Inbreng verslag schriftelijk overleg : Inbreng verslag van een schriftelijk overleg over de initiatiefnota van het lid Inge van Dijk over bescherming van de rechten van belastingbetalers en toeslagontvangers (Kamerstuk 36502-2)
2024D10026 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
De vaste commissie voor Financiën heeft op 14 maart 2024 enkele vragen en opmerkingen
voorgelegd aan de indiener van de initiatiefnota over de bescherming van de rechten
van belastingbetalers en toeslagontvangers (Kamerstuk 36 502, nr. 2).
De fungerend voorzitter van de commissie,
Tielen
Adjunct-griffier van de commissie,
Meijerink
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie
De leden van de PVV-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de initiatiefnota
en zij onderschrijven het belang van een goede rechtsbescherming. Wel hebben deze
leden enkele vragen.
Op pagina twee lezen de leden van de PVV-fractie dat de indiener beoogt twee initiatieven
voor te leggen aan de Kamer. Echter op pagina negen staan er zes aanbevelingen, waarvan
de eerste twee overlappend zijn met die op pagina twee. Hoe verhouden de zes aanbevelingen
zich tot de genoemde twee initiatieven?
Onder paragraaf 2 op pagina twee schrijft de indiener: «wanneer je als belastingbetaler of toeslagontvanger wil weten wat je rechten zijn,
moet je die uit een oerwoud van fiscale regelgeving destilleren.» Is de indiener van mening dat dit alleen op het gebied van fiscaliteit speelt? Erkent
de indiener dat het intrinsiek aan juridische zaken is dat dit een oerwoud is, onderhevig
aan verandering en interpretatie?
Onder paragraaf 3 op pagina drie citeert de indiener uit het rapport «Burgers Beter Beschermd: «(...) dat er door sommige medewerkers te beperkt gebruik
wordt gemaakt van de vrije ruimte die er wel is om de menselijke maat te hanteren.
(...) De letterlijke interpretatie van wet- en regelgeving heeft de overhand gekregen
(...).»
Maar in artikel 4 van de initiatiefnota sluit indiener aan bij het uitgangspunt van
bezwaar en beroep. Kan de indiener aangeven op welke manier bezwaar en beroep nu tekortschiet
en hoe zij vindt dat de aanvullende normering als «menselijke maat» objectief getoetst
moet worden en daarbij ingaan op de algemene beginselen van behoorlijk bestuur (abbb)?
In artikel 5 beschrijft de indiener het recht om in beroep te gaan. Kan de indiener
aangeven in welke gevallen dit nu niet kan? En hoe ziet de indiener, alvorens er in
beroep wordt gegaan, de rol voor de Onafhankelijke Belangenbehartiger die juíst zoveel
mogelijk juridische procedures zou moeten voorkomen?
Onder artikel 6 beschrijft indiener dat de wettelijke termijnen uiterste termijnen
zijn. Kan de indiener aan de leden van de PVV-fractie nader toelichten wat er wordt
verstaan onder uiterste termijn?
Daarnaast stelt indiener voor: «het is niet de bedoeling dat de Belastingdienst of Dienst Toeslagen elke juridische
mogelijkheid uitput, als dat niet in verhouding staat tot de zaak die voorligt. (...)
gekeken moet worden of maatwerk/het algemeen belang mogelijk is om ongewenste gevolgen
voor de maatschappij te voorkomen.» Wat bedoelt indiener hier concreet mee?
Is het de bedoeling dat er door de Belastingdienst of de Dienst Toeslagen standaard
gewerkt moet worden met een variant van mediation? Kan de indiener duiden wat de verhouding
is tussen individueel maatwerk en ongewenste maatschappelijke gevolgen en hoe dit
zich verhoudt tot het rechtszekerheidsbeginsel?
In artikel 7 beschrijft indiener dat er de gronden op basis waarvan de Belastingdienst
en de Dienst Toeslagen hun doel kunnen bereiken. Kan de indiener de normen van de
Algemene Beginselen van Behoorlijk Bestuur meenemen in het uitgangspunt: «niet indringender ingrijpen dan nodig of proportioneel is.»
