Verslag (initiatief)wetsvoorstel (nader) : Verslag
36 503 Wijziging van de Warenwet en de Tabaks- en rookwarenwet in verband met aanpassingen overwegend ter verbetering van toezicht en handhaving en aanpassingen van technische aard
Nr. 5
VERSLAG
Vastgesteld 27 maart 2024
De vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport, belast met het voorbereidend
onderzoek van voorliggend wetsvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen
van haar bevindingen.
Onder het voorbehoud dat de in het verslag opgenomen vragen en opmerkingen afdoende
door de regering worden beantwoord, acht de commissie de openbare behandeling van
het wetsvoorstel voldoende voorbereid.
I. Algemeen deel
1. Inleiding
De leden van de PVV-fractie hebben kennisgenomen van de Wijziging van de Warenwet en de Tabaks- en rookwarenwet
in verband met aanpassingen overwegend ter verbetering van toezicht en handhaving
en aanpassingen van technische aard en hebben daarover nog enkele opmerkingen en vragen.
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie staan positief tegenover de wijziging van het voorliggende wetsvoorstel. De leden
van de GroenLinks-PvdA-fractie zijn ervan overtuigd dat de wijziging betreft de bevoegdheid
van een dwangbevel voor de Minister en de uitbreiding van de grondslag voor het verbieden
van de verkoop op afstand van tabaksproducten de handhaving van tabaksregelgeving
ten goede zullen komen.
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van het voorliggende wetsvoorstel. Zij hebben nog enkele vragen
over de regelgeving rondom rauwe melk en over de verruiming van het aanprijzingsverbod
rondom piercers en tatoeëerders.
De leden van de NSC-fractie hebben kennisgenomen van het voorliggende wetsvoorstel. Zij hebben nog enkele vragen.
De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van het voorliggende wetsvoorstel. Zij hebben daarbij nog enkele
vragen.
De leden van de BBB-fractie hebben kennisgenomen van het voorliggende wetsvoorstel. Zij hebben nog een aantal
vragen over de memorie van toelichting.
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van het voorliggende wetsvoorstel en hebben daarover nog enkele
vragen. Zij maken van de gelegenheid gebruik om te verwijzen naar de aangenomen motie-Kuik/Van
Esch (Kamerstuk 32 793, nr. 658) en de aangenomen motie-Krul (Kamerstuk 36 410 XVI, nr. 63) over manieren om het aantal verkooppunten van tabak terug te dringen. Deze leden
vragen de regering wat de status is van het onderzoek naar een afstandscriterium voor
verkooppunten van tabak en vapes op plaatsen waar vaak jongeren komen. Deze leden
zijn nog steeds van mening dat een vergunningenstelsel voor gemeenten de beste oplossing
is, maar constateren dat de regering deze beslissing vooruitschuift. Deze leden lezen
in de betreffende brief hierover van de regering (Kamerstuk 32 011, nr. 107) dat hij het naar voren halen van het jaar waarin alleen nog verkoop van rookwaren
door tabaksspeciaalzaken als alternatief noemt. Deze leden vragen of de regering bereid
is om deze optie uit te voeren of tenminste verder te verkennen en deze leden hierover
te informeren.
De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van het voorliggende wetsvoorstel en zij hebben hier nog enkele
vragen en opmerkingen over.
2. Gevolgen voor regeldruk en financiële gevolgen
De regering geeft aan dat het Adviescollege toetsing regeldruk (ATR) het dossier niet
geselecteerd heeft voor een formeel advies, omdat het geen gevolgen voor de regeldruk
van burgers en bedrijven heeft. De leden van de PVV-fractie merken op dat zodra een dergelijke meldplicht bij algemene maatregel van bestuur
wordt vastgesteld dit voor de betreffende bedrijven wel regeldruk en financiële gevolgen
met zich mee zal brengen. Kan de regering een indicatie geven van de te verwachten
regeldruk voor de betreffende bedrijven die rauwe melk of rauwe room produceren en
(rechtstreeks) aan de consument leveren? Kan de regering een ruwe schatting geven
van het aantal bedrijven dat deze producten produceert? Zo nee, waarom niet?
