Verslag van een commissiedebat : Verslag commissiedebat, gehouden op 2 april 2024, over Verzameldebat BES
36 410 IV Vaststelling van de begrotingsstaten van Koninkrijksrelaties (IV) en het BES-fonds (H) voor het jaar 2024
Nr. 71 VERSLAG VAN EEN COMMISSIEDEBAT
Vastgesteld 13 juni 2024
De vaste commissie voor Koninkrijksrelaties heeft op 2 april 2024 overleg gevoerd
met mevrouw Van Huffelen, Staatssecretaris Koninkrijksrelaties en Digitalisering,
over:
– de brief van de Staatssecretaris Koninkrijksrelaties en Digitalisering d.d. 20 november
2023 inzake wetgevingsoverzicht comply or explain (Kamerstuk 36 410 IV, nr. 32);
– de brief van de Staatssecretaris Koninkrijksrelaties en Digitalisering d.d. 24 oktober
2023 inzake rapport van de speciaal gezant voor Caribisch Nederland voor EU-fondsen,
VN-fondsen en economische betrekkingen met Latijns-Amerika (Kamerstuk 29 653, nr. 62);
– de brief van de Staatssecretaris Koninkrijksrelaties en Digitalisering d.d. 18 december
2023 inzake beantwoording vragen commissie gesteld in het eindverslag van de EU-rapporteurs
Koninkrijksrelaties over relatie Caribisch deel Koninkrijk met de EU (Kamerstuk 36 410 IV, nr. 12) (Kamerstuk 36 410 IV, nr. 35);
– de brief van de Staatssecretaris Koninkrijksrelaties en Digitalisering d.d. 8 november
2023 inzake eerste halfjaarrapportage C(A)ft en Cft BES 2023 (Kamerstuk 36 410 IV, nr. 30);
– de brief van de Staatssecretaris Koninkrijksrelaties en Digitalisering d.d. 18 december
2023 inzake stand van zaken diverse dossiers Koninkrijksrelaties (Kamerstuk 36 410 IV, nr. 34);
– de brief van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid d.d. 22 december 2023
inzake reactie op een burgerbrief met betrekking tot WW-uitkering meenemen naar Caribisch
Nederland (Kamerstuk 36 410 IV, nr. 37);
– de brief van de Staatssecretaris Koninkrijksrelaties en Digitalisering d.d. 2 februari
2024 inzake update voortgang Taskforce Knelpunten Caribisch Nederland (Kamerstuk 36 410 IV, nr. 42);
– de brief van de Staatssecretaris Koninkrijksrelaties en Digitalisering d.d. 16 januari
2024 inzake twaalfde voortgangsrapportage over de bestuurlijke ingreep Sint-Eustatius
(Kamerstuk 36 410 IV, nr. 40);
– de brief van de Staatssecretaris Koninkrijksrelaties en Digitalisering d.d. 15 januari
2024 inzake voortgangsrapportage beleidsagenda Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening
voor Caribisch Nederland (VRO/CN) (Kamerstuk 36 410 VII, nr. 86);
– de brief van de Staatssecretaris Koninkrijksrelaties en Digitalisering d.d. 28 maart
2024 inzake stand van zaken diverse dossiers Caribisch Nederland (Kamerstuk 36 410 IV, nr. 52).
Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.
De fungerend voorzitter van de commissie, Paulusma
De griffier van de commissie, Meijers
Voorzitter: Paulusma
Griffier: Meijers
Aanwezig zijn zes leden der Kamer, te weten: Bamenga, Bruyning, Van Haasen, Michon-Derkzen,
Paulusma en White,
en mevrouw Van Huffelen, Staatssecretaris Koninkrijksrelaties en Digitalisering.
Aanvang 18.01 uur.
De voorzitter:
Bon tardi, good afternoon en goedenavond. Welkom bij het commissiedebat Verzameldebat
BES met de vaste commissie voor Koninkrijksrelaties. Ik heet de Staatssecretaris van
harte welkom. Ik heet ook de leden van de commissie welkom: de heer White namens GroenLinks-Partij
van de Arbeid, mevrouw Michon namens de VVD, de heer Van Haasen namens de PVV en mevrouw
Bruyning namens NSC. Even organisatorisch: er zijn drie minuten spreektijd, dus ik
stel voor dat we acht interrupties hebben. Die mag u zelf verdelen over de eerste
termijn en de termijn van de Staatssecretaris. Maar acht is wel het maximum, want
ik hou ook van op tijd ophouden. Zoals de commissie weet is er een e-mail langsgegaan
met daarin dat wij aan de agenda van dit debat toevoegen: de brief van de Staatssecretaris
Koninkrijksrelaties en Digitalisering inzake de stand van zaken van diverse dossiers
betreffende Caribisch Nederland. Dat bevestig ik hier nog even. Hier was de commissie
over geïnformeerd.
Dan gaan we beginnen. Ik geef de heer White als eerste het woord. Gaat uw gang.
De heer White (GroenLinks-PvdA):
Dank u wel, voorzitter. Het is heel fijn om hier weer te spreken over heel belangrijke
vragen. Fijn dat de Staatssecretaris ook weer aangesloten is.
We spreken vandaag over de BES-eilanden. Dat is de eerste keer in deze Kamerperiode;
voor mij, althans. Er is genoeg te bespreken. In de beperkte tijd van dit debat wil
ik graag een aantal punten belichten.
Allereerst de sociaaleconomische situatie. Al vele jaren vraagt de Kamer om een fatsoenlijk
sociaal minimum voor de BES-eilanden. Afgelopen jaar heeft het kabinet eindelijk een
goede stap gezet, maar nog steeds zijn er veel mensen op de eilanden die de eindjes
maar lastig aan elkaar kunnen knopen. Niet alleen de inkomsten maar ook de uitgaven
zijn voor veel mensen een groot probleem. Graag wil ik van de Staatssecretaris weten
wat we op korte termijn kunnen doen om de armoede terug te dringen. Ook wil ik graag
weten hoe het staat met het verlagen van de kosten van het levensonderhoud.
Hiermee kom ik bij twee andere belangrijke punten van zorg. Allereerst het tekort
aan huurwoningen. Uit de voortgangsrapportage blijkt dat er nog veel moet gebeuren.
Graag licht ik er een concreet punt uit. De Commissie sociaal minimum heeft geadviseerd
om goed te kijken naar de mogelijkheden van een verhuursubsidie voor particuliere
huurwoningen. Zolang er nog onvoldoende sociale huurwoningen zijn, is dit een relatief
snelle ingreep om de woonlasten voor mensen met een lager inkomen te verlagen. Graag
hoor ik of het kabinet dit spoedig wil onderzoeken.
Dan de gezondheidszorg. We krijgen nog steeds zorgelijke berichten over mensen die
bij een gebrek aan ziekenhuiszorg pas in een laat stadium worden doorverwezen door
huisartsen. Dat komt ook door de hoge kosten die mensen moeten maken om bijvoorbeeld
naar een ziekenhuis op een ander eiland te reizen. Hierdoor blijft mensen soms onnodig
lang goede zorg onthouden. Wat is het beeld van de Staatssecretaris hierover?
Voorzitter. Een ander punt dat voor mijn fractie belangrijk en fundamenteel is, is
het «comply or explain»-principe. Wij maken ons zorgen dat de ongelijkheid die er
nu op tal van terreinen nog steeds is, groter wordt als er niet spoedig grotere stappen
worden gezet. Een relatief klein, maar wel urgent voorbeeld hiervan betreft de verlofregeling
voor ouders. Ik kan aan mensen op de eilanden niet uitleggen waarom deze regelingen
voor hen niet gelijk zijn aan die in Europees Nederland. Wat betreft de hoogte van
de vrije uitkering aan de eilanden heb ik de vraag hoe deze zich nu verhoudt tot de
aanpak van de uitdagingen die er liggen. Ook heb ik de vraag hoe de Staatssecretaris
kijkt naar hoe we deze meer toekomstbestendig kunnen maken.
Voorzitter. Tot slot de fondsen. Zowel de EU- als de VN-fondsen bieden mogelijkheden
voor de Caribische eilanden. Met interesse heb ik het rapport van de gezant hierover
gelezen. Het lijkt alsof nog lang niet alle kansen die er zijn om aanspraak te maken
op deze fondsen, worden benut. Wat kan de regering doen om de Caribische delen van
het Koninkrijk meer te helpen bij deze aanvragen? Wil de Staatssecretaris bevorderen
dat bijvoorbeeld organisaties als UNICEF, die hebben aangeboden om te helpen bij het
aanvragen van fondsen voor kinderrechten, hier snel bij betrokken kunnen worden?
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel voor uw bondige inbreng, meneer White. Dan geef ik graag mevrouw Michon
van de VVD het woord voor haar bijdrage.
Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):
Voorzitter, dank u wel. Misschien dat ik de resterende tijd van de heer White nog
wel mag gebruiken.
De voorzitter:
Dat gaan we zeker niet doen. Gaat uw gang, mevrouw Michon.
Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):
Voorzitter. In alle ernst, er staat een heleboel op de agenda en dit debat is – ook
voor mij – het eerste debat dat we over de BES-eilanden hebben. Ik heb ontzettend
veel informatie tot mij genomen, dus ik ga er snel doorheen.
Ook ik zou het graag over het sociaal minimum willen hebben. We hebben ook als VVD
het amendement bij de begroting van Sociale Zaken gesteund. Ik zou de Staatssecretaris
willen vragen of die implementatie daarvan nou goed verloopt, vooral ook waar het
gaat om die concurrentiepositie in de regio. Hetzelfde geldt voor de klacht die we
hier ook hoorden: hoe zit het nu met die kleine ondernemers die ook niet voldoende
gecompenseerd worden en die hiermee in een moeilijke concurrentiepositie komen? Kan
de Staatssecretaris dus inzoomen op de implementatie van dit besluit van ons?
Dan zou ik ook graag inzoomen op Bonaire. Ik las dat wij in januari van dit jaar bestuurlijke
afspraken zouden krijgen. Die heb ik nog niet gezien. Wat is daarvan de stand van
zaken? En als het over Bonaire gaat, dan zou ik willen vragen of de Staatssecretaris
ons een toelichting kan geven op de absorptiecapaciteit van het eiland. In het gesprek
dat wij hadden met de leden van de eilandsraad, bleek wel dat daar natuurlijk een
enorme toestroom is van mensen en daarmee een enorme run op de huizenmarkt. Als we
niet uitkijken, dan is ook Bonaire dat eigen, specifieke insulaire karakter kwijt.
Ik vind ook dat we Bonaire ook voor Bonairianen aantrekkelijk moeten houden. Hoe hebben
we daar zicht op?
Ik zat ook nog te puzzelen over het volgende. We hebben hier onlangs onze eigen staatscommissie
gehad over die demografische ontwikkeling in Nederland. Zou het ook iets kunnen zijn
om naar die demografische ontwikkelingen op het eiland Bonaire te kijken? Dat vraag
ik ook in het licht van de actie die er nu loopt over die werk- en verblijfsvergunningen.
Daar zag ik namelijk een klein stukje over in de stukken. Graag een reactie van de
Staatssecretaris.
Dan twijfelde ik of ik het volgende op zou werpen, maar ik doe het toch, omdat ik
ook in dit debat graag van de Staatssecretaris iets wil horen over haar samenwerking
met de eilanden. Dat doe ik eigenlijk aan de hand van de afspraken die zijn gemaakt
op de conferentie. Die hebben wij ook bij de stukken gekregen. Vervolgens krijgen
wij ook weer dezelfde afspraken met allemaal tracked changes, wijzigingen daarin.
En – ik zeg het maar zoals het is – dat vind ik ongemakkelijk, want ik weet dan niet
meer of daar overeenstemming over was. De Staatssecretaris lijkt ons een stuk te sturen
waarover overeenstemming bestaat en dat bestaat er niet als je vervolgens het stuk
krijgt, maar dan vol met tracked changes. Dus hoe gaat nu die samenwerking? Kan de
Staatssecretaris ons ook toezeggen dat wij ook hier ... Ik wil ook helemaal niet meedoen
in de discussies die nog lopen. Ik wil hier graag een debat hebben over afgeronde
discussies. Dat gold overigens ook bij die wetstrajecten WolBES en FinBES. Als je
die brieven leest, dan zie je dat er enorme verwarring bestaat over hoe zo'n wetgevingsproces
loopt, wie wanneer dan ook formeel aan zet is en wat de deadline is voor consultatie.
