Verslag (initiatief)wetsvoorstel (nader) : Verslag
36 506 Wijziging van de Wet inkomensvoorziening oudere werklozen in verband met het verlengen van de werkingsduur van die wet
Nr. 6
                   VERSLAG
            
Vastgesteld 20 maart 2024
De vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid, belast met het voorbereidend
                     onderzoek van voorliggend wetsvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen
                     van haar bevindingen.
                  
Onder het voorbehoud dat de in het verslag opgenomen vragen en opmerkingen afdoende
                     door de regering worden beantwoord acht de commissie de openbare behandeling van het
                     wetsvoorstel voldoende voorbereid.
                  
Inhoudsopgave
                         
                         
                         
I.
Algemeen
1
1.
Aanleiding en doel van het wetsvoorstel
2
2.
Financiële effecten en regeldruk
7
3.
Ontvangen commentaren en adviezen
7
II.
Artikelsgewijs
7
I. Algemeen
               
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de wetswijziging.
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de derde verlenging van de Wet inkomensvoorziening oudere
                  werklozen (IOW) en hebben nog enkele vragen over dit wetsvoorstel.
               
De leden van de NSC-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van onderhavig wetsvoorstel. Deze leden ondersteunen
                  van harte het voorstel van de regering om de tijdelijke IOW met nog eens vier jaar
                  te verlengen. Voorkomen moet worden dat werknemers die na hun zestigste werkloos of
                  arbeidsongeschikt worden, in de financiële problemen komen, omdat zij ondanks hun
                  inspanningen niet meer aan het werk kunnen komen.
               
De leden van de BBB-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de Wijziging van de Wet inkomensvoorziening
                  oudere werklozen in verband met het verlengen van de werkingsduur van die wet.
               
De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het wetsvoorstel. Deze leden hebben nog wel
                  enkele vragen.
               
De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het voorstel Wijziging van de Wet inkomensvoorziening
                  oudere werklozen in verband met het verlengen van de werkingsduur van die wet.
               
De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van de voorliggende wetswijziging.
De leden van de SGP-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van dit wetsvoorstel. Deze leden hebben daarover
                  nog enkele vragen.
               
De leden van de ChristenUnie-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel voor verlenging van
                  de IOW. Deze leden zijn evenwel kritisch op het moment van verzending en behandeling
                  van het wetsvoorstel in het licht van de beoogde ingangsdatum van het wetsvoorstel.
                  Zij maken graag van de gelegenheid gebruik om over het wetsvoorstel nog enkele vragen
                  te stellen.
               
1. Aanleiding en doel van het wetsvoorstel
               
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben enkele vragen over de datum van de inwerkingtreding. Deze leden lezen dat
                  de wet met terugwerkende kracht geldt, waardoor ouderen niet tussen wal en schip vallen.
                  Deze leden zijn hier positief over gestemd. Zij vragen hoe groot deze groep is.
               
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben enkele vragen over de acties uit de
                  Seniorenkansenvisie.1 Deze leden onderschrijven het belang van het verbeteren van de arbeidsmarktkansen
                  van ouderen. Zij vragen of de regering kan onderbouwen op welk moment de acties uit
                  de Seniorenkansenvisie effect zullen hebben en hoe groot deze effecten zijn. Deze
                  leden vragen of zij het goed begrijpen dat volgens de regering de uitkomsten uit de
                  Seniorenkansenvisie ervoor moeten zorgen dat de arbeidsmarktkansen van ouderen structureel
                  verbeteren en dat dit de IOW uiteindelijk overbodig maakt. Voorts vragen deze leden
                  naar hoe groot deze effecten dan moeten zijn. Zij vragen daarnaast wat voor gevolgen
                  de regering eraan verbindt als de acties onverhoopt niet de gewenste uitkomst hebben.
               