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie vragen de regering of er geen extra fte’s nodig zijn bij de handhaving van verkoop
op afstand van tabaksproducten? Zo ja, wordt hier financiële ruimte voor gemaakt?
De leden van de BBB-fractie lezen dat zodra een dergelijke meldplicht bij algemene maatregel van bestuur wordt
vastgesteld dit voor de betreffende bedrijven regeldruk en financiële gevolgen met
zich zal meebrengen. De levering van rauwe melk aan consumenten, bijvoorbeeld direct
uit de melktank of via melkautomaten waaruit consumenten zelf melk kunnen tappen is
juist geïntroduceerd met de gedachte om lokale productie en verkoop daarvan te bevorderen.
De regering geeft aan dat er zal worden gezocht naar de minst belastende optie.
Kan de regering de leden van de BBB-fractie garanderen dat deze algemene maatregel
van bestuur boeren geen disproportionele regeldruk zal geven waardoor het boeren zal
demotiveren om lokale tappunten op te zetten?
3. Consultatie
Geen opmerkingen of vragen van de fracties.
4. Handhaafbaarheid en uitvoerbaarheid
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie lezen in de memorie van toelichting dat «Gelet op de voedselveiligheidsrisico’s en
het advies van bureau is het wenselijk om een meldplicht in te voeren voor bedrijven
die rauwe melk of rauwe room produceren en aan de consument leveren» en dat er zo
meer risicogericht toezicht kan worden gehouden. De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie
vragen hoe dit toezicht er in de praktijk uit gaat zien? Gaat de Nederlandse Voedsel-
en Warenautoriteit (NVWA) regelmatiger toezicht houden bij bedrijven die rauwe melk
of rauwe room produceren en zodoende minder bij de overige zuivelindustrie?
5. Notificatie
Geen opmerkingen of vragen van de fracties.
II. Artikelsgewijs
Artikel I, onderdeel A
De leden van de PVV-fractie willen weten hoe vaak een voedselinfectie voorkomt na inname van rauwe melk of rauwe
room? Wat verandert de meldplicht aan voedselveiligheidrisico’s?
De leden van de VVD-fractie lezen dat in de praktijk blijkt dat aan de verplichting om de consument te informeren
over het voor consumptie koken van rauwe melk veelal niet wordt voldaan. Is bekend
wat de oorzaken of redenen daarvan zijn? Is er handhavend opgetreden in gevallen deze
plicht niet nageleefd is? En als deze informatie wel wordt gegeven, op welke wijze
wordt dat meestal gedaan?
Ook lezen de leden van de VVD-fractie dat levering van rauwe melk aan consumenten
lijkt toe te nemen en dat dit extra voedselveiligheidsrisico’s oplevert. De leden
zijn benieuwd wat de bron is van deze toch wat vage zin in de memorie van toelichting.
En is bekend of wordt onderzocht of en hoe rauwmelklevering en -consumptie toeneemt
en hoe dit verklaard kan worden?
Deze leden vragen verder hoe het komt dat bedrijven die rauwe melk en room produceren
onvoldoende in beeld zijn bij het toezicht, zeker gezien de risico’s die hieromtrent
bestaan. Zij ondersteunen dat er een grondslag komt om een meldplicht te kunnen invoeren
voor deze bedrijven. Deze leden vragen wel hoe het toezicht op het naleven van deze
meldplicht eruit komt te zien. Hoe wordt voorkomen dat aan deze meldplicht in de praktijk
niet wordt voldaan zoals dat ook te zien is bij de verplichting om de consument te
informeren over het voor consumptie koken van rauwe melk?
