Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Van der Lee en De Hoop over de uitspraak van het Europese Hof over steun aan KLM
Vragen van de leden Van der Lee en De Hoop (beiden GroenLinks-PvdA) aan de Minister van Financiën over de uitspraak van het Europees Hof over steun aan KLM (ingezonden 12 februari 2024).
Antwoord van Minister Van Weyenberg (Financiën), mede namens de Minister van Infrastructuur
en Waterstaat (ontvangen 22 maart 2024). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar
2023–2024, nr. 1188.
Vraag 1
Op welke manier gaat u invulling geven aan de opmerking van het Gerecht in de uitspraak
T146/22 dat lidstaten en de Commissie constructief moeten samenwerken om volledige
legalisering van de staatssteun te bewerkstelligen?
Antwoord 1
Na de uitspraak van het Gerecht op 7 februari 2024 is mijn ministerie in gesprek getreden
met de Europese Commissie en de Franse staat. De Franse staat is hierbij betrokken
in hoedanigheid van steunverlener aan Air France en Air France-KLM, het zusterbedrijf
respectievelijk moederbedrijf van KLM. Er is afstemming met de Franse staat, de Nederlandse
staat en de Europese Commissie over mogelijke vervolgstappen naar aanleiding van de
uitspraak van het Gerecht. De Europese Commissie heeft inmiddels beroep aangetekend
bij het Hof van Justitie tegen de uitspraken van het Gerecht inzake de Franse staatssteun
en zal naar onze verwachting ook beroep aantekenen tegen de uitspraak van het Gerecht
inzake de Nederlandse staatssteun. De Nederlandse staat steunt de beroepen van de
Europese Commissie, net zoals de Franse staat en Air France-KLM.
Vraag 2
Waar hint het Gerecht op met de opmerking dat «incorrect or incomplete identification
of the beneficiary of an aid measure is likely to have an impact on the entire analysis
of the compatibility of that measure with the internal market» (besluit, §162)?
Antwoord 2
De opmerking in de tweede zin van overweging 162 is de conclusie die volgt uit overwegingen 160,
161 en de eerste zin van overweging 162. Het Gerecht licht hier toe waarom een correcte
identificatie van de begunstigde relevant kan zijn voor de vraag of een steunmaatregel
door de Commissie verenigbaar met de interne markt kan worden verklaard. Het Gerecht
wijst er eerst op (overweging 160) dat elke maatregel noodzakelijk, passend en evenredig
moet zijn om verenigbaar te zijn met de interne markt. Daarbij wordt dus getoetst
of de steun noodzakelijk is voor de begunstigde, past bij de noden van de begunstigde
en of deze daartoe in een evenredige verhouding staat. De identificatie van de begunstigde
kan dus mede de uitkomst van deze toets bepalen. In overweging 161 wordt daarnaast
nog een specifieke toets genoemd: bij covid-steun mocht staatssteun in de vorm van
een lening maximaal tweemaal de jaarlijkse loonsom van de begunstigde bedragen. De
identificatie van de begunstigde bepaalt dus de loonsom, en daarmee het maximale leenbedrag
voor de begunstigde van de steun.
Het Gerecht geeft hier algemene juridische overwegingen. Het Gerecht doet geen uitspraak
over de vraag of de identificatie van de begunstigde in het specifieke geval van de
steunmaatregel aan KLM zou hebben geleid tot een andere uitkomst over de verenigbaarheid
van de steun met de interne markt.
Vraag 3
Is er een reëel risico dat het steunpakket niet langer aan de vereisten voldoet als
niet slechts KLM maar ook de holding en Air France als ontvanger worden aangemerkt?
Waarom is het vanuit staatssteunperspectief een probleem als ook de holding AF en
Air France ontvanger zijn?
Antwoord 3
In het geval dat niet slechts KLM maar ook de holding Air France-KLM en Air France
als begunstigde van de steun worden aangemerkt, kan het Nederlandse steunpakket nog
steeds verenigbaar worden verklaard met de interne markt. Zoals toegelicht bij het
antwoord op vraag 2 heeft het Gerecht het besluit vernietigd omdat de Europese Commissie
het besluit op basis van een incorrecte identificatie van de begunstigde zou hebben
genomen. Dat kwalificeert volgens het Gerecht als een «kennelijke fout» bij de totstandkoming
van het besluit, waardoor het besluit niet in stand kan blijven. Het Gerecht stelt
dus niet dat het per definitie een probleem zou zijn als ook de holding Air France-KLM
en Air France begunstigden zijn, maar stelt dat de Europese Commissie een besluit
over het steunpakket op basis van drie begunstigden had moeten nemen, en niet op basis
van enkel KLM als begunstigde.