Ik zou de Staatssecretaris willen vragen om ook dit proces nog een keer toe te lichten.
Ik zou haar willen uitdagen om daar wat strakkere afspraken over te maken, omdat het
dan ook maar duidelijk is voor iedereen, niet in de laatste plaats natuurlijk ook
voor ons hier aan deze kant.
U kijkt mij streng aan, voorzitter.
De voorzitter:
Ja, ik kijk u zeer streng aan; dat klopt. Wilt u afronden?
Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):
Tot slot zou ik de Staatssecretaris willen bevragen over de fondsen. Dat gaat over
fondsen uit Europa. Er is een internationale desk voor Bonaire. Is het mogelijk dat
die desk ook kan worden ingezet voor Saba en Sint-Eustatius? En in hoeverre zijn er
fondsen die Nederland beschikbaar heeft gesteld? Denk aan de Regio Deals, het Nationaal
Groenfonds of de SDE++. In hoeverre zijn die middelen ook daadwerkelijk benut op de
BES-eilanden?
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dank, mevrouw Michon. De heer Van Haasen namens de PVV, gaat uw gang.
De heer Van Haasen (PVV):
Dank u wel, voorzitter. Als voormalig gemeenteraadslid dacht ik meer affiniteit te
hebben met de drie andere speciale Nederlandse gemeentes in het Caraïbisch gebied,
maar de zelfstandige Caraïbische landen binnen ons Koninkrijk blijken ook zeer boeiend
te zijn. Mijn vooringenomen affiniteit met de BES-eilanden blijkt echter niet helemaal
wederzijds. De ontmoetingen met de eilandsraden van Bonaire en Sint-Eustatius waren
boeiend, zij het confronterend.
Ik kan niet wachten om volgende maand Saba en Sint-Eustatius te bezoeken. Op afstand
een mening vormen en een beslissing nemen voelt regentesk aan. Ik kan me voorstellen
dat de voordracht van de huidige regeringscommissaris als nieuwe gezaghebber voor
Sint-Eustatius ook als zodanig wordt ervaren. De PVV twijfelt niet aan haar capabiliteit,
maar het is de vraag of de voorgenomen benoeming bijdraagt aan het herstel van de
lokale democratie. Het lijkt alsof het niets verandert. Schriftelijke vragen hierover
werden beantwoord met de mededeling dat de procedure vertrouwelijk is. Maar wie controleert
of het genomen besluit correct is genomen en niet is opgelegd door het regenteske
moederland? Heeft deze dame eigenlijk gesolliciteerd voor deze functie? Behoorde zij
tot de vier geselecteerde kandidaten die gesprekken hebben gevoerd met de vertrouwenscommissie?
Ik hoop toch dat er een mogelijkheid is tot meer transparantie. In de rapporten en
verslagen zien we incidentele en structurele miljoenen die naar de eilanden stromen.
De cruciale vraag van een fractiegenoot van mij die jaren op de Cariben heeft gewoond
is: wat is het verdienmodel van de eilanden en wat wordt er uiteindelijk gedaan om
de zelfredzaamheid van de inwoners en de eilanden te vergroten?
Uit de afsprakenlijst WolBES en FinBES van de werkconferentie blijkt vooral dat de
organisatie- en bestuurskosten enorm oplopen. In andere rapporten wordt gepleit voor
een significante verhoging van de vrije uitkering voor Bonaire, terwijl het eiland
niet bepaald zunig omgaat met vrij besteedbaar geld. Dit blijkt uit structurele verhoging
van haar éígen vergoeding met 255%. Dit valt voor de PVV niet goed te praten. Het
zou zonde zijn als dit bij toekomstige besluitvorming binnen mijn fractie blijft sluimeren.
Er zijn geluiden dat er bereidheid zou zijn om deze verhoging te herzien. Ik vraag
de Staatssecretaris naar de stand van zaken.
Caribisch Nederland bestaat uit drie openbare lichamen. Ik heb drie minuten spreektijd.
Het is een beetje beschamend voor onze inwoners aldaar om maar één minuut per eiland
te kunnen bespreken. Hoewel er overlap is in de problemen, zoals armoede, onderwijs,
betaalbare huisvesting en gezondheid, zijn de uitdagingen daar complexer en waarschijnlijk
ook duurder. Toch hoop ik dat de comply van de «comply or explain»-regeling vaker
ten gunste van inwoners wordt toegepast, om zo de armoede in Caribisch Nederland te
verkleinen. Het lijkt erop dat bestuurders best voor zichzelf kunnen zorgen. De kleine
ondernemers, restaurantjes en winkeliers, die relatief veel minimumloners in dienst
hebben, worden zwaar getroffen door de verhoging van het minimumloon in Caribisch
Nederland. Hoewel de verlaging van de werkgeverspremie een klein deel compenseert,
profiteren juist de bedrijven met hogere loonlasten hier moneywise van.
Het beoogde sociale inkomen kan volledig teniet worden gedaan door hoge inflatie,
ontslagen en faillissementen. Daarom vraagt de PVV om een zorgvuldige monitoring van
de gevolgen van de verhoging van het minimumloon. De PVV hoopt dat de Staatssecretaris
dit kan toezeggen.
Dank.
De voorzitter:
Dank, meneer Van Haasen. Ik was al een tijdje op zoek naar een punt, want mevrouw
Michon heeft een vraag voor u.
Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):
Meneer Van Haasen, zo geef ik u ook weer wat extra tijd. U had een interessant betoog,
waarin u ook terecht de vragen opwerpt: «Waar gaan wij over, vanuit onze rol hier?
En wat moeten we ook vooral aan hen laten: aan de eilandsraad en aan de gezaghebber
op deze drie BES-eilanden?» Maar nu hoor ik u zeggen: ik vind de verhoging van de
vergoeding van de leden van – hou me ten goede – in ieder geval de eilandsraad en
het bestuurscollege, moeilijk liggen. Vindt u het dan een taak die wij als Nederlands
parlement hebben om daarop te sturen of vindt u dat aan hen?
De heer Van Haasen (PVV):
Nou, het blijkt dat wij hier niet op kúnnen sturen. Dat vind ik zo zorgelijk. Ik heb
in de media gelezen dat de Staatssecretaris de eilandsraad hier wel op heeft aangesproken.
Er gaan geruchten dat ze het wel terug willen draaien. Aan de andere kant hoor ik
ook weer dat dat niet zo is. Daarom kaart ik dit aan in de hoop dat de Staatssecretaris
meer duidelijkheid kan geven over hoe het er precies voor staat. Zijn ze nu werkelijk
bereid die exorbitante verhoging terug te draaien of is dat «mediachat», om het zo
maar te zeggen?
Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):
Ik kan me goed voorstellen dat we ook dit punt bij de Staatssecretaris neerleggen
om daar een toelichting op te geven. De heer Van Haasen zal het met me eens zijn dat
we wel een taak hebben als het gaat om financiën. Deze Staatssecretaris stuurt ook
op die evenwichtige begroting. Ook het Cft wil een realistische en evenwichtige begroting.
Vergoedingen van eilandsraadsleden of überhaupt het bestuurscollege zouden dus een
element kunnen zijn waar je op zou kunnen sturen. Hoe kijkt de heer Van Haasen daartegen
aan?
De heer Van Haasen (PVV):
Ik zou willen dat wij hierop konden sturen. Als ik de raadsvergoedingen van de eilanden
vergelijk met wat de gemeenteraden krijgen hier in Nederland, dan is dat echt een
exorbitant verschil. Als wij de mogelijkheid zouden krijgen om hierop te sturen, dan
zou dat zeer wenselijk zijn.
Dank u wel.
De voorzitter:
Mevrouw Bruyning van NSC, gaat uw gang.
Mevrouw Bruyning (NSC):
Dank, voorzitter. Ondanks dat de eilanden deel uitmaken van het Koninkrijk der Nederlanden
ervaren zij ongelijkheid en achterstelling in vergelijking met de gemeenten op het
vasteland. Het is dan ook essentieel om aandacht te vestigen op het gelijkstellen
van de eilanden in een verstandig tempo. Daarbij is het toepassen van maatwerk essentieel.
Ieder eiland is anders en heeft andere behoeftes.
Voorzitter. Op de BES-eilanden zijn er grote zorgen over de organisatie van de gezondheidszorg.
De complexe zorgstructuur en tekorten aan medische voorzieningen leiden tot acute
problemen. Inwoners ervaren uitdagingen en ongelijkheden in toegang tot kwalitatieve
zorg op de eilanden. Ik heb dan ook de volgende vragen aan de Staatssecretaris.
In verschillende gesprekken werd duidelijk dat de medische faciliteiten niet geheel
voldoen aan de eisen. Zo ook het Queen Beatrix Medical Center op Sint-Eustatius. Klopt
het dat het ziekenhuis flink verouderd is, niet meer kan voldoen aan de zorgvraag
van de inwoners en geen kwalitatieve zorg kan leveren? Over ditzelfde ziekenhuis zijn
ook rapporten gemaakt door de IGJ. Op de site van de IGJ is een rapport uit 2018 echter
niet meer beschikbaar. Kan de Staatssecretaris ervoor zorgen dat dit rapport alsnog
naar de Kamer komt?
Een van de knelpunten zijn de problemen die zich voordoen met het vervoer van personen
die dringende medische hulp nodig hebben. In gesprekken met de eilandsraden van Sint-Eustatius
en Bonaire werd aangegeven dat dit absoluut niet goed geregeld is. Kan de Staatssecretaris
aangeven of er op korte termijn actie kan worden ondernomen om ervoor te zorgen dat
personen met een directe behoefte aan zorg op een zo snel en efficiënt mogelijke manier
kunnen worden vervoerd naar het juiste medisch centrum?
De invoering van het sociaal minimum op de BES-eilanden heeft tot zorgen geleid in
de gemeenschappen. Inwoners en het bedrijfsleven vrezen dat de invoer te snel gaat
en dat de gevolgen niet te overzien zijn. Dit heeft vooral te maken met het verhogen
van het minimumloon. Dit heeft op de eilanden gezorgd voor een enorme stijging van
de lasten. Kan de Staatssecretaris aangeven of er extra maatregelen worden genomen
voor zowel inwoners als kleine ondernemers waarmee zij worden beschermd tegen de lastenverhoging?
Voorzitter. De connectiviteit op de BES-eilanden veroorzaakt bezorgdheid onder inwoners
en bij overheden. Zorgen over betrouwbaarheid, frequentie en toegankelijkheid van
het openbaar vervoer en transportdiensten worden geuit door bijvoorbeeld de vertegenwoordigers
van Saba. De Staatssecretaris stuurde in februari van dit jaar een brief over de wijziging
van de Luchtvaartwet en een advies van de Raad van State in het tweede kwartaal. Kan
de Staatssecretaris de mogelijkheid van een luchtvaartregulatie onderzoeken? Kan zij
ook onderzoeken of een dergelijke regulering effect heeft op lastenverlaging en de
behoeftevoorziening van mensen met dringende behoefte aan medische hulp? Kan de Staatssecretaris
tevens aangeven hoe zij omgaat met de uitdagingen en zorgen met betrekking tot de
beschikbaarheid en kwaliteit van de verschillende vervoersverbindingen op de eilanden?
Voorzitter. Dit zijn een deel van de zorgen van Nieuw Sociaal Contract voor wat betreft
de status van de BES-eilanden. Zij zijn een volwaardig deel van Nederland. Laten we
ze dan ook op die manier gaan behandelen volgens de principes van goed bestuur.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Bruyning. Dan heet ik de heer Bamenga van D66 alsnog welkom. Gaat
uw gang.
De heer Bamenga (D66):
Bon tardi. Good afternoon. Goedenavond. Mijn collega Paternotte zit momenteel in de
plenaire zaal, dus ik val even in. En dat is mooi, want dit debat gaat over het meest
bijzondere deel van Nederland.
Voorzitter. Ik wil beginnen met het thema comply or explain. Of, zoals ik het zou
zeggen: Caraïbisch Nederland heeft recht op dezelfde wetten als Europees Nederland.
