Verslag van een schriftelijk overleg : Verslag van een schriftelijk overleg over de Voortgang proces BFTK 2024-2028 (Kamerstuk 36200-VII-174)
36 410 VII Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (VII) voor het jaar 2024
Nr. 93
VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 11 maart 2024
De vaste commissie voor Binnenlandse Zaken heeft een aantal vragen en opmerkingen
voorgelegd aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over de brief
van 6 juli 2023 over de Voortgang proces BFTK 2024–2028 (Kamerstuk 36 200 VII, nr. 174).
De vragen en opmerkingen zijn op 23 oktober 2023 aan de Minister van Binnenlandse
Zaken en Koninkrijksrelaties voorgelegd. Bij brief van 11 maart 2024 zijn de vragen
beantwoord.
De fungerend voorzitter van de commissie, P. de Groot
De adjunct-griffier van de commissie, Morrin
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties en reactie van de bewindspersoon
Bestuur
2
Handvest en kaderverdrag
6
Elke regio telt
7
Digitalisering
8
Zichtbaarheid
9
Rechtspraak
10
Zorg
17
Onderwijs en kinderopvang
18
Algemeen
18
Voorschoolse educatie/kinderopvang
20
Primair/voortgezet onderwijs
21
Hoger onderwijs
22
Mbo
23
Wetenschap
24
Cultuur
25
Internationaal cultuurbeleid
26
Media
26
Tresoar
31
Bestuur
De leden van de D66-fractie vragen of de Minister bereid is de vragen zoveel mogelijk
individueel te beantwoorden en de beantwoording tevens in het Fries aan de Kamer te
doen toekomen, gezamenlijk met de nieuwe bestuursafspraak.
In verband met het grote aantal vragen heb ik voor de leesbaarheid van deze reactie
gekozen om de vragen van de fracties per onderwerp te beantwoorden. Alleen vragen
die direct verband met elkaar houden zijn samengevoegd met een vermelding van de fracties
die de vragen gesteld hebben. U ontvangt deze beantwoording in het Nederlands en in
het Fries.
In de kamerbrief «BFTK vergt meer tijd» van 28 november heb ik u geïnformeerd over
het feit dat de afronding van de BFTK meer tijd vergt (Kamerstuk 36 410 VII, nr. 82). Ondertekening van de BFTK zal naar verwachting plaatsvinden in het voorjaar van
2024.
De leden van de D66-fractie zijn de Minister erkentelijk voor het onderschrijven van
het ambitieniveau in de vorige bestuursafspraak, namelijk een toename van het aantal
personen dat de Friese taal kan schrijven, lezen en spreken (zie: Kamerstuk 36 200 VII, nr. 115). De Kamer heeft verzocht het ambitieniveau te verhogen (zie: Kamerstuk 36 200 VII, nr. 135), waarop de Minister heeft toegezegd de huidige afspraken te willen continueren en
daarnaast samen nieuwe mogelijkheden te willen vinden om de inzet te versterken en
het ambitieniveau te verhogen (zie: Kamerstuk 36 200-VII, nr. 174). Deze leden zijn de Minister daar zeer erkentelijk voor. Streeft de Minister op
alle vlakken naar een verbetering van de situatie ten opzichte van de vorige bestuursafspraak?
Ja, dit kabinet streeft ernaar om de ambities in de BFTK op alle vlakken te verhogen
ten opzichte van de vorige bestuursafspraken. Momenteel ben ik in gesprek met de betrokken
departementen en de provincie Fryslân over hoe de ambitie op de verschillende thema’s
verhoogd kan worden en wat daar vanuit ieders verantwoordelijkheid voor nodig is.
Ook de adviezen van DINGtiid worden hierin meegewogen.
Aanvullend vragen leden van de D66-fractie of de Minister bereid is zich aan te sluiten
bij het uiteindelijke doel om de provincie Fryslân een volwaardige tweetalige samenleving
te laten worden. Ook de CDA-fractie vraagt zich af wat het kabinet vindt van een volledig
tweetalige samenleving en verwijst hierbij naar het doel van de Provincie Fryslân
om met de nieuwe BFTK volledig invulling te geven aan het zevende evaluatierapport
van het Committee of Experts van de Raad van Europa.
Ja, dit kabinet sluit zich aan bij de ambitie van de provincie Fryslân om van Fryslân
een volwaardig tweetalige samenleving te maken. Met de inwerkingtreding van de Wet
gebruik Friese taal (WGFT) op 1 januari 2014 is het Fries, naast het Nederlands, erkend
als officiële taal in de provincie Fryslân. Om de gelijke positie van het Fries aan
het Nederlands in de provincie Fryslân te bevorderen is er een «Orgaan voor de Friese
taal» ingesteld genaamd DINGtiid (WGFT, Hoofdstuk 4, Artikel 18–19). In lijn met wetgeving
staat in de huidige BFTK dat het kunnen gebruiken van de Friese taal als onderdeel
van de regionale identiteit niet enkel een recht is, maar tevens een vanzelfsprekendheid
moet zijn. Met de bestuursafspraak streeft dit kabinet ernaar randvoorwaarden te scheppen
die de vanzelfsprekendheid van het Fries in Fryslân bevorderen.
De adviezen uit het zevende evaluatierapport van het comité van experts van het Europees
Handvest voor regionale talen en talen van minderheden worden zwaar meegewogen in
de onderhandelingen tussen Rijk en provincie over de nieuwe BFTK.
Fractieleden van D66 en CDA vragen of de Minister bereid is om de principes gelijkwaardigheid,
proportionaliteit en meer ambitie te onderschrijven, zoals door de provincie Fryslân
beschreven?
Het Fries heeft als officiële taal in de provincie Fryslân een bijzondere positie
en dient ook als zodanig behandeld te worden. Vanuit dit perspectief vind ik dat dit
kabinet haar verantwoordelijkheid moet nemen om in samenwerking met de Provincie Fryslân
de vitaliteit van de Friese taal te borgen en te bevorderen. Beide partijen hebben
hierin hun eigen rol en reikwijdte. Dit kabinet streeft er naar om de ambities in
de nieuwe BFTK te verhogen ten opzichte van de vorige bestuursafspraken.
De leden van de CDA-fractie veronderstellen dat het belang van de Friese taal en cultuur
tijdens het rondetafelgesprek door de genodigden duidelijk naar voren werd gebracht.
Deze leden moeten wel constateren dat het verschil tussen theorie en praktijk groot
is en door diverse deelnemers aan het rondetafelgesprek als groot ervaren wordt. Kan
het kabinet hier eens op reflecteren?
De ambitie om van de provincie een volwaardig tweetalige samenleving te maken vraagt
om veranderingen in de Friese samenleving, die een lange adem vergen en niet alleen
met beleid en regelgeving te realiseren zijn. De BFTK bestaat uit afspraken tussen
Rijk en Provincie. Vanwege de lokale autonomie van gemeenten, onderwijsinstanties,
particuliere bedrijven en maatschappelijke organisaties is de reikwijdte van deze
afspraken in zekere mate beperkt. Het is daarom van belang om met regelmaat samen
met betrokken partijen te reflecteren op beleid en regelgeving, de uitwerking in de
praktijk en daar waar nodig bij te sturen. Dit gebeurt o.a. door middel van de periodieke
vernieuwing van de BFTK, de tussentijdse rapportage van de BFTK en de monitoring door
het expertcomité van het Europees Handvest en het adviescomité van het Kaderverdrag.
