Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Chakor over de nieuwe corruptie-index van Transparency International
Vragen van het lid Chakor (GroenLinks-PvdA) aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over de nieuwe corruptie-index van Transparency International (ingezonden 2 februari 2024).
Antwoord van Minister De Jonge (Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties) (ontvangen
3 april 2024). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2023–2024, nr. 1115.
Vraag 1
Heeft u kennis genomen van de nieuwe corruptie-index van Transparency International
en van de berichtgeving naar aanleiding van de nieuwe index?1, 2
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Maakt u zich zorgen over de verdere daling en daarmee een dalende trend van Nederland
op deze index? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 2
Nederland staat op nummer acht van de ranglijst van Transparency International. In vergelijking met andere landen doet Nederland het dus nog steeds goed.
Nederland is echter wel in punten op de ranglijst gezakt. Dit is wat mij betreft een
belangrijk signaal dat we onze aandacht voor het tegengaan van corruptie in Nederland
en het beschermen van onze instituties niet moeten laten verslappen. Overigens is
het relevant om te benadrukken dat de index niet daadwerkelijke corruptie meet, maar
de perceptie daarvan.
Vraag 3
Deelt u de analyse dat Nederland gevoeliger is geworden voor corruptie doordat er
steeds vaker/meer sprake is van ondermijning van instituties van de rechtsstaat door
georganiseerde criminaliteit? Zo nee, wat is uw analyse van de daling van Nederland
op de corruptie-index?
Antwoord 3
De duiding van experts is dat de ondermijning van onze democratische instituties door
de georganiseerde criminaliteit mede verklaart waarom Nederland een punt gedaald is
op de ranglijst. Vanuit de georganiseerde criminaliteit wordt steeds vaker geprobeerd
het handelen van rechters, officieren van justitie, advocaten, journalisten en bestuurders
te beïnvloeden door deze te bedreigen, intimideren en agressief te benaderen. Dit
is onacceptabel. Om te voorkomen dat de personen die deze functies vervullen gedwongen
worden hun persoonlijke veiligheid te verkiezen boven het belang van onze democratische
instituties, blijf ik mij samen met mijn collega van JenV onverminderd inzetten voor
het weerbaar houden van deze instituties tegen de ondermijning van criminelen. Samen
hebben wij de urgentie van het onderwerp onder de aandacht gebracht in de Ministeriële
Commissie Aanpak Ondermijning van 4 juli 2023. In de Commissie is commitment uitgesproken
voor het uitvoeren van een rijksbrede risico-inventarisatie op corruptie- en integriteitsrisico’s,
die vorig jaar van start is gegaan. De uitvraag van de risico-inventarisatie gebeurt
in fases. Eerst werden departementen bevraagd. Deze gespreksronde is inmiddels afgerond
en heeft al de nodige eerste bevindingen opgeleverd. Nu maken wij de volgende stap
naar een geselecteerd aantal uitvoeringsorganisaties en agentschappen. Als laatste
segment wordt de uitvraag ook gedaan richting decentrale overheden.
Vraag 4
Op welke wijze gaat het kabinet zorgen dat de druk die de rechterlijke macht, het
bestuur, de vrije pers en andere relevante instituties in de democratische-rechtsstaat
af zal nemen?
Antwoord 4
De rechtspraak, de vrije pers, het openbaar bestuur en de wetenschap staan onder druk,
onder andere vanuit de hoek van de georganiseerde criminaliteit, maar ook vanwege
maatschappelijk ongenoegen dat soms ontaardt in bedreigingen of zelfs agressie. Om
onze democratische rechtsorde te schragen, is het van groot belang dat we deze instituties
weerbaarder maken en houden. Dit blijft voor het kabinet een prioriteit. Het gaat
daarbij zowel om preventieve als om repressieve maatregelen, zoals het zo nodig ter
beschikking stellen van beveiliging. Het is essentieel dat mensen vrij van oneigenlijke
beïnvloeding hun ambt of functie kunnen uitoefenen. Diverse instanties, zoals de Douane
en Belastingdienst, hebben reeds de nodige verbetermaatregelen getroffen. Deze good case practices dienen tevens als adviezen voor andere partijen.
