Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Van der Plas en Pierik over amfetamine in mestvergisters
Vragen van de leden Van der Plas en Pierik (beiden BBB) aan de Ministers van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en van Infrastructuur en Waterstaat over amfetamine in mestvergisters (ingezonden 12 februari 2024).
Antwoord van Minister Adema (Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit) (ontvangen 15 maart
2024).
Vraag 1
Bent u bekend met de artikelen «Amfetamine in vergister blijkt biochemisch proces»
en «Amfetamine in mestvergisters is geen drugsafval, verder onderzoek naar ontstaan
stof»?1
,
2
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Hoe reageert u op het onderzoek van twee onafhankelijke advocatenkantoren dat de Opiumwet
niet van toepassing zou zijn en dat er geen sprake zou zijn van een overtreding van
de Meststoffenwet? Hoe verhoudt dat zich met uw zienswijze?
Antwoord 2
De Opiumwet is van toepassing op de handelingen genoemd in artikel 2 en 3 met middelen
die zijn vermeld op de lijsten I en II bij die wet. Met het oog op de bescherming
van de volksgezondheid – meer specifiek de gezondheid van gebruikers – en van de openbare
orde bevat de Opiumwet bepalingen met betrekking tot het voorkomen van de productie,
de handel, het bezit en het gebruik van de middelen van de lijsten I en II. Amfetamine
is een stof die is opgenomen op lijst I bij de Opiumwet, zodat de Opiumwet van toepassing
is op de verboden handelingen met amfetamine. De nu beschikbare informatie lijkt er
echter op te wijzen dat de aangetroffen amfetamine- en metamfetamineresten zodanig
zijn vermengd met het digestaat dat deze niet kunnen worden gebruikt voor de productie
van drugs, en daarmee evenmin voor de andere verboden handelingen op grond van de
Opiumwet. Bij deze stand van zaken ligt toepassing op grond van de Opiumwet dan ook
niet direct voor de hand.
Voor wat betreft de Meststoffenwet geldt dat als amfetamine is bijgemengd, er geen
sprake is van een verhandelbare meststof. Dit is ook zo opgenomen in mijn zienswijze,
die is opgenomen in de memo die ik op verzoek van de betrokken provincies (Drenthe,
Friesland en Groningen) heb opgesteld en eind november aan hen heb verstrekt. Amfetamine
is immers geen stof die op grond van het bepaalde bij of krachtens de Meststoffenwet
bij covergisting van mest mag worden toegevoegd. Als geen bijmenging heeft plaatsgevonden,
dus als de in het digestaat aangetroffen amfetamine niet is toegevoegd aan de dierlijke
mest, niet is toegevoegd aan aanvoerstromen naar de covergister en ook niet is toegevoegd
aan het digestaat zelf en er voorts uitsluitend stoffen zijn gebruikt die zijn opgenomen
in de bijlage Aa, onder IV, onder categorie 1 van de Uitvoeringsregeling Meststoffenwet,
kwalificeert het digestaat wel als verhandelbare meststof dat ook als zodanig gebruikt
mag worden. Wel blijft voor de verhandelbaarheid van de geproduceerde meststoffen
artikel 6, derde lid, van het Uitvoeringsbesluit Meststoffenwet bepalend. Dit betekent
dat het digestaat alleen mag worden verhandeld als het onder normale gebruiksomstandigheden
geen schadelijke gevolgen heeft voor de gezondheid van mens, dier of plant of voor
het milieu.
Vraag 3
Hoe kijkt u naar het feit dat de aangetroffen amfetamine in het digestaat waarschijnlijk
afkomstig is van een biochemisch proces
Antwoord 3
In het door de groen-gassector opgestelde informatiedocument3 blijkt dat niet uitgesloten is dat de amfetamine is ontstaan tijdens of na de vergisting.
Het is van belang dat het onderzoek hiernaar wordt voortgezet, zodat hierover ook
wetenschappelijk meer duidelijkheid wordt verkregen. Ook in deze situatie mag het
digestaat alleen worden verhandeld als het veilig is voor mens, dier of plant of milieu.
Vraag 4
Heeft u inzichtelijk wat de financiële schade is bij de vergisters?
Antwoord 4
Ik heb hier geen gegevens van.
Vraag 5
Is volgens u deze financiële schade het gevolg van het normale maatschappelijke risico
en het bedrijfsrisico?
Antwoord 5
Het is niet aan mij om hier een oordeel over te geven. In deze casus is door de bevoegde
instanties na onderzoek door de gezamenlijke noordelijke omgevingsdiensten, geconstateerd
dat er stoffen in het digestaat zijn aangetroffen die niet in het digestaat thuishoren.
Overigens zijn de provincies en de gemeentes de bevoegde instanties als het gaat om
toezicht en handhaving op het gebied van afval. De provincies hebben in oktober 2023
vastgesteld dat het eindproduct van de covergisting niet meer mag worden verhandeld
als meststof, maar door de vondst van amfetamine moet worden bestempeld als afvalstof.
De provincies hebben dit vervolgens ook aan de betrokken ondernemers schriftelijk
meegedeeld.
Vraag 6
Maakt het voor uw antwoord op vraag 5 nog uit dat de amfetamine waarschijnlijk afkomstig
is van een biochemisch proces?