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie vragen daarnaast naar een verdere onderbouwing
                  van de stelling van de regering dat de IOW niet structureel hoeft te zijn, ook als
                  de arbeidsmarktkansen van ouderen verbeteren. Deze leden vragen of de regering het
                  uitgangspunt deelt dat de instroom dan lager wordt, zodat het beroep op de regeling
                  ook afneemt, maar dat deze wel blijft bestaan voor de groep die inkomensondersteuning
                  echt nodig heeft.
               
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie lezen dat de IOW start vanaf een leeftijd
                  van 60 jaar en vier maanden. Deze leden vragen naar de keuze voor deze leeftijdsgrens
                  in tegenstelling tot een leeftijdsgrens van 60 jaar. Zij vragen om een cijfermatige
                  onderbouwing van het verschil in arbeidsmarktkansen tussen beide groepen. Zij merken
                  hierbij op dat de regering schrijft dat de arbeidsmarktkansen dalen vanaf de leeftijd
                  van 60 jaar.
               
De leden van de VVD-fractie lezen dat voor mensen die na 60 jaar en vier maanden uit de Werkloosheidswet (WW)
                  of Werkhervatting Gedeeltelijk Arbeidsgeschikten (WGA) raken een inkomensvoorziening
                  op het sociale minimum beschikbaar is en hierbij een sollicitatieverplichting en re-integratie
                  ondersteuning geldt. Ondanks deze twee instrumenten blijkt ook uit de evaluatie van
                  de IOW uit 2021 dat voor veel mensen de IOW een eindstation is voor zij de Algemene
                  Ouderdomswet (AOW-)gerechtigde leeftijd halen. Dat roept de vraag op in hoeverre de re-integratie van deze
                  groep een succes is. De leden van de VVD-fractie achten het erg belangrijk dat deze
                  groep niet langs de kant blijft staan maar actief meedoet in de samenleving. Niet
                  alleen vanwege het financiële aspect, maar omdat (betaald) werk een belangrijk onderdeel
                  is van het sociale leven van iemand. Juist voor de groep mensen in deze leeftijdscategorie
                  is het belangrijk om volwaardig deel uit te maken van onze samenleving en een (betaalde)
                  baan kan daar enorm bij helpen. Graag horen deze leden van de regering hoe de re-integratieondersteuning
                  voor deze groep is ingericht. In hoeverre is deze toegespitst op de doelgroep en is
                  deze effectief? Welke verbeteringen ziet de regering om, in aanvulling op dit wetsvoorstel,
                  deze voorzieningen te verbeteren? Deze leden wijzen op de enorme arbeidsmarktkrapte
                  die er momenteel heerst. Is er een goed beeld van wat de bezwaren en risico’s zijn
                  die werkgevers hebben bij deze groep? Kan de regering deze specificeren of in kaart
                  brengen?
               
De leden van de VVD-fractie lezen dat het wetsvoorstel niet alleen een terugwerkende
                  kracht kent vanaf 1 januari 2024, maar dat de regering ook nog vooruitlopend op acceptatie
                  van dit wetsvoorstel door de Eerste Kamer en Tweede Kamer anticipeert op het uitbetalen
                  aan mensen. Hoezeer deze leden dit een nobel doel vinden, het blijft zeer onwenselijk
                  dat de regering vooruitlopend op behandeling in beide Kamers alvast een wet in praktijk
                  brengt. De leden wijzen erop dat zorgvuldige wetgeving, helemaal op het domein van
                  sociale zekerheid, erg belangrijk is en dat het wetgevingstraject in de beide Kamers
                  der Staten-Generaal niet zomaar even een hobbeltje is dat genomen dient te worden
                  door de regering. Graag een reactie hierop van het de regering. Waarom was het niet
                  mogelijk voor de regering om dit wetsvoorstel eerder naar de Kamer toe te sturen?
                  Welke risico’s voor uitkeringsontvangers neemt de regering met het anticiperen op
                  dit wetsvoorstel, mocht het onverhoopt niet worden aangenomen?
               