Wat D66 betreft gaan wij onverminderd door met de inhaalslag van achterstallige wet-
en regelgeving. Als ik een blik werp op een periodiek wetgevingsoverzicht, blijkt
dat er de komende jaren nog veel werk te verzetten is. Deze achterstand raakt de Caraïbische
burgers. En het raakt in het bijzonder de jongeren op een pad naar duurzame sociaaleconomische
ontwikkelingen.
De voorzitter:
Meneer Bamenga, dit geeft direct aanleiding tot een vraag van mevrouw Michon. U was
niet aanwezig bij mijn inleiding, maar u heeft drie minuten spreektijd en daar ga
ik ook u aan houden. Mevrouw Michon.
Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):
Het «comply or explain»-principe is een aantal jaren geleden geïntroduceerd, door
het vorige kabinet zelfs, als ik het me goed herinner. We hebben inderdaad een wetgevingsoverzicht.
Daarin zie je ook dat er een heleboel wetten juist niet van toepassing zijn op de
BES-eilanden. Maar eerlijk gezegd denk ik ook bij een heel aantal van die wetten dat
dat een zegen kan zijn voor de eilanden. Is de heer Bamenga het met mij eens dat we
juist het karakter van de eilanden en de schaal en de bijzondere positie waarin de
eilanden zich bevinden, goed op het netvlies moeten hebben voordat we al onze regelgeving
over hen uitstrooien, waarvan we weten dat die absoluut niet geïmplementeerd kan worden
en, sterker nog, dat er eigenlijk niemand mee geholpen is?
De heer Bamenga (D66):
Het is ook niet zo dat alle wetgeving op deze manier gelijkgetrokken hoeft te worden.
Volgens mij is het eigenlijk een soort uitgangspunt dat je dat wél doet, tenzij ...
Dus tenzij er redenen zijn waardoor het niet logisch is om dat te doen, bijvoorbeeld
inderdaad de schaalgrootte. Volgens mij zitten we op dat punt dus op dezelfde lijn.
De voorzitter:
Vervolgt u uw betoog.
De heer Bamenga (D66):
Ik denk aan de Caribische jonge professionals die zich na hun studie willen vestigen
op Bonaire. In tegenstelling tot hun collega's in Europees Nederland kunnen zij geen
aanspraak maken op een WW-uitkering en de startersregeling, simpelweg omdat dat nog
niet gelijkgeschakeld is. Dat wringt. Ik moedig de Staatssecretaris en haar collega-bewindspersonen
daarom aan om keihard door te werken aan achterstallige wet- en regelgeving.
Voorzitter. De Caribische eilanden binnen ons koninkrijk maken geen deel uit van het
grondgebied van de Europese Unie. Vorige maand was de Staatssecretaris in Brussel
voor het jaarlijkse LGO-overleg. D66 vraagt of het niet tijd is om de huidige LGO-status
te evalueren. Is de huidige status van de Caribische delen nog toereikend of zou een
andere vorm, bijvoorbeeld die van Frans Sint-Maarten of de Canarische Eilanden, meer
recht doen aan de grensoverschrijdende uitdagingen?
Voorzitter. Ik heb nog drie vragen, elk over één eiland en allereerst over de accijns
op benzine op Bonaire. Mijn collega Paternotte heeft al eerder gezegd dat het ondoordacht
en kortzichtig was om de accijns op Caribisch Nederland per 1 januari 2024 te verhogen,
zeker gezien de beperkte toegang tot openbaar vervoer. Kan de Staatssecretaris aangeven
wat de impact van deze verhoging is op de kosten van levensonderhoud? En wat zou het
kosten om dit alsnog te corrigeren?
Dan Statia. Statia heeft formeel weer een gezaghebber. Daarmee zijn we weer een stap
dichter bij het aan de Statianen teruggeven van de democratie. Op 16 november 2026
herdenken de VS en Nederland 250 jaar First Salute, een moment vol historie, met Nederland
als eerste land dat de Verenigde Staten verwelkomde als onafhankelijke staat. Maar
in dezelfde periode vonden ook slavenhandel en slavernij plaats op Statia. 16 november
biedt ook kans om dat te belichten. Wat is de stand van zaken met betrekking tot de
voorbereidingen voor deze herdenking? Is er al contact met de Amerikaanse regering
over een presidentiële delegatie?
Voorzitter. Last but certainly not least: Saba. In het bestuursakkoord van Saba lees
ik dat een van de prioriteiten ligt bij de economische diversificatie en ontwikkeling.
Ik zou graag een update willen krijgen over de bouw van de haven. En welke rol pakt
het Rijk om te komen tot economische diversificatie van Caribisch Nederland?
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank voor uw bijdrage, meneer Bamenga. Wij zijn klaar met de eerste termijn van de
Kamer. Ik kijk even naar rechts en ik doe de microfoon even uit.
De Staatssecretaris heeft aangegeven twintig minuten nodig te hebben voor de voorbereiding
van de beantwoording van al uw vragen. Om 18.45 uur starten we met de eerste termijn
van de Staatssecretaris.
De vergadering wordt van 18.24 uur tot 18.49 uur geschorst.
De voorzitter:
We gaan verder met het commissiedebat Verzameldebat BES. Aan de orde is de eerste
termijn van de Staatssecretaris. Ik geef haar met alle plezier het woord.
Staatssecretaris Van Huffelen:
Danki. Dank u wel, voorzitter. Bon tardi tur hende. Good afternoon to everyone. Goedenavond
aan de mensen in Nederland.
Het is ontzettend fijn dat we met deze commissie kunnen spreken over een paar belangrijke
onderwerpen die betrekking hebben op Caribisch Nederland. In het kader van de beantwoording
van de vragen wil ik voorstellen om kort over een drietal onderwerpen te spreken en
daarna vooral in te zoomen op de gestelde vragen. Die onderwerpen zijn: de conferentie
over de WolBES en de FinBES, waar ook wat vragen over zijn gesteld, de financiële
verhoudingen en het stuk over de situatie rondom Sint-Eustatius, ook wel Statia genoemd,
in het kader van de afronding van het project op weg naar normalisering van de bestuurlijke
verhoudingen. Ik zou kort willen ingaan op die drie punten. Ik zal het niet te lang
maken, omdat u zelf ook niet zo veel spreektijd had. Het zou wat oneerlijk zijn, denk
ik, als ik dan heel veel tijd zou nemen.
Ik begin met die werkconferentie. Die was ontzettend belangrijk, omdat we al een tijdje
met elkaar spreken over het aanpassen van de bestuurlijke en de financiële verhoudingen.
Die willen we meer naar de tijd van nu brengen. We willen vooral ook kijken hoe we
datgene wat we vonden en vinden dat er niet lekker liep, kunnen repareren. Het gaat
dan om de periode tussen 2010, het ontstaan van Caribisch Nederland in de constructie
zoals die nu bestuurlijk is, en de huidige tijd. Ik denk dat we een heel goede conferentie
hebben gehad, waarin wij in constructieve sfeer gesproken hebben over twee onderwerpen:
de WolBES, de wet over de bestuurlijke verhoudingen, en de FinBES, de wet over de
financiële verhoudingen. We hebben bij de bespreking van de wetsteksten, die nu in
concept voorliggen – die liggen overigens nog niet bij uw Kamer voor, want we hebben
gesproken over conceptteksten, die daarna nog naar uw Kamer komen – ook gesproken
over een aantal thema's die het leven voor ons allemaal beter maken. Het gaat dan
om de vraag hoe we ervoor zorgen dat de autonomie van de eilanden wordt versterkt
en om de vraag hoe we ervoor zorgen dat de financiële verhoudingen verbeteren.
We hebben bij die conferentie een aantal afspraken gemaakt die wat breder waren dan
alleen de WolBES en de FinBES, om ervoor te zorgen dat we ook op andere fronten onze
verhoudingen verder kunnen verbeteren. We hebben dat in een constructief overleg gedaan.
Ik denk dat u daar ook veel over heeft gezien in de media. Daarmee hebben we ervoor
kunnen zorgen dat we zowel de modernisering als de differentiatie per eiland verder
hebben vormgegeven. Ons idee is om, nu de consultatieperiode voor deze wet is afgerond,
te zorgen dat het wetsvoorstel zo snel mogelijk wordt aangepast, onder andere op basis
van de input vanuit de werkconferentie. Dat moet dan via de ministerraad naar de Raad
van State. Daarna zal dat naar uw Kamer komen. Onze inschatting is dat dat in de tweede
helft van dit jaar zal zijn.
Dan over de financiële verhoudingen. Omdat er vragen zijn gesteld in uw Kamer en op
basis van wat ik zelf heb gezien in de financiële verhoudingen, hebben we een onderzoek
laten uitvoeren. Het onderzoek dat we hebben laten doen, laat zien dat er eigenlijk
voor de openbare lichamen onvoldoende financiële middelen zijn. Er zijn onvoldoende
vrije middelen om te zorgen dat ze daadwerkelijk hun structurele taken ook structureel
kunnen betalen. Dit betekent dus dat er geen sprake is van structurele bekostiging,
waardoor het moeilijk is om de structurele taken uit te voeren, zoals het onderhoud
van wegen, het onderhoud van gebouwen en het verwerken van afval. Ik ben blij dat
dit onderzoek gedaan is.
Ga ik door of niet?
De voorzitter:
Ik was op zoek naar een natuurlijke punt.
Staatssecretaris Van Huffelen:
Die komt er bijna aan.
De voorzitter:
Kan mevrouw Michon wachten op de natuurlijke punt? Ja, zie ik.
Staatssecretaris Van Huffelen:
We hebben dus dat onderzoek laten doen. De uitkomsten daarvan laten dan ook zien dat
er moet worden gewerkt aan de versterking van de financiële situatie op de verschillende
eilanden. Dat is wel verschillend per eiland. Het tekort aan vrije middelen is groter
op Bonaire dan op de twee andere eilanden, maar ook daar is het een thema. Ook moet
er gewerkt worden aan de verhouding tussen incidenteel en structureel. Niet in de
laatste plaats moet er natuurlijk gezorgd worden dat er gewerkt kan worden met lage
uitvoeringslasten en moet het stelsel robuust gemaakt worden, zoals we dat al kennen
bij de Nederlandse gemeenten.
Dan rond ik af met een stukje over Sint-Eustatius. Het is heel fijn dat het herstel
van de reguliere bestuurlijke verhoudingen aanstaande is, namelijk het koninklijk
besluit ter ondertekening van de benoeming. Het koninklijk besluit voor het afronden
van die fase waarin er is ingrepen, is getekend. De publicatie zal op 9 april zijn.
Daarmee treedt de volgende fase van de Wet herstel voorzieningen Sint Eustatius in
werking. Als gevolg daarvan zal er ook weer een gezaghebber kunnen worden aangesteld.
Op vrijdag 8 maart is Alida Francis voorgedragen voor deze positie. Zij zal op 10 april
aanstaande benoemd worden. Ik ben blij dat zij bereid is om deze functie te gaan doen.
Uiteraard heeft ze zelf ook aangegeven dat ze dit graag wil doen. Ik ben ervan overtuigd
dat dat ook goed zal zijn voor het eiland Sint-Eustatius. Dus dat even voor wat betreft
mijn introductie.
De voorzitter:
Mevrouw Michon, gaat uw gang.
Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):
Ik ben eigenlijk vooral benieuwd of dit ook de enige woorden van Staatssecretaris
zijn over de conferentie. Zij begon haar inleiding daarmee en ik heb wat specifieke
vragen over hoe het kan dat die verklaringen zo uit elkaar lopen. Gaat zij daar nog
op in?
Staatssecretaris Van Huffelen:
Zeker. Zeker.
Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):
Oké, dan wacht ik even af.
Staatssecretaris Van Huffelen:
Ja.
De voorzitter:
Dan heeft meneer Van Haasen ook nog een vraag.
De heer Van Haasen (PVV):
De Staatssecretaris heeft het erover dat de vrije uitkering voor Bonaire aan de krappe
kant is. Maar ik heb hier het rapport van het College financieel toezicht en daarin
staat eigenlijk het tegenovergestelde. Er staat hier: «Een ophoging van de vrije uitkering
voor Sint-Eustatius en Saba zou nagenoeg niet nodig zijn. Het rapport concludeert
dat de vrije uitkering voor Bonaire significant verhoogd dient te worden. Dit herkent
het Cft niet. Uit de uitvoeringsrapportages en de jaarrekeningen blijkt dat Bonaire
jaar na jaar overschotten realiseert.» Dat is eigenlijk tegenstrijdig met wat u zegt,
namelijk dat zij daar geld tekort hebben. In het rapport staat wat anders.
