Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Westerveld over hulpmiddelen en voorzieningen voor mensen met een beperking
Vragen van het lid Westerveld (GroenLinks-PvdA) aan de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over hulpmiddelen en voorzieningen voor mensen met een beperking (ingezonden 7 februari 2024).
Antwoord van Minister Helder (Volksgezondheid, Welzijn en Sport), mede namens de Minister
voor Medische Zorg (ontvangen 25 maart 2024). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar
2023–2024, nr. 1112.
Vraag 1
Bent u bekend met het artikel «Mark (36) zit al dagen vast voor zijn televisie, want
niemand komt zijn rolstoel repareren» uit de PZC van 25 december 2023?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Deelt u de mening dat het onacceptabel is dat mensen die voor hun bewegingsvrijheid
en zelfstandigheid noodzakelijke hulpmiddelen nodig hebben, soms dagen niet van hun
plek kunnen?
Antwoord 2
Ja, het is onwenselijk dat mensen soms dagen niet van hun plek kunnen komen vanwege
een defect hulpmiddel en langer dan gewenst moeten wachten op een reparatie. Ik heb
begrepen dat deze specifieke casus gelukkig inmiddels is opgelost door de leverancier,
in overleg met de betrokkenen. Het voorbeeld laat echter zien dat er zich situaties
kunnen voordoen waarin een reparatie te lang op zich laat wachten. Vaak is er in zo’n
geval sprake van een aan de cliënt aangepast complex hulpmiddel, of zijn bijvoorbeeld
onderdelen niet beschikbaar of is er sprake van miscommunicatie bij betrokken partijen.
Daarnaast zijn er ook in deze branche helaas tekorten op de arbeidsmarkt die er toe
kunnen leiden dat mensen moeten wachten op een reparatie. Ik heb begrepen dat reparaties
desondanks meestal snel worden gedaan, aangezien hulpmiddelenleveranciers beschikken
over servicediensten die elke dag aanwezig zijn en bij spoedsituaties direct kunnen
helpen.
Vraag 3
Deelt u de mening dat het dagenlang moeten wachten op reparaties ook in tegenspraak
is met het VN-verdrag Handicap, onder meer Artikel 9, 19, 20, 29 en 30?
Antwoord 3
Ik onderschrijf het belang van het naleven en het implementeren van VN-verdrag Handicap,
waaronder de door u genoemde artikelen. Gemeenten spelen een belangrijke rol bij het
implementeren van dit VN-verdrag, waaronder het zorgen voor passende ondersteuning,
zorg en toegang tot eventuele hulpmiddelen. Daarbij hebben gemeenten de vrijheid en
verantwoordelijkheid om deze verdragsverplichtingen in te vullen op een manier die
aansluit bij de specifieke, lokale context. Ik vertrouw erop dat gemeenten en aanbieders
zich maximaal inspannen om ervoor te zorgen dat mensen met een beperking die afhankelijk
zijn van hulpmiddelen zo snel mogelijk geholpen worden, zodat zij zo goed mogelijk
mee kunnen doen in de samenleving. Zoals ik bij de beantwoording van vraag 2 heb aangegeven
worden reparaties over het algemeen snel gedaan, maar kunnen er situaties optreden
waarin dit niet mogelijk is.
Vraag 4 t/m 7
Welke eisen worden er wettelijk gesteld aan de service van hulpmiddelen als deze defect
zijn? Waar zijn die te vinden voor de doelgroep? Hoe snel moet een hulpmiddel gerepareerd
zijn of in een alternatief worden voorzien?
Op welke wijze wordt er toezicht gehouden op levering en onderhoudsstatus van door
de fabrikant/leverancier en het tijdig uitvoeren van reparaties?
Bent u bereid regelgeving aan te passen zodat een hulpmiddel altijd binnen 24 uur
gerepareerd of vervangen moet worden indien deze defect is en de Inspectie Gezondheidszorg
en Jeugd (IGJ) hierop toe te laten zien? Zo nee, waarom niet?
Kunt u per wet uiteenzetten hoe het toezicht op hulpmiddelen is geregeld, hoe snel
hulpmiddelen gerepareerd/vervangende moeten worden en wie daarvoor verantwoordelijk
is? Bent u bereid om deze verschillende wettelijke regimes te uniformeren? Zo nee,
waarom niet?
Antwoord 4 t/m 7
Omdat vragen 4, 5, 6 en 7 nauw met elkaar samenhangen, beantwoord ik deze graag in
samenhang. Omdat hulpmiddelen kunnen worden verstrekt vanuit diverse wetten, namelijk
vanuit de Wmo, Wlz en Zvw, vergt dit namelijk een langer antwoord.
