Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Martens-America over het CPB-onderzoek ‘de relatie tussen de arbeidsmarkt en studie-inschrijvingen'
Vragen van het lid Martens-America (VVD) aan de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over het CPB-rapport «De relatie tussen de arbeidsmarkt en studie-inschrijvingen» (ingezonden 7 februari 2024).
Antwoord van Minister Dijkgraaf (Onderwijs, Cultuur en Wetenschap) (ontvangen 19 maart
2024).
Vraag 1
Bent u bekend met het CPB-rapport «De relatie tussen de arbeidsmarkt en studie-inschrijvingen»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Bent u het met de onderzoekers eens dat het wenselijk is dat jongeren bij hun studiekeuze
rekening houden met het arbeidsmarktperspectief? Zo ja, wat vindt u ervan dat jongeren
dit nu onvoldoende meenemen in hun studiekeuze?
Antwoord 2
Ik ben het eens met het CPB. Hoe je na je studie terecht komt op de arbeidsmarkt,
is naast eigen interesses en capaciteiten een belangrijke overweging in je studiekeuze.
Goede studiekeuzeinformatie en -voorlichting kan scholieren en studenten hierbij helpen.
In de beantwoording op vraag 5 en vraag 8 leest u hoe ik hier op inzet.
Om meer afgestudeerden in tekortsectoren te krijgen en zoveel mogelijk te behouden,
is het ook van belang dat werkgevers een aantrekkelijk beroepsperspectief bieden.
Bijvoorbeeld door betere arbeidsvoorwaarden en een prettige en leerzame werkomgeving
te bieden. Of bijvoorbeeld door interesse te wekken bij jongeren voor het vakgebied.
Vraag 3 en 4
Hoe oordeelt u over het feit dat afgestudeerde studenten 20% minder kans hebben op
een baan, terwijl de huidige arbeidsmarkt krap is? Kunt u het antwoord toelichten?
Hoe duidt u dat bijvoorbeeld de hbo-sector taal en cultuur een bijna 30% lager startsalaris
kent en bijna 20% minder kans op een baan biedt dan bijvoorbeeld onderwijs en zorg?
Welke stappen onderneemt u om meer studenten op te leiden voor deze tekortsectoren?
Antwoord 3 en 4
Mede door de krapte, kunnen de arbeidsmarktkansen van afgestudeerden verschillen per
sector en opleidingsniveau. Hierdoor kan een afgestudeerde in de sector een hogere
salaris ontvangen en betere baankansen hebben dan in een andere sector. Het is daarom
van belang dat studenten bij hun studiekeuze bewust zijn van de (duurzame) arbeidsmarktperspectieven.
Dit benadrukt het belang van goede studiekeuzeinformatie.
Momenteel ervaren veel sectoren een krapte op de arbeidsmarkt. Maar niet iedere sector
is vergelijkbaar. Zo zijn er sectoren die gevoelig zijn voor conjunctuurbewegingen
en automatisering. Om die reden is het aantal vacatures an sich niet de beste raadgever voor een studiekeuze met goede arbeidsmarktperspectieven.
Sectoren zoals de zorg, het onderwijs en de techniek zijn minder gevoelig voor fluctuaties
in de economie en vragen vaak om (hoogwaardige) vaardigheden die minder gevoelig zijn
voor automatisering2. Deze sectoren zijn van strategisch belang voor onze samenleving en bij deze sectoren
wordt een aanhoudende krapte verwacht.
Met het bestuursakkoord hoger onderwijs3 investeer daarom ik structureel € 30 miljoen in de hbo-opleidingen gezondheidszorg,
onderwijs en bètatechniek. Hogescholen kunnen deze middelen inzetten om (1) de studenteninstroom
naar opleidingen in de genoemde sectoren te vergroten, (2) onnodige uitval en studieswitch
in deze sectoren in te perken en (3) verbinding van de instelling met het werkveld
te verbeteren om weglek na afstuderen te verminderen. Zoals aangegeven bij de beantwoording
op vraag 1, is het ook van belang dat werkgevers in tekortsectoren een aantrekkelijk
beroepsperspectief bieden.
Vraag 5
Welke acties onderneemt u zodat meer studenten worden opgeleid voor de arbeidsmarkt?
Waarom zijn deze acties momenteel niet toereikend? Zijn extra stappen wenselijk?