Staatssecretaris Van Huffelen:
Nee kijk, die overschotten op Bonaire zijn eigenlijk het gevolg van het systeem zoals
we dat nu hebben. De eilanden krijgen namelijk heel vaak aan het eind van het jaar
incidenteel extra middelen om structurele taken uit te voeren. Ze zijn dan niet meer
in staat om die op korte termijn op een goede en verstandige manier uit te geven.
Het onderzoek dat we hebben laten uitvoeren, gaat over een inventarisatie van welke
taken er zijn, voor welke uitdagingen de eilanden staan en hoeveel geld er daarvoor
nodig is. Als je dan goed kijkt, zie je dat dat niet goed structureel geregeld is.
Dat willen we graag voor alle eilanden structureel goed regelen, ook als er jaar op
jaar taken veranderen. Ook willen we dat er een indexering plaatsvindt als er sprake
is van een verhoging van prijzen. We willen een systematiek die daar ook automatisch
toe gaat leiden, in plaats van dat het elke keer weer apart is. Daarom ben ik het
niet eens met het Cft dat er elk jaar geld wordt overgehouden en er dus genoeg is.
We zien dat er onvoldoende geld is en we zien ook dat er geld overgehouden wordt,
maar dat heeft meer te maken met de systematiek dan met het feit dat er genoeg is.
We zien immers ook dat er onvoldoende middelen zijn om de taken op Bonaire goed uit
te voeren, of het nu gaat om het onderhoud van de wegen, het beheer van de gebouwen,
het aanleggen van voldoende goede rioolvoorzieningen, het natuurbehoud enzovoorts,
enzovoorts.
De voorzitter:
Ik kijk even naar de heer Van Haasen. Maar ik ga de heer White het woord geven.
De heer White (GroenLinks-PvdA):
Naar aanleiding van de goede vragen die de heer Van Haasen stelt, en volgens mij geeft
de Staatssecretaris een fantastisch antwoord, wil ik voor alle duidelijkheid nog even
checken of ik het goed begrepen heb. Of komt u er later nog op terug? Ik heb de vraag
omtrent de vrije uitkering natuurlijk eerder gesteld. Volgens mij geeft u nu aan dat
het onderzoek staaft dat we daar echt wel een opgave hebben. Als die constatering
juist is, zou ik willen weten op welke termijn wij daar de gevolgen van zien.
De voorzitter:
Een korte opmerking. Ik ga niet heel streng zijn als voorzitter, maar het is wel fijn
om via de voorzitter te spreken en de Staatssecretaris met «Staatssecretaris» aan
te spreken.
De heer White (GroenLinks-PvdA):
Excuus, voorzitter.
De voorzitter:
Dan gaat de Staatssecretaris daar vast antwoord op geven.
Staatssecretaris Van Huffelen:
Ik wilde dat even doen bij de beantwoording van de blokjes; dan kom ik daar vanzelf
op terug. Bij de behandeling van de blokjes duik ik in de vragen die gesteld zijn.
Daar zit onder andere dit thema in.
Ik heb vier blokjes: bestaanszekerheid – in dat blokje beantwoord ik onder andere
de vragen over het sociaal minimum – bestuur en financiën, economie en nog een restcategorie,
waarin overigens zeer belangrijke onderwerpen zitten, waaronder de gezondheidszorg.
Ik begin met het blokje bestaanszekerheid. Allereerst de vraag van de heer White naar
aanleiding van de armoedeproblematiek. Hij vroeg hoe het precies staat met de acties
die ik kan ondernemen om de armoede terug te dringen en de kosten van levensonderhoud
te verlagen. Eigenlijk zitten we midden in dat proces. Met uw vorige Kamer hebben
we afgesproken dat er op weg naar een sociaal minimum een minimumloon wordt ingevoerd
per 1 januari van dit jaar. Het minimumloon is afgelopen 1 januari gestegen naar 1.570
dollar per maand op Bonaire, naar 1.555 dollar op Sint-Eustatius en naar 1.654 dollar
op Saba. Dat minimumloon stijgt verder naar 1.750 dollar op alle drie de eilanden
per 1 juli aanstaande.
We hebben dus ten opzichte van een jaar geleden een loonsverhoging van meer dan 500
dollar per maand op Bonaire gerealiseerd en van 300 dollar per maand op de Bovenwindse
Eilanden. Ook de uitkeringen stijgen mee. De kinderbijslag is verhoogd. En we hebben
een aantal maatregelen getroffen om de kosten van levensonderhoud te verlagen, zoals
het continueren van de energietoelage van 1.300 dollar per jaar voor de laagste inkomens
en het subsidiëren van een vast tarief voor nutsvoorzieningen. We hebben daarover
in februari een Kamerbrief gestuurd, met een totaaloverzicht van alle maatregelen
die we hebben getroffen om de inkomens te verhogen, om daarmee te komen – dat is precies
wat de commissie-Thodé ons heeft geadviseerd – tot een niveau op basis waarvan mensen
van dat minimumloon of dat minimuminkomen ook daadwerkelijk kunnen leven. Dat is ook
precies wat wij beoogden. Wij praten daar overigens ook nog over op 22 mei, in een
commissiedebat met mijn collega Carola Schouten, die ook zeer nauw betrokken is bij
dit hele traject.
Ik denk dat het goed is om te weten dat wij met die verhogingen in principe vanaf
1 juli op een niveau zitten waarop mensen ook kunnen leven van de uitkering of het
salaris dat zij ontvangen. Wij zullen in de gaten houden – ik kom daar straks nog
op terug naar aanleiding van vragen van mevrouw Michon – of de stijging van de kosten
daardoor weer zodanig zal zijn dat de verhogingen voor een deel weer teniet worden
gedaan. Ook zullen wij in de gaten houden wat dit betekent voor ondernemers. In elk
geval zijn wij op basis van het rapport-Thodé ongelofelijk hard aan de slag gegaan
om ervoor te zorgen dat we de mensen echt kunnen helpen. Gelukkig heb ik tijdens mijn
bezoeken in de afgelopen tijd gemerkt dat de mensen dat ook echt in hun portemonnee
merken. Ze hebben vanaf 1 januari al een flinke verhoging van hun inkomen gezien.
Ik kom zo meteen nog even op de andere kant. Dan ga ik nu vooral nog even in op de
vraag van meneer White over de verhuurdersubsidie, want dat is ook een van de punten
die uit het rapport van de commissie-Thodé komt. Wij onderschrijven dat rapport en
ook de aanbevelingen daarin. Een van de thema's is dat mensen graag, uiteraard, een
betaalbaar huis willen hebben. Om daarvoor te zorgen bouwen we heel hard aan sociale
huurwoningen op Bonaire, op Saba en op Statia. Want de beschikbaarheid van woningen
is daar ook een groot thema. Met alle drie de eilanden zijn daarover afspraken gemaakt.
Op Bonaire gaat het om 400 extra nieuwe woningen eind 2025. Op Saba zijn er recent
twintig opgeleverd. Dat klinkt niet als veel en het is ook nog niet voldoende, maar
gezien de omvang van Saba is het wel een flinke stap vooruit. Het zijn ook woningen
van echt goede kwaliteit. Ik heb ze zelf kunnen bezoeken. Dat zorgt ervoor dat in
totaal zo'n 420 huishoudens een huurlast hebben die beter past bij hun inkomen.
We werken op Bonaire met een pilot voor die verhuurdersubsidie. Daarmee worden mensen
al letterlijk geholpen. Het is eigenlijk een soort huursubsidie, maar die loopt via
de verhuurder. Daarom heet die verhuurdersubsidie. Wij zijn aan het onderzoeken of
we dat ook kunnen doen op de andere eilanden, omdat we in ieder geval op Bonaire er
al positieve ontwikkelingen van zien. Maar we doen dus twee dingen: werken aan een
verhuurdersubsidie en zorgen dat er meer huizen worden gebouwd, om mensen daadwerkelijk
een nieuwe woning, of een woning, te kunnen geven.
Dan was er nog een vraag van de heer White over de verlofregeling, in het kader van
«comply or explain». Het is inderdaad zo – we hebben het overzicht laten zien – dat
er nog heel veel wetten zijn die wel in Nederland gelden maar niet in Caribisch Nederland.
Het is denk ik ook wel goed voor uzelf en voor u als commissie om te weten dat iedere
wet die in deze Kamer wordt aangenomen en vervolgens in de Eerste Kamer wordt aangenomen
waarbij niet expliciet staat dat die ook geldt voor Caribisch Nederland, niet geldt
voor Caribisch Nederland. Dat is voor u iets om in de gaten te houden. Ik doe dat
zelf natuurlijk ook vanuit mijn rol. U kunt ons, uzelf en vooral natuurlijk de inwoners
van Caribisch Nederland goed helpen door te kijken of een wet daar geldt of niet.
In principe willen we de wetten laten gelden voor Caribisch Nederland, tenzij dat
onwenselijk is. Denk bijvoorbeeld aan een wet over visvangst op de Noordzee. Die hoeft
natuurlijk niet in het Caribische deel van het Koninkrijk te gelden. Maar dat geldt
natuurlijk wel voor dit soort wetten waar u het over heeft.
Ik kom op het wetsvoorstel over de verlofregelingen dat nu wordt gemoderniseerd door
het Ministerie van Sociale Zaken. Dat zorgt ervoor dat het geboorteverlof op basis
van geleidelijke invoering qua omvang wordt aangesloten op de situatie zoals we die
kennen in Europees Nederland. In het wetsvoorstel dat binnenkort aan uw Kamer zal
worden aangeboden, staat als eerste stap de introductie van de helft van het aantal
arbeidsuren per week aan geboorteverlof. Dat wetsvoorstel breidt ook het calamiteitenverlof
uit en introduceert kortdurend zorgverlof. We zijn dus al bezig om op dit gebied de
wetgeving aan te passen. De Minister voor APP komt daarvoor met een wet naar uw Kamer.
Dan was er een vraag van mevrouw Michon en ook van NSC over het gevolg van de verhoging
van het wettelijk minimumloon voor de concurrentiepositie van kleinere ondernemers.
Laat ik beginnen met de reden waarom we dit hebben gedaan. Dat is ontzettend belangrijk.
De reden daarvoor was dat wij zagen – dat is geconstateerd in het rapport van de commissie-Thodé –
dat mensen niet konden rondkomen van het minimumloon en ook niet van de uitkeringen.
Met andere woorden, wij vonden het van ongelofelijk belang om ervoor te zorgen – dat
vonden wij niet alleen; dat vond de Kamer ook – dat mensen kunnen rondkomen van het
minimumloon of van een uitkering. Dat was de reden om het minimumloon en de uitkeringen
in stappen te verhogen.
Dat leidt natuurlijk wel tot extra kosten voor werkgevers. Het is ook ons ter ore
gekomen dat dit per werkgever anders is. Het maakt namelijk heel veel uit of je een
werkgever bent met mensen die vooral in hogere loonschalen zitten of dat je een bedrijf
bent met mensen die vooral het minimumloon hebben, want dan heeft die verhoging natuurlijk
meer effect voor jouw bedrijf.
We hebben vanaf het begin ook gezegd dat we de werkgeverspremies gaan verlagen om
daarmee het effect op werkgevers te compenseren, maar we zien dat dat niet voor alle
werkgevers voldoende is. Daarom zijn we, Minister Schouten en ik, in gesprek over
de effecten met ondernemers en maatschappelijke organisaties, zoals de Centraal Dialoog.
Daar zijn we goed naar aan het kijken. Ik denk dat het goed is als we dat onderwerp
wat uitgebreider bespreken in het debat met Minister Schouten op 22 mei, als we meer
informatie hebben. Ik denk dat het goed is als we het dan hebben over het effect op
ondernemers, maar we moeten ook kijken naar het prijsopdrijvend effect. Uiteindelijk
gaat het er ook om dat de kosten voor normaal levensonderhoud, zoals de prijzen van
groente en allerlei andere producten die mensen nodig hebben, niet te ver omhooggaan,
want anders wordt het effect van deze verhoging natuurlijk ook minder groot. We blijven
beide volgen: de inflatie en wat dit betekent voor werkgevers.
