Inbreng verslag schriftelijk overleg : Inbreng verslag van een schriftelijk overleg over vervolg proces concentratie interventies bij aangeboren hartafwijkingen (Kamerstuk 31765-841)
2024D12259 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
In de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport bestond bij enkele fracties
behoefte een aantal vragen en opmerkingen voor te leggen aan de Minister voor Medische
Zorg (MZ) over Vervolg proces concentratie interventies bij aangeboren hartafwijkingen.1
De fungerend voorzitter van de commissie,
Agema
Adjunct-griffier van de commissie,
Heller
Inhoudsopgave
I. Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de NSC-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de BBB-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de SGP-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de ChristenUnie-fractie
II. Reactie van de Minister
I. Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie
De leden van de PVV-fractie hebben kennisgenomen van de brief van de Minister inzake
het vervolg van het proces om interventies bij aangeboren hartafwijkingen te concentreren.
Deze leden zijn blij dat de Minister niet in beroep gaat tegen de rechterlijke uitspraak
van 11 januari 2024 om de kinderhartcentra van de universitaire ziekenhuizen van Utrecht
en Leiden/Amsterdam niet te sluiten. Over het vervolgproces hebben deze leden echter
nog wel enkele vragen en opmerkingen.
De leden van de PVV-fractie vragen te beginnen wat de Minister geleerd heeft van het
hele proces en hoe zij denkt de gemaakte fouten recht te zetten.
De leden van de PVV-fractie lezen in de brief dat de Minister in gesprek is met alle
betrokken partijen om tot gezamenlijke afspraken over concentratie te komen. Is dit
niet een herhaling van zetten, zo vragen deze leden. Er zijn immers al tientallen
jaren gesprekken gevoerd en omdat de partijen het niet eens konden worden namen twee
voormalige Ministers van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) zelf een besluit.
Nu dat besluit niet zorgvuldig is gebleken kan deze Minister toch niet weer dezelfde
weg bewandelen? Graag een reactie.
De leden van de PVV-fractie begrijpen dat de Nederlandse Federatie van Universitair
Medische Centra (NFU) al met een eerste plan is gekomen, waarvan de Minister aangeeft
dat zij daar alle vertrouwen in heeft. Waar baseert de Minister dit vertrouwen op?
En wil zij dit plan met de Kamer delen? Deze leden lezen verder dat de Minister inzet
op een bestuurlijk akkoord. Kan zij dat akkoord toelichten? En waarom dient dat akkoord
gedragen te worden door zorgverzekeraars? Wat is hun rol hierin? Wordt er een prijskaartje
aan concentratie in de zorg gehangen?
De leden van de PVV-fractie verbazen zich over de inzet van de Minister om afspraken
te maken over hoe de kwaliteit en toegankelijkheid op korte termijn geborgd kunnen
blijven worden. De kwaliteit van alle kinderhartcentra is toch goed? De mortaliteit
van 2,6 procent op jaarbasis is naar internationale maatstaven toch laag? Waarom denkt
de Minister dat dit op korte termijn niet meer geborgd zou zijn?
De leden van de PVV-fractie vragen of de Minister inmiddels ook een onderzoek gestart
is naar de bredere gevolgen van de concentratie zoals het voortbestaan van een kinder
intensive care in Leiden/Amsterdam en Utrecht. Waarin rekening gehouden wordt met
de kennis en ervaring van het personeel in de kinderhartcentra die ook worden ingezet
voor bijvoorbeeld specialistische ingrepen bij kinderen met kanker? En waarbij ook
verder gekeken wordt dan alleen naar het aantal operaties, kwaliteit bestaat immers
uit veel meer factoren?
De leden van de PVV-fractie missen verder nog een tijdsplanning voor de komende jaren.
Welke stappen verwacht de Minister dat er op korte termijn gezet kunnen worden en
wat zijn de stappen voor de langere termijn? Hoe staat het nu met de vergunningen
voor de kinderhartcentra? Deze leden willen tot slot de Minister oproepen om nu geen
overhaaste stappen te zetten en geen onrust te veroorzaken onder personeel en patiënten.
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie
Allereerst willen de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie nogmaals het belang van
een kinderhartcentrum in Groningen benadrukken. Vanuit de continuïteit van acute zorg
in Noord-Nederland is dat cruciaal.
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben verder kennisgenomen over het vervolgproces
rond de concentratie van interventies bij aangeboren hartafwijkingen. Deze leden hebben
gedurende het gehele proces van concentratie kritisch gekeken naar de stappen van
de Minister. Het was voor deze leden erg belangrijk dat zo’n ingrijpend besluit boven
alle twijfel verheven zou zijn. De rechter heeft echter besloten dat het besluit van
de Minister onvoldoende onderbouwd was. Ook deze leden hebben telkens kritische vragen
over de onderbouwing van het besluit gesteld, bijvoorbeeld in de kwestie over concentratie
naar twee of drie centra.