Antwoord 5
Ik ben het met het lid Martens-America eens dat het wenselijk is dat meer studenten
worden opgeleid voor de grote maatschappelijke uitdagingen. Dit vraagt om een betere
aansluiting van het onderwijs op de arbeidsmarkt. Hier zijn het onderwijs- en werkveld
continu mee bezig, door opleidingen goed op de arbeidsmarkt af te stemmen. Daarnaast
zet ik allerlei acties in om dit te bevorderen4: denk aan het investeren van € 32 miljoen per jaar in loopbaanoriëntatie en -begeleiding
(LOB), het creëren van mogelijkheden voor oriëntatie in het mbo, het richten van regelingen
in het mbo op opleidingen in tekortsectoren, het verbeteren van de arbeidsmarktinformatie
binnen de studiekeuzeinformatie in het hoger onderwijs, het investeren van € 30 miljoen
in de drie grote tekortsectoren in het hbo, versterking van leven lang ontwikkelen
(LLO) en andere maatregelen om de overgang naar de arbeidsmarkt te vergemakkelijken.
Daarnaast laat ik momenteel een onderzoek uitvoeren of en welke effecten sturende
maatregelen in het mbo, hbo en wo hebben om studenten te interesseren voor opleidingen
die opleiden voor beroepen met een duurzaam arbeidsmarktperspectief: denk aan een
numerus fixus, verlaging van les- en collegegeld of schoolkosten voor opleidingen
in tekortsectoren en baangaranties. Verder vindt er een interdepartementaal beleidsonderzoek
(IBO) plaats naar de doelmatigheid van het hbo en wo, dat zich ook richt op demografische,
regionale en arbeidsmarktontwikkelingen. Deze onderzoeken bied ik na afronding in
de zomer van 2024 aan uw Kamer aan.
Het is hierbij belangrijk om te vermelden dat door de demografische ontwikkeling er
steeds minder Nederlandse studenten zijn. Deze krimp houdt de komende jaren aan. Daarnaast
blijven de arbeidsmarkttekorten in de cruciale sectoren onverminderd groot. De aanpak
van de krapte op de arbeidsmarkt kan niet alleen door het onderwijs worden opgepakt,
maar vraagt om een Rijksbrede inzet5. Hierbij is tevens een belangrijke rol weggelegd voor de werkgevers en werknemers.
Vraag 6
Bent u het ermee eens dat numeri fixi een wenselijk instrument zijn om te voorkomen
dat studenten worden opgeleid in kansarme sectoren? Zo ja, wat gaat u doen om het
gebruik hiervan te stimuleren?
Antwoord 6
Mbo-instellingen, hogescholen en universiteiten dienen zorg te dragen voor een goede
aansluiting op de arbeidsmarkt. De overgrote meerderheid van de mbo- hbo- en wo-studenten
vindt binnen een jaar een baan. In die zin is er over het algemeen sprake van een
goede aansluiting van het onderwijs op de arbeidsmarkt. Desondanks is er sprake van
een aanhoudende arbeidsmarktkrapte in de essentiële sectoren. Daardoor komt het aanpakken
van maatschappelijke opgaven onder druk te staan en kan de brede welvaart worden geschaad.
Vanuit het oogpunt van de arbeidsmarkt kan de overheid overwegen om meer sturende
instrumenten in te zetten. Zoals aangegeven bij het antwoord op vraag 5, laat ik via
een onderzoek verkennen of en welke effecten de inzet van sturende maatregelen, zoals
numeri fixi, hebben.
Als het gaat om de inzet van het instrument van numerus fixus ben ik van mening dat
het van belang is om ook het effect van dit instrument op de toegankelijkheid en kansengelijkheid
mee te wegen. Het inzetten van dit instrument is ingrijpend en kan gevolgen hebben
voor de studiekeuzevrijheid van jongeren. Ook blijkt dat het selecterende opleidingen
nog niet altijd lukt om kansengelijkheid in de selectieprocedure te borgen. In mijn
Kamerbrief selectie in het hbo en wo6, die ik op 14 februari met de Kamer heb gedeeld, heb ik de afweging om in de toekomst
meer te sturen met numeri fixi nader beschreven.
Vraag 7
Bent u het ermee eens dat meer mbo-studenten in de beroepspraktijk opgeleid moeten
worden, nu dit rapport laat zien dat deze studenten een betere baankans en een hoger
salaris hebben? Wat is de laatste stand van zaken van het aanvalsplan voor bbl-opleidingen7? Geeft het rapport aanleiding om de aanpak uit te breiden?