Vraag 5
Wat moet er volgens u concreet extra gebeuren om het tij te keren en Nederland minder
gevoelig te laten zijn voor het ondermijnen van de instituties van de rechtsstaat?
Antwoord 5
De instituties van de rechtsstaat kunnen vanuit verschillende kanten worden ondermijnd.
De aard van de dreiging bepaalt hoe deze het best kan worden aangepakt. Ondermijning
vanuit georganiseerde criminaliteit wordt zoveel mogelijk voorkomen, door middel van
inzet op preventie en het vergroten van weerbaarheid. Middels eerder genoemde rijksbrede
risico-inventarisatie wordt vanuit JenV gewerkt aan het verkrijgen van meer inzicht
in de risico’s die de overheid loopt. Op basis van de uitkomsten hiervan kunnen maatregelen
worden getroffen om de risico’s te beperken. Daar waar het noodzakelijk is, moet vanuit
de strafrechtketen effectief en slagwaardig worden opgetreden.
In het geval van ondermijning door gefrustreerde inwoners die politieke ambtsdragers
bedreigen, is het belangrijk dat er paal en perk wordt gesteld aan het agressieve
gedrag. Door als overheid responsief te zijn kunnen we agressief gedrag van gefrustreerde
of verwarde inwoners voorkomen en hen de hulp bieden die ze nodig hebben. Naast vervolging
van strafbare uitingen is dus ook preventie en bewustwording aan de kant van overheidsorganisaties
van belang.
Vraag 6
Deelt u de zorgen dat er geen substantiële verbetering te zien is in de verwevenheid
van politiek en het lobbybedrijf? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 6
Er zijn wel degelijk verbeteringen doorgevoerd om belangenvertegenwoordiging transparanter
te laten plaatsvinden. Ik hecht eraan te benadrukken dat belangenvertegenwoordiging
een essentieel onderdeel van democratische besluitvorming uitmaakt. Het is belangrijk
dat belanghebbenden zich kunnen organiseren om beleidsvorming te beïnvloeden en dat
hun inbreng op een transparante wijze wordt afgewogen door het openbaar bestuur. Om
deze transparantie te bevorderen en ook de weging van verschillende belangen in het
besluitvormingsproces te verantwoorden, zijn er verschillende verbeteringen doorgevoerd.
Zo is de «Uitvoeringsrichtlijn transparantie agenda’s bewindslieden» aangescherpt
in lijn met de motie Van Baarle-Dassen (Kamerstuk 28 844, nr. 261). Voorts is in overeenstemming met artikel 4.44 van de «Aanwijzingen voor de regelgeving»
het belang van gedegen lobbyparagrafen in memories van toelichting opnieuw bij de
ministeries onder de aandacht gebracht. In het «Afwegingskader legitieme belangenvertegenwoordiging»
van prof. dr. Braun en dr. Fraussen worden de openbaarmaking van agenda’s en de lobbyparagrafen
in memories van toelichting uitgelicht als instrumenten om transparantie en verantwoording
te bevorderen. De toepassing hiervan wordt op dit moment extern geëvalueerd door voornoemde
wetenschappers.
Vraag 7
Hoe komt het dat, ondanks de goede voornemens om de lobby transparanter te maken,
de verwevenheid tussen politiek en lobbybedrijven nog steeds een van de zwakke punten
van Nederland is?
Antwoord 7
Dat veel partijen en organisaties in Nederland invloed kunnen uitoefenen op de politiek
is een kracht van ons democratisch bestel. Dit moet echter wel legitiem en transparant
gebeuren. Hierbij is het onder andere van belang dat mijn collega-ministers en ik,
om belangenbehartiging transparanter te maken, onze agenda’s goed bijhouden. Onderzoek
wijst uit dat er hier nog ruimte is voor verbetering. De gedragscode integriteit bewindspersonen
besteedt ook aandacht aan transparantie van contacten tussen bewindspersonen en externen.