De leden van de NSC-fractie vragen of de regering kan inschatten hoe groot de mogelijke negatieve invloed van
                  het verlengen van de IOW op de werkhervattingskansen van zestigplussers is. Verder
                  vragen deze leden de regering hoeveel mensen sinds 2009 gebruik hebben gemaakt van
                  deze regeling. Is er een dalende of stijgende trend te zien? En in hoeverre hebben
                  de verhoging van de AOW-leeftijd en de arbeidskrapte hier invloed op? Verwacht de
                  regering dat, gezien de arbeidskrapte, er de komende jaren minder gebruik gemaakt
                  gaat worden van de IOW? Graag een uitgebreide toelichting. Tenslotte vragen deze leden
                  waarom de regering ervoor heeft gekozen om de IOW te verlengen voor een periode van
                  vier jaar en niet voor een langere periode, bijvoorbeeld tien jaar.
               
De leden van de BBB-fractie lezen «Tegelijkertijd is er vanaf de leeftijd van 60 jaar echter nog altijd een daling
                  in de arbeidsparticipatie en baanvindkans te zien. Deze daling is sterker naarmate
                  de pensioengerechtigde leeftijd dichterbij komt. Dit is eveneens waarneembaar in de
                  groep langdurig werklozen, waarin zestigplussers sterk oververtegenwoordigd zijn.
                  Deze groep wordt niet sneller werkloos dan andere groepen, maar eenmaal werkloos is
                  de weg terug naar werk nog wel langer en moeizamer.» Kan de regering aangeven of er
                  ook sectoren zijn waar zestigplussers wel (gemakkelijk) aan het werk komen en blijven?
                  Zo ja, om welke sectoren gaat dat, en wat kan daarvan geleerd worden? In welke mate
                  is het gehanteerde instrumentarium effectief geweest?
               
De leden van de BBB-fractie zijn van mening dat er werk moet worden gemaakt van een
                  langetermijnvisie. De regering schrijft in de brief voortgangsrapportage Seniorenkansenvisie,
                  waar ook naar verwezen wordt in de memorie van toelichting, het volgende over een
                  leven lang ontwikkelen: «Het is belangrijk dat werkenden zoveel mogelijk gezond en
                  met plezier kunnen doorwerken tot hun pensioen. Daarvoor is het nodig dat werkgever
                  en werkende gedurende de hele loopbaan aandacht hebben voor duurzame inzetbaarheid.
                  Juist ook voor 55-plussers is het belangrijk om regelmatig stil te staan bij wat er
                  nodig is om gezond en gemotiveerd te kunnen door werken, en om hierover in gesprek
                  te gaan met de werkgever. De Maatwerkregeling Duurzame Inzetbaarheid en Eerder Uittreden
                  stelt subsidie beschikbaar aan sectoren en bedrijven om te investeren in duurzame
                  inzetbaarheid. In veel van deze subsidieprojecten is aandacht voor senioren. Zo wordt
                  bijvoorbeeld ingezet op loopbaanontwikkeling specifiek gericht op 55-plussers. Deze
                  medewerkers kunnen met een loopbaancoach in gesprek om te kijken wat nodig is om productief
                  en met energie aan het werk te blijven, welke carrièremogelijkheden er zijn en om
                  samen een ontwikkelplan op te stellen. Dit helpt medewerkers om eigen regie te nemen
                  op de loopbaan.» De regering schrijft dat er in gesprek wordt gegaan met werknemers,
                  maar in hoeverre is er sprake van afstemming met de werkgever bij het opstellen van
                  een ontwikkelplan en het creëren van een duurzame arbeidsrelatie? Kan de regering
                  daar extra uitleg over geven? Is de regering van mening dat het betrekken van de werkgever
                  noodzakelijk is, omdat op dit moment juist werkgevers vaak niet bereid zijn 55-plussers
                  aan te nemen?
               