De brief van het kabinet dateert van 6 juli 2023. Kan de Minister aangeven wat er
in de tussentijd is gebeurd en wat de stand van zaken is op dit moment? Hoe staat
het met de nieuwe BFTK?
De afgelopen maanden is er door Rijk en provincie hard gewerkt aan nieuwe Bestuursafspraken.
Oorspronkelijk was het streven om de BFTK voor het eind van dit jaar te ondertekenen.
Het uitwerken van de ambities om een impuls te geven aan de Friese taal vraagt echter
meer tijd. Omdat de nieuwe BFTK bepalend is voor de beleidslijn voor de komende vijf
jaar is kwaliteit en zorgvuldigheid hierbij belangrijker dan snelheid. Op dit moment
worden er nog gesprekken gevoerd tussen de provincie Fryslân, OCW, SZW, BZ, VWS, J&V,
I&W, RWS en externe partijen zoals de Rechtbank en onderwijsinstanties. Rijk en provincie
doen er alles aan om dit proces zo snel mogelijk af te ronden. Ik verwacht dat de
nieuwe BFTK in het voorjaar van 2024 ondertekend kan worden. U bent hierover op 28 november
geïnformeerd in de brief «Afronding BFTK vergt meer tijd»1.
De leden van de GroenLinks-en PvdA-fracties begrijpen dat de verschillende aspecten
van het Frysk bij verschillende ministeries zijn belegd. Dit heeft als risico dat
niemand zich verantwoordelijk voelt als eerste aanspreekpunt. Hoe ziet de Minister
zijn eigen rol als coördinerend bewindspersoon en is er een aanspreekpunt op het ministerie
waar aangelegenheden van het Frysk kunnen worden aangekaart?
Als coördinerend bewindspersoon ben ik trekker van het proces rondom de BFTK en eerste
aanspreekpunt bij het Rijk voor beleid en wetgeving die raken aan de Friese taal en
cultuur. Departementen zijn zelf verantwoordelijk voor afspraken over hun beleidsinhoudelijke
verantwoordelijkheden. De provincie Fryslân geeft in haar rol als «taalskipper», actieve
structurele sturing bij het implementeren van tussen Rijk en provincie gemaakte afspraken.
Als coördinerend bewindspersoon help ik de provincie Fryslân bij het leggen van de
nodige contacten binnen de Rijksoverheid en bied ik ondersteuning bij de onderhandelingen
met betrokken departementen. Daarbij stuur ik aan op het verhogen van de ambitie en
attendeer ik collega departementen op de verplichtingen ten opzichte van de Friese
taal en cultuur voortkomend uit de Wet Gebruik Friese Taal, het Europees Handvest
voor regionale talen of talen van minderheden, het Kaderverdrag inzake de bescherming
van nationale minderheden en de huidige Bestuursafspraken Friese taal en cultuur.
Ook op ambtelijk niveau is er binnen BZK een eerste aanspreekpunt voor alles wat met
de Friese taal te maken heeft. Ieder kwartaal wordt er vanuit BZK een interdepartementaal
overleg georganiseerd over het Fries en de andere erkende talen. Er zijn in aanloop
naar de nieuwe BFTK op verschillende momenten werkbezoeken geweest aan de Provincie
Fryslân door zowel BZK als andere betrokken departementen. In aanvulling hierop organiseerde
BZK afgelopen september samen met DINGtiid een interdepartementale inspiratiesessie
voor alle betrokken ambtenaren over de geschiedenis van de Friese taal en cultuur.
Ook voor aankomend jaar is het streven om diverse werkbezoeken in te plannen op verschillende
beleidsinhoudelijke thema’s. Afspraken hierover worden opgenomen in de BFTK.
De leden van de D66-fractie hebben grote waardering voor het werk van de Afûk als
taalbevorderingsinstituut voor onze tweede rijkstaal en hopen dat de Minister deze
waardering deelt. Erkent de Minister het nationaal belang van de Afûk als taalbevorderingsinstituut
voor de tweede rijkstaal, waar Nederland meerdere internationale verdragen voor heeft
afgesloten? Op welke wijze gaat de Minister invulling geven aan dat belang dat de
Afûk vervult ten aanzien van het realiseren van de geratificeerde verdragen?
Voor het succesvol uitvoeren van het Friese taalbeleid is de deskundigheid van een
taalbevorderingsinstituut onmisbaar. Voor het Rijk en de provincie vervult de Afûk
daarom een essentiële rol. De Afûk zet haar expertise in op het gebied van overdracht,
ontwikkeling en bevordering van de Friese taal en ontvangt hiervoor een structurele
ondersteuning van de Provincie Fryslân. Ook het Rijk financiert een deel van deze
ondersteuning met middelen die beschikbaar worden gesteld in het provinciefonds.
De leden van de D66-fractie uiten hun hoge verwachtingen van de Minister ten aanzien
van het uitwerken van de gezamenlijke wettelijke zorgplicht zoals die is verwoord
in de Wet gebruik Friese taal. In de brief over de voortgang van het proces wordt
niet ingegaan op de aangenomen motie van het lid Romke de Jong c.s. (Kamerstuk 36 200 VII, nr. 128) waarin de regering wordt verzocht met de nieuwe bestuursafspraak te onderzoeken
hoe de wettelijke zorgplicht en verantwoordelijkheid voor de Friese taal en cultuur
verder uitgewerkt kan worden door een commissie en daarbij de taalvitaliteit mee te
nemen. In de formulering van de motie is nadrukkelijk niet verzocht te onderzoeken
of een commissie onderzoek kan doen naar de uitwerking van de wettelijke zorgplicht,
maar hoe zo’n commissie dat onderzoek kan doen.
Deze leden vinden het van groot belang dat deze breed gedragen motie wordt uitgevoerd
en vragen de Minister wanneer de Kamer wordt geïnformeerd over de onderzoeksopdracht,
de samenstelling van de commissie en het tijdpad waarin deze commissie zijn werkzaamheden
zal vervullen. Is de Minister bereid deze commissie als opdracht mee te geven voor
de tussentijdse evaluatie van de nieuwe bestuursafspraak, anno 2025, met een rapportage
te komen? En is de Minister bereid in overleg te treden met de provincie Fryslân over
welke mensen zitting nemen in deze commissie om recht te doen aan het gewicht van
het onderwerp?
Een soortgelijke vraag wordt gesteld door de leden van de BBB-fractie die vragen wanneer
de Minister de Kamer zal informeren over de onderzoeksopdracht, de samenstelling van
de commissie en het tijdpad waarin de commissie Uitwerken Gezamenlijke Zorgplicht
Friese Taal zijn werkzaamheden zal vervullen. Is de Minister bereid deze commissie
als opdracht mee te geven voor de tussentijdse evaluatie van de nieuwe bestuursafspraak,
anno 2025, met een rapportage te komen?
