op deze luchthavens en de
invloed daarvan op werknemers en omwonenden. Daarnaast vragen de leden van D66 of
kan worden gegarandeerd dat de voorgestelde rekenregels resulteren in een veilige
en gezonde leefomgeving voor de omwonenden van luchthavens, en zo ja, waar dat uit
blijkt.
Met een eventueel toekomstig rekenvoorschrift kunnen de absolute emissies vanwege
het luchthavenluchtverkeer worden berekend. Een dergelijk voorschrift gaat enkel over
de manier waarop emissies berekend worden. De specifieke invulling van een rekenvoorschrift
en de invulling over drukke en minder drukke periodes, is nu niet aan de orde. Bij
het vaststellen van een rekenvoorschrift gaat het erom dat feitelijke emissies daarmee
zo goed mogelijk kunnen worden bepaald. Dat raakt slechts indirect aan de gezondheid
van mens en dier; rekenregels leiden niet direct tot een meer veilige en gezonde leefomgeving
voor de omwonenden van luchthavens, maar zijn een basis voor het berekenen van eventuele
grenswaarden.
8.
De leden van PvdD vragen hoe het halen van het doel om rondom burgerluchthavens de
leefomgevingskwaliteit te verbeteren, in lijn met bijvoorbeeld de doelen van het Schone
Lucht Akkoord, kan worden gegarandeerd als emissiegrenswaarden niet verplicht zijn.
De effecten van luchtvaart op de lokale luchtkwaliteit in de leefomgeving zijn beperkt.
In de eerder aangehaalde brief die op 21 december 2023 aan de Kamer is gestuurd, is
een aantal praktische maatregelen opgenomen dat kan bijdragen aan het verminderen
van emissies. Denk hierbij bijvoorbeeld aan overstappen naar emissievrije grondapparatuur,
duurzaam taxiën, verminderen van het Auxiliary Power Unit (APU)-gebruik en overstappen
naar elektrische Ground Power Units (e-GPU) of Pre Conditioned Air (PCA). Deze acties
kunnen, los van het opnemen van eventuele grenswaarden, bijdragen aan het behalen
van de doelen van het Schone Lucht Akkoord.
9.
De leden van de PvdD vragen tevens of er tot nu toe geen mogelijkheid was om emissiegrenswaarden
voor burgerluchthavens voor stoffen die luchtverontreiniging veroorzaken vast te stellen
en of deze reeds bestaan. De leden vragen verder hoe tot nu toe de leefomgeving en
gezondheid van mens en dier tegen de uitstoot van burgerluchthavens precies werd beschermd.
Artikel 8.44, derde lid, van de Wet luchtvaart biedt de mogelijkheid om grenswaarden
op te nemen voor emissies door het luchthavenluchtverkeer van stoffen die lokale luchtverontreiniging
veroorzaken. De voorgenomen wijziging van het BBL creëert een grondslag om rekenregels
vast te leggen en bepaalt in welke eenheid, namelijk kilogram per jaar, de emissie
uitgedrukt wordt. Hierdoor wordt het mogelijk gemaakt om emissiegrenswaarden vast
te leggen. Echter, zoals bij antwoord 2 is uitgewerkt, worden in de aankomende luchthavenbesluiten
nog geen grenswaarden vastgelegd.
Het is van belang te vermelden dat voorafgaand aan eerder aangehaalde onderzoeken
veel onbekend was over de effecten van luchtvaartemissies op de lokale luchtkwaliteit.
Daarom heeft TNO in maart 20233 in opdracht van IenW onderzoek gedaan naar de emissies van Zeer Zorgwekkende Stoffen
(ZZS) die vrijkomen uit vliegtuigmotoren in de Landing and Take-Off (LTO)-cyclus.
Naar aanleiding van dit onderzoek, zijn meerdere onderzoeken uitgezet om de effecten
inzichtelijk te maken. Deze onderzoeken zijn in december 2023 naar de Kamer verstuurd.
Deze onderzoeken tonen aan dat de invloed van luchtvaartemissies op de lokale luchtkwaliteit
beperkt is.
Grenswaarden
10.
De leden van de PvdD vragen voor welke burgerluchthavens er voornemens of wensen zijn
om emissiegrenswaarden vast te stellen en per wanneer. De leden vragen verder of klopt
dat het niet verplicht is om dergelijke grenswaarden op te nemen, waarom dit het geval
is en of dit alsnog kan worden afgedwongen.