De leden van de D66-fractie zien de krapte op de arbeidsmarkt als een van de grootste problemen van deze en de
                  komende tijd. Deze krapte staat namelijk niet alleen economische groei in de weg (bijvoorbeeld
                  doordat bedrijven dreigen te vertrekken), maar bedreigt ook de kwaliteit van de zorg
                  en het onderwijs, en beperkt de mogelijkheden om voldoende woningen te bouwen. Vanuit
                  dat perspectief kijken deze leden kritisch naar maatregelen die deze krapte verergeren
                  in plaats van oplossen. De regering geeft zelf aan dat het verlengen van de IOW mogelijk
                  een negatieve impact heeft op de werkhervattingskansen van oudere werklozen. De leden
                  van de D66-fractie vragen de regering daarom om nogmaals heel grondig te onderbouwen
                  waarom de verlenging van de IOW verstandig en noodzakelijk is. Personen van onder
                  de 60 jaar die niet voldoen aan de criteria van de bijstand moeten ook eerst bijvoorbeeld
                  hun vermogen opeten, waarom wordt de groep zestigplussers anders behandeld?
               
Het valt de leden van de D66-fractie op dat dit reeds de derde verlenging van een
                  tijdelijke regeling is. Dit leidt tot veel onduidelijkheid voor de mensen waar deze
                  regeling voor geldt, zeker nu zelfs met terugwerkende kracht de regeling van kracht
                  gemaakt moet worden. Het is voor deze leden onduidelijk hoe en wanneer de situatie
                  zou ontstaan dat deze regeling niet meer nodig is, of wanneer er een structurele oplossing
                  komt als deze noodzakelijk blijkt. Zou de regering dit kunnen toelichten? Hoe denkt
                  de regering ervoor te gaan zorgen dat een vierde verlenging van deze regeling niet
                  meer nodig is?
               
Ook wat betreft de vormgeving van de IOW hebben de leden van de D66-fractie nog enkele
                  vragen ter verduidelijking. Deze leden horen graag wat de overwegingen waren van de
                  regering bij het wel/niet toevoegen van een kostendelersnorm bij deze regeling. Ook
                  viel het deze leden op dat de suggestie om een vermogensvrijstelling tot een bepaald
                  bedrag op te nemen, niet is overgenomen. Waarom is deze suggestie niet overgenomen?
               
De leden van de D66-fractie vragen ten slotte hoe de regering verklaart dat oudere
                  werklozen nog altijd moeilijk aan een baan komen, gegeven de historisch krappe arbeidsmarkt.
                  Welke aanvullende maatregelen zouden kunnen bijdragen aan het bevorderen van de baankansen
                  van deze groep? De Raad van State suggereert dat het feit dat gepensioneerde werknemers
                  vaak aantrekkelijker zijn voor werkgevers dan bijna gepensioneerden kan worden tegengegaan
                  door arbeidsrechtelijke regels en regelgeving inzake belastingen, sociale verzekeringen
                  en pensioenen beter in balans te brengen voor werknemers in de verschillende leeftijdsgroepen.
                  Hoe reflecteert de regering op deze suggestie? Welke kansen en risico’s ziet de regering
                  bij dergelijk beleid?
               
De leden van de CDA-fractie vragen of nader toegelicht kan worden hoe groot de mogelijke negatieve invloed van
                     het verlengen van de IOW op de werkhervattingskansen van zestigplussers is.
                  
De Raad van State merkt op dat de toelichting niet ingaat op het risico dat, gelet
                     op de toenemende vergrijzing en blijvende arbeidsmarkttekorten, gepensioneerden de
                     iets jongere leeftijdsgroep (vanaf 60 jaar) zullen beperken in hun kansen op de arbeidsmarkt.
                     Hierop wijst de regering naar een evaluatie van SEO uit 2019 van de Wet werken na
                     de AOW-gerechtigde leeftijd, waarin dit aspect aan de orde kwam.2 SEO concludeert dat er weinig verdringing plaatsvindt als gevolg van de hoogconjunctuur
                     (krappe arbeidsmarkt) en het verhogen van de AOW-leeftijd. Deze leden vragen of de
                     resultaten van het SEO-onderzoek nog actueel zijn. Daarnaast vragen zij wat de effecten
                     zijn bij laagconjunctuur en bij een minder krappe arbeidsmarkt.
                  