De leden van de NSC-fractie lezen dat de praktijk leert dat de consument veelal niet wordt geïnformeerd dat rauwe
melk voor consumptie gekookt moet worden. Heeft de regering zicht op het percentage
verkopers dat dit ondanks de verplichting niet doet? Weet de regering de redenen waarom
dit niet door de verkopers wordt gedaan? Zij zijn benieuwd waarom het toezicht op
de verplichting om de consument te informeren over de risico’s van het consumeren
van rauwe melk onvoldoende is. De regering geeft aan dat de levering van rauwe melk
aan consumenten lijkt toe te nemen. De leden van de NSC-fractie vermoeden dat er geen
gegevens geregistreerd over de productie en verkoop van rauwe melk omdat bureau Risicobeoordeling
& onderzoek van de NVWA adviseert hier inzicht in te krijgen. Kan de regering dit
bevestigen? Kan de regering aangeven waarom niet eerder is geprobeerd hier inzicht
in te krijgen aangezien het gaat om een «risicovolle activiteit»? Kan de regering
toelichten hoe risicovol deze activiteit precies is? Hoe vaak komen voedselinfecties
door rauwe melk voor en wat is de trend hierin? Wat is de exacte, urgente aanleiding
om nu wel te investeren in inzicht in deze activiteit? De regering geeft aan dat een
meldplicht het mogelijk maakt om het toezicht binnen de zuivelketen meer risicogericht
in te richten. Kan de regering toelichten hoe risicogericht toezicht eruitziet of
eruit gaat zien? Aangegeven wordt in de memorie van toelichting dat deze wet geen
nieuwe regeldruk voor de boer oplevert. Kan de regering toelichten welke extra regels
en welke extra kosten voor de boer nodig zijn om te voldoen aan deze wet?
De leden van de CDA-fractie lezen dat wordt voorgesteld om een grondslag te creëren voor een meldplicht voor
(agrarische) bedrijven die rauwe melk direct verkopen aan particulieren. Deze leden
delen het standpunt dat aan het verkopen van rauwe melk eisen worden gesteld met betrekking
tot de hygiëne. Het bevreemdt deze leden echter dat wordt geconstateerd dat uit het
voorstel geen regeldruk volgt voor het bedrijfsleven. Het creëren van een grondslag
voor een meldplicht is bedoeld om uiteindelijk een meldplicht in te voeren, zo vragen
deze leden aan de regering, en zal dus tot regeldruk leiden. Deze leden vragen of
de regering deze constatering deelt. De redenering dat dit wetsvoorstel slechts de
grondslag creëert voor een meldplicht en niet de meldplicht zelf is voor deze leden
onvoldoende. Deze leden vinden het noodzakelijk om eerst een deugdelijke regeldruktoets
ontvangen voordat dit voorstel verder kan worden behandeld en vragen de regering hierop
een serieuze toets te doen.
Artikel I, onderdelen C, onder 1, en H, onder 1
De leden van de NSC-fractie lezen dat betaling van de kosten door middel van de dwangbevelbevoegdheid zonder
tussenkomst van de rechter kan worden afgedwongen. Hiermee vereenvoudigt de dwangbevelbevoegdheid
de invordering van verschuldigde kosten. Kan de regering toelichten waarom dit niet
eerder zonder tussenkomst van de rechter is geregeld? Zij vragen welke consequenties
er verbonden zijn aan de nieuwe voorgestelde procedure voor degenen bij wie de kosten
die gemaakt worden voor keuring- en controlewerkzaamheden worden gevorderd?
De leden van de D66-fractie begrijpen dat het hier gaat om slechts een wijziging ten behoeve van het verduidelijken
van de wettekst, maar vragen of er meer uitgeweid kan worden over het omslagstelsel.
Is er nu sprake van goed afgebakende en geïdentificeerde groep rechtspersonen? Of
zijn er groepen die wel geïdentificeerd en afgebakend zijn, en andere niet? Hoeveel
kosten zijn hiermee gemoeid voor een gemiddelde exploitant van een levensmiddelenbedrijf?