Uit de onderzoeken die op 21 december 2023 naar de Kamer zijn verstuurd, blijkt dat
de invloed van luchtvaartemissies op de lokale luchtkwaliteit beperkt is. In de aankomende
luchthavenbesluiten van de burgerluchthavens van nationale betekenis worden daarom
nu geen emissiegrenswaarden opgenomen.
Uit artikel 8.44, derde lid, van de Wet luchtvaart volgt dat een luchthavenbesluit
grenswaarden en regels kan bevatten die noodzakelijk zijn met het oog op lokale luchtverontreiniging. Hier is
geen sprake van een dwingende bepaling. Het is op grond van de huidige regelgeving
niet verplicht om dergelijke grenswaarden op te nemen. Het afdwingen van grenswaarden
zou een wijziging van de Wet luchtvaart vereisen.
UFP en andere stoffen
11.
De leden van GroenLinks-PvdA, D66 en PvdD vragen om verdere verduidelijking en reflectie
met betrekking tot het voornemen om luchtverontreinigende stoffen in kilogram per
jaar uit te drukken, specifiek in het licht van UFP. De leden van GroenLinks-PvdA
verzoeken tevens het ontwerpbesluit op dit punt aan te passen. De leden van GroenLinks-PvdA
vragen tenslotte of UFP ook zal worden opgenomen in de lijst met stoffen waarover
moet worden gerapporteerd en verwachten dat dit gebeurt in de eenheid die het meest
relevant en gebruikelijk is.
Voor de meeste luchtverontreinigende stoffen is het gebruikelijk dat emissies in een
gewichtseenheid worden uitgedrukt. Op die praktijk wordt aangesloten door in de wijziging
de emissie in kilogram per jaar uit te drukken. In de IPLO Emissiedatabase luchtvaart
en -havens wordt per motortype en per fase in de LTO-cyclus uitgedrukt hoeveel gram
van afzonderlijke luchtverontreinigende stoffen vrijkomen bij de verbranding van één
kilo brandstof.
Ultrafijn stof (UFP) wordt anders uitgedrukt dan de andere stoffen, namelijk in aantal
deeltjes per kubieke centimeter. IenW is zich ervan bewust dat de eenheid kilogram
per jaar voor UFP wellicht niet de meest geschikte eenheid is.
Momenteel is er geen wettelijke norm voor UFP en is ook niet voorzien dat er een wettelijke
norm komt. Mochten er in de toekomst grenswaarden ten aanzien van UFP worden vastgesteld,
dan wordt op dat moment bezien wat hiervoor de beste eenheid is. Het besluit wordt
hier nu dan ook niet op aangepast.
Toezicht en handhaving
12.
De leden van de BBB vragen welke consequenties er verbonden zijn aan niet-naleving
van de grenswaarden. De leden van D66 vragen daarnaast hoe er binnen het berekenen
op jaarbasis rekening gehouden wordt met de mogelijkheid om adequaat te kunnen handhaven,
aangezien er lange periodes zitten tussen de daadwerkelijke uitstoot en de mogelijkheid
om vervolgens handhavend op te treden
Zoals in het antwoord op vraag 2 staat, worden in de aankomende luchthavenbesluiten
geen grenswaarden opgenomen. Ook wordt er nu geen rekenvoorschrift vastgelegd. Mocht
dit in de toekomst wel worden overwogen, dan geldt voor wat betreft de handhaving
dat ingevolge artikel 8.45, eerste lid, jo. artikel 8.70, tweede lid, van de Wet luchtvaart
een maatregel kan worden opgelegd bij overschrijding van een grenswaarde. Aangezien
er nu geen grenswaarden worden vastgelegd, is dat vooralsnog niet aan de orde.
13.
De leden van de PvdD vragen of er een risico bestaat dat er verschillen ontstaan in
hoe verschillende bevoegde gezagen en handhavers, zoals de Inspectie Leefomgeving
en Transport (ILT) of gedeputeerde staten/omgevingsdiensten, de emissiegrenswaarden
vaststellen en erop handhaven.
Zoals eerder aangegeven wordt met de voorliggende wijziging van het BBL enkel een
grondslag gecreëerd om eventuele rekenregels voor emissies door luchthavenluchtverkeer
vast te leggen. In de luchthavenbesluiten van luchthavens van nationale bekentenis
worden op dit moment geen emissiegrenswaarden vastgelegd. Handhaving op dergelijke
grenswaarden is op dit moment nog niet aan de orde. Mocht dit in de toekomst wel het
geval zijn, dan wordt opnieuw bezien hoe de handhaving ingevuld zal worden.
14.
