Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Synhaeve over het afwijzen van sociale huurwoningen aan woningzoekenden met een verleden als cliënt in de jeugdzorg
Vragen van het lid Synhaeve (D66) aan de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over het afwijzen van sociale huurwoningen aan woningzoekenden met een verleden als cliënt in de jeugdzorg (ingezonden 15 februari 2024).
Antwoord van Minister De Jonge (Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties) (ontvangen
3 april 2024). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2023–2024, nr. 1206.
Vraag 1
Wat is uw reactie op het feit dat woningcorporaties woningzoekenden afwijzen voor
een sociale huurwoning op grond van het feit dat zij in het verleden cliënt waren
in een jeugdzorginstelling?1
Antwoord 1
Juist voor jongeren die uitstromen uit jeugdzorg is het van belang dat zij hun verdere
leven kunnen starten met een stabiele woonplek. Dat is in lijn met het Wetsvoorstel
versterking regie op de volkshuisvesting.
Bij het toewijzen van woningen maken woningcorporaties een afweging tussen het belang
van de woningzoekende en het belang van de buurt of omgeving. Hierbij wordt naast
het inkomen en de huishoudsamenstelling ook gekeken naar het woonverleden om te beoordelen
of de kandidaathuurder in staat is zelfstandig te kunnen huren. Wanneer een kandidaathuurder
afspraken met de vorige verhuurder niet is nagekomen of zelfs uit de woning is gezet,
kan dit worden meegenomen in de toewijzing van een volgende sociale huurwoning. Het
is verstandig om, bij twijfels of zorgen door het (woon)verleden van de kandidaathuurder,
met elkaar in gesprek te gaan en op die manier gezamenlijk te bepalen of de woning
past en of er een zorg- en ondersteuningsbehoefte is. Daar kunnen indien nodig vervolgens
aanvullende afspraken over worden gemaakt.
Dit laatste is bij deze specifieke casus gebeurd en het is uiteindelijk naar behoren
afgerond: woningcorporatie Domijn heeft een gesprek gehad met de genoemde personen
in het artikel, waarbij Domijn excuses voor de gang van zaken heeft aangeboden en
een passende woning heeft kunnen toewijzen.
Vraag 2
Wat is uw reactie op het feit dat kwetsbare groepen, zoals voormalige cliënten uit
de jeugdzorg, in het algemeen vaak jaren moeten wachten om aanspraak te kunnen maken
op een sociale huurwoning waardoor problematiek verergert en maatschappelijke problemen
ontstaan?
Antwoord 2
Jongeren die uitstromen uit een jeugdzorginstelling bevinden zich in een kwetsbare
positie. Een stabiele woonomgeving is voor deze groep daarom van belang. Ik vind het
niet wenselijk dat deze groep lang moet wachten op woonruimte. Er worden wel woningen
met voorrang toegewezen aan jongeren die uitstromen uit een jeugdzorginstelling, maar
dit geldt niet overal en voor de hele groep.
Met het programma «Een thuis voor iedereen» heb ik aangegeven hoe ik de regie op het
huisvesten van mensen uit aandachtsgroepen, waaronder voormalige jeugdzorgcliënten,
herneem. Belangrijk onderdeel hierbij is het bouwen tot 2030 van 250.000 sociale huurwoningen
door woningcorporaties en het toewerken naar een evenwichtige balans in de woonvoorraad.
Zo komen er meer woningen bij voor mensen zoals in het artikel waaraan u refereert
en nemen alle gemeenten een «fair share» in de huisvestingsopgave.
Met de wet Versterking regie volkshuisvesting wil ik regelen dat alle gemeenten invulling
geven aan de woon- en zorgvraag van alle aandachtsgroepen en daarover prestatieafspraken
maken met woningcorporaties waarbij ook zorgpartijen worden betrokken. Zo moeten er
duidelijke afspraken komen over hoe onder meer wordt gezorgd voor voldoende betaalbare
huisvesting voor mensen die de jeugdzorg verlaten. Specifiek komt hierbij dat alle
gemeenten een huisvestingsverordening gaan opstellen met daarin een urgentieregeling
voor onder andere mensen die uitstromen uit accommodaties voor jeugdhulp. Dit zorgt
ervoor dat deze mensen met voorrang een woning toegewezen kunnen krijgen.