In welke sectoren wordt er op dit moment gebruik gemaakt van het omslagstelsel, vragen
de leden van de D66-fractie.
De leden van de CDA-fractie vragen of de regering enkele voorbeelden kan geven waarin het omslagstelsel is gebruikt
of gebruikt zou kunnen worden en of ook voorbeelden gegeven kunnen worden van situaties
waarin het «profijtbeginsel» geldt of waarin het «veroorzaker betaalt-beginsel» geldt.
De leden van de BBB-fractie lezen dat alle kosten die samenhangen met keuringen, controles of maatregelen die
worden voorgeschreven door een bindend besluit van de Europese Unie, doorberekend
kunnen worden. Op basis hiervan kunnen bij ministeriële regeling bedragen opgenomen
worden ter vergoeding van kosten voor maatregelen die voortvloeien uit maatregelen
die genomen moeten worden indien de bevoegde autoriteiten een niet-naleving hebben
vastgesteld. Zij vragen hoe dit bedrag wordt bepaald en hoe de regering dit doorrekent.
Artikel I, onderdelen C, onder 2, en H, onder 2, en artikel II, onderdeel B
De leden van de PVV-fractie vragen waarom het nodig is dat onderhavige wijziging regelt dat de Minister deze
bedragen (nadat de gestelde termijn voor betaling is verstreken) bij dwangbevel kan
invorderen. De Minister kan de betreffende bedragen verhoogd met de wettelijke rente
en de invorderingskosten, invorderen bij dwangbevel. Hoe vaak komt dit voor?
De leden van de CDA-fractie vragen of de regering nader wil toelichten wat de meerwaarde is van een aparte dwangbevelbevoegdheid
in deze wet, ten opzichte van de bestaande bevoegdheid in de Awb. Deze leden vragen
ook waarom de regering het noodzakelijk acht om ook zonder tussenkomst van de rechter
betaling van de kosten af te dwingen. Deze leden vragen of hier vanuit de praktijk
of signalen uit de praktijk aanleiding toe bestaat.
De leden van de SP-fractie lezen dat deze wijziging het mogelijk maakt «dat de Minister deze bedragen (nadat
de gestelde termijn voor betaling is verstreken) bij dwangbevel kan invorderen.» Zij
vragen de regering of zij in duidelijke taal kunnen uitleggen hoe dit momenteel geregeld
is, wat deze wijziging daaraan wijzigt en welke effecten dit naar verwachting heeft.
Artikel I, onderdeel D
De leden van de NSC-fractie lezen dat er op dit moment geen Europees geharmoniseerde norm is voor onder andere
productgroepen (bijvoorbeeld contactdozen en -stekkers) die ernstige risico’s kunnen
opleveren, zoals elektrocutie en woningbranden, indien zij niet voldoen aan een voldoende
beschermingsniveau. Kan de regering aangeven in hoeverre vanuit het ministerie proactief
achter Europese normen aan wordt gegaan? Vooral wat betreft normen voor productgroepen
met ernstige risico’s lijkt het de leden van de NSC-fractie wenselijk dat er zo snel
mogelijk Europees geharmoniseerde normen zijn. Ook lezen zij dat, op het moment dat
een Europese norm wordt gepubliceerd, uitsluitend de in het Publicatieblad van de
EU bekendgemaakt norm wordt aangewezen en gehanteerd en de aanwijzing van de nationale
norm op grond van het derde lid van artikel 18a wordt ingetrokken. De leden vragen
hoe vaak dit zal gebeuren en wat de gevolgen van de wisseling van norm betekent voor
ondernemers en toezichthouders.