Voorts geldt een lobbyverbod voor ambtenaren en oud-bewindspersonen voor een periode
van twee jaar na het aftreden van de betreffende bewindspersoon. Dit lobbyverbod wordt
gecodificeerd in het wetsvoorstel regels gewezen bewindspersonen. Ik ben voornemens
dat wetsvoorstel nog voor aanstaande zomer bij de Tweede Kamer in te dienen. Ook op
decentraal niveau worden er diverse inspanningen verricht om het risico op een oneigenlijke
toegang tot het bestuur te verkleinen. Zo worden binnen alle provincies, gemeenten
en waterschappen gedragscodes integriteit vastgesteld. Deze codes bevatten, in aanvulling
op diverse wettelijke regels, gedragsnormen en regels over procedures die de transparantie
van het handelen van politieke ambtsdragers vergroot. Daarnaast werk ik aan het wetsvoorstel
bevorderen integriteit en functioneren decentraal bestuur tweede tranche. Hiermee
wordt onder andere een risicoanalyse integriteit voor wethouders en gedeputeerden
verplicht gesteld. Met een risicoanalyse wordt aan de voorkant inzicht geboden in
eventuele kwetsbaarheden – bijvoorbeeld ten aanzien van lobby – en het bewustzijn
over de bestuurlijke integriteit (verder) vergroot.
Vraag 8
Welke maatregelen zijn er volgens u de komende tijd nodig om de verwevenheid van politiek
en het lobby te verminderen?
Antwoord 8
Het is belangrijk om de transparantie van belangenvertegenwoordiging te bevorderen,
zoals ik ook in mijn antwoorden op vraag 6 en 7 benadruk. Momenteel voeren prof. dr.
Braun en dr. Fraussen een evaluatieonderzoek uit naar de verbetering van de openbaarmaking
van agenda’s van bewindspersonen en lobbyparagrafen in memories van toelichting. De
resultaten van deze evaluatie verwacht ik aanstaande zomer te ontvangen en met uw
Kamer te delen. Aan de hand van deze evaluatie kunnen we zo nodig extra stappen zetten
om de belangenbehartiging ten overstaande van bewindspersonen inzichtelijker te maken.
Vraag 9
Deelt u de zorgen van Transparancy International over de Nederlandse gevoeligheid
voor vriendjespolitiek binnen een bestuurlijke in-crowd? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 9
Het beeld van vriendjespolitiek binnen een bestuurlijke in-crowd herken ik niet. Wel
is het goed om hierop alert te blijven en transparant te zijn in contacten en procedures.
Dat geldt overigens niet alleen voor bewindspersonen maar ook voor Kamerleden en voor
decentrale politieke ambtsdragers. In het antwoord op vraag 7 heb ik aangegeven welke
inspanningen daartoe op decentraal niveau worden verricht. Volgens Transparency International
is de zogeheten «draaideur» slecht voor het vertrouwen in onze instituties. Zoals
ik ook aangeef in mijn antwoord op vraag 7, ben ik voornemens om nog voor aanstaande
zomer het wetsvoorstel gewezen bewindspersonen bij de Tweede Kamer in te dienen. Dit
wetsvoorstel bevat voor een periode van twee jaar na aftreden verplichte advisering
over mogelijke vervolgfuncties van (oud-)bewindspersonen, een draaideurverbod en een lobbyverbod. Deze wetgeving zou tegemoetkomen
aan de zorgen van Transparency International over de verwevenheid van de politiek
en het lobbybedrijf. Ook geven we hierdoor gevolg aan de aanbeveling van de Groep
van Staten tegen Corruptie van de Raad van Europa (GRECO) op dit onderwerp.
Vraag 10
Heeft u een beeld van de bijdragen aan corruptie van Nederlanders en Nederlandse bedrijven
in het buitenland?
Antwoord 10
Ons zicht op buitenlandse omkoping wordt met name bepaald door zaken de het strafrecht
bereiken. Zoals op 8 januari 2024 door de Minister van Justitie en Veiligheid met
de Tweede Kamer is gedeeld3, zijn sinds november 2020 drie buitenlandse omkopingszaken (met meerdere verdachte
natuurlijke en rechtspersonen) buitengerechtelijk afgedaan. Verder waren er in augustus
2023 achttien lopende zaken (waaronder een zaak in hoger beroep). Tot slot zijn sinds
november 2020 dertien onderzoeken naar buitenlandse omkoping afgesloten zonder strafoplegging
voor buitenlandse omkoping (in vier zaken zijn wel straffen voor andere strafbare
feiten opgelegd).