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie betreuren de gang van zaken op dit dossier
en vragen de Minister naar de lessen die zij uit de loop van dit proces trekt. Deze
leden hopen overigens wel, net als de Minister, dat het veld nu zelf met een oplossing
kan komen voor de kwestie van concentratie van kinderhartcentra. Maar zij zijn ook
benieuwd waarom de Minister denkt dat dit nu zal gaan lukken, omdat dit eerder in
het proces erg ingewikkeld is gebleken.
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de brief over het vervolg van
het proces omtrent de concentratie interventies bij aangeboren hartafwijkingen.
De uitspraak van de rechter vinden de leden van de VVD-fractie zeer teleurstellend
en deze leden sluiten dan ook aan bij de woorden van de Minister dat dit slecht nieuws
is voor alle betrokkenen. Deze leden waren blij dat de Minister na jarenlange discussie
én de oproep van de betrokken partijen zelf, over de concentratie van deze zorg een
besluit had genomen. Dat dit besluit door de rechter is vernietigd vinden zij zorgelijk,
zeker omdat alle betrokkenen recht hebben op duidelijkheid maar hierdoor nog langer
in onduidelijkheid en onzekerheid zitten. Deze leden vragen wat er nodig is om de
wet zodanig aan te scherpen dat de positie van de Minister in vraagstukken als deze
steviger is en zij haar verantwoordelijkheid kan uitvoeren als dat nodig is.
De leden van de VVD-fractie zien de noodzaak en urgentie om deze hoogcomplexe vorm
van zorg te concentreren om de hoogwaardige kwaliteit van deze interventies te kunnen
blijven waarborgen. Deze leden lezen dat deze noodzaak en urgentie ook worden gevoeld
in de gesprekken die de Minister voerde na de rechterlijke uitspraak en dat ook de
rechter dit heeft bevestigd. Maar dat is naar de mening van deze leden geen nieuws.
De gesprekken over concentratie van de hoogcomplexe zorg worden namelijk al meer dan
dertig jaar gevoerd. Dat nu opnieuw een traject van gesprekken wordt gestart, baart
deze leden dan ook grote zorgen. Hoe zorgt de Minister dat de betrokken partijen er
nu wel uitkomen? Wat maakt dat de Nederlandse Federatie van Universitair Medische
Centra (NFU) niet al eerder, ook na debatten hierover in de Kamer, een plan heeft
opgesteld?
Daarnaast lezen de leden van de VVD-fractie dat de Minister het niet eens is met de
rechter als het gaat om het oordeel over de volumenorm. De betrokken beroepsgroepen
hebben deze volumenormen unaniem onderschreven. Wat deze leden betreft is het vreemd
dat dit een punt van discussie is. Zij delen de opvatting van de Minister over het
al dan niet gebruiken en ter discussie stellen van de volumenorm door partijen in
het conflict. De leden van de VVD-fractie maken zich zorgen over de trend dat steeds
meer zorgbestuurders en beroepsverenigingen de gang naar de rechter opzoeken. Zij
vragen de Minister of zij dit herkent? Wat de leden van de VVD-fractie betreft is
samenwerking zelden gebaat bij juridische conflicten.
De leden van de VVD-fractie begrijpen dat de Minister geen hoger beroep wil instellen
maar vragen wel of zij een duidelijk tijdspad kan geven van de komende stappen. Wanneer
wordt verwacht dat er duidelijkheid en zekerheid komt voor alle betrokkenen maar in
het bijzonder voor de patiënten en hun familieleden? Tot slot vragen deze leden van
de stand van zaken is met betrekking tot het opstellen van een totaalvisie met betrekking
tot te concentreren hoogspecialistische zorg.
Vragen en opmerkingen van de leden van de NSC-fractie
De leden van de NSC-fractie hebben kennisgenomen van de brief van de Minister voor
medische zorg, waarin zij aangeeft geen hoger beroep in te stellen tegen de rechterlijke
uitspraak inzake de concentraties van de interventies bij aangeboren hartafwijkingen
bij kinderen en complexe interventies bij volwassenen met deze aandoening. Terecht
geeft de Minister aan dat de noodzaak en urgentie om deze vorm te concentreren onverminderd
is en dat deze mening breed wordt gedeeld. Deze leden lezen in de brief en horen van
experts dat, zolang deze vorm van zorg niet is geconcentreerd, suboptimale zorg wordt
geboden. Immers wordt op deze manier niet door iedere betrokken arts aan de volumenorm
voldaan welke essentieel is voor het behouden van kennis en vaardigheden. Aangezien
dit vraagstuk over concentratie van interventies bij aangeboren hartafwijkingen al
jaren speelt en een besluit steeds wordt uitgesteld, vragen deze leden hoe lang de
Minister nog toestaat dat suboptimale zorg aan kinderen en volwassenen met aangeboren
hartafwijkingen wordt verleend.