D66 had ook een vraag over de kosten voor het levensonderhoud en over armoede. De
vraag ging om de beperkte toegang tot het openbaar vervoer, ook in relatie tot het
amendement over accijnsverhogingen. Dit kwam al in een eerder debat aan de orde. Ik
ben uiteraard op de hoogte van dit vraagstuk. Dit is een typische zaak, die gaat over
datgene wat ik net noemde. Er is een amendement door de Kamer ingediend waarin staat
dat een voorstel voor Nederland moet worden teruggedraaid, maar niet voor Caribisch
Nederland. Het is dus ook niet teruggedraaid voor Caribisch Nederland. Het gaat om
een accijnsverhoging die niet is ingevoerd in Nederland, maar wel op Caribisch Nederland.
Dit amendement is door uw Kamer ingediend bij de behandeling van het Belastingplan
2024. De indieners van het amendement hebben geen rekening gehouden met Caribisch
Nederland. Mijn collega, de Staatssecretaris van Financiën, heeft dit amendement ontraden.
We hebben gekeken of het mogelijk was om dit amendement ook toe te passen op Caribisch
Nederland, maar dat is niet zo eenvoudig. Het is ook maar de vraag of het wel verstandig
is om dat te doen. Het effect van een prijsverlaging van de kosten voor brandstof
is relatief beperkt voor de mensen die op Caribisch Nederland wonen, maar een deel
van deze accijnzen wordt natuurlijk niet alleen door de inwoners betaald, maar ook
door de toeristen. We moeten daar nog verder naar kijken. We hebben te maken met een
door de Kamer ingediend voorstel. Uw Kamer kan dat voorstel uiteraard nog aanpassen,
maar het leidt nu tot een scheve implementatie van deze maatregel.
Ik kom op het openbaar vervoer. Als onderdeel van het pakket voor het minimumloon
hebben wij voor het ondersteunen van het openbaar vervoer op de drie eilanden € 800.000
in 2024 en structureel € 700.000 vanaf 2025 vrijgemaakt. Ik begreep onder andere van
het bestuurscollege van Bonaire dat zij op bezoek zijn geweest bij mijn oude werkgever
om te kijken of ze met elkaar kunnen nadenken over de vraag hoe een busverbinding
op Bonaire zou kunnen worden ingericht.
De voorzitter:
Voordat u verdergaat naar het volgende blokje is er in ieder geval een vraag van meneer
Van Haasen en van mevrouw Michon. Ik wil de commissie voorstellen om de vragen aan
het einde van elk blokje te stellen, want dan weten we zeker dat de vragen beantwoord
zijn en dan is er wellicht geen aanleiding meer om een vraag te stellen. Meneer Van
Haasen is als eerste aan de beurt. Gaat uw gang. Meneer Van Haasen zegt buiten de
microfoon om «ladies first», dus mevrouw Michon, gaat uw gang.
Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):
Wat aardig. Dank u wel.
Ik schrik een klein beetje van het antwoord van de Staatssecretaris waarin ze stelt
dat ze het effect van de verhoging van het minimumloon, en de daaraan gekoppelde uitkering,
zal volgen. Ik heb dat ook in de stukken gelezen. Begrijp me goed: niemand is voor
een minimumloon waarvan je niet rond kunt komen of een uitkering die niet leidt tot
een normaal menswaardig bestaan. Maar we moeten met deze verhoging nog zien of de
prijzen worden verhoogd en wat die verhoging doet voor het vestigingsklimaat, vooral
in de regio. Op welke manier blijven we dat volgen? Blijven we dat ook tijdig volgen?
Want wat staat ons te doen als het inderdaad negatieve effecten heeft? Wat kunnen
we dan doen? In mijn ogen kan je niet het een doen zonder het ander te laten. Ik wil
hier graag echt een vinger aan de pols houden, want anders hebben we met elkaar iets
gedaan wat totaal niet het gewenste effect heeft. Hoe gaat de Staatssecretaris dit
volgen en hoe wordt de Kamer daarover geïnformeerd?
Staatssecretaris Van Huffelen:
Dat doe ik samen met mijn collega voor APP, die ook kijkt naar dit thema. We proberen
dit zo goed mogelijk te volgen. Aan de ene kant wordt er lokaal onderzoek gedaan naar
prijsontwikkeling. Er is een mandje gemaakt van producten en er wordt gekeken wat
de prijsontwikkeling van die producten is. Ik weet dat er bijvoorbeeld op Bonaire
door het bestuurscollege aan de Centraal Dialoog is gevraagd om daarmee te helpen.
Op die manier proberen we dat zo goed mogelijk te volgen. We hebben wat minder precieze
cijfers dan we in Nederland kennen, maar op deze manier kunnen we dat goed doen. Uiteraard
willen we die informatie ook heel graag met u delen; ik denk dat het goed is dat we
dat doen tegen de tijd dat we het debat op 22 mei hebben. De andere kant is natuurlijk
dat we steeds in gesprek zijn, ook nog recent, met de werkgevers om te zien in hoeverre
de maatregel die we hebben genomen om werkgevers te ontlasten, ook voldoende effect
heeft voor alle werkgevers. Wat we nu zien, is dat het effect voor een deel scheef
uitwerkt. We moeten dus kijken hoe we dat beter kunnen verdelen over de werkgevers.
De heer Van Haasen (PVV):
Ik zat een beetje met hetzelfde punt als mevrouw Michon. We hebben natuurlijk gezien
dat per 1 januari het minimumloon verhoogd is. Op Bonaire is dat zelfs 27%. Maar het
is nu al een paar maanden geleden dat het minimumloon verhoogd is, dus wordt er op
dit moment al gemonitord hoe de prijsverhouding is op Bonaire? In juli komt er nog
een verhoging overheen. Die is wel minder rigoureus, maar het is toch weer een verhoging
op een verhoging in een vrij korte tijd. Wij maken ons daar zorgen over. We hebben
ook gehoord in het gesprek met de eilandsraden, in de laatste weken dat ze hier in
Nederland waren, dat het nogal zorgwekkend is. Ze zijn natuurlijk hartstikke blij
dat het minimumloon omhoog is gegaan. Dat kan ik ook helemaal beamen, want armoede
is natuurlijk verschrikkelijk, maar ik maak me wel zorgen over die prijsontwikkeling.
Verder had ik nog een vraag over het «comply or explain». U zei dat wij het als Kamer
eigenlijk niet goed hebben gedaan met het terugdraaien van die accijnzen, maar is
«comply or explain» niet juist hét middel om in te kunnen zetten om het dan ook voor
het Caribisch deel te laten gelden? Want dat is toch eigenlijk het «comply»-gedeelte:
dat wij kunnen zeggen «comply die regels op het Caribisch Nederland» en dat we ons
niet verschuilen achter het «explain», om het zo maar te zeggen.
De voorzitter:
Het moet allemaal net iets bondiger als we 20.00 uur met elkaar willen halen.
Staatssecretaris Van Huffelen:
Wij monitoren dus de prijsontwikkeling. We spreken ook met werkgevers om te zien wat
voor hen de effecten zijn. Daar zullen we in de komende tijd als dat nodig is maatregelen
op treffen. Dat is de kern van het verhaal. We moeten wel iets meer de gevolgen daarvan
goed kunnen inschatten, want dat is nu, een paar maanden nadat die verhogingen vanaf
1 januari zijn ingegaan, natuurlijk nog vroeg. Maar nogmaals, er wordt op dit moment
gemonitord op alle drie de eilanden.
Dan even over «comply or explain». Dat is een uitgangspunt waarbij we zeggen dat wetgeving
die in Nederland in het parlement wordt aangenomen, in principe ook zou moeten gelden
voor Caribisch Nederland. Maar nogmaals, daarvoor is wel nodig dat dat ook expliciet
in zo'n wet wordt vermeld. In dit geval was er een amendement door uw Kamer gemaakt.
Daar zat dat niet in. De Staatssecretaris heeft dat amendement ontraden. U heeft dat
desalniettemin aangenomen. Dan gebeurt inderdaad – bedoeld of onbedoeld; dat kan ik
niet overzien, want ik was niet de indiener van dit amendement – dat in dit geval
Caribisch Nederland niet op dezelfde manier wordt behandeld als Europees Nederland.
Ik stel voor om door te gaan naar het volgende blokje. Dat gaat over bestuur en financiën.
Daarbij komt de vraag van mevrouw Michon aan de orde over migratie en wat de absorptiecapaciteit
is van het eiland Bonaire. Ze vroeg ook nog of we verder naar de demografische ontwikkeling
kunnen kijken. Over het laatste kan ik zeggen dat de commissie die werk heeft gedaan
met betrekking tot de demografische ontwikkelingen, ook de scenario's voor de eilanden
zal uitwerken. Dat zal dus worden gedaan.
Tegelijkertijd is met name dat thema van die absorptiecapaciteit van Bonaire een aandachtspunt.
Dat heeft veel te maken met de enorme groei die het eiland recent heeft doorgemaakt.
Het is van belang dat er de komende tijd niet alleen maar wordt gekeken naar wat de
Staatscommissie Demografische Ontwikkelingen 2050 daarover gaat constateren. Ik denk
dat het ook van belang is dat het eiland met name kijkt naar maatregelen die het zelf
kan nemen. Dan heb ik het over het maken van keuzes wat betreft migratie en de groei
van het eiland zelf. Die keuzes kunnen met ruimtelijke ordening te maken hebben, dus
met het wel of niet toestaan van verder bouwen, zoals het bouwen van nieuwe hotels
of woningen. Je kunt er bijvoorbeeld vooral voor kiezen om daar woningen te bouwen
voor de lokale bevolking en minder te bouwen voor bijvoorbeeld vakantie- of recreatiedoelen.
Je kunt bijvoorbeeld ook inzetten op hotels en dat soort dingen. Toen vorige zomer
de bestuurscolleges en eilandsraden op bezoek waren op de Waddeneilanden hier in Nederland,
met name op Schiermonnikoog, zijn er gesprekken gevoerd over wat je bijvoorbeeld kunt
afspreken over zelfbewoning van huizen. Daarmee kunnen we dus ook al via de ruimtelijke
ordening en via de bouw- of woonregelgeving zelf sturen op de vragen welke groei van
het eiland we nog voor ons zien en welke juist niet en op welke manier we ervoor kunnen
zorgen dat we een demografische ontwikkeling krijgen die we wenselijk vinden. Maar
nogmaals: de commissie is hier ook mee aan de slag.
Dan kom ik op de vraag van de heer White over de vrije uitkering. We hebben de afgelopen
tijd natuurlijk een paar stappen gezet om die vrije uitkering te verhogen. Dat gebeurde
eigenlijk al bij de start van dit kabinet, met de toevoeging van de verschillende
enveloppes vanuit het regeerakkoord. Maar goed, het onderzoek van IdeeVersa laat zien
dat we er nog niet zijn. Ik ga de vraagstukken en thema's die aan de orde zijn, betrekken
bij de bespreking van de Voorjaarsnota. Die wordt uiteraard ook in uw Kamer behandeld.
Daarnaast zet ik me nog verder in om de toereikendheid van de vrije uitkering verder
te verhogen. De volgende punten zijn daarbij van belang. Dat is het principe dat structurele
taken ook structureel moeten worden gedekt. Het is het principe dat financiering van
structurele taken via de vrije uitkering moet lopen – dat vind ik heel belangrijk –
en dus niet via incidentele maatregelen. We moeten er ook voor zorgen dat bijzondere
uitkeringen uiteraard altijd nog kunnen plaatsvinden. Maar er moet dan ook voor worden
gezorgd dat er voldoende mogelijkheden zijn, zodat je niet eenmalig iets betaalt en
vervolgens in de problemen komt met bijvoorbeeld beheer en onderhoud. Er moet ook
voor worden gezorgd dat de semistructurele bijzondere uitkeringen die we nu kennen,
worden omgezet in vrije uitkeringen; die moeten dus structureel worden gemaakt. Er
moet goed worden gekeken naar beheer en onderhoud bij investeringen. Er moet natuurlijk
ook de mogelijkheid voor openbare lichamen komen om zelf te kunnen lenen; althans,
daar zijn we naar aan het kijken. Hiermee proberen we de komende tijd invulling te
geven aan de uitkomsten van dat rapport. Ik kan niet zeggen of dat helemaal gaat lukken.
Maar het is wel mijn bedoeling om dat mee te nemen in de besluitvorming rondom de
Voorjaarsnota.