Bij het aannemen van de motie van het lid Romke de Jong is door mijn voorganger toegezegd
dat in het kader van de nieuwe bestuurlijke Friese afspraken wordt onderzocht in welke
vorm de genoemde partijen bijeen moeten komen om elkaar op landelijk niveau op de
hoogte te houden en om te onderzoeken hoe we met zo'n commissie het beleid extra kunnen
verstevigen. Op mijn verzoek zal DINGtiid advies uitbrengen over het samenstellen
van een landelijke commissie Frysk, naar aanleiding van de motie van de leden Bevers
en Van der Molen (kamerstuk 36 200-VII-132). Ik heb DINGtiid verzocht bij dit advies ook de vraag uit de motie Romke de Jong c.s.
te betrekken. Het lijkt mij namelijk bij uitstek een opgave voor deze landelijke commissie
om te onderzoeken hoe de wettelijke zorgplicht en verantwoordelijkheid voor de Friese
taal en cultuur verder kan worden uitgewerkt. Het advies van DINGtiid verwacht ik
in het voorjaar van 2024.
Halverwege de looptijd van de nieuwe bestuursafspraak (2026) zullen uw Kamer en de
provinciale staten van Fryslân door middel van een tussenrapportage geïnformeerd worden
over de uitvoering van de BFTK 2024–2028. Deze tussenrapportage wordt gemaakt door
Rijk en provincie samen met de betrokken uitvoeringsorganisaties, onderwijsinstanties,
overheden en DINGtiid. Een groot deel van de door u aangewezen mogelijke deelnemers
van de «landelijke commissie Frysk» is dus reeds betrokken bij het opstellen van deze
tussentijdse rapportage. Een extra rapportage door de landelijke commissie vóór de
tussentijdse evaluatie lijkt mij daarom niet van toegevoegde waarde. Ook wil ik voorkomen
dat betrokken partijen (zoals gemeenten en onderwijsinstanties) overvraagd worden
door deze dubbele rapportage. Uiteraard is het wel van belang dat de tussentijdse
evaluatie in de toekomstige landelijke «commissie Frysk» besproken wordt. Hoe dit
moet gebeuren zal bepaald worden aan de hand van het hierboven genoemde advies van
DINGtiid.
Handvest en Kaderverdrag
De leden van de CDA-fractie en de ChristenUnie-fractie vragen om een reactie van het
kabinet op de oproep van de provincie Fryslân om de rijkserkenning van het Fries onder
Deel II en III van het Europees Handvest voor regionale talen of talen van minderheden
(hierna: Handvest), en de erkenning van de Friezen onder het Kaderverdrag inzake de
bescherming van nationale minderheden (hierna: Kaderverdag) zonder terughoudendheid uit te werken in de nieuwe BFTK. Wat vindt de Minister van dit verzoek? Hoe ver
staat het met de rijkserkenning?
Met de erkenning van het Europees Handvest en Kaderverdrag heeft Nederland beloofd
zich in te zetten om minderheden en erkende minderheidstalen in Nederland te beschermen
en bevorderen. Het is de gezamenlijke verantwoordelijkheid van Rijk en Provincie om
ons aan deze belofte te houden. In juni 2022 heeft de laatste visitatie door het expertcomité
van het Handvest en het adviescomité van het Kaderverdrag plaatsgevonden. Naar aanleiding
van dit bezoek zijn twee rapporten met aanbevelingen verschenen. Deze rapporten zijn
19 februari met u gedeeld samen met een kabinetsreactie op de aanbevelingen voor «immediate
action»2.
November 2023 heeft BZK een ambtelijk bezoek gebracht aan de Raad van Europa om met
het verantwoordelijk departement voor het Kaderverdag en het Handvest door te praten
over de aanbevelingen en een mogelijk vervolgdialoog met het expertcomité van het
Handvest en adviescomité van het Kaderverdrag. Een dergelijk vervolg dialoog kan worden
ingepland na afronding van de BFTK. Ditmaal in het kader van de uitvoering van de
bestuursafspraken.
Aanvullend vragen de leden van de D66-fractie of de Minister bereid is alle adviezen
van de Raad van Europa in de nieuwe bestuursafspraak te benoemen en aan te geven of
hij die op zal volgen, of uit te leggen waarom dat nog niet mogelijk is?
19 februari ontving u de kabinetsreactie op het rapport van het adviescomité van het
Kaderverdrag en het rapport van het expertcomité van het Handvest3. Op uw verzoek zal aan de nieuwe BFTK een passage worden toegevoegd met de adviezen
voor het Fries van beide comités en een verwijzing naar het desbetreffende onderdeel
van de BFTK waarin deze adviezen zijn verwerkt.
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen daarnaast ook een reactie van het kabinet
op de oproep van de gedeputeerde staten van Fryslân om zonder terughoudendheid uitvoering
te geven aan de ratificatie van het Unesco-Verdrag betreffende de bescherming en de
bevordering van de diversiteit van cultuuruitingen.
Nederland heeft het UNESCO-verdrag betreffende de bescherming en bevordering van de
diversiteit van cultuuruitingen in 2009 geratificeerd en geeft met haar cultuurbeleid
invulling aan dit verdrag. In periodieke rapportages is te lezen op welke wijze Nederland
dit doet. In de rapportage uit 2013, 2017 en 2021 is specifiek aandacht voor de Friese
taal en cultuur4.
Elke regio telt
De leden van de BBB-fractie, de D66-fractie en de SP-fractie zien de inzet voor de
Friese taal en cultuur als uitstekend voorbeeld van regiospecifiek beleid dat vraagt
om bijzondere afspraken, waarbij ook het Rijk verantwoordelijkheid draagt. Hoe betrekt
de Minister het Fries bij het dossier regiospecifiek beleid?
Het beleid rondom de Friese taal en cultuur is inderdaad een goed voorbeeld van regiospecifiek
beleid. Binnen het regiospecifiek beleid is er oog voor het behouden van de Friese
cultuur en erfgoed in het kader van bijvoorbeeld projecten die gericht zijn op het
bevorderen van recreatie en toerisme. Ook is er aandacht voor behoud van de Mienskip
die zo kenmerkend is voor Friesland. Beleid m.b.t. de Friese taal wordt vastgelegd
in de BFTK.
In aanvulling hierop vragen de leden van de D66-fractie hoe de Minister van plan is
gemeenten nauwer te betrekken bij het proces van de totstandkoming en uitvoering van
de bestuursafspraak. Is de Minister bereid om gemeenten te faciliteren in het aanstellen
van meertaligheidscoördinatoren?
Bestuursorganen die niet tot de centrale overheid behoren, dienen conform de Wet gebruik
Friese taal taalbeleidsplannen en taalverordeningen aangaande de Friese taal op te
stellen. De provincie Fryslân neemt hierin het voortouw, brengt als Taalskipper decentrale
overheden bij elkaar en stuurt bij als kansen onbenut blijven. Op die wijze dienen
de bestuursorganen zelf hun verantwoordelijkheid te nemen om tot een actueel taalbeleid
en taalverordening te komen.