Vraag 4
Gaat u analyseren of, en zo ja, hoe het steunpakket compatibel is met de vereisten
van de interne markt op het moment dat ook de holding AF en Air France als ontvanger
zijn geïdentificeerd? Bent u bereid deze juridische analyse aan de Kamer te doen toekomen?
Antwoord 4
Zie ook het antwoord op de vragen 1, 2 en 3. De Europese Commissie heeft beroep ingesteld
tegen de uitspraken van het Gerecht over de Franse staatssteun aan Air France en Air
France-KLM en zal naar onze verwachting ook beroep instellen tegen de uitspraak van
het Gerecht over de Nederlandse staatssteun aan KLM. Aangezien de uitspraak van het
Gerecht betrekking heeft op het besluit van de Europese Commissie, is het in eerste
instantie aan de Commissie om een analyse op te stellen. Door de verschillende betrokken
partijen worden momenteel gesprekken gevoerd om goed in kaart te brengen welke opties
en eventuele vervolgstappen er zijn. Over de specifieke inhoud van deze gesprekken
kan ik op dit moment geen uitspraken doen omdat het een lopende juridische procedure
betreft. Zoals eerder toegezegd in mijn brief aan uw Kamer zal ik de Tweede Kamer
informeren als er concrete nieuwe ontwikkelingen zijn.
Vraag 5
Zal de Commissie proberen alsnog aan te tonen dat enkel KLM de daadwerkelijke ontvanger
was, of nu dit voor een tweede keer is afgeschoten, vooral proberen aan te tonen dat
zelfs al waren de holding AF en Air France mede-ontvangers, deze steun nog steeds
aan de eisen voldoet? Op welke manier houdt u hier contact over met de Commissie?
Antwoord 5
Het goedkeuringsbesluit van de Commissie inzake de Nederlandse staatssteun aan KLM
is met de meest recente uitspraak van het Gerecht vernietigd. De Commissie zal naar
verwachting in haar beroep bij het Hof opnieuw aanvoeren dat zij de steun kan goedkeuren
op basis van enkel KLM als begunstigde. Mijn ministerie staat in dit dossier in contact
met het betrokken team van de Europese Commissie. Ik hecht aan een goede samenwerking
met de Europese Commissie en de Franse staat in deze zaak, en ik heb begrepen dat
deze wens ook door de Europese Commissie en de Franse staat wordt onderschreven.
Vraag 6
Klopt het dat uit de uitspraak geen eventuele financiële verplichtingen van KLM ofwel
een andere partij volgen?
Antwoord 6
Uit de uitspraak zelf vloeien geen directe financiële verplichtingen voort voor KLM.
Verder is het op dit moment nog niet duidelijk welke gevolgen de uitspraak van het
Gerecht kan hebben voor KLM. Dit hangt onder andere af van het beroep dat tegen de
uitspraken van het Gerecht is aangetekend en het mogelijk nemen van een nieuw besluit
over deze steun door de Europese Commissie. Hier zal pas later duidelijkheid over
zijn.
Vraag 7
Zouden dergelijke financiële verplichtingen kunnen volgen op het moment dat de Europese
Commissie niet in staat blijkt om de legaliteit van de staatssteun aan KLM (en de
holding AF en Air France) te kunnen aantonen? Kunt u een inschatting geven van de
ultieme consequenties van een mogelijke uiteindelijke niet-wettigverklaring van de
steun aan KLM?
Antwoord 7
Zie ook het antwoord op vraag 4 en 6. Omdat het een lopende procedure betreft kan
ik niet speculeren over bepaalde ultieme consequenties. Wat op dit moment al wel duidelijk
is, is dat met een nieuw goedkeuringsbesluit van de Europese Commissie de steun weer
verenigbaar kan worden verklaard. Het is uiteindelijk aan het oordeel van de Europese
Commissie of zij een nieuw goedkeuringsbesluit kan nemen.
Vraag 8
Wat is de omvang van de uitstaande belastingschuld als gevolg van de in de coronacrisis
geboden mogelijkheid tot uitstel van belastingbetaling in de luchtvaartsector?
Antwoord 8
De luchtvaarsector in Nederland is van een zodanige omvang, dat informatie daarover
te herleiden zou zijn tot individuele ondernemingen. Over de omvang van de uitstaande
belastingschuld van individuele ondernemingen doet de Belastingdienst geen uitspraken.
Vraag 9
Kunt u het antwoord op deze vragen in ieder geval ruim voor het aanstaande commissiedebat
Staatsdeelnemingen (27 maart a.s.) retour sturen?
Antwoord 9
Ja.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
S.P.R.A. van Weyenberg, minister van Financiën -
Mede namens
M.G.J. Harbers, minister van Infrastructuur en Waterstaat
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.