Dan was er de vraag van mevrouw Michon over bestuurlijke afspraken: wanneer wordt
het bestuursakkoord met Bonaire ondertekend? Dat heeft wel op zich laten wachten.
Dat is niet in de laatste plaats omdat er een nieuw bestuurscollege is gekomen en
de coalitie de tijd heeft genomen om eigen prioriteiten uit te werken. Maar de ondertekening
van het akkoord is voorzien voor mei van dit jaar. Ik hoop dit in die maand te kunnen
afronden en dan verdere afspraken te kunnen maken, onder andere over de thema's die
we met elkaar van belang vinden. Dat gaat over bestuurlijke verhoudingen en financiën.
Het gaat ook om ervoor zorgen dat een aantal thema's worden opgelost, bijvoorbeeld
rondom klimaat en dat soort onderwerpen. Dan was er nog een vraag van mevrouw Michon
over die werkconferentie en hoe het nou zat met die verschillende verslagen. De verslagen
die zijn rondgestuurd door het bestuurscollege van Bonaire hebben mij ook enigszins
verbaasd, want we hebben de conferentie afgesloten met een gemeenschappelijke vaststelling
van het verslag en ook de vraag aan de voorzitter van de conferentie, de heer Mauritsz
de Kort, de president van het Gemeenschappelijk Hof op de eilanden, om dat voor ons
af te ronden. De gemaakte afspraken zijn daarin dan ook goed vastgelegd. We hebben
overigens ook een extra termijn gegeven aan de eilanden om nog te reageren op het
ontwerp van wet. Dat is inmiddels ook afgelopen. Dat was 29 maart. Dat betekent dus
dat de consultatieperiode voor de wet nu is afgelopen, dat wij aan de slag gaan om
de punten die eruit zijn gekomen te verwerken en dat wij vervolgens via de ministerraad
en de Raad van State de wet bij uw Kamer zullen indienen. Ik ga natuurlijk nog wel
even kijken naar die commentaren – dat heb ik zelf nog niet kunnen doen – van de eilandsraad
van Bonaire op het verslag, maar ik ga ervan uit dat het verslag zoals het is vastgesteld
door de voorzitter ook daadwerkelijk het verslag is zoals dat moet worden gezien.
Mocht dat anders zijn, dan laat ik u dat graag weten.
Dan was er nog de vraag van de heer Van Haasen over de fractievergoedingen van Bonaire.
Dat onderwerp is inderdaad door mij in een schorsing van de werkconferentie besproken
met de eilandsraad van Bonaire. Kort en goed ging dat over het feit dat zeer recent,
en overigens zonder dat wij daarover van tevoren geconsulteerd waren – ik in ieder
geval niet – die fractievergoedingen sterk verhoogd zijn. Ik heb hen daarop aangesproken
en hen bereid gevonden om opnieuw te kijken naar die vergoedingen, in lijn met de
afspraken die we tijdens de conferentie hebben gemaakt. Daarbij moet er worden gekeken
naar het pakket aan zaken die nodig zijn voor een eilandsraadslid om te functioneren,
hoeveel eilandsraadsleden er nodig zijn, wat er nodig is voor een eilandsraad om te
kunnen functioneren en welke ondersteuning daarbij nodig is. We hebben afgesproken
om met een gemeenschappelijke werkgroep aan de slag te gaan. Ik ga er dus ook van
uit dat er opvolging zal worden gegeven aan die afspraak en dat we daarmee ook kunnen
komen tot een nieuwe vaststelling van de ondersteuningsvergoeding voor Bonaire en
overigens ook voor de andere twee eilanden.
De voorzitter:
Dan kijk ik even naar de collega's. Want volgens mij is dit blokje afgerond. De heer
Van Haasen en mevrouw Michon staken hun vingers op. Dan zal ik nu toch als eerste
meneer Van Haasen het woord geven.
De heer Van Haasen (PVV):
Bedankt, voorzitter. Ik kom nog even terug op die eilandsraadsvergoeding. U zegt dat
u daarover gesproken heeft. Tussen het advies dat de VNG geeft aan Nederlandse gemeentes
en het percentage dat de eilandsraad zich heeft toebedacht, zit nogal een extreem
verschil. Kunt u een tipje van de sluier oplichten als het gaat om de orde van grootte
van de eilandsraadsvergoeding waar u aan denkt?
De voorzitter:
«De Staatssecretaris» bedoelt u.
Staatssecretaris Van Huffelen:
Dat kan ik nog niet precies zeggen, maar wat ik belangrijk vind, is dat de eilandsraden
van de drie eilanden voldoende ondersteuning kunnen aantrekken om hun werk goed te
kunnen doen. Dat kan je niet altijd maar een-op-een vergelijken met Nederlandse gemeenten.
Ik kan dus niet zeggen hoe hoog dat bedrag precies is, maar de reden waarom ik hierover
met de eilandsraad van Bonaire gesproken heb, is omdat ik de verhoging die zij voor
zichzelf hadden vastgesteld, wel heel hoog vond en ook niet in lijn met wat de andere
twee eilanden als vergoeding kennen. We hebben dus gezegd dat we met elkaar gaan kijken
naar het totale pakket. Daarbij hoort ook de vraag hoeveel raadsleden we volgens de
WolBES/FinBES nodig hebben. Want het aantal raadsleden is wat mij betreft ook te gering.
Dan moet je te veel werk bij één persoon beleggen en dan heb je misschien wel meer
ondersteuning nodig. Dus hoeveel eilandsraadsleden zijn er nodig? We hebben afspraken
gemaakt over het gewenste groeipad daarin. Ook hebben we gekeken naar de vergoeding
van de eilandsraadsleden zelf en naar die van de ondersteuning. Daarvoor hopen we
in de komende tijd in een gemeenschappelijke werkgroep tot een goed voorstel te komen.
Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):
Over het verschil van inzicht wat betreft de conclusies van de conferentie. Ik begrijp
dat de Staatssecretaris die nog niet heeft gezien, maar kan zij toezeggen om daarop
terug te komen in een brief, in ieder geval op de vraag hoe dit kan en of we dan vaststellen
dat wat wij in de versie die wij van de Staatssecretaris hebben gekregen, de afspraken
zijn? Dan is dat ook duidelijk. Dan wat betreft de vergoedingen. Ik vind daar kwetsbaar
aan dat er natuurlijk enorm veel werk op hen afkomt. Ik begrijp dat heel goed, want
dat is ook een permanente klacht van raadsleden in Nederland. Ik kan me ook heel goed
voorstellen dat je daarmee het aantal eilandsraadsleden verhoogt. Daar wordt niet
voor gekozen, maar wel voor een verhoging van de vergoeding. Mijn concrete vraag is:
wat is de positie van de Staatssecretaris als het gaat om het aantal eilandsraadsleden
en de vergoeding daarvoor? Wat is de bevoegdheid? In Nederland is deze discussie er
ook. Er zijn allemaal gemeenten die meer raadsleden of een hogere vergoeding willen.
Maar zij hebben ook een positie dat ze in een consultatie mee kunnen lopen. Wat is
de positie van de Staatssecretaris waar het gaat om eilandsraadsledenaantal en de
hoogte van hun vergoeding?
Staatssecretaris Van Huffelen:
Het aantal eilandsraadsleden en de groei daarvan en het aantal bestuurscollegeleden
is iets wat we in de wet moeten regelen. Daartoe kan ik een voorstel doen. Uiteindelijk
wordt dat in dit parlement en in de Eerste Kamer besproken. Dat is onderdeel van de
bevoegdheid die wij hebben. Daarbij is «wij», zeg ik uitdrukkelijk, uw parlement en
ik samen. Als het gaat over de vergoeding aan raadsleden voor ondersteuning, is dat
een eigen bevoegdheid van de eilandsraad. Maar nogmaals, ik vind dat je zo'n vergoeding
moet zien in het licht van het totaalpakket. Dat hebben we ook besproken. Daar gaan
we met elkaar ook wel uitkomen in de komende periode, zo is mijn overtuiging. Maar
we kiezen wel degelijk voor het verhogen van het aantal eilandsraadsleden op alle
drie de eilanden, zij het in stapjes. Afhankelijk van het eiland verschilt het aantal
en verschilt het tempo ook enigszins.
De voorzitter:
Mevrouw Michon, ik ga u helpen. Uw eerste vraag ging over een toezegging.
Staatssecretaris Van Huffelen:
O ja, dat is prima. Het is ongemakkelijk dat er nu een ander stuk voorligt. Ik zal
zorgen dat we daar een nette versie van de definitieve afspraken hebben.
De voorzitter:
Gaat u door met het derde blokje.
Staatssecretaris Van Huffelen:
Dat derde blokje gaat over thema's rondom economie. Er was een vraag van de heer White
over de mogelijkheid om fondsen te benutten, namelijk EU-fondsen en fondsen vanuit
de Verenigde Naties. Dat is ook zo. Op dit moment maken we lang nog niet optimaal
gebruik van die fondsen. We hadden onlangs een LGO-conferentie in Europa. Daar zijn
we met lidstaten die LGO's hebben in hun koninkrijk of in de constellatie waarin die
landen zich bevinden. Dat zijn Denemarken, Frankrijk en wij. Het is goed om te zien
dat er echt hard wordt gewerkt, met name ook door de door ons benoemde gezant, Edison
Rijna, om te helpen meer EU-fondsen en activiteiten vanuit de VN beschikbaar te maken
voor de eilanden. De gezant is specifiek aangesteld voor de drie eilanden van Caribisch
Nederland, maar we hebben al eerder aangegeven dat als de landen daar gebruik van
zouden willen maken, dit mogelijk is. Inmiddels heeft het werk van onze gezant al
geresulteerd in een selectie van de BES voor het 30 voor 2030-initiatief van de Europese
Commissie. Dat gaat eilanden adviseren om in 2030 volledig op duurzame energiebronnen
over te stappen. Daarbij wordt men ondersteund. Dat gaat niet alleen om openbare lichamen
zelf, maar bijvoorbeeld ook om overheids-nv's, stichtingen en private partijen. Ook
zal de gezant zorgen dat de deelname van de BES aan de CITES4-conferentie van de Verenigde
Naties, die eind mei van dit jaar zal plaatsvinden op Antigua en Barbuda, wordt ondersteund.
We zijn dus hard aan het werk om te kijken hoe we al die fondsen en mogelijkheden
die er zijn, zo goed mogelijk kunnen inzetten voor de eilanden van Caribisch Nederland.
U had nog een specifieke vraag over UNICEF. We willen zeker helpen om met diezelfde
gezant en in samenwerking met de Verenigde Naties te komen tot benutting van die zogenaamde
horizontale EU-fondsen. Daar waar er meer samenwerking is, moedig ik dat zeker aan.
Ik zal de gezant ook vragen om nog specifiek met UNICEF in gesprek te gaan.
Dan was er een vraag van D66 over de zeehaven van Saba. Een van de prioriteiten is
inderdaad economische ontwikkeling en diversificatie. Dat is opgenomen in het bestuursakkoord
met Saba. Onderdeel daarvan is het bouwen van een nieuwe haven of het creëren van
de mogelijkheid daartoe. De stand van zaken is dat door het Ministerie van LNV goedkeuring
is verleend voor de start van de bouw met duurzame maatregelen voor het behoud van
koraal en tegen erosie. Er is een tenderprocedure gestart met een uitvraag voor partijen
die op basis van Design & Build de haven al kunnen aanleggen. Denk aan het bouwen
van de dokken enzovoort, enzovoort. Het idee is dat in de zomer van dit jaar nog een
keuze wordt gemaakt voor een uitvoerende partij. Dan moeten er werkvergunningen worden
geregeld voor medewerkers van zo'n partij en moet gewerkt worden aan aanvullende financiële
bijdragen. Vervolgens kan er daadwerkelijk gestart worden met de bouw van die nieuwe
zeehaven.
Dan de vraag van mevrouw Michon over de inzet van de International Desk van Bonaire.
Die International Desk is een initiatief van het openbaar lichaam. Het was er eigenlijk
al eerder. We hebben gezegd: het is ontzettend belangrijk om gezamenlijk te werken
aan het verkrijgen van fondsen vanuit de EU. De International Desk en de gezant zijn
samen hard aan het werk om dat voor elkaar te krijgen. In feite werken ze als één
organisatie. Meer informatie daarover staat op de cabinetspecialenvoy.com. Dat heeft
inmiddels geleid tot het aantrekken van extra middelen. De werkzaamheden van de gezant
zijn beschikbaar voor iedereen.