De bestuursorganen worden ook betrokken bij het provinciaal bestuurlijk overleg «Mei-inoar
foar it Frysk» dat twee tot vier keer per jaar plaatsvindt. Onder provinciaal bestuurlijk
voorzitterschap wordt tijdens dat overleg de voortgang van de implementatie van de
taalwetgeving besproken met de gemeenten en andere betrokken bestuursorganen.
De provincie Fryslân wil de gemeenten ondersteunen bij het ontwikkelen en verdiepen
van het taalbeleid en het behalen van doelen. Op termijn zou de provincie daarom graag
in iedere Friese gemeente een meertaligheidscoördinator aanstellen. In de afgelopen
BFTK-periode is de inzet van een meertaligheidscoördinator in de gemeente Waadhoeke
succesvol gebleken. Om de effectiviteit van deze aanpak verder te onderzoeken, wil
ik gedurende de looptijd van de nieuwe BFTK middelen beschikbaar stellen om twee nieuwe
meertaligheidscoördinatoren aan te stellen bij twee nieuwe gemeenten. Afspraken hierover
worden vastgelegd in de nieuwe BFTK.
Digitalisering
De leden van de D66-fractie streven ernaar dat Nederland vooroploopt in digitalisering,
verstandig omgaat met de keerzijde daarvan en de vruchten daarvan door alle groepen
in de samenleving laat plukken. Erkent de Minister dat nieuwe ontwikkelingen, zoals
verregaande digitalisering, die ten tijde van de ondertekening van de Europese verdragen
nog niet speelden, wel van belang zijn voor de Friese taal en voorts in brede zin
dienen te worden meegenomen in de nieuwe bestuursafspraak? Hoe geeft het kabinet uitvoering
aan de motie van het lid Van der Graaf (Kamerstuk 36 200 VII, nr. 131) om digitale innovaties om Friese spraak naar tekst, en tekst naar spraak te bespoedigen?
En hoe geeft het kabinet uitvoering aan de motie van de leden Romke de Jong en De
Hoop (Kamerstuk 36 200 VII, nr. 127) over innovatief digitaal taalonderwijs voor minderheidstalen stimuleren door Europese
samenwerking? Is de Minister bereid om bij de uitvoering van deze moties actief bij
te dragen aan de digitale inclusie van zowel het Fries als het Papiaments?
Ook de leden van de ChristenUnie-fractie hebben vragen over de uitvoering van de motie
van het lid Van der Graaf (Kamerstuk 36 200-VII, nr. 131) over digitale innovaties om Friese spraak naar tekst, en tekst naar spraak te bespoedigen.Kan
het kabinet aangeven wat de uitkomst is van het overleg met de provincie Fryslân om
te bezien wat er nodig is om de ontwikkeling van dergelijke digitale innovaties te
bespoedigen, en hoe het Rijk de provincie hierin kan ondersteunen? Wanneer heeft dit
overleg plaatsgevonden? Voorts vragen deze leden een overzicht van de inspanningen
die zijn verricht om bij de ontwikkeling van nieuwe toepassingen van spraakherkenningssoftware
in te spannen dat deze ook voor het Fries toegankelijk zijn. Wat zijn daarvan de resultaten?
Dit kabinet vindt het belangrijk dat het Fries gebruikt kan worden in formele en informele
situaties, zowel in het «analoge» leven als digitaal. Naar aanleiding van de motie
van het lid Van der Graaf (Kamerstuk 36 200 VII, nr. 131) en de nieuwe BFTK is er op 6 juni 2023 een eerste ambtelijk overleg geweest tussen
de Provincie Fryslân en BZK. Hierin heeft de provincie Fryslân een beeld geschetst
van de uitdagingen waar zij tegenaanlopen en de wensen die zij hebben voor de toekomst.
Om uitvoering te geven aan de motie en in overleg met de Provincie voegt de Staatssecretaris
van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties aan de nieuwe bestuursafspraak een paragraaf
toe met afspraken die zich toespitsen op het bespoedigen van digitale innovaties.
Deze afspraken zullen voornamelijk gericht zijn op het verbeteren van kennisuitwisseling
en het tijdig aanhaken van het Fries bij digitale innovaties voor het Nederlands.
Logischerwijs zullen digitale innovaties die interessant zijn voor het Fries ook interessant
zijn voor andere erkende talen, zo ook het Papiaments. De Staatssecretaris van Binnenlandse
Zaken en Koninkrijksrelaties ziet kansen om de uitwisseling van kennis over dergelijke
digitale innovaties tussen de verschillende taalgroepen te stimuleren. In de kabinetsvisie
generatieve AI heeft zij bijvoorbeeld een actie opgenomen die inzet op het stimuleren
van het ontwikkelen en verbeteren van (open en publieke) taalmodellen die getraind
zijn op minderheidstalen, zoals bijvoorbeeld Fries en Papiaments.
De leden Romke de Jong en de Hoop verzoeken het kabinet in hun motie om Europese samenwerking
te stimuleren door programma’s als Erasmus+ onder de aandacht te brengen bij scholen
en partijen, zodat innovatief taalonderwijs via digitale leermethoden voor minderheidstalen
verder gestimuleerd kan worden (Kamerstuk 36 200 VII, nr. 127). Het Nationaal Agentschap van Erasmus+, belegd bij Nuffic, geeft op verschillende
manieren aandacht aan de mogelijkheden voor Erasmus+ projecten in de hele waaier van
het onderwijs. Een voorbeeld hiervan kunt u vinden op de Erasmusplus website.5 Ook is Nuffic actief met regiocoördinatoren. Zij leggen in de regio contact met de
scholen voor de activiteiten die Nuffic verder nog uitvoert ten behoeve van het onderwijs.
De Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs heeft uw motie onder de aandacht
gebracht van Nuffic en daarbij gesuggereerd dat combinaties van Fries en andere minderheidstalen
verwerkt zouden kunnen worden in projecten binnen het Erasmus+ programma (bijvoorbeeld
door samenwerking met scholen in bijvoorbeeld Baskenland of Catalonië). Het Nuffic
zal dit onder de aandacht brengen van de schoolbesturen in de Provincie Fryslân. In
aanvulling hierop zal de Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs aandacht vragen
voor Erasmus+ bij de uitvoerders van het Taalplan Frysk via de zogeheten «Skoalstipers».
Skoalstipers zijn de vaste contactpersonen voor de scholen in de provincie Fryslân
voor Taalplan Frysk 2030. Skoalstipers kunnen in hun schoolbezoeken wijzen op het
feit dat binnen Erasmus+ ook mogelijkheden voor projecten over minderheidstalen zoals
het Fries bestaan. Scholen kunnen hierbij verwezen worden naar het Nationaal Agentschap
voor Erasmus+. Hiermee wordt uitvoering gegeven aan de motie van de leden Romke de
Jong en De Hoop.6
Tot slot is Nederland partij in het European Center for Modern Languages7. Ook daar worden veel innovatieve taalprojecten met en voor (minderheids)talen ontwikkeld,
ook voor het Fries.