De leden van de NSC-fractie vinden het een nobel streven dat de Minister langs de
weg van overleg met de genoemde partijen dit vraagstuk wil oplossen, maar de geschiedenis
leert ons dat gezamenlijk overleg tot nu toe verre van succesvol was. Waarom denkt
de Minister dat de partijen er nu wel uit zullen komen, vragen deze leden. En kan
de Minister «op korte termijn» nader specificeren? Voor welke datum verwacht de Minister
dat universitair medisch centra (umc’s) verdere stappen zetten? En met welke verdere
stap is de Minister pas echt tevreden? En, vragen deze leden, welke opties zijn voor
de Minister bespreekbaar als zij het heeft over «interventies voor patiënten met een
aangeboren hartafwijking op de best mogelijke wijze te organiseren».
Vragen en opmerkingen van de leden van de BBB-fractie
De leden van de BBB-fractie hebben kennisgenomen van het vervolg proces concentratie
interventies bij aangeboren hartafwijkingen. Deze leden hebben nog de volgende vragen
aan de Minister.
De leden van de BBB-fractie zijn blij met de keus om niet in hoger beroep te gaan
en hebben alle vertrouwen dat de umc’s gezamenlijk en op korte termijn daadwerkelijk
verdere stappen gaan zetten om de interventies voor patiënten met een aangeboren hartafwijking
op de best mogelijke wijze te organiseren. Op welke manier ziet de Minister het vervolg
voor zich? Wil zij de verantwoordelijkheid neerleggen bij de professionals die het
daadwerkelijke werk ook doen. Kan zie hier een toelichting op geven?
Ook zijn de leden van de BBB-fractie benieuwd hoe de Minister kijkt naar de samenwerking
tussen Leiden, Amsterdam en Utrecht en het Prinses Máxima Centrum. Ziet zij deze samenwerking
als een stap vooruit waarbij de expertise rond de patiënt wordt georganiseerd, waarbij
de medisch specialisten werken als één team en waarbij zij meer samen opereren waardoor
zij meer ervaring opdoen en waarbij hun kennis en kunde wordt vergroot? Is deze vorm
van netwerkzorg een optie om het doel van kwaliteitsbehoud in de toekomst te bereiken?
Is de oplossing al binnen handbereik om deze samenwerking ook met het Erasmus MC en
het UMC Groningen te doen?
Tot slot vragen de leden van de BBB-fractie of de Minister ook ziet dat in de afgelopen
jaren door het besluit over de kinderhartchirurgie, er veel onzekerheid en druk is
geweest in het veld. En of zij ook ziet dat er nu tijd en ruimte nodig is om aan nieuwe
oplossing te werken? Hoe weegt de Minister dit mee in haar rolopvatting en gesprekken
die de komende tijd nodig zijn?
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de brief van de Minister over
het vervolgproces en hebben hierover nog enkele vragen. Deze leden benadrukken dat
voor hen nog steeds overeind staat dat de enige goede manier om soorten hoog complexe
laag volume academische zorg te concentreren is om vooraf een integrale afweging te
maken, waarbij ook naar de spreiding wordt gekeken en de gevolgen voor de acute zorg
worden meegewogen. Ook is het onverminderd belangrijk dat er een voortvarende en zorgvuldige
oplossing komt, vooral voor de ouders en kinderen om wie het uiteindelijk gaat.
De leden van de CDA-fractie lezen dat de Minister het niet eens is met het oordeel
van de rechter over de volumenorm, maar dat zij desondanks het instellen van hoger
beroep niet constructief acht. Deze leden lezen dat zij meer heil ziet in gezamenlijk
overleg met alle betrokken partijen en vragen hoe dit gezamenlijke proces er de komende
maanden uit gaat zien.
De leden van de CDA-fractie verwelkomen het plan van de NFU voor een gezamenlijke
aanpak om tot een oplossing te komen voor de concentratie van de kinderhartchirurgie
in Nederland. Deze leden vragen of de Minister iets meer kan toelichten wat dit plan
van aanpak inhoudt.
De leden van de CDA-fractie verwijzen naar de aangenomen motie-van den Berg2 over een herschikkingsplan voor alle hoogcomplexe zorg en/of laagvolumezorg in Nederland.
Deze leden vragen hoe het staat met de uitvoering van deze motie en of de uitvoering
van de motie ook betrokken wordt in het vervolgproces ten aanzien van de concentratie
van kinderhartchirurgie.