De drie stelselwetten (inclusief onderliggende wetgeving), evenals de Wet medische
hulpmiddelen (Wmh) en Europese wetgeving over hulpmiddelen (de MDR en IVDR) stellen
geen wettelijke eisen of termijnen aan de service van hulpmiddelen na verstrekking.
Onder service versta ik hier zowel het onderhoud als de reparatie of vervanging van
een hulpmiddel. Hoewel deze wetten geen eisen stellen aan (tijdigheid van) service
zijn hierover wel per domein specifieke afspraken gemaakt.
Voor de Wmo geldt dat het aan gemeenten is om passende afspraken te maken met leveranciers
over de service aan hulpmiddelen, ook specifiek voor de maatwerkvoorzieningen. In
deze afspraken staat ook de kwaliteit van service vastgelegd inclusief waar relevant
de daaronder vallende reparatieduur. Daarnaast is er door onder andere de Vereniging
van Nederlandse Gemeenten (VNG) en het Ministerie van VWS de afgelopen jaren uitvoering
gegeven aan de Verbeteragenda Hulpmiddelen. Hierbij zijn onder andere convenanten
ontwikkeld waarin afspraken over reparatietermijnen zijn gemaakt. Niet alle gemeenten
hebben de convenanten ondertekend. De VNG roept haar achterban op de convenanten te
implementeren.
Voor de Zvw geldt dat zorgverzekeraars de aanspraak zo interpreteren dat de verzekerde
te allen tijde moet kunnen beschikken over een adequaat hulpmiddel. Zorgverzekeraars
hebben in deze ook zorgplicht. Reparatieafspraken worden opgenomen in overeenkomsten
die de zorgverzekeraar met de individuele hulpmiddelenleverancier heeft afgesloten.
Zo gelden er bijvoorbeeld specifieke afspraken voor hulpmiddelen die van levensbelang
zijn, bijvoorbeeld apparatuur voor het toedienen van zuurstof.
In de afspraken met leveranciers is, waar dit relevant is, ook opgenomen dat een verzekerde
kan terugvallen op een reserve- of vervangend hulpmiddel. Als een verzekerde de zorg
niet (tijdig) ontvangt, kan hij of zij in gesprek met de zorgverzekeraar, en kan een
klacht indienen. Zorgverzekeraars Nederland geeft aan dat zij weinig tot geen klachten
binnenkrijgen over reparatietermijnen.
Vanuit de Wlz worden alleen hulpmiddelen verstrekt aan cliënten die verblijven in
een zorginstelling. Voor de mobiliteitshulpmiddelen onder de Wlz geldt dat zorgkantoren
contracten afsluiten met leveranciers, waarbij het protocol Mobiliteitshulpmiddelen
onderdeel is van dit contract. In dit protocol is beschreven wanneer er sprake is
van een spoedreparatie die bij voorrang dient te worden uitgevoerd en dat een niet-spoed
reparatie in overleg met de indiceerder van de zorginstelling (de ergotherapeut of
fysiotherapeut) wordt uitgevoerd. Voor de andere persoonsgebonden hulpmiddelen (zoals
een prothese) sluiten zorgkantoren contracten met leveranciers, waarbij zij inhoudelijk
aansluiten bij de contracten die zorgverzekeraars hierover maken. In die gevallen
waarin de leverancier in gebreke blijft, kan de zorginstelling het zorgkantoor inschakelen
om te bemiddelen.
In die gevallen waarin een burger op de private markt een medisch hulpmiddel koopt,
is het algemene consumentenbeschermingsrecht van toepassing. Hierin staan vereisten
opgenomen over bijvoorbeeld garantie en reparatie van producten.
Zoals te lezen valt, verschillen de afspraken sterk per domein. Ik kan mij voorstellen
dat de geldende afspraken, en verschillen hiertussen, voor patiënten en wellicht zorgprofessionals
ingewikkeld zijn. Zoals u weet, is het in ons stelsel niet aan de rijksoverheid en
aan mij als Minister om hierin te treden. De zorgverzekeraar, gemeente en het zorgkantoor
zijn hiervoor aan zet. Maar dit neemt niet weg dat ik u wil bedanken voor de signalen
en deze onder de aandacht ga brengen bij gemeenten, verzekeraars en zorgkantoren.
Het is namelijk niet alleen aan deze partijen om afspraken te maken over de (tijdigheid
van) service van hulpmiddelen, maar ook om erop toe te zien dat deze afspraken worden
nagekomen en goed werken voor de klant en patiënt. Ik zal deze partijen oproepen de
afspraken die zij maken beter inzichtelijk te maken voor de gebruikers van hulpmiddelen.
Ook zal ik hen meegeven dat zij de mogelijkheid hebben bij de leverancier waar zij
hulpmiddelen inkopen te bedingen dat de vereisten uit het algemene consumentenbeschermingsrecht
ook van toepassing worden verklaard op het contract tussen de verzekeraar, gemeente
of zorgkantoor en de leverancier.
