Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Krul over het tekort aan medische hulpmiddelen in de thuiszorg
Vragen van het lid Krul (CDA) aan de Minister voor Medische Zorg over het item bij Kassa over het tekort aan medische hulpmiddelen in de thuiszorg (ingezonden 29 februari 2024).
Antwoord van Minister Dijkstra (Medische Zorg) (ontvangen 26 maart 2024).
Vraag 1 en 2
Heeft u de uitzending van Kassa gezien zo ja, wat vond u van dit item?1
Wat vindt u ervan dat uit een peiling van de V&VN blijkt dat ruim tweederde van de
verpleegkundigen, verzorgenden en verpleegkundig specialisten problemen ervaart bij
het bestellen van hulpmiddelen?
Antwoord 1 en 2
Ja, ik heb de uitzending van Kassa gezien. De signalen zoals geschetst in de uitzending
van Kassa, evenals de daarin besproken V&VN enquête, zijn mij bekend.
Ik vind het zorgelijk te horen dat zorgprofessionals en patiënten problemen ervaren
met het bestellen en de levering van medische hulpmiddelen. Uit de enquête blijkt
dat 69 procent van de zorgprofessionals hier maandelijks last van heeft, om verschillende
redenen. Ik vind het dan ook van belang dat hierop actie wordt ondernomen en sluit
mij aan bij de aanzet die mijn voorganger hier reeds toe heeft gedaan, zie hiervoor
ook mijn antwoord op vraag 4.
Hoewel de uitkomst van de enquête van V&VN een duidelijk signaal afgeeft, vind ik
het een goede zaak dat V&VN heeft laten weten vervolgonderzoek in te stellen, aangezien
dit kan bijdragen aan verdere duiding.
Vraag 3
Wat vindt u ervan dat hulpmiddelenleveranciers middels dit verstrekkingsysteem wijkverpleegkundigen
«opzadelen» met meer administratieve lasten?
Antwoord 3
De extramurale hulpmiddelenzorg valt onder de Zorgverzekeringswet. Dit betekent dat
het in eerste instantie aan zorgverzekeraars is hier invulling aan te geven. De afgelopen
jaren hebben veel zorgverzekeraars ervoor gekozen de extramurale hulpmiddelenzorg
te contracteren via medisch speciaalzaken. Uit de signalen van onder meer de uitzending
van Kassa komt naar voren dat in deze huidige organisatie relatief meer administratieve
lasten worden ervaren door wijkverpleegkundigen ten opzichte van de vorige situatie,
waarin hulpmiddelen vaak via de apotheek werden verstrekt. Uiteraard vind ik het onwenselijk
dat hierbij een hoge lastendruk wordt ervaren. Hoewel ik als Minister in principe
niet ga over hoe zorgverzekeraars invulling geven aan de extramurale hulpmiddelenzorg,
vind ik het goed dat er door zorgverzekeraars en het veld inmiddels stappen worden
gezet naar een passende organisatie hiervan. Zie hiervoor ook mijn antwoord op de
onder meer de vragen 4 en 5.
Overigens zou ik graag toevoegen dat uit de enquête van V&VN blijkt dat 77 procent
van de respondenten aangeeft niet op de hoogte te zijn van de mogelijkheid een melding
te kunnen doen over knelpunten bij hulpmiddelen.
Ook blijkt uit de enquête dat een groot deel van de respondenten ervaren knelpunten
niet meldt.
Ik zou daarom zorgprofessionals willen oproepen om ervaren knelpunten in de hulpmiddelenzorg
te melden bij de zorgverzekeraars en toezichthouders aangezien dergelijke signalen
noodzakelijk zijn om het beleid waar nodig aan te passen.