De leden van de PvdD vragen verder of het onwenselijk wordt gevonden dat het toezicht
en de handhaving op bedrijven, in dit geval burgerluchthavens, afhankelijk is van
de cijfers die die bedrijven zelf opleveren en hoe in de toekomst gegarandeerd wordt
dat bijvoorbeeld de uitstootgegevens die worden opgeleverd overeenkomen met de reële
uitstoot in de leefomgeving.
In het antwoord op vraag 4 wordt het belang van een goed en gedegen rekenvoorschrift
aangehaald. Hierdoor sluiten berekeningen en de werkelijkheid goed op elkaar aan.
Daarnaast beschikt het Informatiepunt Leefomgeving (IPLO) over een overzicht van alle
vrijkomende emissies van luchtvaart en luchthavens in Nederland. Deze gegevens kunnen,
mocht in de toekomst besloten worden tot grenswaarden, gebruikt worden bij de berekening
daarvan.
15.
De leden van de PvdD vragen tevens welke mogelijkheden er zijn voor bevoegde gezagen
en handhavers om zelf ook de uitstoot te meten bij luchthavens, waar daar nu gebruik
van wordt gemaakt en hoeveel meetpunten er dan zijn per burgerluchthaven. Verder vragen
de leden of IenW ervoor open staat om, samen met andere overheden, een meer fijnmazig
meetnetwerk te helpen faciliteren, om zo de echte uitstoot beter in kaart te krijgen,
minder afhankelijk te zijn van bedrijven en de gezondheid van burgers beter te beschermen.
Het is niet goed mogelijk om onderscheid te maken tussen verschillende bronnen in
de uitstoot. Zo kan niet worden bepaald of stoffen zijn uitgestoten door het luchthavenluchtverkeer
of door bijvoorbeeld verkeer op de naastgelegen weg. Een gemeten hoeveelheid uitstoot
kan niet aan één bron worden toegekend. Het meten van stoffen die enkel door luchtvaart
uitgestoten worden, werkt niet goed en wordt niet toegepast. Daarom wordt er geen
gebruik gemaakt van meetpunten. IenW ziet geen noodzaak om, samen met andere overheden,
een meer fijnmazig meetnetwerk te helpen faciliteren.
Overige vragen
16.
De leden van de BBB vragen of het rekenvoorschrift niet pas bepaald kan worden als
ook duidelijk wordt welke emissiegrenswaarden bij individuele luchthavenbesluiten
worden ingesteld, om zo een adequaat rekenvoorschrift toe te passen.
Voor het berekenen en bepalen van eventuele grenswaarden, is een rekenvoorschrift
noodzakelijk. De wijziging van het BBL creëert een grondslag voor grenswaarden aan
emissies. In de aankomende luchthavenbesluiten worden echter nog geen grenswaarden
opgenomen en wordt er evenmin een rekenvoorschrift vastgelegd. Dit is uiteengezet
in de beantwoording op vraag 2 en vraag 4.
17.
De leden van de PvdD vragen of krimp van het aantal vluchten ook een van die voorbeelden
van maatregelen die kunnen worden ingezet om een gezonde leefomgeving te waarborgen
en dus de uitstoot van schadelijke stoffen te minimaliseren en te vermijden.
De eerder aangehaalde onderzoeken die op 21 december 2023 naar de Kamer zijn verstuurd,
laten zien dat de invloed van emissies door luchtvaartluchtverkeer beperkt is. Ook
de bijdrage aan het totaal van de aanwezige concentraties is klein. Krimp van het
aantal vluchten kan echter een aanvulling zijn op de bij antwoord 8 geformuleerde
maatregelen om emissies te verminderen.
18.
De leden van de PvdD vragen tenslotte hoe de totale milieuruimte van burgerluchthavens
tot nu toe wordt bepaald en hoe rechtszekerheid wordt geboden aan omwonenden van een
burgerluchthaven.
De milieuruimte van een burgerluchthaven wordt op dit moment bepaald door de geluidsruimte
die aan een luchthaven is vergund. Deze geluidsruimte wordt in het luchthavenbesluit
vastgesteld door middel van handhavingspunten rond de luchthaven. De Inspectie Leefomgeving
en Transport (ILT) ziet toe op naleving van de vastgestelde grenswaarden voor geluid,
handhaaft hierop en kan bij overschrijding een maatregel opleggen. Dit is voor luchtvaartemissies
vooralsnog niet aan de orde, aangezien er met de nu voorliggende wijziging geen grenswaarden
voor luchtvaartemissies worden vastgelegd.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
W.L. Postma, voorzitter van de vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat -
Mede ondertekenaar
G.B. Koerselman, adjunct-griffier