Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Stultiens en White over het meenemen van de AOW-uitkering naar het buitenland
Vragen van de leden Stultiens en White (beiden GroenLinks-PvdA) aan de Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen over het meenemen van AOW-uitkeringen naar het buitenland (ingezonden 23 februari 2024).
Antwoord van Minister Schouten (Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen), mede namens
de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (ontvangen 28 maart 2024).
Vraag 1 en 2
Wat vindt u van het feit dat met sommige landen een handhavingsverdrag is afgesloten,
waardoor Algemene Ouderdomswet(AOW)-uitkeringen volledig naar die landen meegenomen
kunnen worden, en met andere landen niet?
Wat vindt u ervan dat een alleenstaande AOW’er uit bijvoorbeeld Kaapverdië wél de
volledige AOW-uitkering mee kan nemen naar dat land, en een vergelijkbare AOW’er uit
bijvoorbeeld Ghana niet? Ziet u mogelijkheden om dit verschil weg te nemen?
Antwoord 1 en 2
De AOW kent twee uitkeringshoogten: de norm voor alleenstaanden AOW (70% van het minimumloon)
en de norm voor gehuwden en ongehuwd samenwonenden (50% van het minimumloon). Bij
twee ongehuwd samenwonenden wordt beoordeeld of er sprake is van een gezamenlijke
huishouding. Daar is sprake van als twee personen hun hoofdverblijf hebben in dezelfde
woning en zij blijk geven zorg te dragen voor elkaar via bijvoorbeeld kostendeling
of gezamenlijke sociale activiteiten. Deze leefvormensystematiek dient te worden gehandhaafd
om de rechtmatigheid te waarborgen, in zowel binnen- als buitenland. Handhaving van
de leefvorm in het buitenland is complexer dan handhaving in Nederland. Andere landen
kennen vaak geen leefvormensystematiek. In het buitenland is in veel gevallen beoordeling
ter plaatse de enige mogelijkheid voor de SVB om te handhaven.
Sinds 1 januari 2001 geldt de Wet Beperking export uitkeringen (Wet BEU). In deze
wet is bepaald dat geen uitkeringen meer worden geëxporteerd, tenzij op grond van
een verdrag of een besluit van een volkenrechtelijke organisatie recht op een uitkering
bestaat. De AOW is een uitzondering, deze kan tot de gehuwdennorm altijd wereldwijd
geëxporteerd worden. Voor de alleenstaandennorm geldt het regime van de Wet BEU. In
verdragen kunnen afspraken worden gemaakt over de handhaving en de verificatie van
het recht op uitkeringen voor situaties van AOW-gerechtigden die in het buitenland
wonen. Deze handhavingsverdragen geven de SVB juridische handvatten om de rechtmatigheid
van uitkeringen naar het buitenland te beoordelen.
Dit brengt mee dat een alleenstaande AOW-gerechtigde uit bijvoorbeeld Kaapverdië wel
70% AOW ontvangt en een alleenstaande AOW-gerechtigde uit Ghana 50% AOW. Met Kaapverdië
heeft Nederland immers een verdrag met afspraken over handhaving en verificatie en
met Ghana niet. Dit is in lijn met de doelstellingen van de Wet BEU. Met vastgelegde
handhavingsafspraken in sociale zekerheidsovereenkomsten wordt de rechtmatigheid van
de AOW-uitkering zo goed mogelijk gewaarborgd.
Vraag 3
Hoeveel mensen ontvangen een lagere AOW-uitkering door het ontbreken van een handhavingsverdrag?
Antwoord 3
Eind 2023 waren er circa 4.200 AOW-gerechtigden (0,1% van het totaal) die in een niet-verdragsland
woonden. Bij een totaal van 1.310 AOW’ers die anders recht hebben op een alleenstaande
uitkering werd er een beperking export uitkering opgelegd. Dit komt neer op ongeveer
0,04% van het totaal.
Vraag 4
Met hoeveel landen heeft Nederland geen handhavingsverdrag?
Antwoord 4
Zoals in het antwoord op vraag 1 aangegeven is het uitgangspunt van de Wet BEU dat
geen uitkeringen meer worden geëxporteerd, tenzij op grond van een verdrag of een
besluit van een volkenrechtelijke organisatie recht op een uitkering bestaat. Hieronder
geef ik een overzicht van de landen waar op grond van een verdrag of een besluit van
een volkenrechtelijke organisatie recht op een AOW-uitkering bestaat.
Met landen die niet worden genoemd, bestaat geen handhavingsverdrag. Naar die landen
worden geen uitkeringen geëxporteerd, met uitzondering van het AOW-pensioen ter hoogte
van de gehuwdennorm.
Caribisch deel van het Koninkrijk
De AOW wordt geëxporteerd naar Curaçao, Sint Maarten, Aruba en de openbare lichamen
Bonaire, Sint Eustatius of Saba. Dit vloeit voort uit het Besluit regels export uitkeringen.