Vraag 3
Deelt u de mening dat deze jongeren die uitstromen vanuit de jeugdzorg hierdoor worden
gestraft voor een situatie waar zijzelf geen schuld aan dragen?
Antwoord 3
Ik vind het niet wenselijk dat deze groep lang moet wachten op woonruimte. Daarom
zet ik sterker in op het huisvesten van mensen uit aandachtsgroepen, waaronder voormalige
jeugdzorgcliënten. Zie ook mijn antwoord bij vraag 2.
Vraag 4
Bent u van mening dat hier sprake is van de schending van de Algemene wet gelijke
behandeling en het verbod op onderscheid door uitsluiting op basis van verblijf in
een jeugdzorginstelling? Zo ja, kunt u dan de Kamer infomeren over hoe u van plan
bent deze schending tegen te gaan?
Antwoord 4
Gelukkig zijn in de genoemde casus de woningcorporatie en de woningzoekenden inmiddels
tot een oplossing gekomen. Daarmee hebben de personen uit het artikel woonruimte gevonden
waar ze zo naar verlangden.
De Awgb biedt bescherming aan mensen die gediscrimineerd worden op grond van de volgende
persoonskenmerken: godsdienst, levensovertuiging, politieke gezindheid, ras, geslacht,
nationaliteit, seksuele gerichtheid en burgerlijke staat. Ook discriminatie op grond
van handicap of chronische ziekte is verboden. Dat staat in de Wet gelijke behandeling
op grond van handicap of chronische ziekte (Wgbh/cz). Uit het artikel blijkt niet
dat het verleden van de woningzoekende in een jeugdzorginstelling mogelijk tot (direct
of indirect) onderscheid op één van de wettelijk beschermde gronden heeft geleid.
Vraag 5
Bent u voornemens te onderzoeken wat nodig is om woningcorporaties hun maatschappelijke
plicht te gaan laten uitvoeren om mensen uit kwetsbare groepen te huisvesten?
Antwoord 5
Hiervoor heb ik al maatregelen getroffen. Zie hiervoor het antwoord op vraag 2.
Vraag 6
Wat vindt u van de maatregel van de gemeente Utrecht om kwetsbare groepen waaronder
voormalige cliënten uit de jeugdzorg komend jaar meer kans op een huurwoning te geven?
Kunt u de Kamer hierover informeren?2
Antwoord 6
Uit het artikel blijkt dat de gemeente Utrecht o.a. voormalig cliënten uit de jeugdzorg
met voorrang gaat huisvesten. Hiermee loopt de gemeente vooruit op de verplichte wettelijke
urgentie die ik via het Wetsvoorstel versterking regie op de volkshuisvesting wil
invoeren. Ik moedig dit besluit van de gemeente dan ook aan.
Vraag 7
Welk gevolg is er gegeven aan uw conclusie uit uw Kamerbrief onder Kamerstuk dat er
in de huisvestigingsmogelijkheden van aandachtsgroepen een trend van verslechtering
zit en hoe verhoudt zich dat tot deze situatie dat voormalige jeugdzorgcliënten geweigerd
worden voor een sociale huurwoning?3
Antwoord 7
U verwijst naar de Kamerbrief van 14 februari 2022 waarin ik heb aangekondigd hoe
ik de regie op de volkshuisvesting wil hernemen. Met het programma «Een thuis voor
iedereen» heb ik aangegeven wat ik doe voor het huisvesten van mensen uit aandachtsgroepen,
waaronder voormalige jeugdzorgcliënten. Zie mijn antwoord op vraag 2 voor een toelichting
hierop.
Vraag 8
Herkent u zichzelf nog altijd in de uitspraak uit uw Kamerbrief dat het bestrijden
van dakloosheid in feite gaat over het bestrijden van uitsluiting?4
Antwoord 8
Wij herkennen ons nog altijd in deze uitspraak. Ik ben van mening dat de woningmarkt
inclusief moet zijn en ook kansen moet bieden voor bijzonder kwetsbare groepen.
Vraag 9
Op welke wijze wilt u verdere uitsluiting van voormalige bewoners van jeugdzorginstellingen
in de toekomst voorkomen?
Antwoord 9
Met de Wet versterking regie op de volkshuisvesting wil ik regelen dat de overheid
de regie herneemt om nu en in de toekomst te sturen hoeveel, waar en voor wie er gebouwd
wordt. De Wet versterking regie op de volkshuisvesting wil landelijk vastleggen dat
kwetsbare groepen verplicht voorrang krijgen op een woning. Een van deze groepen vormen
jongeren die uitstromen uit een jeugdzorginstelling. Het streven is dat de huisvestingsopgave
van deze groepen evenwichtig verdeeld wordt in de regio.
