Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord vragen van het lid Grinwis over de noodkreet van de gemeente Krimpenerwaard, Molenlanden en zestien andere Zuid-Hollandse gemeenten om te kunnen blijven 'bouwen voor behoefte'
Vragen van het lid Grinwis (ChristenUnie) aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over de noodkreet van de gemeente Krimpenerwaard, Molenlanden en zestien andere Zuid-Hollandse gemeenten om te kunnen blijven «bouwen voor behoefte» (ingezonden 6 februari 2024).
Antwoord van Minister De Jonge (Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties) (ontvangen
15 maart 2024).
Vraag 1
Deelt u de noodkreet van de gemeenten Krimpenerwaard en Molenlanden, medeondertekend
door zestien andere Zuid-Hollandse gemeenten, waaronder Bodegraven-Reeuwijk, Goeree-Overflakkee,
Hoeksche Waard, Lisse, Nieuwkoop, en Waddinxveen, om te kunnen blijven «bouwen voor
behoefte», zodat scholen en winkels open kunnen blijven en jongeren niet noodgedwongen
naar grotere dorpen of de stad verkassen, omdat daar nog wél een paar betaalbare huizen
zijn?1
Antwoord 1
Ik deel de zorgen van deze gemeenten. We kampen met een historisch groot woningtekort.
Dit tekort is in 2023 landelijk toegenomen van 3,9% naar 4,8%. Volgens ABF bedraagt
het tekort 94.000 woningen in Zuid-Holland, peildatum oktober 2023. Juist in de provincie
Zuid-Holland, waar zo veel mensen nu al op zoek zijn en komende jaren op zoek gaan
naar een passende woning, is het belangrijk dat er voldoende locaties zijn om de opgave
voor de woningbouw te kunnen realiseren, met name binnenstedelijk, maar ook buitenstedelijk.
Volgens de laatste planinventarisatie van ABF is er in Zuid-Holland 98% plancapaciteit
ten opzichte van de afgesproken opgave, terwijl afgesproken is 130% plancapaciteit
te realiseren2. Bovendien zijn voldoende locaties (van enige omvang) van belang voor de leefbaarheid
en de vitaliteit van kernen in gemeenten, mede zodat jongeren en ouderen in hun eigen
omgeving kunnen blijven wonen. Ook op dit punt deel ik de zorgen de gemeenten.
Vraag 2
Kunt u uw brief aan de provincie Zuid-Holland over de woningbouwambities van deze
provincie delen met de Kamer? Kunt u toelichten waarom u van mening bent dat Zuid-Holland
qua woningbouw «niet levert»?
Antwoord 2
De brieven aan gedeputeerde staten van 22 december en 6 maart jl. zijn bijgevoegd.
In deze brieven en in de brief aan uw Kamer over het gesprek met Zuid-Holland van
12 maart jl. heb ik toegelicht waarom ik vooralsnog van mening ben dat we niet alle
doelstellingen en afspraken gezamenlijk en conform onze afspraken nastreven. Zoals
beschreven heb ik het gesprek met het college van gedeputeerde staten als constructief
ervaren, maar we zijn er nog niet.
Vraag 3
Hoe kijkt u aan tegen de huidige werkwijze van de provincie Zuid-Holland, waar op
basis van een coalitieakkoord de komende vier jaar slechts twee locaties aan de zogenaamde
3-hectarekaart (voor ruimtelijke ontwikkelingen groter dan 3 hectare) worden toegevoegd,
en dat dit enkel grootschalige woningbouwlocaties betreffen (Gnephoek en Sliedrecht-Noord)?
Antwoord 3
Wonen, werken, infrastructuur voor mobiliteit, energie, groen en water vragen allemaal
om meer ruimte. Voor al deze opgaven geldt ook dat de ruimte schaars is. In plaats
van de tegenstelling van deze opgaves te benadrukken, is het belangrijk om met elkaar
bezien hoe we verschillende functies en opgaves kunnen combineren en kwaliteit kunnen
versterken, zonder daarbij afbreuk te doen aan uitgangspunten rondom zuinig ruimtegebruik
en te beschermen belangen. Het generieke karakter van de 3-hectareregel heeft tot
gevolg dat kansen op goede combinaties van functies beperkt worden en dat alle nieuwe
buitenstedelijke locaties van meer dan 3 hectare worden geblokkeerd, ook wanneer het
gaat om kansrijke locaties, die snel te realiseren zijn en waar betaalbare woningen
gebouwd kunnen worden. Het op voorhand beperken van bouwmogelijkheid in buitenstedelijk
gebied is – in deze tijd van woningnood – maatschappelijk ongewenst en ontneemt ook
ontwikkelperspectieven voor dorpen en kernen.
Vraag 4
Hoe weegt u de maatstaf van 3 hectare om te bepalen of een locatie grootschalig is?
Bent u het eens met de stelling dat dit een klein oppervlakte betreft, waardoor ook
woningbouwlocaties met een beperkt aantal woningen, met beperkt ruimtebeslag, maar
meer dan 3 hectare, niet ontwikkeld kunnen worden?