Als onderdeel van het lidmaatschap van de Anti-omkopingswerkgroep van de Organisatie
voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) rapporteert Nederland periodiek
over de handhaving van buitenlandse omkoping. De hiervoor benodigde cijfers worden
aangeleverd door het Openbaar Ministerie. In oktober 2025 zal Nederland wederom over
de handhaving van buitenlandse omkoping rapporteren. Deze cijfers zullen ook met de
Tweede Kamer worden gedeeld.
Het zicht op buitenlandse corruptie kan worden vergroot, indien bedrijven bij het
detecteren van corruptie dit sneller zelf melden aan het OM. In dit kader heeft JenV
het WODC onderzoek laten uitvoeren naar zelfonderzoek naar en zelfmelden van financieel
economische criminaliteit. Naar aanleiding van dit onderzoek heeft de Minister van
Justitie en Veiligheid in de kamerbrief «Wenselijkheid zelfonderzoek en zelfmelden
door bedrijven bij financieel-economische criminaliteit» nadere regulering van zelfonderzoek
en zelfmelden van financieel economische criminaliteit aangekondigd.4
Vraag 11
Deelt u de mening dat Nederland als democratische-rechtsstaat – met een in het internationaal
perspectief goede reputatie – de verplichting heeft om ook de corruptie van Nederlanders
en Nederlandse bedrijven in het buitenland tegen te gaan en hier actief een bijdrage
aan moet leveren, zodat Nederland corruptieproblemen in andere landen helpt tegen
te gaan, in plaats van groter te maken? Zo nee, waarom niet? Kunt u bij dit antwoord
ook de internationale afspraken en verplichtingen die hiervoor gelden betrekken?
Antwoord 11
Ik ben het met u eens dat Nederland een bijdrage moet leveren aan het tegengaan van
corruptie van Nederlandse bedrijven in het buitenland. Nederland spant zich dan ook
actief in voor internationale samenwerking om corruptie tegen te gaan, van Nederlandse
bedrijven in het buitenland, en in algemene zin. De belangrijkste manier waarop we
ons hiervoor inspannen is middels het ratificeren en implementeren van het Anti-omkopingsverdrag
van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO), waarop wordt
toegezien door de Werkgroep tegen omkoping van buitenlandse ambtenaren in internationale
zakelijke transacties. Middels dit verdrag worden landen bijvoorbeeld verplicht om
omkoping strafbaar te stellen, sanctioneren, en vervolgen (art. 1, 3, 5). De aanbevelingen
van de Werkgroep leiden bovendien ook tot concrete maatregelen, zoals het actualiseren
van de brochure «Eerlijk zakendoen, zonder corruptie» die door de Ministeries van
Buitenlandse Zaken, Justitie en Veiligheid en Economische Zaken en Klimaat is opgesteld.5 Daarnaast heeft Nederland het Verdrag van de Verenigde Naties tegen Corruptie (UNCAC)
geratificeerd, het eerste bijna universele juridisch bindende instrument tegen corruptie.
Nederland spant zich ook in via de GRECO van de Raad van Europa. Daarnaast is Nederland
dit jaar wederom uitgenodigd voor de G20 anti-corruptiewerkgroep, ditmaal onder Braziliaans
voorzitterschap.
Daarnaast verwacht het kabinet van Nederlandse bedrijven dat zij internationaal zakendoen
in lijn met de OESO-richtlijnen voor Multinationale Ondernemingen over Maatschappelijk
Verantwoord Ondernemen. Deze richtlijnen bieden handvatten hoe met kwesties als ketenverantwoordelijkheid,
mensenrechten en milieu om te gaan. Het tegengaan van corruptie is ook onderdeel van
de OESO-richtlijnen.
Vraag 12
Kunt u deze vragen één voor één beantwoorden voor het commissiedebat Bestuurlijke
organisatie en democratie op 13 maart 2024?
Antwoord 12
Vanwege de gevergde interdepartementale afstemming vereiste de beantwoording meer
tijd.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
H.M. de Jonge, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.