Vraag 4
Kunt u vertellen hoe u uitvoering geeft aan de aangenomen motie-Van den Berg c.s.?2
Antwoord 4
Mijn voorganger heeft uw Kamer eerder geïnformeerd over de uitvoering van de motie-Van
den Berg3. Hij gaf aan dat de NZa eind december 2023 een brief heeft gepubliceerd over de organisatie
van de (spoed)hulpmiddelenzorg4. In deze brief agendeerde de NZa de problemen waar ook de motie-Van den Berg aan
refereerde. De NZa riep in deze brief zorgverzekeraars, zorgverleners, leveranciers
en andere veldpartijen op de spoedhulpmiddelenzorg passend te organiseren, per uiterlijk
1 juli. Recent heeft de Kwaliteitsraad Hulpmiddelen en Zorg aangegeven dit proces
te begeleiden, dat bedoeld is om de door de NZa geconstateerde knelpunten aan te pakken.
De Kwaliteitsraad Hulpmiddelen en Zorg is de officiële opvolger van het Bestuurlijk
Overleg Hulpmiddelen. De leden van de Kwaliteitsraad zijn hulpmiddelengebruikers,
zorgprofessionals, zorgaanbieders/leveranciers, fabrikanten en zorgverzekeraars.
Ik laat mij nauwgezet informeren over de vorderingen die de partijen maken aan deze
tafel.
Vraag 5
Kunt u aangeven of en zo ja, welke verbeteringen er zijn te constateren sinds de motie-Van
den Berg c.s. door de Kamer op 4 april 2023 is aangenomen?
Antwoord 5
Ja. Sindsdien hebben alle zorgverzekeraars laten weten de zogenaamde «Palliakit» te
vergoeden. De Palliakit is een box met hulpmiddelen die preventief kan worden ingezet
bij terminale palliatieve patiënten om snel te kunnen handelen als er een plotselinge
verslechtering of een acuut probleem optreedt. Ook zijn er door veel verzekeraars
specifieke afspraken gemaakt over de levering van blaaskatheters in spoedsituaties.
Zorgverzekeraars doen op dit moment hun best om deze informatie zoveel mogelijk bij
verzekerden en zorgprofessionals onder de aandacht te brengen. Ik vind dit een goed
voorbeeld van hoe spoedzorg passend georganiseerd kan worden. Ik reken erop dat veldpartijen
met elkaar afspraken maken hoe ook andere vormen van hulpmiddelenzorg waar (acute)
beschikbaarheidsproblemen optreden passend georganiseerd kunnen worden. Regionale
voorraden van bepaalde producten horen wat mij betreft bij de mogelijke oplossingen
waar het veld naar kan kijken.
Vraag 6
Delen alle organisaties de randvoorwaarden die door de Nederlandse Zorgautoriteit
(NZa) in kaart zijn gebracht waar passende extramurale hulpmiddelenzorg in spoedsituaties
aan moet voldoen, waaronder de voorwaarde dat een hulpmiddel in geval van spoed 24
uur per dag en 7 dagen per week in de buurt van de patiënt voorradig moet zijn?
Antwoord 6
De acht randvoorwaarden die de NZa in haar brief heeft opgeschreven zijn geformuleerd
op basis van de gesprekken die de NZa heeft gevoerd met partijen binnen de hulpmiddelenzorg
(wijkverpleegkundigen, huisartsen, apothekers, hulpmiddelenleveranciers en zorgverzekeraars).
Of alle betrokken organisaties in de hulpmiddelenzorg de in kaart gebrachte randvoorwaarden
(volledig) onderschrijven, kan ik u niet zeggen. Wel kan ik u melden dat de partijen
hun betrokkenheid hebben uitgesproken bij het doel van goede en tijdige toegankelijkheid
van de hulpmiddelenzorg, ook in spoedsituaties. Hoe de door de NZa geconstateerde
knelpunten precies op te lossen, is op dit moment onderwerp van gesprek aan de overlegtafel
van de Kwaliteitsraad Hulpmiddelen en Zorg.
Vraag 7, 8 en 9
Hoe ver zijn organisaties met de door de NZa opgelegde deadlines met betrekking tot
het passend organiseren van DISW-hulpmiddelenzorg in spoedsituaties?