Op pagina 9 beschrijft indiener bij aanbeveling 6 dat: «signalen over afwijking van de wet of het handvest te melden bij de IBTD of de Onafhankelijke
Belangenbehartiger. Welke rechtsgevolgen beoogt indiener hiermee te bewerkstelligen? Kan de indiener
in dit licht reageren op de reikwijdte van artikel 8:42 Algemene wet bestuursrecht
(Awb) in relatie tot artikel 8:29 Awb en het gebruik daarvan door de Belastingdienst
en de Dienst Toeslagen?
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben de initiatiefnota met veel interesse
gelezen en bedanken de indiener hartelijk voor haar werk. Zij hebben enkele vragen.
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie lezen in de initiatiefnota dat belastingbetalers
en toeslagontvangers hun rechten «uit een oerwoud van fiscale regelgeving» moeten
«destilleren», en dat deze rechten «niet overzichtelijk op een herkenbare plek in
de wet te vinden» zijn. Deze leden vragen zich af wat volgens de indiener de oorzaak
van dit probleem is. Is de indiener het met de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie
eens dat de fiscale regelgeving simpelweg te ingewikkeld is geworden? Ziet zij mogelijkheden
om het belasting- en toeslagenstelsel fors te vereenvoudigen? En zo ja, welke maatregelen
zou zij op dit gebied willen voorstellen? Voorts vragen deze leden hoe de indiener
aankijkt tegen de vele fiscale regelingen en uitzonderingen die het Nederlandse belastingstelsel
kent. Is zij het eens met deze leden dat het goed zou zijn om een (groot) deel van
deze regelingen te schrappen? Welke regelingen komen hiervoor volgens haar in aanmerking?
De indiener stelt dat het problematisch is dat de rechten van belastingbetalers in
«allerlei aparte wetsartikelen zijn opgenomen» en dat het beter zou zijn om deze rechten
op één plek op te nemen. De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie vragen de indiener
om deze stelling verder toe te lichten. Waarom ziet zij dit als het probleem waar
belastingbetalers en toeslagontvangers tegenaan lopen? Verwacht zij dat mensen, als
de genoemde rechten op één plek in de wet staan, wél volledig in staat zijn deze wet
te lezen? Wetteksten zijn immers vrijwel altijd lastig te lezen.
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie staan in beginsel positief tegenover het opstellen
van een handvest voor praktische rechtsbescherming van belastingbetalers en toeslagontvangers.
Zij vragen de indiener artikel 1 van het opgestelde handvest te specificeren: bedoelt
zij met «begrijpelijke wijze» dat bijvoorbeeld brieven van de Belastingdienst en de
Dienst Toeslagen in B1-niveau Nederlands opgesteld moeten zijn, opdat deze voor zoveel
mogelijk mensen leesbaar zijn?
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie steunen het streven naar begrijpelijke en
toegankelijke informatie. Zij vragen de indiener toe te lichten hoe dit streven in
de praktijk gebracht moet worden: wat zouden de Belastingdienst en de Dienst Toeslagen
concreet anders moeten doen dan ze nu doen? Voorts vragen deze leden of de indiener
van mening is dat een cultuuromslag noodzakelijk is bij de Belastingdienst en de Dienst
Toeslagen om de gestelde doelen in het voorgestelde handvest te bereiken. Hoe zou
een dergelijke cultuuromslag bereikt kunnen worden?
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de brief «Initiatiefnota
van het lid Inge van Dijk over bescherming van de rechten van belastingbetalers en
toeslagontvangers». Deze leden onderschrijven het grote belang van praktische rechtsbescherming
aan alle belastingbetalers en toeslagontvangers volledig. De noodzaak om deze rechtsbescherming
op een toegankelijke manier ter beschikking te stellen wordt, zoals het lid Inge van
Dijk ook terecht omschrijft, verder onderstreept door de ervaringen uit het recente
verleden met de toeslagenaffaire. Voorgenoemde leden zijn het lid Inge van Dijk dan
ook zeer erkentelijk voor het verzette werk om deze initiatiefnota aan te leveren.
Zij hebben over de nota enkele vragen.
