Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Becker en Ellian over het bericht 'Aanpak stalking schiet vijf jaar na moord op Hümeyra nog altijd te kort'
Vragen van de leden Becker en Ellian (beiden VVD) aan de Minister voor Rechtsbescherming over het bericht «Aanpak stalking schiet vijf jaar na moord op Hümeyra nog altijd te kort» (ingezonden 14 februari 2024).
Antwoord van Minister Weerwind (Rechtsbescherming) (ontvangen 26 maart 2024). Zie
            ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2023–2024, nr. 1167.
         
Vraag 1
            
Bent u bekend met het bericht «Aanpak stalking schiet vijf jaar na moord op Hümeyra
               nog altijd te kort»?1
Antwoord 1
            
Ja.
Vraag 2
            
Wat is de status van het integraal plan om femicide te beschrijven, zoals door u is
               toegezegd tijdens het debat over femicide? Wanneer in het voorjaar kunnen we dit plan
               verwachten?
            
Antwoord 2
            
De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, de Minister van Onderwijs,
               Cultuur en Wetenschap en ik werken gezamenlijk aan het plan van aanpak om femicide
               tegen te gaan. Momenteel vinden er gesprekken plaats met de betrokken organisaties,
               zoals Veilig Thuis, de politie, het Openbaar Ministerie, de reclassering, vrouwenopvang
               en maatschappelijke organisaties. Ook wordt de input van nabestaanden en ervaringsdeskundigen
               (op het gebied van huiselijk geweld) meegenomen. Zoals toegezegd zal dit plan van
               aanpak naar verwachting in april 2024 aan uw Kamer worden voorgelegd.
            
Vraag 3
            
Heeft u al een eenduidige definitie van de term femicide? Wordt deze definitie ook
               opgenomen in het integraal plan? Kunt u deze definitie al delen? Zo niet, waarom niet?
            
Antwoord 3
            
Femicide, ook wel bekend als vrouwenmoord, wordt door verschillende internationale
               instanties gedefinieerd als het doden van een vrouw of meisje vanwege haar geslacht
               of genderidentiteit en kan diverse vormen aannemen. In het conceptplan van aanpak
               tegen femicide wordt een definitie van de intieme vorm van femicide gehanteerd: Het
               om het leven brengen van een vrouw of meisje door een (ex-)partner of familielid.
            
Hoewel niet alle gevallen van femicide een vorm van huiselijk geweld zijn, vormt dit
               wel de grootste categorie: ongeveer 80% van de vermoorde vrouwen wordt namelijk gedood
               door een (ex-)partner of familielid2. Voor deze categorie is de mogelijkheid om dodelijk geweld te voorkomen het grootst,
               omdat gewelddadige patronen en risicofactoren in de privésfeer eerder kunnen worden
               opgemerkt. Een effectieve aanpak van huiselijk geweld3, waarbij goede signalering en herkenning van waarschuwingssignalen voor femicide
               centraal staan, vormt dan ook de basis voor het voorkomen van femicide.
            
Vraag 4
            
Zou u een verkenning willen starten om, naar Spaans voorbeeld, een crisis comité op
               te zetten waar deskundigen op het gebied van huiselijk- en partnergeweld samenkomen
               om tot oplossingen te komen om femicide te bestrijden?4
Antwoord 4
            
De Spaanse Minister van Gelijkheid heeft aangekondigd dat het crisiscomité bijeenkomt
               om de zeven moorden die in januari 2024 in Spanje zijn gepleegd, gedetailleerd te
               analyseren en oplossingen te bedenken voor het geweld. Ik heb het Wetenschappelijk
               Onderzoek- en Datacentrum (WODC) gevraagd om te verkennen hoe we een dergelijke gestructureerde
               analyse van casussen standaard kunnen uitvoeren in Nederland bij (pogingen tot) dodelijk
               huiselijk geweld. Het doel hiervan is het beleid en de aanpak van de betrokken partijen
               voortdurend te verbeteren en zo een leerproces te bevorderen.
            