Antwoord 6
Nee. Zoals ook bij vraag 5 aangegeven betreft dit het optreden door de bevoegde instanties
die verantwoordelijk zijn voor toezicht en handhaving op de afvalstromen bij de betreffende
vergisters.
Vraag 7
Bent u bereid om over te gaan tot nadeelcompensatie ten aanzien van de vergisters?
Antwoord 7
Nee, het betreft hier, zoals af te leiden is uit de antwoorden op vraag 5 en 6, geen
verantwoordelijkheid van het Ministerie van LNV, maar het handelen van de bevoegde
instanties (provincies en gemeenten). Het Ministerie van LNV is in dit handelen niet
betrokken, maar heeft op verzoek van de provincies pas naderhand een zienswijze verstrekt
ten aanzien van de interpretatie van de Meststoffenwet over de juridische status van
digestaat waarin amfetamine is bijgemengd.
Vraag 8
Bent u bereid om nader te onderzoeken hoe deze afvalstof precies ontstaat?
Antwoord 8
Zoals ik ook bij vraag 3 heb aangegeven is het van belang dat het onderzoek hiernaar
wordt voortgezet, zodat hierover meer wetenschappelijke duidelijkheid kan worden verkregen.
Dit is ook van belang om het toezicht en handhaving op de amfetamine in digestaat
en de oorsprong ervan, in de toekomst adequaat te kunnen uitvoeren. In dit kader is
het tevens van belang vast te stellen dat het digestaat met amfetamine geen schadelijke
gevolgen heeft voor de gezondheid van mens, dier of plant of voor het milieu zoals
in vraag 2 aangegeven. Dit is een vereiste om het digestaat als verhandelbare meststof
te mogen toepassen. Het blijft voor de ondernemers daarom van belang dat de herkomst
van deze amfetamine wordt achterhaald.
Vraag 9
Klopt het dat amfetamine door water en daglicht snel biologisch wordt afgebroken?
Antwoord 9
Het RIKILT, tegenwoordig Wageningen Food Safety Research (WFSR), heeft in 2017/2018
een stabiliteitsstudie uitgevoerd naar amfetamine in onder andere mest van varkens
en runderen. Uit de stabiliteitsstudie kan worden geconcludeerd dat amfetamine in
mest in 2 maanden tijd voor meer dan 80% afbreekt. Dit zowel voor mest afkomstig van
varkens als van runderen. Het onderzoek toonde ook aan dat amfetamine in grondwater
zeer langzaam afbreekt (na 6 maanden ca 20% afbraak). Verder gaf het onderzoek aan
dat amfetamine dusdanig stabiel is in mest en grond op basis waarvan het aannemelijk
is dat deze stoffen in een gewasplant terecht kunnen komen.
Vraag 10
Klopt het dat er bij bodemonderzoek op akkers waar digestaat is uitgereden in 2023
en in de jaren daarvoor geen sporen van amfetamine in de bodem zijn aangetroffen?
Antwoord 10
Voor zover bij mij bekend, wordt er niet standaard bemonsterd en geanalyseerd op amfetamine
op akkers waar digestaat is uitgereden.
Vraag 11
Wat moet er volgens u gebeuren om het digestaat nu alsnog zo snel mogelijk uit te
kunnen rijden? Welke rol is daarin voor u weggelegd?
Antwoord 11
De provincies hebben begin februari de betreffende covergisters een brief gestuurd
dat het digestaat weer als verhandelbare meststof mag worden toegepast. In reactie
daarop heeft de NVWA haar verantwoordelijkheid genomen door onderzoek te laten doen
naar de mogelijke gevolgen op de volksgezondheid en de voedselveiligheid, wanneer
het betreffende digestaat wordt uitgereden of op een andere wijze wordt verwerkt.
Dit onderzoek is verricht door Bureau Risicobeoordeling & Onderzoek (bureau) van de
NVWA. Bureau heeft hierbij ook contact gehad en gebruik gemaakt van een soortgelijk
onderzoek dat gelijktijdig in opdracht van de noordelijke omgevingsdiensten door het
Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) is uitgevoerd. De conclusie van
bureau is dat op basis van de indicatieve beoordeling van RIVM, het eenmalig uitrijden
van digestaat met een gesommeerd gehalte aan amfetamine en metamfetamine kleiner dan
of gelijk aan 1 mg/kg vers gewicht niet leidt tot risico’s voor de voedselveiligheid
en de volksgezondheid. Hierbij wordt wel meegegeven, dat uit onderzoek (zie ook antwoord
op vraag 9) is aangegeven dat deze stoffen in een gewasplant terecht kunnen komen,
erop toe te zien dat de gehaltes aan amfetamines en andere contaminanten in de levensmiddelen
en diervoeders afkomstig van met digestaat bemeste landbouwgronden geen risico’s vormen
voor de voedselveiligheid en diergezondheid. Bureau beveelt aan er bij de verantwoordelijke
partijen op aan te dringen dat de bron van amfetamines bekend wordt. Daarom heeft
de NVWA aan de provincies verzocht om opdracht te geven aan een deskundige partij
om brononderzoek uit te voeren.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
P. Adema, minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.