Met de maatregelen uit de Seniorenkansenvisie tracht de regering de kans op werkhervatting
                     voor oudere werklozen te vergroten. De komende jaren zal de doorstroom vanuit de IOW
                     richting de arbeidsmarkt worden gemonitord. De leden van de CDA-fractie vragen of
                     de monitor jaarlijks naar de Kamer gestuurd kan worden.
                  
De leden van de SP-fractie vragen of de regering uitgebreider kan ingaan op de afwegingen die zijn gemaakt om
                  van de IOW geen structurele regeling te maken. Welke garanties kan de regering geven
                  dat de Seniorenkansenvisie de gewenste resultaten gaat leveren? Welke uitkomsten moet
                  de door de regering genoemde Seniorenkansenvisie hebben om in de toekomst niet opnieuw
                  uit te komen op een verlenging van de IOW? Is de regering het met deze leden eens
                  dat het logischer is om de IOW nu structureel te maken?
               
De leden van de SGP-fractie constateren dat de IOW een tijdelijke regeling betreft, maar dat er sprake is van
                  herhaalde verlenging van de IOW. Niet verlengen zou op een te vroeg moment komen,
                  aldus de regering. Onder welke omstandigheden en op welk moment acht de regering verlenging
                  van de IOW niet langer noodzakelijk? Kan de regering daarbij ook reflecteren op de
                  gewijzigde arbeidsmarktomstandigheden waarbij sprake is van arbeidskrapte en de kansen
                  die dit biedt voor oudere werklozen?
               
De leden van de SGP-fractie vragen de regering toe te lichten welke maatregelen worden
                  genomen om de huidige hoogconjunctuur te benutten ten aanzien van oudere werklozen,
                  zodat zij sneller en gemakkelijker aan het werk komen.
               
De leden van de SGP-fractie vragen de regering nader in te gaan op de mogelijk negatieve
                  effecten van het voorstel, bijvoorbeeld op het (opnieuw) aan het werk helpen van zestigplussers.
               
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen de regering nader toe te lichten waarom de grens voor toelating tot de IOW
                  is gesteld op een leeftijd van 60 jaar en 4 maanden. Deze leden merken op dat deze
                  grens vrij arbitrair lijkt te zijn.
               
De leden van de ChristenUnie-fractie constateren dat de wet nu voor de derde keer
                  wordt verlengd. Toch schrijft de regering dat ze geen voorstander is van een structurele
                  regeling. Kan de regering dit standpunt nader motiveren?
               
De leden van de ChristenUnie-fractie lezen dat de regering tevens beargumenteert dat
                  het niet verlengen van de IOW op een te vroeg moment zou komen. Deze leden vragen
                  de regering op welk punt zij het wel wenselijk acht dat de regeling niet verlengd
                  wordt. Welke doelstellingen moeten daarvoor behaald zijn? Zijn deze doelstellingen
                  ook kwantificeerbaar, bijvoorbeeld qua arbeidsparticipatiegraad of baanvindkans?
               
De leden van de ChristenUnie-fractie zijn kritisch op het moment van verzending van
                  het wetsvoorstel. De regeling uit het huidige wetsvoorstel is afgelopen op 31 december
                  2023. Het voorliggende wetsvoorstel moet ingaan met terugwerkende kracht vanaf 1 januari
                  2024. Het wetsvoorstel is op 16 februari 2024 aangeboden aan de Tweede Kamer voor
                  behandeling. Kan de regering dit verklaren? Hoe verhoudt zich dit tot het budgetrecht
                  en de wetgevende taak van het parlement? Wat als het parlement onverhoopt niet instemt
                  met het wetsvoorstel? Hoe worden aanvragen van mensen die zich in de tussentijd melden
                  bij het UWV behandeld?
               