Hebben alle partijen per 1 maart 2024 een passend georganiseerde spoedstroom voor
DISW-hulpmiddelen, inclusief handvatten hoe deze te implementeren in een regio?
Als partijen geen ambitie en visie hebben, wat zijn hiervan dan de consequenties voor
deze organisaties?
Antwoord 7, 8 en 9
Omdat de vragen 7 tot en met 9 inhoudelijk aan elkaar raken, beantwoord ik deze graag
samen.
Ik heb met de NZa contact gehad over de voortgang op deze acties. Zij heeft mij laten
weten op dit moment nog gesprekken te voeren in de regio om de stand van zaken te
inventariseren. Verder geeft de NZa aan dat het vooralsnog niet lijkt dat partijen
al hebben voldaan aan de oproep om per 1 maart 2024 een ambitie en een visie te hebben
bepaald. Echter, zij gaf aan dat de deadline blijft staan om per 1 juli de spoedstroom
passend te hebben georganiseerd. Zoals hierboven aangegeven zijn partijen hierover
op dit moment met elkaar in gesprek onder begeleiding van de Kwaliteitsraad Hulpmiddelen
en Zorg.
Ik heb met de NZa besproken wat zij kan doen mochten partijen per 1 juli 2024 de spoedstroom
voor DISW-hulpmiddelen niet passend georganiseerd hebben. Uiteindelijk is het aan
zorgverzekeraars om zorg, en dus ook de hulpmiddelenzorg in spoedsituaties, passend
te organiseren vanuit hun zorgplicht.
De NZa kan in haar rol als toezichthouder via divers toezichtinstrumentarium toezien
op de zorgverzekeraars. Voor uitoefening van deze rol door de NZa is het voor hen
van belang officiële signalen over knelpunten te ontvangen, vandaar ook mijn oproep
problemen te melden bij zorgverzekeraars en toezichthouders.
Tot slot, ik acht het van groot belang dat de hulpmiddelenzorg passend georganiseerd
is, voor zowel patiënten als zorgverleners. Ik vertrouw erop dat partijen hier, in
reactie op de brief van de NZa, in gezamenlijkheid uitkomen. Mochten partijen er niet
in slagen een voor patiënten en zorgverleners bevredigende oplossing te vinden, dan
ben ik bereid wettelijke maatregelen te verkennen.
Vraag 10
Welke rol speelt de zorgverzekeraar vanuit hun zorgplicht, aangezien die moet regelen
dat de verstrekking van extramurale hulpmiddelen passend georganiseerd is?
Antwoord 10
Uw vraag geeft eigenlijk al het antwoord. Het klopt dat de zorgverzekeraar vanuit
zijn zorgplicht verantwoordelijk is voor een passende verstrekking van extramurale
hulpmiddelen. Extramurale hulpmiddelen maken immers onderdeel uit van de Zorgverzekeringswet.
Vraag 11
Vindt u dat er bij de verstrekking van hulpmiddelen (zeker bij spoed) een voorname
rol van de apotheker moet zijn? Waarom wel of waarom niet?
Antwoord 11
Ik deel de lijn die mijn voorganger eerder heeft gedeeld in reactie op de Motie van
den Berg c.s.5 Het belangrijkste is dat patiënten zo snel als nodig de hulpmiddelen moeten kunnen
gebruiken. Er zijn verschillende modellen, waarvan verstrekking via de apotheek er
een is. Zoals ook blijkt uit de voorgaande antwoorden zijn de zorgverzekeraars in
eerste instantie aan zet om vanuit hun zorgplicht te borgen dat ook de verstrekking
van extramurale hulpmiddelen passend georganiseerd is. Het lijkt mij een goede zaak
als zij ook apotheken betrekken bij hun overwegingen.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
P.A. Dijkstra, minister voor Medische Zorg
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.