Voor het plan van aanpak tegen femicide dat uw Kamer naar verwachting in april zal
               ontvangen, heeft het kabinet net als Spanje professionals, ervaringsdeskundigen en
               wetenschappers op het gebied van huiselijk en partnergeweld geraadpleegd.
            
Vraag 5
            
Kunt u al resultaten delen over het slachtofferdevice dat signaleert wanneer een stalker
               met zijn enkelband te dicht in buurt van een slachtoffer komt, zoals u heeft aangegeven
               in het commissiedebat femicide in september 2023?
            
Antwoord 5
            
Deze proef houdt in dat de reclassering een waarschuwingssein krijgt als de enkelband
               van de verdachte of veroordeelde te dicht in de buurt komt van het slachtoffer dat
               is uitgerust met een zogenaamd «slachtofferdevice» met GPS. In de regio Rotterdam-Rijnmond
               is de proef gestart en wordt het slachtofferdevice nu ruim een jaar ingezet bij hoog-risico
               stalkingscasuïstiek waarbij de verdachte of veroordeelde een contact- en locatieverbod
               krijgt opgelegd met elektronische monitoring (een enkelband).
            
Na een proefperiode van zes maanden is de inzet geëvalueerd waarbij de betreffende
               vijf slachtoffers aangaven dat het device hen een veilig en minder onrustig gevoel
               geeft, dat ze weer naar plekken gaan waar ze eerder niet durfden te komen en dat het
               device hun leefwereld vergroot. In de volledige periode van ruim een jaar zijn twaalf
               slachtofferdevices uitgereikt.
            
In de proefperiode waren veruit de meeste meldingen van «slachtoffernabijheid» niet
               dreigend omdat de afstand binnen enkele minuten weer was vergroot. De reclassering
               heeft zeven keer telefonisch contact opgenomen met het slachtoffer om haar te informeren
               over nabijheid van de verdachte of veroordeelde en haar te helpen om de afstand weer
               te vergroten. Twee keer is de politie ingeschakeld vanwege een potentieel dreigende
               situatie. Eén keer heeft de politie het slachtoffer geholpen om zichzelf in veiligheid
               te brengen en de andere keer bleek politie-inzet uiteindelijk niet nodig omdat de
               verdachte/veroordeelde uit zichzelf de afstand weer vergrootte.
            
Het kabinet ondersteunt de verdere ontwikkeling van dit instrument door middelen beschikbaar
               te stellen voor een verbreding van de proef. Op dit moment worden voorbereidingen
               getroffen voor de tijdelijke inzet van het slachtofferdevice in de regio's Hart van
               Brabant en Noord-Nederland. De verwachting is dat beide regio's medio 2024 kunnen
               starten met de inzet van het device. Ook in de regio Rotterdam-Rijnmond wordt de inzet
               van het slachtofferdevice voortgezet. In de tweede helft van 2025 wordt de proef geëvalueerd
               ten behoeve van inzichten en aanbevelingen voor een eventuele landelijke inzet van
               deze werkwijze.
            
Vraag 6
            
Kan de Kamer de vragenlijst waarmee de ernst van een zaak kan worden bepaald ontvangen
               vóór 19 februari 2024?
            
Antwoord 6
            
De politie maakt gebruik van de SASH bij stalking: Screening Assessment for Stalking and Harassment. De SASH is een wetenschappelijk onderbouwd instrument, waarmee de urgentie van de
               zaak wordt ingeschat. Er rust een copyright op de SASH waardoor ik deze niet via deze
               brief kan delen. Bij de auteurs van het instrument kan de lijst opgevraagd worden.5
De SASH bestaat uit 13 vragen die op alle stalkingzaken van toepassing zijn. Vervolgens
               zijn er drie extra vragen die alleen worden ingevuld als er sprake is van ex-partner
               stalking. Bij iedere vraag wordt aangegeven of die factor aanwezig, afwezig of onbekend
               is en vervolgens geeft de beoordelaar aan de hand van het aantal en de ernst van de
               aanwezige risicofactoren een eindoordeel: een laag, gemiddeld of hoog niveau van ongerustheid.
               Heel belangrijke indicatoren zijn:
            
• Heeft betrokkene een punt bereikt waar hij niets meer te verliezen heeft? Bijvoorbeeld:
                     doet betrokkene uitspraken als: «als ik hem/haar niet kan hebben, zal niemand hem/haar
                     krijgen», of «ik zie geen andere uitweg,» of gelooft betrokkene dat hem niets anders
                     rest dan iets drastisch te doen om de boel te forceren als er niet gauw een oplossing
                     komt?
                  