In de memorie van toelichting lezen de leden van de ChristenUnie-fractie dat er een
                  stijgende lijn van arbeidsparticipatie is van zestigplussers. Ook schrijft de regering
                  dat er een oververtegenwoordiging is van zestigplussers binnen de groep langdurig
                  werklozen. Kan de regering de cijfers waar een beroep op wordt gedaan met de Kamer
                  delen?
               
De leden van de ChristenUnie-fractie lezen dat de regering schrijft dat er zowel een
                  stijgende lijn van arbeidsparticipatie van zestigplussers is, als een daling van de
                  arbeidsparticipatie vanaf de leeftijd van 60 jaar en de baanvindkans voor deze groep
                  mensen. Hoe verhouden deze cijfers zich tot elkaar, zo vragen de leden van de ChristenUnie-fractie.
               
De leden van de ChristenUnie-fractie lezen dat werknemers die in aanmerking komen
                  voor de IOW een lagere kans hebben om binnen twee jaar nadat ze werkloos zijn geworden,
                  werk te vinden. Kan de regering dit nader toelichten? Kan de regering ook nader toelichten
                  wat de relatie is tussen de groep langdurig werklozen die in aanmerking komt voor
                  de IOW met hun inkomenspositie voorafgaand aan hun werkloosheid en hun genoten opleidingsniveau?
               
De leden van de ChristenUnie-fractie lezen dat de eerste WW-dag of de eerste dag van
                  de loongerelateerde WGA-uitkering in combinatie met de leeftijd bepalend is voor of
                  er recht is op de IOW-uitkering. Deze leden vragen hoe het bepalende moment van de
                  eerste dag van de loongerelateerde WGA-uitkering zich verhoudt tot de grote achterstanden
                  bij het UWV voor een aanvraag voor een Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA-)uitkering.
                  Leveren deze achterstanden mogelijk problemen op voor mensen die door de achterstanden
                  wel of geen recht zouden hebben op een IOW-uitkering?
               
De verlenging van de IOW is een doelmatige optie om een onevenredige terugval in inkomen
                  voor oudere werklozen te dempen. De leden van de ChristenUnie-fractie vragen of er
                  een inschatting is hoe groot de terugval in inkomen gemiddeld is tussen de situatie
                  voor de werkloosheid en de situatie wanneer oudere werklozen geen IOW-uitkering als
                  vangnet zouden hebben.
               
2. Financiële effecten en regeldruk
               
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie begrijpen dat er inverdieneffecten zijn op de IOAW. Deze leden vragen hoe groot dit
                  bedrag cumulatief is tot het einde van de werking van de wet. Ook vragen zij om welke
                  leeftijdsgroepen dit gaat.
               
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie willen weten wat de extra kosten zouden zijn
                  om de IOW op 60 jaar te behouden. Ook vragen deze leden naar de inverdieneffecten
                  van deze maatregel op andere regelingen, waaronder de IOW.
               
3. Ontvangen commentaren en adviezen
               
De leden van de SGP-fractie lezen dat de regering geen voorstander is van een structureel vangnet voor mensen
                  wiens WW-recht geëindigd is. Kan de regering deze keuze onderbouwen?
               
II. Artikelsgewijs
               
Artikel I (onderdeel C)
De leden van de CDA-fractie lezen dat met het doorvoeren van de Reparatiewet SZW 2011
                  en de Verzamelwet SZW 2011 per abuis een redactionele fout is doorgevoerd. Die wordt
                  hierbij gecorrigeerd. De leden van de CDA-fractie vragen of kan worden toegelicht
                  waarom deze redactionele fout pas 13 jaar later aan het licht komt.
               
De fungerend voorzitter van de commissie, L. de Jong
De adjunct-griffier van de commissie, Van den Broek
Ondertekenaars
- 
              
                  Eerste ondertekenaar
L.W.E. (Léon) de Jong, voorzitter van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid - 
              
                  Mede ondertekenaar
E.E. van den Broek, adjunct-griffier 
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.