Mevrouw Michon had ook nog een vraag over een aantal andere fondsen, het Groeifonds,
de SDE++-regeling, de Regio Deals. Die staan ook open voor de eilanden van Caribisch
Nederland. We zijn bezig met het op maat maken van het Groeifonds om te zorgen dat
er per 1 januari aanstaande – zo is de verwachting – ook aanvragen in het Groeifonds
kunnen worden gedaan die passend zijn voor Caribisch Nederland. Dat heeft veel te
maken met de ondergrens die nu in het fonds zit. Die is vrij hoog voor de eilanden.
Verder hebben wij in de afgelopen tijd Regio Deals, onderdeel van de vijfde tranche,
kunnen afsluiten van respectievelijk 5 miljoen voor Saba en 10 miljoen voor Sint-Eustatius.
Dat geld kan worden ingezet voor een sociaal-cultureel gebouw op Saba en voor voorbereidingen
voor het herstel van bijvoorbeeld de botanische tuin en een aantal gebouwen in het
centrum van Sint-Eustatius. Die monumenten verdienen dat ze worden opgeknapt. Het
is ook goed om dat te doen in de aanloop naar de viering van 250 jaar Statia Day.
Dan was er een vraag van de PVV over het verdienvermogen van de eilanden. We hebben
al vaker gesproken over de economische ontwikkeling. Het is onderdeel van de bestuurlijke
afspraken. Wij vinden het heel belangrijk om te kijken naar verdere ontwikkeling en
diversificatie van de economieën van de eilanden. Natuurlijk is er toerisme, maar
er wordt ook gekeken naar andere mogelijke verdienbronnen. Voor zover het gaat over
toerisme, moet het vooral gaan over toerisme waarvan de eilanden zo veel mogelijk
zelf profiteren. We zijn nog verder onderzoek aan het doen. Dat wordt gedaan door
het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat. We hopen er binnenkort iets meer
over te kunnen vertellen aan uw Kamer. Ondertussen zetten we dus ook al in op een
aantal programma's via de Regio Deals.
Dan was er nog een vraag van mevrouw Michon over werk- en verblijfsvergunningen. In
de knelpuntenbrief staat daarover een passage. Het is inderdaad zo dat er goed moet
worden gekeken of we hierin een versnelling kunnen bereiken. Het idee is om in de
eerste helft van 2024 een integrale visie op het gebied van migratie te hebben vastgesteld
waarin we dus ook kijken naar dat thema van werk- en verblijfsvergunningen, omdat
het nu voor werkgevers soms lastig is om snel voldoende arbeidskrachten in te kunnen
zetten. Tot zover het thema economie.
Ik ga over naar het laatste blokje.
Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):
Met alle respect: ik stelde een vraag en het antwoord is het antwoord dat ik in de
stukken heb gelezen, maar dat is geen antwoord op mijn vraag. Daarom kom ik terug
op de vraag die ik heb gesteld. Dat heb ik bij het vorige blokje gedaan en dat wil
ik nu weer doen.
De voorzitter:
Maar ik denk dat het dan helpt als u duidelijk maakt om welke vraag het gaat, want
dan kan de Staatssecretaris daarop terugkomen.
Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):
Oké. Heel concreet was mijn vraag: kan de International Desk Bonaire ook werken voor
Sint-Eustatius en Saba? Ik hoorde u antwoorden dat die samen met de VN-gezant heel
goed werkt voor Bonaire, maar kan die ook voor die andere twee BES-eilanden werken?
Staatssecretaris Van Huffelen:
Het is een desk van het openbaar lichaam Bonaire, zoals ik aangaf. Daarmee werkt die
voor het openbaar lichaam Bonaire. Ik denk niet dat het noodzakelijk is dat die ook
gaat werken voor de andere twee eilanden, maar wanneer daar behoefte aan is, kan dat
natuurlijk gevraagd worden. Ik denk dat het handiger is dat de samenwerking verloopt
via de speciaal gezant, want die heeft heel goed contact met Saba en Sint-Eustatius,
zoals ik onder andere weet door de sessie die we gezamenlijk in Brussel hebben gehad.
Het lijkt mij dus geen wenselijke stap, maar als die behoefte er is, moeten die eilanden
dat samen afspreken.
De voorzitter:
Gaat u verder met het laatste blokje.
Staatssecretaris Van Huffelen:
Dan was er de vraag van D66 over de LGO-status: wordt het niet tijd om de huidige
LGO-status te evalueren en zou een andere vorm, bijvoorbeeld die van Frans Sint-Maarten
of de Canarische Eilanden, niet beter werken voor de grensoverschrijdende uitdagingen?
Eerlijk gezegd denk ik ten eerste dat die vraag door de eilanden zelf moet worden
beantwoord, want ik vind dat zij in eerste instantie zelf zouden moeten zeggen of
zij vinden dat dit een wenselijke route zou zijn. Die vraag heb ik nog niet van hen
gekregen. Als u het mij vraagt, denk ik ook dat bijvoorbeeld de status van Frans Sint-Maarten
eigenlijk heel ingewikkeld is, want die status betekent dat je volledig onderdeel
wordt van de Europese Unie. Dat betekent ook dat alle wetgeving van de Europese Unie
een-op-een zou moeten gelden op deze eilanden. Dat heeft echt een groot effect op
bijvoorbeeld de uitvoeringskracht van de eilanden. Ik denk eerlijk gezegd dus niet
dat het een handige route is om dat te moeten willen. Ik denk dat wij, als wij onze
«comply or explain»-wetgeving op orde hebben, voldoende de mogelijkheid hebben om
aan de ene kant gebruik te maken van het feit dat het speciale eilanden zijn in een
speciaal gebied en met een speciale status, maar om tegelijkertijd ook te zorgen dat
de wetgeving in Nederland over welzijn, welvaart, duurzaamheid en economische ontwikkeling
gewoon geldig is.
Er was ook een vraag van D66 over Statia Day in 2026. Op die dag is het inderdaad
250 jaar geleden dat dat First Salute plaatsvond, maar er werd terecht opgemerkt dat
dat plaatsvond in een periode waarin slavernij een grote rol speelde. Ik denk dat
het ontzettend belangrijk is dat die dag vooral gevierd moet worden door en voor Statia
zelf, maar dat het heel goed zou kunnen zijn als dat een moment is waarop we ook internationaal
meer aandacht vragen voor het eiland, wat goed kan zijn om niet alleen iets meer te
vertellen over de geschiedenis van het eiland, maar bijvoorbeeld ook om te zorgen
dat historisch georiënteerd toerisme en op natuur gericht toerisme meer worden gestimuleerd,
met name toerisme waaraan het eiland zelf meer geld kan verdienen. Ik denk dat het
heel goed is om te zorgen dat die viering uitdrukkelijk wordt opgezet door het eiland
zelf, door de inwoners en het bestuur van het eiland zelf. Er is zeker een verzoek
geweest vanuit de Amerikaanse consul in het gebied. Er is ook al contact geweest met
de Amerikaanse ambassade hier in Den Haag. Pas wanneer er wat meer helderheid is over
hoe die viering eruit komt te zien en wellicht ook na de presidentsverkiezingen in
de Verenigde Staten zal er moeten worden gekeken hoe een eventuele Amerikaanse delegatie
eruit komt te zien. Overigens ondersteunen we het openbaar lichaam en de mensen die
aan het nadenken zijn over hoe die viering eruit moet zien, uiteraard heel graag.
We kunnen er met behulp van zo'n regiodeal ook voor zorgen dat de mooie delen van
het eiland, die ook behoefte hebben aan onderhoud, kunnen worden opgeknapt.
Dan was er nog een vraag van de heer Van Haasen over de benoeming van de gezaghebber
op Sint-Eustatius. Hij heeft mij daarover schriftelijke vragen gesteld en ook in dit
overleg vragen gesteld. De benoemingsprocedure van de gezaghebber is een vertrouwelijk
proces. Daar kan ik verder in dit verband geen uitspraken over doen. Uiteraard is
het proces gevolgd zoals dat wettelijk is vastgelegd. Er is een profielschets gemaakt
door de eilandsraad. De eilandsraadsleden hebben een vertrouwenscommissie ingesteld.
Die vertrouwenscommissie heeft gesprekken gevoerd met door de waarnemend rijksvertegenwoordiger
voorgedragen sollicitanten. De waarnemend rijksvertegenwoordiger heeft een aanbeveling
aan mij gedaan. Uiteindelijk is er een keuze gemaakt en heeft er een screening plaatsgevonden.
Daarmee is het proces gelopen zoals het zou moeten lopen. Dat kan ik dus niet verder
toelichten.
Dan zijn er nog vragen gesteld over het thema gezondheidszorg door GroenLinks-PvdA
en door NSC. Er was een vraag over het gebrek aan ziekenhuiszorg, het in een laat
stadium doorverwijzen door huisartsen, hoge kosten enzovoort, enzovoort. Mensen zouden
hierdoor onnodig lang van goede zorg verstoken blijven. Mijn beeld is eerlijk gezegd
niet dat dit schering en inslag is. Het Besluit zorgverzekering BES en de daaraan
gekoppelde regeling voor zorgaanspraken van de BES maken heel duidelijk welke zorg
wordt vergoed en dat er wordt doorverwezen naar verschillende ziekenhuizen wanneer
dat nodig is. Dat kan voor de Bovenwindse Eilanden bijvoorbeeld naar Sint-Maarten
zijn, maar dat kan soms ook naar andere landen zijn. Als er door wordt verwezen naar
gecontracteerde zorg, zijn er geen extra kosten voor de patiënten.
Met name mijn collega Van Ooijen op VWS kijkt voortdurend hoe we er in een continu
verbeterproces voor zorgen dat de inwoners van Saba en Sint-Eustatius tijdig de zorg
krijgen die ze nodig hebben. Daar heeft hij vorig jaar volgens mij een brief naar
uw Kamer over gestuurd. Er is in dat kader ook een pilot opgesteld om directe verwijzingen
mogelijk te maken. Die is in november 2022 gestart. Daarbij verwijzen de huisartsen
van Saba en Statia direct door naar het St. Maarten Medical Center zonder tussenkomst
van het adviesteam van ZJCN. Het ziekenhuis biedt dan de tweedelijnszorg voor de inwoners
van de eilanden. Daarnaast zijn er mogelijkheden voor derdelijnszorgverwijzingen naar
Curaçao, Sint-Maarten, Aruba, Colombia en Europees Nederland, maar dat gebeurt dan
op basis en initiatief van een behandelend specialist, waarbij het medische team dan
wel aan het werk gaat.
Die nieuwe werkwijze is geëvalueerd. Mensen zijn daar enthousiast over. Samen met
de Staatssecretaris van VWS zal ik goed blijven kijken of dat voldoende is om de gezondheidszorg
te verbeteren. Maar het beeld dat het alleen maar slecht is, dat u in uw bijdrage
schetste, herken ik echt niet. Er is voldoende zorg voor mensen mogelijk, zowel op
het eiland als via het stelsel van vrij directe verwijzingen zodra mensen het eiland
moeten verlaten, want natuurlijk altijd minder fijn is, want als je ziek bent, wil
je het liefst zo dicht mogelijk bij huis worden geholpen. Maar gegeven de omvang van
Saba en Statia is dat niet altijd mogelijk.
Dan was er nog de vraag van mevrouw Bruyning over het ziekenhuis op Sint-Eustatius.
Zij vroeg of dat niet flink verouderd is en daardoor niet kan voldoen aan de zorgvraag.
Het kan voldoen aan de zorgvraag. Ook is er sprake van voldoende kwaliteit. De inspectie
houdt daar toezicht op en publiceert daar rapportages over. U zocht een rapportage,
maar kunt die niet vinden. Ik zal kijken of ik die voor u kan opsnorren en aan u kan
doen toekomen.
Vanuit de Regio Deal waar ik over sprak, wordt er een bijdrage geleverd aan de bouw
van een nieuw ziekenhuis. Er wordt gekeken of er operatieruimtes kunnen worden gecreëerd
die mogelijk kunnen worden ingezet voor artsen en teams die worden ingevlogen. Daarmee
kan meer zorg ter plekke worden geleverd en kan onnodig vervoer worden voorkomen.
