Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Van Zanten over de reactie op de motie van het lid Van Zanten c.s. over geen subsidiebeleid voor inclusie en diversiteit met een dwingend karakter en een evenredigere verdeling van cultuursubsidies over Nederland
Vragen van het lid Van Zanten (BBB) aan de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over de reactie op de motie van het lid Van Zanten c.s. over geen subsidiebeleid voor inclusie en diversiteit met een dwingend karakter en een evenredigere verdeling van cultuursubsidies over Nederland (ingezonden 7 maart 2024).
Antwoord van Staatssecretaris Gräper-van Koolwijk (Onderwijs, Cultuur en Wetenschap)
(ontvangen 5 april 2024). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2023–2024,
nr. 1379.
Vraag 1
U schijft in uw brief van 5 februari 2024 dat bij het vormgeven van het cultuurbestel
vanaf 2029 de Code Diversiteit en Inclusie opnieuw zal worden afgewogen1; hoe rijmt u dat met de aangenomen motie van het lid Van Zanten c.s.2, waarmee een meerderheid van de Kamer heeft aangegeven dat (culturele) diversiteit
en inclusie geen dwingende voorwaarden mogen zijn bij een aanvraag voor een cultuursubsidie?
Antwoord 1
De spelregels voor de bis-periode 2025–2028 lagen al in de zomer van 2023 vast. Met
het openen van het aanvraagloket voor bis-subsidies op 1 december 2023 was het juridisch
en vanuit het oogpunt van behoorlijk bestuur niet meer mogelijk de spelregels aan
te passen. Voor de periode na 2028 kan dat wel, maar dat is niet aan mij als demissionair
bewindspersoon.
Wel kan ik u meer inzicht geven in de omgang met en de betekenis van de drie codes.
Voor de periode 2025–2028 is aan instellingen gevraagd de drie codes van de sector
(Governance Code Cultuur, Fair Practice Code en de Code Diversiteit & Inclusie) te
onderschrijven. Hiermee bevestigen we een staande praktijk van de sector zelf. De
drie codes zijn echter niet gelijksoortig. De Governance Code Cultuur schrijft bijvoorbeeld
wel een aantal do’s en dont’s voor. Een voorbeeld is dat er eisen zijn aan een instelling
wat betreft de professionaliteit van de organisatie, hoe deze bestuurd wordt en hoe
er verantwoord wordt. En wat betreft de Fair Practice Code is er bijvoorbeeld een
norm gesteld die toeziet op een eerlijke beloning van werkenden in de culturele sector.
Waar het gaat om de Code Diversiteit en Inclusie wil ik nogmaals benadrukken dat de
invulling van deze code niet dwingend is en er geen normen zijn gesteld. Instellingen
zijn vrij in de manier waarop ze de code invullen en welke keuzes zij hierin maken.
Voor het cultuurbestel na 2028 zal opnieuw afgewogen worden op welke manier we met
de drie codes, en de waarden die deze vertegenwoordigen, omgaan. In dat kader benoem
ik graag ook nog eens dat diversiteit en inclusie brede begrippen zijn die zich richten
op een belangrijke basis van het cultuurbeleid: toegankelijkheid van cultuur voor
iedereen en overal in Nederland.
Vraag 2
Is bij u bekend dat, ondanks dat er geen sprake was van dwingende sturing op diversiteit
en inclusie in de bis-periode 2021–2024, instellingen en lokale overheden wel degelijk
verregaande maatregelen op dit vlak namen?3
Antwoord 2
Het is mij bekend dat er lokale overheden zijn die in hun beleid aandacht hebben voor
diversiteit en inclusie. Dit past bij de eigen verantwoordelijkheid van de decentrale
overheden ten aanzien van het cultuurbeleid en de instellingen die zij in dit kader
(mede) financieren. De mate van dwingendheid is daarbij een afweging die thuishoort
in de gemeenteraad of provinciale staten. Dit ook gezien de onderlinge verschillen
binnen Nederland. Wat nodig is voor een toegankelijke cultuursector is immers niet
overal in Nederland en voor elke instelling hetzelfde. Het past daarom binnen het
cultuurbeleid en de omgang met de code dat lokale overheden een eigen invulling en
maatregelen kennen.