Vragen en opmerkingen van de leden van de SGP-fractie
De leden van de SGP-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de brief van
de Minister over het vervolg van het proces met betrekking tot de concentratie van
kinderhartchirurgie. Wat deze leden betreft is er nu rust en ruimte nodig om ervoor
te zorgen dat de vijf betrokken umc’s weer met elkaar in gesprek gaan om tot afspraken
te komen hoe de kwaliteit en toegankelijkheid van deze vorm van zorg op de korte en
langere termijn geborgd kunnen blijven worden. Zij steunen van harte de inzet van
de Minister om het vraagstuk van de concentratie van de interventies bij aangeboren
hartafwijkingen langs de weg van overleg met de veldpartijen op te lossen.
De leden van de SGP-fractie hechten eraan te benadrukken dat de kwaliteit van de zorg
op dit moment niet in het geding is en dat er dus tijd en ruimte is om tot afspraken
te komen. Erkent de Minister dat?
De leden van de SGP-fractie vinden het belangrijk dat alle partijen, dus ook de Minister,
met open vizier het gesprek aangaan. Is zij bereid om ook te kijken naar nieuwe oplossingen
voor het waarborgen van de kinderhartchirurgie voor de toekomst zonder schadelijke
neveneffecten? Is de Minister daarbij bereid om het principe van het concentreren
naar twee locaties los te laten? Staat zij ook open voor andere oplossingsrichtingen
om te concentreren?
De leden van de SGP-fractie constateren dat de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) in
de impactanalyse destijds heeft aangegeven dat het risicovol is dit concentratiebesluit
te nemen zonder zicht te hebben op andere noodzakelijke concentratiebewegingen en
adviseerde daarom dat er op korte termijn een integraal perspectief op een toekomstbestendig
academische zorglandschap nodig. De leden van de SGP-fractie vragen of er op dit moment
wordt gewerkt aan zo’n perspectief en hoe het daarmee staat.
Vragen en opmerkingen van de leden van de ChristenUnie-fractie
De leden van de ChristenUnie-fractie hebben kennisgenomen van de beschrijving van
het vervolgproces rond de concentratie van interventies bij aangeboren hartafwijkingen.
Deze leden maken van de gelegenheid gebruik om enkele vragen te stellen.
De leden van de ChristenUnie-fractie merken op dat het zeer spijtig is voor de kwaliteit
en toekomst van kinderhartchirurgie en voor de huidige en toekomstige patiënten en
hun ouders dat het proces tot concentratie zo lang duurt en na vele jaren, adviezen
en keuzes er nog steeds geen duidelijkheid is. Dat alle betrokken partijen ook nu
nog constateren dat concentratie noodzakelijk is om de kwaliteit en toegankelijkheid
van deze zorg te behouden en verder te verbeteren maar er nog geen eenduidig beeld
naar voren komt hoe dit proces verder vervolg moet krijgen, baart deze leden zorgen.
Deze leden vragen hoe de spreiding van de kinderhartchirurgie eruitziet totdat een
akkoord is bereikt en de transitie naar een concentratie gerealiseerd is. Op welke
manier borgt de Minister de kwaliteit van de zorg in die periode?
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen de Minister welk tijdspad en planning
zij voor ogen heeft voor het bestuurlijk akkoord van de umc’s. Op welke manier wil
de Minister ervoor zorgen dat het akkoord ook gedragen wordt door patiënten en verzekeraars?
Heeft de Minister vertrouwen in een goed en spoedig proces? Deze leden vragen welke
rol de volumenormen spelen in het bestuurlijk akkoord, nu de rechter daar een uitspraak
over heeft gedaan maar de Minister aangeeft het met dat onderdeel van de uitspraak
niet eens te zijn. De leden van de ChristenUnie-fractie gaan ervan uit dat de Minister
de rechterlijke uitspraak volgt aangezien zij niet in hoger beroep gaat. Daarnaast
vragen de leden of de regionale spreiding zoals die in tweede instantie, na de impactanalyse
van de NZa, is meegewogen, opnieuw meegewogen wordt in het bestuurlijk akkoord.
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen of de Minister kan schetsen wat de huidige
onderlinge verhoudingen zijn tussen de umc’s als het gaat om kinderhartchirurgie.
Hoe wordt er tussen de umc’s samengewerkt op bestuurlijk en uitvoerend niveau? Deze
leden maken zich zorgen dat verslechterde verhoudingen effect hebben op de zorg aan
kinderen. Deelt de Minister deze zorgen?
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen de Minister wat zij heeft geleerd van
het proces tot nu toe in het algemeen en de rechterlijke uitspraak in het bijzonder.
Kan zij reflecteren op de rol van het ministerie en de rol van de umc’s?
II. Reactie van de Minister
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M. Agema, voorzitter van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport -
Mede ondertekenaar
M. Heller, adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.