Centrale plek fiscale basisrechten
De leden van de VVD-fractie lezen dat de indiener van mening is dat het een meerwaarde
heeft om de fiscale basisrechten van belastingbetalers en toeslagenontvangers op een
centrale plek in de wet op te nemen. De indiener doet hiervoor enkele suggesties van
mogelijke wetten. Zij vragen of de indiener kan aangeven welke van deze suggesties
het meest gepast zou zijn voor een dergelijke, gecentraliseerde wettelijke opsomming
van basisrechten. Zij vragen eveneens of de indiener de materiele meerwaarde van een
dergelijke exercitie nader kan toelichten. Tot slot lezen zij dat de indiener van
mening is dat de basisrechten, zoals zij in wetgeving zijn opgenomen, voor iedereen
uitlegbaar en begrijpelijk moeten zijn. Dit voornemen onderschrijven voornoemde leden,
maar zij vragen wel of de indiener kan toelichten hoe dit zich verhoudt tot het principe
van zorgvuldige wetgeving, wat soms ook enige complexiteit kan vergen.
Werkdruk en Personeelstekort Belastingdienst en Dienst Toeslagen
De leden van de VVD-fractie lezen dat een voorgesteld handvest opgenomen kan worden
in het functieprofiel van de Belastingdienst en de Dienst Toeslagen. De leden vragen
hoe eventuele extra werkzaamheden als gevolg van dit handvest door de Belastingdienst,
mede ook gezien de personeelstekorten, uitvoerbaar kan zijn. Hoe kijkt de indiener
naar de extra taak voor de medewerker van de Belastingdienst die de toevoeging in
het functieprofiel zou kunnen hebben? In welke mate heeft deze extra taak invloed
op de al bestaande hoge werkdruk voor medewerkers van de Belastingdienst? Op welke
manier gaat er gewaarborgd worden dat andere onderdelen van de Belastingdienst niet
gaan lijden onder deze extra taak? Is indiener het met de leden van de VVD-fractie
eens dat het opstellen en wijzigen van functieprofielen een taak en verantwoordelijkheid
van de diensten is en moet blijven?
Ook lezen de leden van de VVD-fractie dat belastingbetalers en toeslagenontvangers
van de Belastingdienst en Dienst Toeslagen een proactieve houding mogen verwachten.
Ook zal er in alle overheidscommunicatie beschreven staan welke acties zij kunnen
nemen als zij het er niet mee eens zijn, inclusief contactgegevens met wie ze contact
op kunnen nemen bij vragen. Hierbij vragen de leden hoe de indiener de praktische
uitvoering van deze voornemens concreet voor zich ziet. Door wie worden deze extra
taken uitgevoerd binnen de Belastingdienst en Dienst Toeslagen? Worden voor deze taken
nieuwe functieprofielen gemaakt en extra medewerkers aangenomen? Realiseert indiener
zich dat het gaat om massale processen en hoe past volgens indiener de beoogde werkwijze
hierbij?
Menselijke maat en Belangenbehartiger
De leden van de VVD-fractie zijn het volledig eens met indiener dat de menselijke
maat gehanteerd moet worden met vertrouwen als uitgangspunt. Ook vinden de leden dat
de Onafhankelijke Belangenbehartiger hier een grote rol in kan spelen bij zaken waar
conflict over ontstaat. Hoe ziet de indiener de rol van de Onafhankelijke Belangenbehartiger
voor zich? Welke bevoegdheden heeft en krijgt de Onafhankelijke Belangenbehartiger
bij zaken waar een conflict over ontstaat? In hoeverre kan de Onafhankelijke Belangenbehartiger
juridische procedures voorkomen bij zaken waar een conflict over ontstaat? Hoe wordt
de legitimiteit van een dergelijke behartiger verzekerd?
Informatie en gegevens bescherming
De leden van de VVD-fractie lezen dat belastingbetalers en toeslagenontvangers mogen
verwachten dat alle informatie die zij aan de Belastingdienst of Dienst Toeslagen
verstrekken niet openbaar wordt gemaakt of met derden wordt gedeeld. Hoe verhoudt
dit zich tot bijvoorbeeld het doel om teveel ontvangen steun zoveel mogelijk te voorkomen,
waarvan het denkbaar is dat bepaalde mate van gegevensuitwisseling soms noodzakelijk
kan zijn?