Vraag 10
Welk gevolg is er gegeven aan uw brief van 2 juni 2022, waarin werd geschreven dat
wonen eerst en preventie belangrijk zijn bij het voorkomen van dakloosheid voor onder
andere uitstromers van jeugdzorginstellingen?
Antwoord 10
In het Nationaal Actieplan: Eerst een Thuis én in de Hervormingsagenda Jeugd is het
versterken van de overgang van jeugdhulp naar volwassenheid een speerpunt. Er zijn
verschillende acties in gang gezet die bijdragen aan het versterken van deze overgang.
Zo ondersteunt het ondersteuningsteam Zorg en Jeugd (OZJ) regio’s in het land bij
het creëren van een sluitend aanbod in ondersteuning op de verschillende leefgebieden.
De geleerde lessen en best practices worden daarbij breed verspreid. Verder wordt
door het Nederlands Jeugd Instituut (NJi) gewerkt aan een richtlijn voor de werkwijze
toekomstgericht werken voor jeugdprofessionals. Daarnaast werken we zoals bij antwoord
2 aangegeven aan passende en betaalbare huisvesting voor aandachtsgroepen, waaronder
voor jongeren die uitstromen uit een jeugdzorginstelling.
Vraag 11
Kunt u de Kamer informeren over de voortgang van het Programma «Een thuis voor iedereen»
dat als doel had om huisvesting van kwetsbare mensen te verbeteren en dan specifiek
voor jongeren die in een jeugdzorginstelling hebben gezeten?5
Antwoord 11
Naast wat ik in de antwoorden hiervoor al heb aangegeven over het Wetsvoorstel versterking
regie op de volkshuisvesting, wordt er in het land gewerkt aan regionale woonzorgvisies
waarin de opgave voor de verschillende aandachtsgroepen in beeld wordt gebracht. Daarnaast
is in de woondeals afgesproken dat er 290.000 sociale huurwoningen worden gebouwd.
In 2023 is er € 34.705.000 beschikbaar gesteld via de vierde tranche van de Regeling
huisvesting aandachtsgroepen (RHA). Met deze tranche is een bijdrage geleverd aan
de realisatie van 4.365 woonruimten, waaronder 140 voor mensen tot 27 jaar die uitstromen
uit een instelling. Alle tranches bij elkaar hebben bijgedragen aan de realisatie
van in totaal 21.380 woningen voor aandachtsgroepen.
Deze resultaten zijn eerder gemeld in de voortgangsrapportages waarmee ik de Kamer
twee keer per jaar informeer over «Een thuis voor iedereen». Dat gebeurt een keer
aan het eind van het jaar met de Staat van de Volkshuisvesting over alle volkshuisvestingsprogramma’s
en een keer rond de zomer met een voortgangsrapportage voor het afzonderlijke programma.
Met «Een thuis voor iedereen» werken vijf departementen, het IPO, de VNG en Aedes
onverminderd hard aan het verbeteren van de huisvesting van kwetsbare mensen. De eerste
specifieke voortgangsrapportage van het programma heeft de Kamer ontvangen bij brief
van 8 juni 2023. Voor de zomer 2024 ontvangt de Kamer een tweede rapportage.
Vraag 12
Kunt u aangeven of bij het uitvoeren van de passage uit de Hervormingsagenda dat Rijk, provincies, gemeenten en woningcorporaties afspraken maken over bouw,
toewijzing van woningen en ondersteuning ook specifiek deze problematiek wordt betrokken
van jongeren die geweigerd worden?
Antwoord 12
U verwijst met de passage uit de Hervormingsagenda naar: «Om dit doel te realiseren
maken Rijk, provincies, gemeenten en woningcorporaties afspraken over bouw, toewijzing
van woningen en ondersteuning. Welke afspraken dit zijn, staat gedetailleerd omschreven
in het programma (Een thuis voor iedereen)».
De uitvoering is er juist op gericht dat er voor alle aandachtsgroepen voor passende
huisvesting wordt gezorgd, dus ook voor mensen die uit de jeugdzorg komen.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
H.M. de Jonge, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties -
Mede namens
M. van Ooijen, staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.