Met de landen Aruba, Sint Maarten en Curaçao zijn handhavingsconvenanten gesloten.
Europese Unie (EU), Europese Economische Ruimte (EER) en Zwitserland
De AOW wordt geëxporteerd naar lidstaten van de EU, de EER en Zwitserland. Dit vloeit
voort uit Verordening 883/2004.
Bilaterale verdragen
Nederland heeft met in totaal 36 jurisdicties buiten de EU/EER/Zwitserland een sociale
zekerheidsovereenkomst. Dit betreft: Argentinië, Australië, Belize, Bosnië-Herzegovina,
Canada (Québec), Chili, China, Ecuador, Egypte, Filippijnen, Hongkong, India, Indonesië,
Israël, Japan, Jordanië, Kaapverdië, Marokko, Monaco, Montenegro, Nieuw-Zeeland, Noord-Macedonië,
Pakistan, Panama, Paraguay, Servië, Suriname, Thailand, Tunesië, Turkije, Uruguay,
Verenigde Staten, Verenigd-Koninkrijk, Zuid-Afrika en Zuid-Korea. Met Kosovo is een
sociale zekerheidsovereenkomst gesloten, maar deze is in afwachting van ratificatie
door Kosovo nog niet in werking getreden. Nederland is op grond van deze overeenkomsten
gehouden de volledige AOW te exporteren naar deze landen met uitzondering van China
en Pakistan.1
EU-associatierecht
Daarnaast zijn er twee landen waarmee Nederland geen handhavingsverdrag heeft, maar
waarbij de EU-associatieovereenkomst een rechtstreeks werkende exportbepaling bevat.
Het betreft Algerije en Albanië. Het Hof van Justitie (EU) heeft op 29 februari 2024
namelijk geoordeeld (C-549/23) dat artikel 68, vierde lid, van de Euro-mediterrane
overeenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de EU en Algerije,
rechtstreekse werking heeft. De EU-associatieovereenkomst met Albanië bevat een soortgelijke
bepaling. De gevolgen van deze uitspraak worden nu in kaart gebracht. Ik verwacht
uw Kamer hierover via de Stand van de uitvoering in juni te informeren.
Vraag 5, 6 en 7
Waarom heeft Nederland geen handhavingsverdrag met deze landen?
Is de regering van plan alsnog handhavingsverdragen met deze landen af te sluiten?
Waarom wel/niet?
Wordt er voortgang geboekt met het afsluiten van handhavingsverdragen?
Antwoord 5, 6 en 7
Bij de totstandkoming van de Wet BEU is de inzet van de Nederlandse regering geweest
om te bezien met welke landen het (getalsmatig en gelet op de verwachtingen over afdoende
handhavingsmogelijkheden) zinvol is onderhandelingen over een handhavingsverdrag te
starten. Ten aanzien van bestaande verdragen was de inzet om deze waar nodig aan te
vullen met een uitgebreide set handhavingsbepalingen (Kamerstuk 25 757, nr. 3). Deze inzet heeft tot dusver geleid tot de verdragen waarvan in het antwoord op
vraag 4 een overzicht is gegeven.
Met landen die niet in het overzicht staan genoemd is geen verdrag gesloten. Voor
het overgrote deel van deze landen geldt dat het niet opportuun is om onderhandelingen
te starten over een sociale zekerheidsovereenkomst vanwege bijvoorbeeld het geringe
aantal uitkeringsgerechtigden of onvoldoende handhavingsmogelijkheden. Verder zijn
potentiële verdragspartners niet altijd bereid om met Nederland in onderhandeling
te treden.
In dit kader wijs ik nog op de motie over de export van AOW-uitkeringen die uw Kamer
op 26 maart 2015 heeft aangenomen (Kamerstuk 34 083, nr. 12). De motie verzoekt de regering om te pogen alsnog een handhavingsverdrag te sluiten
met in ieder geval de acht landen waar meer dan honderd AOW-gerechtigden wonen. De
toenmalige Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft uw Kamer geïnformeerd
over de voortgang van deze motie (Kamerstukken 34 083, nr. 18 en 32 163, nr. 43). In zijn brief van 15 december 2017 heeft de toenmalige Minister van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid uw Kamer geïnformeerd over de stand van zaken (Kamerstuk 34 083, nr. 19). In die brief wordt geconcludeerd dat geen van de landen die Nederland benaderd
heeft, bereid is om onderhandelingen te starten over de handhaving van AOW-export.
Deze situatie is tot op heden onveranderd. Mochten deze landen in de toekomst alsnog
in onderhandeling willen treden dan zal per land een nieuwe weging gemaakt moeten
worden over de wenselijkheid daarvan.
Vraag 8
Kunt u deze vragen vóór het komende commissiedebat Pensioenonderwerpen op 4 april
beantwoorden?
Antwoord 8
De beantwoording komt uw Kamer voor het Commissiedebat Pensioenonderwerpen van 4 april
toe.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C.J. Schouten, minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen -
Mede namens
C.E.G. van Gennip, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.