Vragen en opmerkingen van de leden van de NSC-fractie
De leden van de NSC-fractie danken de indiener voor haar initiatiefnota en kijken
uit naar een constructief vervolg. Deze leden onderschrijven het belang van bescherming
van de rechten van belastingbetalers en toeslagontvangers. Zij hebben nog een paar
vragen en/of suggesties.
De leden van de NSC-fractie vragen hoe de indiener aankijkt tegen een goede, laagdrempelige
en toegankelijke sociale advocatuur, die ook toegankelijk moet zijn voor fiscale zaken.
En hoe kijkt de indiener aan tegen alternatieve en laagdrempelige vormen van geschilbeslechting,
zoals bijvoorbeeld fiscale mediation?
Is de indiener het met de leden van de NSC-fractie eens dat communicatie met de overheid
altijd in begrijpelijk Nederlands opgesteld dient te zijn? En is de indiener het in
dat verband met deze leden eens dat er een direct loket moet komen waar burgers onbegrijpelijke
brieven naartoe kunnen sturen en dat dit loket het bestuursorgaan aanspreekt en kan
verplichten om een nieuwe brief te sturen?
Ook vragen de leden van de NSC-fractie of de indiener het met deze leden eens is dat
formele correspondentie contactgegevens dient te bevatten van de behandelend ambtenaar,
zodat burgers bij vragen en opmerkingen persoonlijk contact kunnen opnemen.
Steunt de indiener de visie van de leden van de NSC-fractie dat indien burgers inzage
wensen in hun eigen fiscale dossier, de belastingdienst de meest verregaande vorm
van transparantie moet nastreven en dat «eigen dossier» ook in ieder geval «stukken
van intern beraad» omvat?
Steunt de indiener de wens van de leden van de NSC-fractie dat naast een vooringevulde
aangifte inkomstenbelasting, de dienst ook moet zorgen voor vooringevulde aanvraagformulieren
voor toeslagen? En dat dit mogelijk ook zou moeten gelden voor andere inkomensafhankelijke
regelingen?
Vragen en opmerkingen van de leden van de BBB-fractie
De leden van de BBB-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de initiatiefnota
van het lid Inge van Dijk.
Op pagina zes schrijft de indiener het volgende over de communicatie van dienst Toeslagen:
«Dat betekent dat helder wordt gecommuniceerd over de hoogte van te ontvangen of betalen
bedragen, en hoe die zijn opgebouwd. Ook wordt in deze communicatie helder aangegeven
wat iemand kan doen wanneer een bedrag niet klopt, of wanneer een betalingsregeling
nodig is.» Is niet juist het probleem dat er veranderingen in het inkomen optreden bij burgers
en dat zij deze zelf moeten doorgeven? Om deze reden wordt er vaak teruggevorderd.
Wat kan de overheid daar in verbeteren volgens indiener, ook op het vlak van communicatie?
Op pagina zeven schrijft indiener nog het volgende over bezwaarprocedures: «Hierbij wordt de menselijke maat gehanteerd met vertrouwen als uitgangspunt. Het
hanteren van de menselijke maat vereist ook menselijk contact, waar en wanneer dat
nodig is. Daarom wordt behalve de mogelijkheid om schriftelijk in bezwaar te gaan,
ook de mogelijkheid geboden deze mondeling toe te lichten en in gesprek te gaan, zodat
mensen zich gehoord en gezien voelen.» Zou het aangaan van fysieke gesprekken geen uitzonderlijke last leggen op de uitvoering
volgens de indiener? Hoe definieert indiener de menselijke maat? Betekent dit dat
er in bepaalde gevallen afgeweken mag worden van de wet door middel van uitzonderingen?
En in welke mate?
Tot slot hebben de leden van de BBB-fractie een vraag over de uitgangspunten voor
handhaving, uiteengezet door indiener op pagina acht. De indiener schrijft daar: «De Belastingdienst en Dienst Toeslagen kiezen om hun doel te bereiken steeds voor
het middel dat niet meer dan nodig ingrijpt in het leven van de belastingbetaler of
toeslagontvanger en dat in evenredige verhouding staat tot dat doel. Daarbij wegen
zij steeds af of een minder zwaar middel voor het doel dat zij wil bereiken kan worden
ingezet.» In hoeverre betekent dit dat er voor eenzelfde doel in vergelijkbare situaties afwijkende
middelen of handhaving worden ingezet? Is de indiener van mening dat er nooit mag
worden gehandeld in strijd met het gelijkheidsbeginsel en dat elke toeslaggerechtigde
in de basis dezelfde behandeling verdient?