Antwoord 7
Binnen een stage of een leerbaan maken mbo-studenten kennis met het werkveld en leren
zij hun kennis en vaardigheden toepassen in de praktijk. De beroepspraktijkvorming
is dan ook een essentieel onderdeel van alle mbo-opleidingen, zowel in de bol als
bbl. Na het behalen van het diploma hebben afgestudeerden van een bbl-opleiding over
het algemeen een sterkere arbeidsmarktpositie dan afgestudeerden van een bol-opleiding.8 Bijvoorbeeld in de vorm van een gemiddeld hoger uurloon.9 Tegelijkertijd dient te worden opgemerkt dat bbl-studenten vaak een andere uitgangspositie
kennen dan bol-studenten. Een groter deel van de bbl-studenten zijn ouder en volgt
een opleiding in het kader van leven lang ontwikkelen. Mogelijk kan dit voor een deel
de goede aansluiting van het onderwijs op de arbeidsmarkt verklaren. Deze studenten
hebben immers vaak al een arbeidscontract, netwerk en een inkomen. Daarnaast brengen
bbl-studenten meer tijd door in de praktijk. Dit leidt tot een betere aansluiting
van het onderwijs op de arbeidsmarkt.10
Met het bbl-offensief wil ik gericht een impuls geven aan de bbl. Het doel is dat
studenten, jong en oud, kunnen kiezen voor een combinatie van leren en werken die
voor hen het meest passend is. Daarom zet ik mij samen met onderwijs en bedrijfsleven
in om de bekendheid en toegankelijkheid van de bbl te vergroten, het aantal bbl-plekken
te verhogen en de begeleidingscapaciteit te verbeteren.11 Voor de zomer informeer ik uw Kamer over de nadere uitwerking hiervan.
Vraag 8
Bent u bereid om aankomende studenten niet alleen informatie over het huidige arbeidsmarktperspectief
te verstrekken, maar ook te informeren over het verwachte arbeidsmarktperspectief
in de toekomst?
Antwoord 8
Er wordt al werk gemaakt van het informeren van leerlingen en studenten over het arbeidsmarktperspectief.
Op de website van KiesMBO kunnen zij de verwachte kans op een stage en baankans zien.
Deze informatie is gebaseerd op de huidige arbeidsmarktinformatie. Voor de baankans
wordt ook een ontwikkeling van de verwachting over 5 jaar getoond. Daarnaast wordt
op korte termijn op de website extra kwalitatieve informatie toegevoegd vanuit de
sector zoals ontwikkelingen en trends en wat die betekenen voor de opleiding en het
werk. Verder zet ook het Expertisepunt LOB zich in om het gebruik van arbeidsmarktinformatie
door scholen te stimuleren, zodat leerlingen en studenten ook deze informatie kunnen
benutten in het studiekeuzeproces.
In het hbo en wo verzamelt en verspreidt het Landelijk Centrum Studiekeuze (LCSK)
objectieve en betrouwbare studiekeuzeinformatie. Via de website studiekeuze123.nl
hebben studiekiezers laagdrempelige toegang tot studiekeuzeinformatie over opleidingen.
Daarbij is ook informatie beschikbaar over de arbeidsmarkt en het arbeidsmarktperspectief
van opleidingen. Zoals aangegeven in mijn beantwoording op vraag 5 stel ik jaarlijks
€ 1 miljoen beschikbaar aan het LCSK om de arbeidsmarktinformatie binnen de studiekeuzeinformatie
te verbeteren.
Het voorspellen van de arbeidsmarktperspectief op opleidingsniveau voor de langere
termijn is echter zeer moeilijk. In het rapport «visie talentvraag 2040» worden de
risico’s beschreven van het doortrekken van prognoses naar een langere tijdshorizon12. Daaruit blijkt dat ver vooruitkijken en daar conclusies aan verbinden veel onzekerheid
geeft. Hier ligt ook een uitdaging voor het vervolgonderwijs, dat de volgende generaties
wil opleiden voor de arbeidsmarkt van de toekomst terwijl de toekomstige arbeidsmarkt
gedeeltelijk door de volgende generaties zelf wordt vormgegeven.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
R.H. Dijkgraaf, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.