Dan was er nog de vraag van NSC over connectiviteit. De vraag was of het mogelijk
is om de luchtvaartregulatie te onderzoeken en om te zien of daarmee een lastenverlaging
kan worden gerealiseerd. Ook dit is weer gerelateerd aan mensen met een medische vraag
of de noodzakelijke medische zorg. Op dit moment doet het Ministerie van IenW onderzoek
naar de connectiviteit via de lucht en naar de vraag of die in een publieke dienst
kan worden vervat. Ook wordt op dit moment de wet- en regelgeving hierop aangepast.
Er wordt gekeken naar de mogelijkheid om voor de mensen die op de eilanden wonen,
als dat gewenst wordt, van meer van die luchtvaartverbindingen een publieke dienst
te maken en daarmee de prijzen te laten dalen, want het is duidelijk dat die prijzen
behoorlijk hoog zijn. Daar moet dan wel financiering voor worden gevonden, waarschijnlijk
door een nieuw kabinet. Waar nodig ondersteunen we het onderzoek dat wordt gedaan
door het Ministerie van IenW en werken we daaraan mee. Als het gaat over de vervoersverbindingen
op het terrein van de zorg: die zijn in principe geregeld. Daar hebben patiënten dan
ook geen extra kosten aan.
Dan ben ik klaar, volgens mij.
De voorzitter:
Dan is de Staatssecretaris door haar blokjes heen. Dat geeft aanleiding tot een vraag
van mevrouw Bruyning van NSC. Gaat uw gang.
Mevrouw Bruyning (NSC):
Mijn collega's van de commissie en ik hebben hier meerdere eilandsraden ontvangen.
Die hebben toch echt wel hun hele grote zorgen geuit over de gezondheidszorg. Ze hebben
eigenlijk een roep om hulp geuit: het werkt niet, het klopt niet, mensen moeten te
lang wachten op hulp en mensen moeten betalen voor hun tickets richting hulp. Ik vraag
me af hoe alles wat we gehoord hebben, rijmt met wat de Staatssecretaris hier aangeeft,
namelijk dat er eigenlijk niet zo veel mis is met de gezondheidszorg.
Staatssecretaris Van Huffelen:
Er zijn een paar stappen gezet de afgelopen tijd die, denk ik, heel goed zijn. Dit
staat nog even los van het plan van aanpak dat door mijn collega van VWS is opgezet
om ervoor te zorgen dat het makkelijker is om mensen te verwijzen, wanneer dat nodig
is. Dat hoeft dan niet meer via de zorgverzekeraar, maar kan gedaan worden door de
huisartsen van de betrokken patiënten. Nogmaals, als mensen worden uitgezonden voor
medische zorg, worden hun tickets betaald en hoeven ze er zelf niet voor te betalen.
Tenminste, dat is de informatie die ik heb. Of krijg ik nu iets anders? Nee, niet.
Pas wanneer mensen er zonder doorverwijzing van de verzekeraar zelf voor kiezen om
naar een ziekenhuis te gaan, moeten ze natuurlijk wel zelf betalen. Maar goed, dat
geldt natuurlijk ... In principe worden mensen gewoon geholpen. Er zijn in de afgelopen
tijd wel stappen gezet om hiermee daadwerkelijk een knelpunt dat eerder ook genoemd
werd, op te lossen.
De voorzitter:
Mevrouw Bruyning, een korte vervolgvraag.
Mevrouw Bruyning (NSC):
Ik hoor de Staatssecretaris aangeven dat er stappen zijn gezet. Tegelijkertijd zeg
ik nogmaals: als we de eilandsraden horen, dan rijmen die stappen niet met wat we
gehoord hebben. De eilandsraad van Sint-Eustatius heeft aangegeven dat er in het weekend
gewoon geen dienstdoende arts is. Als je in het weekend ziek bent, mag je gewoon ziek
zijn. Als de dokter er is, moet je dan maar weer terugkomen. Hoe rijmt dat met wat
de Staatssecretaris aangeeft, namelijk dat er stappen zijn ondernomen? Tegelijkertijd
heeft ze het ook over het doorverwijzen en de pilot. Ik vraag me af wanneer er over
de pilot wordt gerapporteerd. Hoe loopt die? Want ook daar zijn heel veel vragen over.
Staatssecretaris Van Huffelen:
Ik denk dat het goed is dat u die vragen stelt aan mijn collega van VWS, want hij
is hier direct verantwoordelijk voor. Nogmaals, mijn beeld is niet dat er grootschalige
problemen zijn. Als u denkt dat er specifieke onderwerpen zijn zoals het niet beschikbaar
zijn van een arts tijdens het weekend of andere problemen, dan lijkt het me goed om
die vragen ook aan mijn collega te stellen. Dat ga ik overigens zelf ook wel doen,
want ik ben benieuwd om te horen hoe dit zit. Dit is namelijk niet mijn eigen beeld,
maar dat moeten we onderzoeken.
De voorzitter:
Meneer White, wilde u nog een korte vraag stellen? Nee, ik zie dat het antwoord voldoende
is. Dan stel ik voor dat we naar de tweede termijn van de Kamer gaan. Dan krijgt u
toch het woord, meneer White. U mag de tweede termijn ook overslaan.
De heer White (GroenLinks-PvdA):
Voorzitter, dank. Ik wil de Staatssecretaris danken voor de antwoorden. Ik heb nog
een overkoepelende en aanvullende vraag. Kan de Staatssecretaris op redelijk korte
termijn komen tot een voorstel met een brede visie voor de aankomende twintig jaar,
waarbij we het afgelopen investeringsbeleid en het toekomstige investeringsbeleid
kunnen gaan borgen?
De voorzitter:
Mevrouw Michon.
Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):
Voorzitter. Ik dank de Staatssecretaris voor haar antwoorden. Ik heb één openstaande
vraag, waar ik geen interruptie meer aan durfde te wijden. Het is namelijk een veelomvattende
vraag. Kan de Staatssecretaris een brief doen toekomen waarin zij uiteenzet wat tot
nu toe de middelen uit de Regio Deal, het Groeifonds en de SDE++ waren en wat ervan
is benut? De Staatssecretaris had het nu over 5 miljoen voor Saba en 10 miljoen voor
Sint-Eustatius. Dat staat inderdaad in de stukken. Dat was voor 2024, maar er zijn
ook Regio Dealgelden in 2018 en 2020 beschikbaar gekomen. Wat is daarvoor benut door
de verschillende eilanden? Waarom heeft er in 2024 geen bijdrage uit de Regio Deal
plaatsgevonden voor Bonaire?
En ik wil graag een tweeminutendebat aanvragen.
De voorzitter:
De heer Van Haasen.
De heer Van Haasen (PVV):
Bedankt, voorzitter. Ik heb een aanvullende vraag over de permanente vertegenwoordiging
van Bonaire, Sint-Eustatius en Saba in Den Haag. In het afsprakenlijstje van de werkconferentie
staat dat er wordt gekeken naar een invulling hiervoor. Zou de Staatssecretaris ons
op de hoogte kunnen van de voortgang van deze invulling en van de daarmee gemoeide
kosten?
De voorzitter:
Mevrouw Bruyning.
Mevrouw Bruyning (NSC):
Voorzitter. Ik dank de Staatssecretaris voor haar antwoorden. Ik heb nog één vraag
over de luchtvaartregulatie. Op welke termijn verwacht de Staatssecretaris de uitkomsten
van het onderzoek hiernaar dat momenteel loopt met ons te kunnen delen?
De voorzitter:
De heer Bamenga.
De heer Bamenga (D66):
Ik dank de Staatssecretaris voor de beantwoording van de vragen en ik wens geen gebruik
te maken van de tweede termijn.
De voorzitter:
Dan kijk ik even naar rechts voor de beantwoording. Ik verwacht dat het in één keer
door kan gaan.
Staatssecretaris Van Huffelen:
Ja.
De voorzitter:
Dan geef ik de Staatssecretaris het woord voor haar tweede termijn. Gaat uw gang.
Staatssecretaris Van Huffelen:
Voorzitter. Ik was een beetje getriggerd door de vraag van de heer White. Hij vroeg
naar een voorstel voor een brede visie voor de komende twintig jaar. Ik ben benieuwd
naar het specifieke terrein waarop dat dan zou moeten zien en welke ideeën u daarover
heeft. Ik vind het namelijk moeilijk om vanuit een demissionair kabinet nog een visie
te moeten maken voor de komende twintig jaar voor de eilanden in het algemeen. Maar
misschien kan hij iets specifieker zijn.
De heer White (GroenLinks-PvdA):
Ik kan me voorstellen dat het nu heel erg moeilijk is om er inhoudelijk op in te gaan.
Ik wilde met name een procesafspraak maken. Ik denk dat het van belang is dat we de
afgelopen jaren toch heel veel uitdagingen hebben getrotseerd. Ik denk dat er de afgelopen
jaren heel veel gebeurd is. Er zijn ook heel veel goede dingen ingezet. We willen
natuurlijk wel dat de dingen die ingezet zijn een goed vervolg krijgen. Mijn voorstel
voorziet dus met name in een procesafspraak in plaats van een inhoudelijke afspraak.
De voorzitter:
Ik kijk of de Staatssecretaris hier wat mee kan.
Staatssecretaris Van Huffelen:
Nou, ik vind het eigenlijk nog een beetje complex, eerlijk gezegd. Maar misschien
kunnen we het er op een later moment, buiten de vergadering om, nog even met elkaar
over hebben. Dan kom ik graag met een voorstel.
De voorzitter:
Gaat u vooral verder.
Staatssecretaris Van Huffelen:
Dan vroeg mevrouw Michon om een brief over de middelen die vanuit de verschillende
fondsen in de afgelopen tijd inmiddels zijn ingezet. Dat doe ik graag. Niet alle fondsen
zijn al benut voor de eilanden, maar dat wordt dan ook duidelijk.
De heer Van Haasen vroeg: kan ik wat meer zicht krijgen op wanneer die permanente
vertegenwoordiging wordt ingevuld? Dat is natuurlijk vooral iets wat de openbare lichamen
zelf moeten ontwikkelen en opzetten. Maar zodra er meer zicht op komt, informeer ik
u daar graag over. Het idee om dit op te zetten is onderdeel van de uitkomsten van
de werkconferentie. Wanneer we daar meer duidelijkheid over hebben, zullen we dat
uiteraard ook aan u melden. Ik denk dat dat goed is.
Dan was er nog een vraag van mevrouw Bruyning over de termijn van het onderzoek naar
het personenvervoer. Helaas hebben we op dit moment nog geen antwoord voor u. Dit
wordt uitgevoerd door het Ministerie van IenW, maar we zorgen ervoor dat u dat antwoord
van ons krijgt.
De voorzitter:
Dan zijn we aan het einde gekomen van de tweede termijn van de Staatssecretaris. Dan
hebben we het fantastisch gedaan qua tijd. Ik heb een tweetal toezeggingen, die ik
graag met de commissie deel.
– De Staatssecretaris deelt de definitieve versie van de afsprakenlijst van de werkconferentie
met de Kamer.
– De Staatssecretaris stuurt een brief over welke middelen beschikbaar zijn gesteld
uit de Regio Deals, het Groeifonds en de SDE++, en wat daarvan is benut.
Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):
Zou het mogelijk zijn om die brief uit de laatste toezegging binnen een week te krijgen?
Want we spreken elkaar weer op heel korte termijn over Caribisch Nederland. Daar komen
deze fondsen ook weer langs.
De voorzitter:
De Staatssecretaris bevestigt dit.
Het allerlaatste wat ik nog met de aanwezigen en alle mensen die kijken, wil delen,
is dat er een tweeminutendebat is aangevraagd, met als eerste spreker mevrouw Michon.
Dan wil ik graag al mijn collega's bedanken voor hun bijdrage. Ik dank de Staatssecretaris
voor de beantwoording. Ik dank alle mensen die meegekeken hebben, zowel digitaal als
vanaf de publieke tribune. Wederom grote dank aan de griffier, de bodes, de ondersteuning
en alle mensen die het mogelijk hebben gemaakt dat wij ons werk weer konden doen.
Een hele fijne avond, allemaal.
Sluiting 20.00 uur.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
W. Paulusma, voorzitter van de vaste commissie voor Koninkrijksrelaties -
Mede ondertekenaar
E.A.M. Meijers, griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.