Vraag 3
Kunt u aangeven op welke wijze aan aanvragers in aanloop naar de bis-periode 2025–2028
kenbaar is gemaakt dat er geen harde norm werd gesteld voor het naleven van de Code
Diversiteit en Inclusie?
Antwoord 3
Het culturele veld is op verschillende manieren geïnformeerd over de bis-periode 2025–2028.
Onder andere door middel van de website cultuursubsidie.nl, de kamerbrief Uitgangspunten
Cultuursubsidies 2025–2028, nieuwsbrieven, een online live informatiebijeenkomst en
uiteraard door middel van het publiceren van de ministeriële regeling van OCW en het
beoordelingskader van de Raad voor Cultuur. De omgang met en status van de codes,
waaronder de Code Diversiteit en Inclusie, is hierbij uitgelegd en geduid. Daarbij
is gemeld dat het aan instellingen zelf is om te bepalen welke doelstellingen zij
hebben om deze code (al dan niet verder) te implementeren en hoe zij die doelstellingen
willen bereiken. Er is dus geen harde norm gesteld over naleving van de Code Diversiteit
en Inclusie.
Ook is benadrukt dat deze code in het licht van het profiel van elke instelling apart
wordt meegewogen als één van de wegingsaspecten bij de beoordelingscriteria «maatschappelijke
betekenis» en «toegankelijkheid». Voor elke instelling en binnen elke categorie gelden
immers weer andere uitdagingen op het gebied van diversiteit en inclusie. Het verbeteren
van toegankelijkheid van cultuur vraagt namelijk niet overal in Nederland en voor
elke discipline hetzelfde. Diversiteit en inclusie kunnen bijvoorbeeld iets anders
vergen van een klassiek orkest dan van een hiphop-instelling. Ook kan de opgave op
het gebied van diversiteit en inclusie verschillen per gemeente en regio. Een filmfestival
in Rotterdam kan zich hierin bijvoorbeeld voor andere opgaven gesteld zien dan een
theatergezelschap in Maastricht, een design-instelling in Eindhoven of een dansgezelschap
in Groningen.
Eerder noemde ik al, in lijn ook met mijn eerdere brief aan uw Kamer, dat ingrijpen
op het lopende aanvraag en beoordelingsproces juridisch gezien niet kan. Culturele
instellingen konden tussen 1 december 2023 en 31 januari dit jaar hun aanvragen indienen
op basis van in de zomer van 2023 vastgelegde spelregels. Instellingen zijn toen al
gestart met het opstellen van hun plannen voor de bis 2025–2028. Ten tijde van het
aannemen van de motie door uw Kamer, op 23 januari jl., waren er al aanvragen van
instellingen ontvangen en was het sluiten van het loket zeer nabij. In het belang
van het gelijke speelveld binnen de procedure en vanuit het oogpunt van behoorlijk
bestuur kon en kan aanvullende communicatie niet meer worden gegeven.
Vraag 4
Hoe gaat u de aanvragen over de bis-periode 2025–2028 wegen, nu de Kamer heeft uitgesproken
dat eisen m.b.t. (culturele) inclusie en diversiteit geen dwingend karakter mogen
hebben bij de toekenning van cultuursubsidies?
Antwoord 4
De subsidieaanvragen worden beoordeeld aan de hand van de beoordelingscriteria zoals
deze zijn opgenomen in de Regeling op het specifiek cultuurbeleid en in het beoordelingskader
van de Raad voor Cultuur:
• Artistieke en/of inhoudelijke kwaliteit
• Maatschappelijke betekenis
• Toegankelijkheid
• Bedrijfsmatige gezondheid
• Geografische spreiding
De aanvragen van instellingen voor een bis-subsidie worden beoordeeld en gewogen door
commissies met onafhankelijke experts uit het culturele veld, samengesteld door de
Raad voor Cultuur. Zoals ik aangaf loopt dat proces momenteel. De raad brengt vervolgens
advies aan mij uit over de aanvragen. Ik verwacht dit begin juli van dit jaar.