Graag voeg ik nog het volgende toe voor wat betreft het toezicht op de service van
hulpmiddelen. De IGJ heeft voor wat betreft dit leveren van service geen directe toezichttitel
op de fabrikant dan wel leverancier van een hulpmiddel. Dit komt omdat deze partijen
geen zorgaanbieder zijn onder de Wkkgz. Wel houdt de IGJ in algemene zin risico gestuurd
toezicht op de levering van goede zorg door zorgaanbieders onder de Wkkgz. Dit zijn
bijvoorbeeld thuiszorginstellingen, verpleeginstellingen en ziekenhuizen. De IGJ zegt
dat zij in hun risico gestuurde
toezicht de service van hulpmiddelen ook beschouwen als het leveren van goede zorg.
De NZa houdt daarnaast toezicht op het nakomen van de zorgplicht door zorgverzekeraars
en zorgkantoren en de gemeenteraad op het beleid van de gemeente.
Tot slot, ik ben er geen voorstander van om termijnen voor service van hulpmiddelen
aan de wetgeving toe te voegen. Hoewel ik zeer de wens deel dat iedere gebruiker tijdig
kan beschikken over functionerende hulpmiddelen, zijn er zeer veel verschillende soorten
hulpmiddelen. Zoals u zich kunt voorstellen, vereist het ene hulpmiddel snellere reparatie,
specifieke aanpassing of vervanging dan het andere. Hier wettelijke vereisten aan
koppelen verkleint juist het maatwerk dat nodig en wenselijk kan zijn voor de afspraken
tussen verzekeraars, gemeenten en zorgkantoren met leveranciers. Daarnaast is het
eerlijke verhaal ook, hoe vervelend ik dit ook vind voor patiënten, dat sommige en
dan vooral de op maat gemaakte hulpmiddelen, niet altijd binnen bijvoorbeeld 24 uur
gerepareerd kunnen worden omdat de vervaardigingsduur langer is. Wettelijke vereisten
lossen dit probleem helaas niet op.
Vraag 8
Hoe kijkt u naar het organiseren van één loket voor alle vragen, reparaties, tijdelijke
vervanging en aanvragen van hulpmiddelen? Deelt u de mening dat het voor gebruikers
van hulpmiddelen een stuk gemakkelijker zou worden als zij met al hun vragen bij één
loket terecht kunnen? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 8
Voor vragen over onder meer hulpmiddelen is er al één loket, namelijk het Juiste Loket.
Dit is een onafhankelijk adviespunt voor vragen over onder andere de Wmo, de Wlz,
de Zvw. Ik vind het niet wenselijk om bijvoorbeeld via dit loket ook alle aanvragen
voor hulpmiddelen, reparaties en het tijdelijk vervangen van hulpmiddelen te laten
verlopen. Zoals ook blijkt uit het antwoord op de vragen 4, 5, 6 en 7 hebben zorgverzekeraars,
gemeenten en zorgkantoren eigen, bij de regelgeving passende, afspraken met leveranciers.
Graag voeg ik hier nog aan toe dat uw Kamer- op een eerder moment is geïnformeerd
dat uit onderzoek is gebleken dat ook een stelselwijziging waarbij alle hulpmiddelen
uit één domein verstrekt (aangevraagd) zouden worden, niet zinvol wordt geacht2.
Vraag 9
Bent u bereid om met leveranciers en betrokkenen een bruikleen hulpmiddelenpoule te
organiseren, zodat er snel tijdelijke vervangen van hulpmiddelen kan worden gerealiseerd?
Zo nee, waarom niet?
Antwoord 9
Ik interpreteer dat er met name een behoefte bestaat voor een hulpmiddelenpoule om
versneld te kunnen voorzien in een tijdelijk vervangend hulpmiddel. Ik kan mij voorstellen
dat dit voor een deel van de problemen een mogelijke oplossing is. Ook zou dit vanuit
het oogpunt van duurzaamheid, het tegengaan van verspilling en het bevorderen van
hergebruik een positieve ontwikkeling kunnen zijn. Zoals aangegeven in mijn antwoord
op de vragen 4, 5, 6 en 7 maken de zorgverzekeraars, gemeenten en zorgkantoren afspraken
met leveranciers over de service van hulpmiddelen. Daarom zal ik ook dit signaal bij
hen onder de aandacht brengen. Graag meld ik nog wel dat in de Wlz bijna alle zorgkantoren
al jarenlang samenwerken door mobiliteitshulpmiddelen (zoals rolstoelen en aangepaste
fietsen) te verstrekken vanuit enkele regionale depots, waarbij de nadruk ligt op
herverstrekking.