Zichtbaarheid
De leden van de D66-fractie hebben al eerder aangegeven de Minister zeer erkentelijk
te zijn voor het sluiten van het zichtbaarheidsakkoord Friese taal. Deze leden moedigen
de uitvoering daarvan aan, gezien de gelijkwaardige zichtbaarheid van het Fries en
het Nederlands in Fryslân recht doet aan de status van tweede rijkstaal. Zij vragen
aandacht voor de rol van het Rijk in het gebruik van het Fries in de openbare ruimte,
zoals in de infrastructuur en informatievoorziening. De landelijke wet- en regelgeving
is nog gebaseerd op eentalig denken en dient volgens deze leden aangepast te worden.
Erkent de Minister dat elders in Europa en ook mondiaal aangetoond wordt dat zoiets
heel goed realiseerbaar is, aantoonbaar niet ten koste gaat van de verkeersveiligheid
en dat dat voorts in Fryslân ook mogelijk dient te worden gemaakt? Is de Minister
bereid daar in de bestuursafspraak afspraken over te maken?
Bewegwijzering is erop gericht om weggebruikers vlot, veilig en efficiënt te geleiden
van de plek waar ze vandaan komen naar de plek waar ze naar toe gaan. Een weggebruiker
heeft gedurende de rijtaak slechts beperkt tijd beschikbaar om de bewegwijzering te
lezen. Vanuit oogpunt van verkeersveiligheid zijn er daarom eisen gesteld aan bewegwijzering
in termen van uniformiteit, continuïteit, leesbaarheid en begrijpelijkheid. Deze eisen
dragen in belangrijke mate bij aan een snelle herkenbaarheid voor de weggebruiker,
voorkomt zoekgedrag en is van groot belang bij het voorkomen van twijfels over de
te volgen route.
Ervaringen uit andere landen leren dat aan tweetalige bebording langs wegen ook nadelen
zijn verbonden. Denk daarbij aan verkeerde interpretatie van een boodschap door hen
die de taal niet machtig zijn of dat een bestuurder toch probeert te interpreteren
wat op het bord staat, wat ten koste kan gaan van de rijtaak en daarmee de verkeersveiligheid.
Landen die er voor gekozen hebben om tweetalig te bewegwijzeren én de verkeersveiligheid
zo min mogelijk negatief te beïnvloeden, compenseren dat door onder andere naar minder
bestemmingen te verwijzen en door wijzigingen in vormgeving van de bewegwijzeringsborden
(meer kleurgebruik of gebruik van cursieve tekst).
In de huidige bestuursafspraak is afgesproken om bij wijze van uitzondering de tijdelijke
bewegwijzering in het kader van wegwerkzaamheden aan de Rijksweg binnen de provincie
Fryslân aan te passen naar tweetalige teksten. In overleg is destijds gekozen voor
het toevoegen van een extra informatiebord bij wegwerkzaamheden in de Friese taal,
en niet voor tweetaligheid op één bord. Dit om de kans op negatieve gevolgen voor
de verkeersveiligheid zoveel mogelijk te beperken. Deze afspraak wordt in de nieuwe
bestuursafspraak voor 2024–2028 gecontinueerd.
Rijkswaterstaat is momenteel in gesprek met de provincie Fryslân om gezamenlijk te
bezien hoe de zichtbaarheid van de Friese taal langs Rijkswegen in de provincie Fryslân
verder kan worden vergroot, zonder afbreuk te doen aan de verkeersveiligheid. De uitkomst
van dit overleg zal in de nieuwe bestuurlijke afspraken worden meegenomen.
Met betrekking tot informatievoorziening middels overheidscommunicatie heeft de provincie
Fryslân de wens uitgesproken om gedurende de nieuwe bestuursafspraken te onderzoeken
of de afspraken over het gebruik van het Fries in de Rijksvertaalrichtlijnen verder
kunnen worden geconcretiseerd. De provincie wenst aanvullende afspraken over Friestalige
overheidscampagnes en Friese vertalingen op rijksoverheid.nl. Over het invullen van
de verhoogde ambitie op dit vlak worden momenteel nog gesprekken gevoerd met de betrokken
departementen.
Wat de leden van de CDA-fractie betreft doet gelijkwaardige zichtbaarheid van het
Fries en het Nederlands in Fryslân recht aan de status van het Fries als officiële
taal in de provincie Fryslân.
Deelt de Minister dat uitgangspunt? Staat de Minister ervoor open om in de BFTK ook
afspraken te maken over het Fries in de openbare ruimte zoals in de infrastructuur
en informatievoorziening en de eventuele rol van de overheid daarin?
Ja, dit kabinet deelt dit uitgangspunt en zet zich daar waar mogelijk in voor het
meer zichtbaar maken van de Friese taal in de openbare ruimte.
Zo worden de bestaande bestuursafspraken om de Fries taal toe te passen op tijdelijke
bewegwijzering in het kader van wegwerkzaamheden en de bewegwijzering in publieke
ruimten binnen Rijkskantoren (van Rijkswaterstaat) gecontinueerd. Hoe en of de zichtbaarheid
van de Friese taal verder kan worden vergroot zonder afbreuk te doen aan de verkeersveiligheid,
is momenteel onderwerp van gesprek tussen de provincie en Rijkswaterstaat.
Over informatievoorziening in overheidscommunicatie worden momenteel nog gesprekken
gevoerd (zie antwoord vraag 16).
Rechtspraak
De leden van de VVD-fractie maken zich zorgen over de positie van het Fries in de
rechtspraak. De gelijkwaardigheid wordt door veel procespartijen niet gevoeld, terwijl
juist in een procedure bij de rechter het zo belangrijk is dat je je emoties en gedachten
op de best mogelijke manier kan uitdrukken. In het rondetafelgesprek is de suggestie
gedaan om alle Friestalige zaken te concentreren in Leeuwarden, mits daar alle voorzieningen
voorwaarden voor tweetalige rechtspraak maximaal zijn ingevuld.
De leden van de VVD-fractie vragen of de Minister kan aangeven of deze optie realistisch
is? Deze leden vragen of de Minister kan aangeven wat er anders nodig is om het recht
van Friezen om Fries te spreken in de rechtszaal te garanderen?
Fractieleden van het CDA leggen een vraag van gelijke strekking voor. Het Fries is
een officiële taal in de provincie Fryslân naast het Nederlands en heeft daarmee een
bijzondere positie. DINGtiid kwam tot een aanbeveling om rechtszaken waarbij het verzoek
is gedaan om Fries te spreken of waar gerede kans is dat die wens onder de rechtsdeelnemers
bestaat, te behandelen bij één zittingslocatie, namelijk die in Leeuwarden. Het moet
in Leeuwarden dan wel goed en uitnodigend geregeld zijn, dat is nu nog niet het geval.