Vragen en opmerkingen van de leden van de SGP-fractie
De leden van de SGP-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de voorliggende
initiatiefnota. Zij danken de indiener voor het opstellen hiervan. Deze leden onderschrijven
het doel van de nota, namelijk het verbeteren van de praktische rechtsbescherming
van burgers en bedrijven. Zij hebben nog enkele vragen bij de volgende paragrafen
van de initiatiefnota.
2. Rechten van Belastingbetalers en Toeslaggerechtigden
De leden van de SGP-fractie lezen dat het de wens is van de indiener dat de rechten
van belastingbetalers en toeslagontvangers, die nu verspreid zijn over meerdere wetten,
op een centrale plek in de wet worden vastgelegd. Zij noemt daarbij als voorbeeld
de AWR of de Awir. Hoe stelt de indiener dit concreet voor? Worden de relevante artikelen
dan naar een andere wet overgeplaatst? Wordt het daardoor niet juist minder overzichtelijk?
Deze leden wijzen erop dat de AWR gericht is op alle belastingen, terwijl de Awir
juist meer toeziet op inkomensafhankelijke regelingen, zoals Toeslagen. Deze leden
zien meerwaarde in het verbeteren van de toegankelijkheid van rechten, maar vragen
zich af of de voorgestelde manier de juiste is.
3. Praktische rechtsbescherming in belastingzaken
De indiener merkt terecht op dat rechtmatige uitvoering van wetgeving onrechtvaardig
kan zijn of voelen door de kwaliteit van wetgeving, zo constateren de leden van de
SGP-fractie. Het verbeteren van de wetgeving zelf kan daarom ook al stevig bijdragen
aan de rechtsbescherming van burgers en bedrijven. Deelt de indiener deze mening?
En kan het opstellen van het Handvest niet ook bijdragen aan het verbeteren van wetgeving
(door aanpassing)? Is het in den brede niet vaak het geval dat wetgeving te weinig
ruimte biedt voor maatwerk en voor het toepassen van de menselijke maat, waar de rechtsbescherming
onder lijdt?
5. Voorstel voor een handvest voor praktische rechtsbescherming van belastingbetalers
en toeslagontvangers
De leden van de SGP-fractie hebben kennisgenomen van het voorstel voor de inhoud van
een mogelijk Handvest. Deze leden kunnen in algemene zin deze inhoud onderschrijven.
Wel vragen deze leden aandacht voor de positie van de Belastingdienst en Dienst Toeslagen.
De positie van belasting- en toeslagontvangers wordt terecht verstevigd. Dit betekent
echter ook dat er meer verantwoordelijkheid komt te liggen bij de genoemde diensten.
Zijn de eisen waaraan deze diensten moeten voldoen volgens het voorgestelde Handvest
ook daadwerkelijk haalbaar? En zo nee, hoe kunnen de Belastingdienst en Dienst Toeslagen
hierbij ondersteund worden?
6. Aanbevelingen
De leden van de SGP-fractie vragen of de indiener, bij het verbeteren van de rechtsbescherming
van burgers en bedrijven, ook een rol ziet weggelegd voor de politiek.
Daarnaast zijn de leden van de SGP-fractie van mening dat de rechtsbescherming van
burgers en bedrijven in fiscale zaken ook vaak aangetast wordt door de kwaliteit van
wetgeving. Het Handvest, zoals voorgesteld door de indiener, kan zeker bijdragen aan
het verbeteren van de rechtsbescherming. Het verbeteren van wetgeving, zoals het bieden
van ruimte voor het toepassen van de menselijke maat, is een andere manier. De leden
hopen dat ook deze route opgepakt wordt, zodat de rechtsbescherming ook via die manier
verbeterd kan worden.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
J.Z.C.M. Tielen, voorzitter van de vaste commissie voor Financiën -
Mede ondertekenaar
J.J. Meijerink, adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.