• Is de ex-partner erg bang voor geweld, namelijk: is er sprake van doodsangst?
Als dit aan de orde is, dan moeten alle alarmbellen gaan rinkelen en moet er actie
               worden ondernomen, het niveau van ongerustheid komt bij een positief antwoord op een
               van deze twee vragen namelijk automatisch uit op hoog.
            
Vraag 7
            
Zou u een verkenning willen starten of het mogelijk is om zaken waarbij het gaat om
               geweld in afhankelijkheidsrelaties via het snelrecht te behandelen? Bent u het eens
               met de stelling dat waarschijnlijk een deel van het leed van slachtoffers kan worden
               bespaard als de dader sneller wordt berecht en de juiste zorg krijgt? Herkent u het
               beeld wat slachtoffers schetsen dat als daders bij aangifte een zorgtraject ingaan
               dat dit de drempel om aangifte te doen voor slachtoffers verlaagd?
            
Antwoord 7
            
Ik benadruk het belang van het snel handelen in huiselijk geweldzaken. Het is belangrijk
               dat de situatie goed wordt geanalyseerd en dat de juiste interventies om veiligheid
               in een gezin of huishouden te creëren zo tijdig en goed mogelijk worden genomen. Hiervoor
               kunnen zowel vrijwillige, bestuursrechtelijke, civielrechtelijke als strafrechtelijke
               interventies worden ingezet, gericht op zowel het slachtoffer als de pleger. Denk
               aan het tijdelijk huisverbod, een gedragsaanwijzing voor de pleger voor het volgen
               van een gedragstraining en aan interventies voor bescherming van het slachtoffer.
               Het is cruciaal dat er maatwerk wordt geleverd bij de aanpak van huiselijk geweld,
               waarbij rekening wordt gehouden met de belangen van het slachtoffer, de pleger en
               de maatschappij. Vanwege de eisen die gepaard gaan met snelrecht, zoals bewijstechnische
               eenvoud waarbij geen verder onderzoek nodig is, beschouw ik dit niet als een geschikte
               weg voor huiselijk geweldzaken. Via de ZSM-werkwijze (het Zorgvuldig, Snel en op Maat
               reageren op criminaliteit) na aanhouding van verdachten is het namelijk ook mogelijk
               om snel te reageren op huiselijk geweldzaken. Op een ZSM-locatie kan de officier van
               justitie, met informatie van andere organisaties zoals Veilig Thuis in geval van huiselijk
               geweld, snel beslissen over de afhandeling van de strafzaak. Gelijktijdig kan Veilig
               Thuis een hulpverleningstraject starten om structurele verandering in bestaande (gewelds)patronen
               te bewerkstelligen. Dit betekent echter niet dat het snel voor de rechter brengen
               van een huiselijk geweldzaak gegarandeerd is. Dit blijft in algemene zin een aandachtspunt.
            
Ik ben niet bekend met het beeld dat het drempelverlagend zou zijn voor slachtoffers
               als plegers van huiselijk geweld bij aangifte een zorgtraject ingaan.6 Ik acht het van groot belang dat de juiste zorg voor zowel slachtoffers als daders
               van huiselijk geweld beschikbaar en laagdrempelig zijn. Om deze reden zet het kabinet
               niet alleen in op het verbeteren van de bescherming van slachtoffers, maar ook op
               het verbeteren van het aanbod voor plegers, zowel binnen het strafrechtelijk als het
               vrijwillig kader. Het doel hiervan is om (herhaald) plegergedrag en bestaande patronen
               effectiever te voorkomen en te doorbreken.
            
Ondertekenaars
- 
              
                  Eerste ondertekenaar
F.M. Weerwind, minister voor Rechtsbescherming 
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.