Aangezien de Code Diversiteit en Inclusie niet voorschrijft hoe instellingen inhoudelijk
invulling aan de code moeten geven, wordt er reeds conform de motie van uw Kamer gehandeld.
Voor een beter begrip hiervan zal ik wat dieper ingaan op de weging van de aanvragen
van instellingen in het licht van de beoordelingscriteria en hoe de Code Diversiteit
en Inclusie hierin betrokken wordt. Bij de beoordeling van de criteria spelen namelijk
meerdere aspecten een rol.
Het criterium «toegankelijkheid» wordt beoordeeld aan de hand van aspecten zoals landelijke
spreiding en digitale beschikbaarheid van het aanbod van een instelling, evenals het
vergroten van de fysieke toegankelijkheid van locatie(s) van de instelling en een
goed prijsbeleid. Bij de beoordeling van dit criterium wordt -in het licht van de
Code Diversiteit en Inclusie- ook meegewogen welke inspanningen er zijn om de diversiteit
van het publiek te vergroten, en welke drempels daartoe (letterlijk en figuurlijk)
worden weggenomen om cultuur toegankelijk te maken voor iedereen in Nederland.
Het criterium «maatschappelijke betekenis» wordt beoordeeld aan de hand van op welke
wijze de artistieke of inhoudelijke activiteiten van de instelling bijdragen aan maatschappelijke
vraagstukken of aan andere maatschappelijke sectoren. Ook speelt bij het beoordelen
van dit criterium een rol in hoeverre de instelling regionaal of lokaal geworteld
is. Dit houdt in dat de instelling goed zichtbaar en toegankelijk dient te zijn in
de eigen stad of provincie en dat de instelling daar ook samenwerkingen aangaat met
culturele en maatschappelijke organisaties. In het licht van de code D&I wordt gekeken
hoe een instelling invulling geeft aan het bereiken van een divers publiek, bijvoorbeeld
door een diverse programmering, diverse partners en diversiteit binnen de organisatie
zelf. Ook hier gaat het om toegankelijkheid van en verbondenheid met cultuur voor
iedere Nederlander. Iets wat voor elke instelling en in elke regio een andere opgave
en uitwerking kan betekenen.
Vraag 5
Naast de bis kent het ministerie vele subsidie-instrumenten voor cultuur en media.
Hoe neemt u de Kameruitspraken daarin mee?
Antwoord 5
In het kader van de Wet op het specifiek cultuurbeleid worden – naast subsidies via
de Bis en fondsen – projectsubsidies verstrekt. Bij aanvragen van projectsubsidies
wordt niet gevraagd om de Code Diversiteit en Inclusie -en de andere twee codes- te
onderschrijven.
Vraag 6
Kunt u meetbaar onderbouwen dat het meenemen van geografische spreiding in beoordelingscriteria
bij aanvragen ook daadwerkelijk heeft geleid tot een evenredigere verdeling van cultuursubsidies
over Nederland?
Antwoord 6
Deze onderbouwing is nu nog niet te geven, omdat de beoordeling van de aanvragen door
de Raad voor Cultuur nog niet is afgerond. Begin juli zal de Raad voor Cultuur zijn
adviezen publiceren. De instellingen ontvangen met Prinsjesdag de beschikkingen voor
de periode 2025–2028. Uw Kamer zal per brief geïnformeerd worden over de besluiten,
waarmee ook in beeld is hoe de subsidies over het land zijn gespreid. Hierbij gaat
het erom niet alleen te kijken naar de vestigingsplaats van instellingen maar ook
naar waar hun culturele activiteiten in het land plaatshebben.
Ik verwacht dat spreiding van functies en activiteiten terug te vinden zal zijn in
de nieuwe bis-periode. Daarnaast ben ik met de fondsen nadrukkelijk aan het kijken
hoe de komende periode geografische spreiding en daarmee de regionale impact en toegankelijkheid
van cultuur kan worden vergroot.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
F.Q. Gräper-van Koolwijk, staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.