Hoe kijkt het kabinet hier tegenaan? Deze stellingname van DINGtijd sluit ook aan
bij de nulmeting, die in mei 2022 in opdracht van de provincie Fryslân is uitgevoerd
bij de rechtbank Noord-Nederland naar het gebruik van het Fries in de rechtszaal.
Uit de resultaten van dat onderzoek blijkt dat medewerkers met Fries als moedertaal
het Fries beduidend beter verstaan dan de overige medewerkers. Ook de medewerkers
in Leeuwarden verstaan het Fries beter dan de medewerkers in Assen en Groningen. Door
rechtzoekenden wordt significant vaker Fries in de rechtbank van Leeuwarden gesproken
dan in de rechtbank van Assen of Groningen. De leden van de CDA-fractie vinden deze
aanbeveling van DINGtijd wel een goed idee en zouden graag zien dat dit verder uitgewerkt
en besproken wordt.
Ook fractieleden van de PVDA en GroenLinks zijn benieuwd naar een reactie van het
kabinet op de suggestie van de voorzitter van het Steatekomitee Frysk voor een status
aparte van de Rechtbank Leeuwarden.
Het beleid van het kabinet is erop gericht de positie van het Nederlands en Fries
in de provincie Fryslân op basis van gelijkwaardigheid te regelen.
DINGtiid is het wettelijk adviesorgaan met als taakstelling het bevorderen van die
gelijke positie van de Friese taal en de Nederlandse taal in de provincie Fryslân,
conform het beleid van het kabinet. Met het oog op het Rondetafelgesprek Bestuursafspraak
Friese Taal en Cultuur (BFTK) van de Vaste Kamercommissie Binnenlandse Zaken van 12 oktober
jl. (hierna: het Rondetafelgesprek) heeft DINGtiid een aantal aanbevelingen gedaan.
Een van de aanbevelingen is om rechtszaken waarin het verzoek is gedaan om Fries te
spreken of waar gerede kans is dat die wens onder de procesdeelnemers bestaat, te
behandelen op de zittingslocatie Leeuwarden van de rechtbank Noord-Nederland en de
Wet gebruik Friese taal (hierna: de wet) daarop aan te passen. Dit stelt de rechtbank
Noord-Nederland en het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden in staat een proactief beleid
te voeren om de gelijkwaardigheid van het Fries in het rechtsverkeer (vooral daar)
te bevorderen. DINGtiid stelt daaraan de voorwaarde dat de medewerkers van de rechtbank
en het gerechtshof op de zittingslocatie Leeuwarden het Fries minimaal passief beheersen,
dat daar in de functieomschrijving en bij de werving van nieuwe medewerkers rekening
mee wordt gehouden en dat procespartijen proactief worden uitgenodigd gebruik te maken
van hun recht om Fries te spreken als zij daar behoefte aan hebben. Daarvan is op
dit moment, aldus DINGtiid, nog geen sprake.
Vanuit de rechtbank en het gerechtshof geldt het volgende. In 2022 zijn de zaakstoedelingsregelingen
van de rechtbank Noord-Nederland gewijzigd en heeft het gerechtsbestuur het mogelijk
gemaakt dat toedeling op maat mogelijk is in zaken die (gedeeltelijk) in de Friese
taal gevoerd worden. Concreet betekent dit dat de rechtbank een zaak waarin kenbaar
is dat (gedeeltelijk) in het Fries zal worden geprocedeerd, aan een rechter kan toedelen
die het Fries (passief) machtig is. Het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden heeft een vergelijkbare
regeling voor zaken die behandeld worden in de zittingslocatie Leeuwarden.
Verder wordt in vacatureteksten voor nieuwe medewerkers van de rechtbank de bereidheid
gevraagd om passief het Fries te leren. Om te bevorderen dat de medewerkers, waaronder
ook rechters, van de gerechten het Fries verstaan, biedt de rechtbank jaarlijks aan
de medewerkers een cursus Fries aan. Medewerkers van het gerechtshof kunnen deze cursus
ook volgen. Het gerechtshof organiseert ook zelf met enige regelmaat een cursus Fries
voor medewerkers. Op bestuurlijk niveau vindt periodiek overleg plaats tussen de rechtbank,
het gerechtshof en DINGtiid. Met DINGtiid hebben de rechtbank en het gerechtshof de
afspraak gemaakt een werkgroep te starten om te bezien of en hoe het spreken van het
Fries tijdens een zitting verder gefaciliteerd en/of onder de aandacht gebracht kan
worden. De betreffende gerechten stellen aan de orde dat zij in de zittingslocatie
Leeuwarden meer zouden kunnen doen om het Fries te bevorderen (als gevolg van veel
minder administratieve lasten) als de wet zich zou beperken tot haar zittingsplaats
Leeuwarden.
De gerechten hebben, na verschillende overleggen met het Ministerie van Justitie en
Veiligheid en de provincie Fryslân, in een overzicht in kaart gebracht wat zij, in
aanvulling op wat wettelijk is bepaald ten aanzien van de Friese taal, doen of gaan
doen om het gebruik van het Fries in het rechtsverkeer te faciliteren. Naast de maatregelen
die hiervoor zijn genoemd, komt dat neer op het volgende. Op de website www.rechtspraak.nl is informatie beschikbaar over de mogelijkheden van het gebruik van het Fries in
het rechtsverkeer. Verder bevat het interne IT-netwerk van zowel de rechtbank als
het gerechtshof voor de medewerkers van de gerechten een toegankelijk overzicht van
de rechten van de inwoners van Fryslân om in het Fries te procederen en/of de eed/belofte
in het Fries af te leggen. Op de gerechtslocaties in de zittingsplaats Leeuwarden
is bebording in twee talen aanwezig; in het Fries en in het Nederlands. Het gaat dan
bijvoorbeeld om de «niet roken»-borden. Op de bordjes bij de zittingszalen staat,
in het Fries, dat in de zittingszaal Fries gesproken mag worden. In de loop van 2023
zullen de betreffende gerechten daarnaast op social media aandacht besteden aan de
mogelijkheid van het gebruik van het Fries in die gerechten. Het gerechtshof zal (uiterlijk)
eind 2023 een filmpje plaatsen op de website rechtspraak.nl waarin in het Fries uitleg
wordt gegeven over het Paleis van Justitie in Leeuwarden en de gang van zaken tijdens
een mondelinge behandeling. Ook bestaan er plannen om in ieder geval in het gerechtsgebouw
van de rechtbank Noord-Nederland met narrowcasting te gaan werken. Dit zal het mogelijk
maken bezoekers van het gerechtsgebouw in de zittingsplaats Leeuwarden ook in het
Fries te verwelkomen via de beeldschermen in de wachtruimte. Daarnaast is de nieuwe
tekst van artikel 14 van de wet met ingang van 1 januari 2024 in werking getreden.
Op grond daarvan wordt in alle gevallen als bedoeld in artikel 11 van de wet, dat
wat in het Fries is gesproken, als het in het proces-verbaal wordt opgenomen, in die
taal vermeld.
