Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op op vragen van het lid Stoffer over het bericht 'Noodkreet rijksambtenaren aan kabinet: laat Israël stoppen met geweld'
Vragen van het lid Stoffer (SGP) aan de Minister van Buitenlandse Zaken over de oproep van een groep rijksambtenaren aan het kabinet inzake de oorlog tussen Israël en Hamas (ingezonden 25 oktober 2023).
Antwoord van Minister Bruins Slot (Buitenlandse Zaken), mede namens de Staatssecretaris
van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (ontvangen 14 maart 2024)
Vraag 1
Kent u het bericht «Noodkreet rijksambtenaren aan kabinet: laat Israël stoppen met
geweld»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Beaamt u dat het staatsrechtelijk gezien aan parlementariërs en leden van het kabinet
is om openlijk politieke uitspraken te doen over een complex en politiek gevoelig
onderwerp als de oorlog tussen Israël en Hamas, en dat rijksambtenaren de taak en
verantwoordelijkheid hebben om de politieke keuzes en besluiten in dezen naar behoren
uit te voeren? Vindt u deze verklaring in dat licht gepast?
Antwoord 2
Het kabinet onderschrijft dat het staatsrechtelijk gezien aan parlementariërs en leden
van het kabinet is om openlijk politieke uitspraken te doen over een complex en politiek
gevoelig onderwerp als de oorlog tussen Israël en Hamas. De bewindspersonen zijn verantwoordelijk
voor een politiek besluit, zij leggen hierover verantwoording af aan het parlement,
en het is aan hen om daarover te communiceren. Ambtenaren hebben hierbij een ondersteunende,
adviserende en uitvoerende rol, waarin zij op basis van professionaliteit worden geacht
om objectief te adviseren, en alle inzichten en opties aan bewindspersonen voor te
leggen. Het is de taak van ambtenaren om te zorgen voor een transparant en goed besluitvormingsproces.
Vervolgens voeren ambtenaren uit wat politiek is besloten, ook als de politieke weging
tot een ander besluit heeft geleid dan werd geadviseerd. Als de uitvoering van een
politiek besluit onbedoelde gevolgen heeft, is het de taak van ambtenaren om die signalen
terug te leggen bij de verantwoordelijk bewindspersoon zodat die het besluit kan heroverwegen.
Dit brengt grote verantwoordelijkheden met zich mee en vraagt een grote betrokkenheid
naar onze maatschappij. Die betrokkenheid bij de samenleving uit zich soms ook buiten
het eigen dossier of buiten het werk. Dit mag ook. Ambtenaren hebben, zoals iedereen,
het recht van vrijheid van meningsuiting en het recht op vergadering en betoging.
Juist vanwege de unieke rol en positie tussen maatschappij en politiek zijn daar wel
regels aan verbonden, die zijn neergelegd in artikel 10 van de Ambtenarenwet 2017.
Zie ook het antwoord op vraag 3.
Overigens was de brief volgens de initiatiefnemers niet opgesteld met het doel om
openbaar gemaakt te worden. De brief was bedoeld om samen met gelijkgestemden hun
indringende persoonlijke vragen en zorgen onder de aandacht te brengen van leden van
het kabinet.
Vraag 3
Hoe verhoudt deze verklaring zich tot artikel 10 van de Ambtenarenwet 2017, die stelt
dat de ambtenaar zich «onthoudt van het openbaren van gedachten of gevoelens (...)
indien door de uitoefening van deze rechten de goede vervulling van zijn functie (...)