Vraag 10
Bent u ermee bekend dat sommige hulpmiddelen die gebruikt worden om een veel duurdere
ingreep te voorkomen, zoals hulpmiddelen om langdurig spieren te kunnen rekken, niet
worden vergoed? Hoe weegt u dit? Kunt u aangeven op basis waarvan de keuze wordt gemaakt
om een hulpmiddel ter preventie wel of niet te vergoeden?
Antwoord 10
Het is voor mij niet duidelijk naar welke vorm van substitutie u verwijst. In zijn
algemeenheid kan ik hierover het volgende zeggen: primaire preventie komt niet in
aanmerking voor vergoeding vanuit de Zvw. Dat wil zeggen dat er geen sprake is van
een medische indicatie. Secundaire of tertiaire preventie kan wel voor vergoeding
in aanmerking komen vanuit het basispakket. Hulpmiddelen worden in beginsel vergoed
vanuit de Zorgverzekeringswet als daar behoefte aan is3 en de verzekerde er redelijkerwijs op is aangewezen4. Een zorgverzekeraar beoordeelt of een hulpmiddel onder de functiegerichte aanspraak
valt en het hulpmiddel voldoet aan de «stand van de wetenschap en praktijk». Daarnaast
is het aan de zorgverzekeraar om te beoordelen of een individuele verzekerde redelijkerwijs
op het hulpmiddel is aangewezen. Maar ook of het hulpmiddel adequaat en doelmatig
is. Het is voor de vergoeding van hulpmiddelen vanuit het basispakket voorwaardelijk
dat er sprake is van een functiebeperking, de medische indicatie, en dat het aangewezen
hulpmiddel de functiebeperking kan compenseren of opheffen.
Vraag 11 en 12
Waarom wordt er gekozen om kosten voor hulpmiddelen tegemoet te komen via een aftrekpost
voor belasting, wetende dat dit vooral voordelig is voor mensen met hoge inkomens?
Op basis waarvan wordt het onderscheid gemaakt tussen hulpmiddelen waarvoor gebruikers
de kosten wel en niet kunnen aftrekken? Hoe weegt u de complexiteit van de regeling
voor mensen die er gebruik van maken, bijvoorbeeld met oog op de regels omtrent doorverkoop
van hulpmiddelen?
Antwoord 11 en 12
Sinds 2023 wordt er voor de persoonsgebonden aftrek (waaronder uitgaven voor specifieke
zorgkosten) in de inkomstenbelasting geen tariefverschil meer toegepast naar inkomen.
Daarmee valt het dus ook niet (meer) voordelig uit voor mensen met hoge inkomens.
Artikel 6.17 uit de Wet Inkomensbelasting 2001 (IB) geeft aan dat deze persoonsgebonden
aftrek hulpmiddelen andere dan farmaceutische hulpmiddelen betreft. Hiervan zijn uitgesloten
brillen, contactlenzen en overige hulpmiddelen ter ondersteuning van het gezichtsvermogen,
scootmobielen, rolstoelen, aanpassingen aan, in of om een woning, woonboot, woonwagen
of aanhorigheid. De regeling is in 2022 door Dialogic geëvalueerd en in september
heb ik u geïnformeerd over de lopende verkenning naar toekomstige mogelijkheden voor
tegemoetkoming van mensen met een chronische ziekte en/of een beperking5. Hulpmiddelen die momenteel voor de aftrek in aanmerking komen, lopen, net als de
overige onderdelen van deze fiscale regeling, mee in deze verkenning. Bij deze verkenning
wordt onder meer aandacht besteed aan het «doenvermogen» voor de doelgroep.
Vraag 13
Welke beleidsinitiatieven lopen er momenteel om hulpmiddelen die niet vergoed worden
door de zorgverzekering ook beschikbaar te maken voor mensen met een kleine portemonnee?
Antwoord 13
Ik vind het van belang dat iedereen die redelijkerwijs is aangewezen op een hulpmiddel
ook toegang heeft tot een werkend en passend hulpmiddel, ongeacht zijn of haar financiële
situatie. Ik ben dan ook van mening dat met de open aanspraak op de hulpmiddelen vanuit
de Zorgverzekeringswet deze toegankelijkheid gewaarborgd is voor de mensen die redelijkerwijs
een hulpmiddel op een hulpmiddel zijn aangewezen. Voor aanvullende hulpmiddelen die
niet voor vergoeding in aanmerking komen kunnen mensen de mogelijkheden navragen binnen
de bijzondere bijstand bij de gemeente. Deze uitkering is bedoeld voor mensen met
een laag inkomen om tegemoet te komen aan bepaalde extra kosten. Ook kan er een tegemoetkoming
voor specifieke zorgkosten worden aangevraagd bij de belastingaangifte, zie mijn eerdere
antwoord op vraag 11 en 12.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C. Helder, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport -
Mede namens
P.A. Dijkstra, minister voor Medische Zorg
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.