Antwoord 4
De maatstaf van 3 ha wordt door de provincie gehanteerd als ondergrens voor projecten
waarbij het eindoordeel over de toelaatbaarheid van de buitenstedelijke ontwikkelingen
ligt bij provinciale staten. Op zichzelf past het bij de rol van de provincie om proactief
te sturen op stedelijke ontwikkelingen van enige omvang in het buitengebied. Van belang
is dat het provinciale beleid over de toelaatbaarheid van dergelijke locaties niet
onnodig belemmerend is, gelet op de diverse ruimtelijke opgaves die ook buitenstedelijk
om ruimte vragen. Een generieke maatregel om geen enkele nieuwe locatie groter dan
3 ha toe te staan, vind ik in deze tijd van woningnood ongewenst.
Vraag 5
Wat vindt u ervan dat dit beleid ervoor zorgt dat ook kleine en middelgrote woningbouwprojecten
(van meer dan 3 hectare) geen doorgang kunnen vinden?
Antwoord 5
Van belang voor realisatie van de woningbouwopgave is dat we kansrijke locaties benutten:
binnenstedelijk en buitenstedelijk, kleinere locaties en die van 3-hectare of meer.
Het is daarom essentieel dat de realisatie van kansrijke projecten niet onnodig wordt
belemmerd. Bovendien zijn locaties van enige omvang van belang voor de financiële
uitvoerbaarheid van woningbouwprojecten.
Vraag 6
Hoe verhoudt de weigering van de provincie Zuid-Holland om mee te werken aan nieuwbouwplannen
van 3 hectare of meer zich tot de afspraken die zijn gemaakt in het kader van de Nationale
Omgevingsvisie (NOVI), waarin onder meer is vastgelegd dat er ruimte moet zijn voor
maatwerk en lokale afwegingen bij de invulling van de ruimtelijke opgaven? Hoe verhoudt
deze weigering zich tot de toekomstige Nota Ruimte?
Antwoord 6
Bij de uitvoering van het beleid uit de NOVI spelen medeoverheden een belangrijke
rol. In de NOVI maakt het Rijk nationale keuzes en geeft een richtinggevend kader
voor het maken van decentrale keuzes. Het past niet bij het Rijksbeleid in de NOVI
om geen ruimte te bieden voor lokaal maatwerk.Dit is ook niet mijn beoogde inzet voor
de Nota Ruimte.
Vraag 7
Welke rol ziet u voor de plattelandsgemeenten in Zuid-Holland, zoals de gemeente Krimpenerwaard,
bij het realiseren van de woningbouwopgave van de provincie en het Rijk? Hoe gaat
u ervoor zorgen dat deze gemeenten voldoende ruimte en middelen krijgen om hun eigen
woonvisie uit te voeren?
Antwoord 7
In de provincie Zuid-Holland heb ik in woondeals met alle gemeenten, corporaties en
de provincie afspraken gesloten over hoeveel, voor wie en waar we bouwen. Het is van
belang dat we gezamenlijk werken aan deze doelstellingen. Ik ondersteun de woningbouw
in de provincie Zuid-Holland financieel met circa 4 miljard euro. Daarnaast zet ik
mij ook maximaal in om – samen met mijn collega-ministers van andere departementen –
stappen te zetten op randvoorwaarden zoals het aanpakken van netcongestie en het versnellen
van processen en procedures. Tijdens het bestuurlijk overleg Woondeals in februari
heb ik uitgebreid gesproken over wat er nodig is om de woningbouw te realiseren.
Ik heb uw Kamer gelijktijdig met deze beantwoording in een brief geïnformeerd over
het gesprek met Zuid-Holland van 12 maart jl. Hierin informeer ik u over mijn bestuurlijke
inzet vanwege beleidsvoornemens die mogelijk een rem kunnen zetten op de woningbouw.
Vraag 8
Hoe staat u tegenover de wens van de gemeente Krimpenerwaard en zeventien andere Zuid-Hollandse
gemeenten om het wonen voor ouderen te verbeteren en jongeren de kans te geven om
in het landelijk gebied te blijven wonen, door middel van woningbouw aan de randen
van de kernen? Welke mogelijkheden ziet u om deze gemeenten hierin te ondersteunen?
Antwoord 8
Ik onderschrijf de noodzaak om te zorgen voor voldoende locaties om ook jongeren en
ouderen de kans te geven op een woning. Het gaat daarbij vooral om binnenstedelijk
locaties, maar gezien de omvang van de opgave ook om buitenstedelijke locaties. Omdat
ik van mening ben dat het beleidsvoornemen van gedeputeerde staten van Zuid-Holland
over de 3 ha-regeling een rem kan zetten op de woningbouw heb ik dit bestuurlijk aangekaart
bij de provincie Zuid-Holland.
Vraag 9
Hoe gaat u ervoor zorgen dat de provincie Zuid-Holland plattelandsgemeenten zoals
Krimpenerwaard, Molenlanden, Bodegraven-Reeuwijk, Goeree-Overflakkee, Hoeksche Waard,
Lisse, Nieuwkoop en Waddinxveen ruimte gaat bieden voor woningbouwlocaties, gelet
op de woningnood en leefbaarheid? Kunt u de Kamer informeren over de uitkomst van
het gesprek dat u hierover met de provincie zult voeren, en vervolgstappen die u gaat
ondernemen?
Antwoord 9
Ik heb uw Kamer gelijktijdig met deze beantwoording in een brief geïnformeerd over
het gesprek met Zuid-Holland van 12 maart jl. Met deze brief en het toesturen van
mijn brieven van 6 maart aan gedeputeerde staten en van 22 december aan gedeputeerde
mevrouw Koning, informeer ik u over de uitkomst van mijn gesprek met de provincie
en de vervolgstappen.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
H.M. de Jonge, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.