niet in redelijkheid zou zijn verzekerd»? In hoeverre is er reden om aan te nemen
dat deze verklaring leidt, of kan leiden, tot een «minder goede» invulling van de
functie van rijksambtenaar? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 3
Artikel 10 van de Ambtenarenwet 2017 stelt dat de ambtenaar zich dient te onthouden
van het openbaren van gedachten of gevoelens of van de uitoefening van het recht tot
vereniging, tot vergadering en tot betoging, indien door de uitoefening van deze rechten
de goede vervulling van zijn functie of de goede functionering van de openbare dienst,
voor zover deze in verband staat met zijn functievervulling, niet in redelijkheid
zou zijn verzekerd. Het is niet mogelijk om in algemene zin vast te stellen in hoeverre
de goede vervulling van de functie van een ambtenaar in het geding is door de uiting
van iemands mening, gevoelens of gedachten. Daarbij moet gekeken worden naar de specifieke
situatie. Daarin worden zaken zoals de functie, taak, het onderwerp, afstand tot het
onderwerp, (maatschappelijke) context, oogmerk en informatiepositie van de betrokkene
ook in overweging genomen. Die concrete afweging verschilt per individu. Het intern
uiten van zorgen, of het uiten van zorgen in gerichte (niet openbare) communicatie,
vormt op zichzelf geen aanleiding om te veronderstellen dat een goede vervulling van
een functie in redelijkheid niet zou zijn verzekerd.
Vraag 4
Kunt u zich voorstellen dat parlementariërs die van mening zijn dat het kabinet zich
inzake de oorlog tussen Hamas en Israël zeer genuanceerd opstelt, dat wil zeggen:
aantoonbaar met oog voor de belangen van beide zijden, het als ongemakkelijk en ook
ongepast ervaren dat rijksambtenaren met deze verklaring komen?
Antwoord 4
Het kabinet kan zich voorstellen dat ambtenaren zich geroepen voelen om zich uit te
spreken over hun gevoelens bij een groot en intens onderwerp als dit. Dat mag ook
binnen de grenzen zoals hierboven uiteengezet. Het kabinet kan zich niettemin ook
verplaatsen in het ongemak dat dat met zich meebrengt. Dat is soms ook inherent aan
het uitoefenen van grondrechten, zoals het recht op vrijheid van meningsuiting. Beleidsvorming
binnen de openbare dienst is geen spanningsloos en homogeen proces. De openbare dienst
in een democratische samenleving en de concrete onderdelen daarvan moeten zekere spanningen
en complicaties ten gevolge van de uitoefening van grondrechten door ambtenaren kunnen
verdragen.2Tegelijkertijd is het uiteindelijk aan het kabinet om politieke besluiten te nemen
en hierover verantwoording af te leggen aan het parlement. Zie verder ook het antwoord
op vraag 3.
Vraag 5
Deelt u de opvatting van de verklaring dat de Gazastrook als bezet gebied geldt, in
het licht van de Israëlische terugtrekking in 2005? Zo nee, kunt u dit dan weerspreken?
Antwoord 5
Gezien de controle die Israël heeft over de Gazastrook gelden volgens het kabinet
nog steeds verplichtingen voor Israël op basis van het bezettingsrecht.
Vraag 6
Wat waren in grote lijnen de uitkomsten van de «open gesprekken» die hierover kennelijk
hebben plaatsgevonden op de werkvloer? Heeft u daarbij aandacht gevraagd voor hetgeen
in de voorgaande vragen naar voren is gebracht, waaronder het vanuit het parlement
ervaren ongemak (vraag 4)?
Antwoord 6
Sinds de aanval van Hamas op Israël op 7 oktober 2023 en het daarop volgende conflict
in Gaza zijn er binnen de organisatie van het Ministerie van Buitenlandse Zaken meerdere
interne mogelijkheden gecreëerd om met elkaar van gedachten te wisselen en verschillende
perspectieven in te brengen. Vanuit bestuurlijk niveau wordt de boodschap uitgedragen
dat er binnen het departement altijd ruimte is voor andere inzichten en interne tegenspraak.
In dat kader zijn gesprekken met een brede selectie van medewerkers geïnitieerd, directeuren
en andere leidinggevenden faciliteren dergelijk gesprekken met hun teams en kunnen
daarbij ondersteund worden met gespreksbegeleiding.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
H.G.J. Bruins Slot, minister van Buitenlandse Zaken -
Mede namens
A.C. van Huffelen, staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.