De leden van de CDA-fractie steunen het voornemen om nationale normen te stellen aan de veiligheid van producten
als er geen geharmoniseerde EU-norm bestaat. Deze leden lezen dat hiertoe aanleiding
is vanuit de praktijk en vragen of de regering hier nader op wil ingaan. Deze leden
vragen of er naast het voorbeeld van stekker- en contactdozen nog andere (belangrijke)
producten of productgroepen zijn waarvoor geen EU-norm beschikbaar is. De leden van
de CDA-fractie vragen of de regering ernaar streeft om ook voor die productgroepen
te komen tot Europese normen en zo ja, welke stappen de regering hiertoe zet.
De leden van de CDA-fractie vragen of de regering wil toelichten hoe het stellen van
nationale normen vorm krijgt. Deze leden vragen of ondernemers hierbij worden betrokken
en of ook gekeken wordt naar nationale normen in omringende landen. Deze leden vragen
hoe de afweging wordt gemaakt tussen het bevorderen van productveiligheid en het bewaken
van een gelijk speelveld tussen lidstaten
Artikel I, onderdeel E, onder 1
De leden van de VVD-fractie vinden het goed dat alle personen die tatoeëren een opleiding hebben gevolgd op het
gebied van onder andere hygiëne en infectiepreventie, zeker gezien de handelingen
die zijn verrichten. De leden lezen dat het de bedoeling is dat deze eis op termijn
wordt verbonden aan de vergunningverlening en dat de organisatie van deze opleidingen
in voorbereiding is. Kan hier een duidelijk tijdspad van worden gegeven. Wat wordt
bedoeld met op termijn en wanneer wordt verwacht dat de organisatie van deze opleidingen
rond is?
Onder dit artikel moeten alle personen die tatoeëren een opleiding hebben gevolgd
op het gebied van onder andere hygiëne, microbiologie, infectiepreventie, anatomie
van de huid en eerste hulp. De leden van de NSC-fractie vragen hoeveel procent van de personen die tatoeëren op dit moment al een dergelijke
opleiding hebben gevolgd. Kan de regering aangeven wat de exacte aanleiding is voor
het organiseren van deze opleidingen? Wat is het doel van deze opleiding? En welke
kosten zijn er verbonden aan de opleiding voor personen die (willen) tatoeëren? Zij
vragen of de opleiding toegankelijk is (zowel qua prijs als qua inhoud) voor iedereen
die wil tatoeëren. Welk instapniveau is voor deze opleiding gewenst? En weet de regering
hoeveel procent van de personen die tatoeëren voldoen aan deze gewenste vooropleiding?
De leden van de NSC- fractie kunnen zich vinden in het verruimen van het aanprijzingsverbod.
Zij vermoeden echter dat door tatoeëerders zonder vergunning veel klandizie wordt
verkregen via mond op mondreclame. Zij vragen welke andere mogelijkheden de regering
in gedachten heeft voor het toezicht op de vergunningplicht en het handhavend kunnen
optreden tegen ondernemers (tatoeëerders) die actief zijn zonder vergunning. Kan de
regering aangeven hoeveel procent van de tatoeëerders naar schatting geen vergunning
heeft? Heeft de regering ook zicht op de negatieve effecten voor de gezondheid van
personen die zich bij tatoeëerders zonder vergunning laten tatoeëren (in vergelijking
met tatoeëerders met vergunning)? Weet de regering ook de reden waarom tatoeëerders
geen vergunning aanvragen, zo vragen de leden van de NSC-fractie. En weet de regering
hoe vaak het voorkomt dat tatoeëerders geen vergunning van de GGD krijgen en wat de
redenen hiervoor zijn?
De leden van de CDA-fractie lezen dat de organisatie van opleidingen voor tatoeëerders op het gebied van onder
andere hygiëne, microbiologie, infectiepreventie, anatomie van de huid en eerste hulp
in voorbereiding is. Deze leden vragen of de regering wil toelichten hoe het hiermee
staat. Deze leden vragen ook op welke termijn de regering verwacht dat deze eis kan
worden verbonden aan de vergunningverlening.