Het kabinet verwelkomt deze concrete stappen die de rechtbank Noord-Nederland en het
gerechtshof Arnhem-Leeuwarden hebben gezet en legt aan DINGtiid en de gerechten voor
om in onderling overleg vinger aan de pols te houden over de opvolging van deze maatregelen.
Het kabinet is er op voorhand niet van overtuigd dat een wijziging van de Wet gebruik
Friese taal noodzakelijk is om het Fries te bevorderen. Het kabinet juicht toe dat
de zaakstoedelingsreglementen in 2022 gewijzigd zijn, zoals hierboven vermeld en verwacht
dat hierdoor en door de bovenstaande maatregelen Friessprekenden normaal gesproken
in de zittingslocatie in Fryslân terecht kunnen. Het kabinet blijft hierover in gesprek
met de gerechten en zal de voortgang van de maatregelen monitoren.
De leden van de D66-fractie uiten opnieuw ernstige zorgen over de beperkingen van
het recht van de Friezen om Fries te spreken in de rechtbank. Deze leden zien dat
als fundamenteel recht van deze erkende minderheid. Het mag niet zo zijn dat deze
minderheid impliciet of expliciet geforceerd wordt Nederlands te spreken door de rechtspraak.
Een ieder die voor de rechtbank verschijnt dient volledig gehoord te worden en de
ruimte te krijgen diens verhaal te doen in de moedertaal. Friezen hebben er in de
ogen van deze leden ook recht op dat wat zij zeggen wordt opgenomen in het verslag
en niet slechts een vertaling daarvan. Deze leden hebben daarom ook waardering voor
de aanstaande uitvoering van artikel 14 van de Wet gebruik Friese taal, maar achten
het lange uitstel daarvan exemplarisch voor met name de houding van de rechtspraak
ten opzichte van de Friezen waar zij recht voor spreken. Deze leden hebben met teleurstelling
kennisgenomen van de conclusies van de Raad van Europa dat er belemmeringen zijn voor
het gebruik van het Fries in de rechtspraak. Zou de Minister een beschouwing kunnen
geven over het belang en de waarde die het kabinet hecht aan het recht van Friezen
om Fries te spreken in rechtszaken voor een goede rechtsgang? Ook de leden van de
BBB-fractie leggen deze vraag aan de Minister voor.
Zoals bij de beantwoording van vraag 18 is vermeld, is het beleid van het kabinet
erop gericht de positie van het Nederlands en Fries in de provincie Fryslân op basis
van gelijkwaardigheid te regelen.
Het kabinet benadrukt dat het gebruik van de Friese taal in de Rechtspraak van meerwaarde
is en dat de behoefte om het te gebruiken nadrukkelijk aanwezig is bij de Friestalige
rechtzoekenden. Daarom wordt er grote waarde gehecht aan het wettelijk kader en de
afspraken die hierover in Europees verband zijn vastgelegd. Het kabinet onderschrijft
het standpunt van de rechtbank Noord-Nederland tijdens het Rondetafelgesprek dat als
een procesdeelnemer door het gebruik van het Fries de feiten of zijn gevoelens ten
overstaan van de rechter beter tot uitdrukking kan brengen, dat daadwerkelijk bijdraagt
aan de inhoudelijke kwaliteit van de rechtspleging.
De leden van de SP-fractie vragen of het kabinet bereid is om nu eindelijk, conform
meerdere oproepen uit de Kamer, de problemen op te lossen die ertoe leiden dat het
in de rechtszaal vaak nog niet mogelijk is om in het Fries het woord te voeren, zelfs
in Fryslân zelf. Bijvoorbeeld door de tarieven voor tolken eindelijk te indexeren.
De leden van de GroenLinks-en PvdA-fracties maken zich ook zorgen over het gebruik
van de Frysk taal in de rechtspraak. Deze leden begrijpen dat het voor mensen die
het Frysk gebruiken dat het nog lang niet altijd goed mogelijk is om in deze taal
deel te nemen aan de rechtspraak. Formeel is het Frysk als taal geregeld, maar in
de praktijk is het gebruik van het Frysk niet geborgd. Graag ontvangen zij van de
Minister hier een reactie op en ook vernemen zij graag wat het kabinet concreet gaat
doen op dit op korte termijn beter te borgen. Kan de Minister hierbij concreet ingaan
op de punten van zorg die door DINGtiid en beëdigd rechtbank tolk F. Dijkstra hierover
zijn aangedragen bij het rondetafelgesprek in de Kamer en in de position papers die
hierover zijn opgesteld.
Het kabinet verwijst naar de stappen die de rechtbank Noord-Nederland en het gerechtshof
Arnhem-Leeuwarden hebben gezet, zoals verwoord in het antwoord op vraag 18.
Op de ingebrachte punten van mr. drs. F. B. Dijkstra gaat het kabinet ook nader in.
Het eerste punt van zorg ziet toe op de tarieven van de C1-registertolken. Op 1 januari
2023 is het minimumtarief van de tolken verhoogd naar minimaal 55 euro per uur. Daarnaast
heeft de Minister van Justitie en Veiligheid toegezegd dat met ingang van januari
2024 het minimumtarief voor tolken jaarlijks wordt geïndexeerd via de Btis (Besluit tarieven
in strafzaken). De stelselherziening, en de invoering van het minimumtarief, is ingevoerd
om marktwerking te bevorderen. Tolken en intermediairs zijn vrij om te onderhandelen
over tarieven boven het minimumtarief. De implementatie van de tolkcontracten voor
het openbaar ministerie en de Rechtspraak loopt op dit moment en de, met de intermediairs
overeengekomen, dienstverlening is in februari 2024 volledig afgerond. Het kabinet
benadrukt dat de gesprekken over de tarieven tussen tolken en intermediairs al kunnen
plaatsvinden, aangezien de contracten inmiddels definitief gegund zijn.
Als een procesdeelnemer aangeeft Fries te willen spreken en een van de andere procesdeelnemers
het Fries niet beheerst, kan een tolk ingezet worden. De inzet van een C1-registertolk
is wettelijk verplicht voor afnameplichtige organisaties, wat volgt uit de Wet beëdigde
tolken en vertalers. Op het gebied van de straf- en vreemdelingenketen zijn het openbaar
ministerie en de Rechtspraak afnameplichtig en zijn zij wettelijk verplicht om een
C1-registertolk in te zetten in deze strafzaken, als een Friese tolk wordt aangevraagd
omdat een van de procesdeelnemers de Friese taal niet beheerst. Het kabinet benadrukt
nogmaals dat het gebruik van de Friese taal in de rechtszaal gestimuleerd en gefaciliteerd
wordt.
De leden van de D66-fractie vragen hoe het kabinet de gelijkwaardigheid van de Friese
taal in de rechtspraak beoordeelt als acht dagen van tevoren aangegeven moet worden
dat men Fries wil spreken, terwijl dat door de wetgever niet als voorwaarde is gesteld?
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen naar de werking van de Wet gebruik Friese
taal in de rechtspraak. Deze leden begrijpen dat acht dagen van te voren moet worden
aangegeven dat men Fries wil spreken, terwijl dit niet in de wet staat als voorwaarde.