Artikel I, onderdeel E, onder 2
Kan de regering inschatten hoe vaak er het afgelopen jaar niet handhavend opgetreden
kon worden tegen ondernemers die actief waren zonder vergunning, omdat deze werkte
vanuit een thuissituatie, zo vragen de leden van de PVV-fractie.
De leden van de CDA-fractie steunen het voornemen om het aanprijzingsverbod voor tatoeëren en piercen te verruimen.
Deze leden vragen of de NVWA met deze wijziging voldoende instrumenten heeft om op
te kunnen treden tegen illegale activiteiten op het gebied van tatoeëren. Deze leden
vragen of de NVWA behoefte heeft aan meer of andere instrumenten en zo ja, welke instrumenten
dit zijn.
Artikel I, onderdeel F
De leden van de NSC-fractie kunnen zich vinden in het voorstel om ook bij andersoortige overtredingen van de
Warenwet, het opleggen van een last onder bestuursdwang of dwangsom als stok achter
de deur kan fungeren. Als voorbeeld noemt de regering etiketteringsvoorschriften;
de leden van de NSC-fractie zijn het met de regering eens dat handhaving hierop recht
doet aan eerlijkheid in handel en goede voorlichting omtrent waren. Zij zijn benieuwd
welke andere voorbeelden (van andersoortige overtredingen van de Warenwet) de regering
kan geven waarop deze sanctie van toepassing zal zijn.
De leden van de SP-fractie lezen dat «Gebleken is dat ook bij andersoortige overtredingen van de Warenwet het
opleggen van een last onder bestuursdwang of dwangsom geboden kan zijn. De NVWA geeft
aan dat de wens bestaat om het instrumentarium in te zetten bij overtredingen van
bijvoorbeeld etiketteringsvoorschriften.» Zij vragen de regering om welke reden de
NVWA deze wens heeft. Welke problemen bestaan er momenteel doordat de NVWA deze mogelijkheid
momenteel niet heeft?
Artikel I, onderdeel G
De leden van de CDA-fractie lezen dat bij een opzettelijke of roekeloze overtreding die een direct gevaar voor
de gezondheid of veiligheid van de mens tot gevolg heeft, de bestuurlijke boete en
de strafrechtelijke boete via de Wet op de Economische Delicten wordt gelijkgetrokken.
Deze leden lezen ook dat strafrechtelijke handhaving in dit geval is voorgeschreven,
gezien de ernst van de overtreding. Deze leden vragen of de regering dit nader wil
toelichten en of «voorgeschreven» in dit geval betekent dat altijd strafrechtelijk
moet worden gehandhaafd. Deze leden vragen of hierin ook wordt afgewogen wat in de
praktijk de meest effectieve route is, bijvoorbeeld in de situatie dat een overtreding
sneller kan worden aangepakt via de bestuursrechtelijke route.
Artikel II, onderdeel A
De leden van de NSC-fractie zijn verheugd te lezen dat niet alleen de daadwerkelijke aankoop van tabaksproducten
en aanverwante producten een overtreding geconstateerd kan worden, maar dat door de
wetswijziging ook het voor verkoop op afstand aanbieden van tabaksproducten of aanverwante
producten reeds een overtreding inhoudt.
Wat betreft de wijzigingen in de tabaks- en rookwarenwet, lezen de leden van de BBB-fractie dat er een volledig verbod komt op de verkoop op afstand. Dit was vroeger niet het
geval. Daarom vragen zij hoeveel inkomsten Nederland in de toekomst zal mislopen door
dit verbod.
De leden van de CDA-fractie steunen het voornemen om de handhaving op het gebied van de verkoop van tabaksproducten
aan te scherpen. Deze leden vragen of de regering wil toelichten welke praktijksituaties
met deze aanscherping beter kunnen worden aangepakt.
De fungerend voorzitter van de vaste commissie, Agema
De griffier van de vaste commissie, Esmeijer
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M. Agema, voorzitter van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport -
Mede ondertekenaar
M.E. Esmeijer, griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.