Wat vindt het kabinet van deze gang van zaken?
Het is voor de toegankelijkheid en kwaliteit van de rechtspleging belangrijk dat alle
procesdeelnemers de mondelinge behandeling goed kunnen volgen. Dat geldt voor medewerkers
van de gerechten, maar ook voor partijen, verdachten, slachtoffers, getuigen, advocaten,
deskundigen en anderen die bij een gerechtelijke procedure betrokken zijn. De rechtbank
vraagt procesdeelnemers acht dagen van te voren aan te geven dat ze in het Fries willen
spreken. Dat stelt de rechter in staat, als dat nodig is, te bepalen dat bijstand
van een tolk wordt verleend en die tijdig op te roepen. Een tolk kan nodig zijn om
een procesdeelnemer bij te staan die tijdens de mondelinge behandeling Fries wil spreken,
maar ook om procesdeelnemers die het Fries niet (voldoende) machtig zijn, in staat
te stellen de mondelinge behandeling goed te volgen als Fries wordt gesproken. Het
werkt beide kanten op: indien grotendeels Fries wordt gesproken tijdens de zitting
hebben ook Nederlandstaligen het recht zich in hun eigen taal uit te drukken; een
tolk is in dit geval nodig.
De leden van de D66-fractie en de CDA-fractie vragen zich af of de Minister bereid
is onafhankelijk onderzoek in te stellen naar de implementatie van de Wet gebruik
Friese taal door de rechtbank Noord-Nederland en het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
en of de Minister bereid is in dat onderzoek de mogelijkheid voor een herziening van
de gerechtelijke kaart mee te nemen, waardoor Friestalige zaken uitsluitend in Leeuwarden
behandeld worden?
In de gespreksnotitie die DINGtiid ten behoeve van het Rondetafelgesprek heeft opgesteld,
wijst DINGtiid op een aantal incidenten die recentelijk de media hebben gehaald en
waarover is bericht dat de wet in de zittingszaal niet op juiste wijze is toegepast.
Het kabinet onderschrijft het belang van een juiste toepassing van de wet en acht
incidenten waarin dat niet gebeurt, betreurenswaardig. De rechtbank en het gerechtshof
hebben aandacht voor een juiste toepassing van de wet. Zij kunnen het gebruik van
Fries stimuleren en faciliteren, maar het is aan de individuele rechter om de orde
op de zitting te bepalen. Daarin kunnen de gerechten niet treden. Het kabinet zal
het belang van een juiste toepassing van de wet extra onder de aandacht brengen van
de Raad voor de rechtspraak. Het kabinet ziet geen aanleiding voor een onafhankelijk
onderzoek naar de implementatie van de wet door de rechtbank en het gerechtshof.
Met verwijzing naar het antwoord op vraag 18, ziet het kabinet geen aanleiding de
mogelijkheid te onderzoeken van een herziening van de gerechtelijke kaart.
De leden van de D66-fractie vinden het zorgelijk dat rechters Friese procesdeelnemers
vragen of zij ook Nederlands willen spreken en kennelijk niet op de hoogte zijn van
de taalrechten van Friese procesdeelnemers. Is de Minister bereid er bij de Raad voor
de rechtspraak op aan te dringen dat rechters enerzijds cursussen Fries kunnen volgen
als onderdeel van de verplichte bijscholing en anderzijds procesdeelnemers geruststellen
die zich van het Fries wensen te bedienen dat dat geen negatieve invloed zal hebben
op de uitkomst van hun proces? En is de Minister bereid er bij de Raad voor de rechtspraak
op aan te dringen dat rechters procesdeelnemers niet vragen of zij ook Nederlands
kunnen spreken en verstaan en dat rechters die het Fries niet (volledig) machtig zijn
gebruikmaken van simultane vertolking?
Wat betreft cursussen Fries verwijst het kabinet naar de beantwoording van vraag 18.
Het kabinet onderschrijft het belang van een juiste toepassing van de wet. Uit een
juiste toepassing volgt dat het voor procesdeelnemers die zich van het Fries wensen
te bedienen duidelijk is dat dat geen negatieve invloed zal hebben op de uitkomst
van hun proces en dat procesdeelnemers in staat worden gesteld gebruik te maken van
het recht om Fries te spreken, ook als zij het Nederlands machtig zijn. Een tolk kan
nodig zijn als een rechter het Fries niet (volledig) passief beheerst, maar ook om
andere procesdeelnemers die het Fries niet (volledig) machtig zijn in staat te stellen
de mondelinge behandeling goed te volgen als Fries wordt gesproken. De rechtbank en
het gerechtshof hebben daar aandacht voor en het kabinet zal dat ook bij de Raad voor
de rechtspraak extra onder de aandacht brengen.
De leden van de D66-fractie en de BBB-fractie vragen of de Minister het wenselijk
vindt dat geregistreerde gerechtstolken die uitsluitend Friese zaken vertolken meer
geld kwijt zijn aan de bijscholing dan dat zij verdienen met zaken? Vindt de Minister
het wenselijk dat geregistreerde gerechtstolken al lange tijd niet meer tolken, omdat
instanties niet bereid zijn het door hen gevraagde tarief te betalen? Welke stappen
zet het kabinet om deze impasse te doorbreken, nadat het tarief voor gerechtstolken
gedurende lange tijd niet is geïndexeerd?
De inzet van het kabinet is om het gebruik van de Friese taal te stimuleren en faciliteren
in de Rechtspraak. Daarmee is een belangrijke inzet dat de medewerkers van de desbetreffende
gerechten zelf de Friese taal passief beheersen. De inzet van tolken is een mogelijkheid
als medewerkers de Friese taal zelf niet passief beheersen, maar ook om procesdeelnemers
die het Fries niet (voldoende) machtig zijn, in staat te stellen de mondelinge behandeling
goed te volgen als Fries wordt gesproken.
De stelselherziening voor tolken en vertalers binnen Justitie en Veiligheid is, gericht
op het implementeren van tolkcontracten inclusief een minimumtarief en daarbij horende
marktwerking. Daarbij speelt vraag en aanbod een rol. Mocht het gevraagde bedrag niet
worden geaccepteerd door een van de partijen, is het aan de onderhandelende partijen
om tot overeenstemming over de tarieven te komen. Op dit moment betaalt het openbaar
ministerie nog vaste tarieven, omdat de tolkcontracten nog niet volledig geïmplementeerd
zijn. Wel is de aanbesteding inmiddels gegund en zullen de contracten voor het openbaar
ministerie en de Rechtspraak in februari 2024 (volledig) in werking treden. Het kabinet
benadrukt dat de gesprekken over de tarieven tussen tolken en intermediairs al kunnen
plaatsvinden, aangezien de contracten inmiddels definitief gegund zijn.
Na de implementatie van het contract van het openbaar ministerie/de Rechtspraak zal
informatie beschikbaar worden over de inzet van tolken op deze opdrachten. Vanaf het
moment dat deze informatie beschikbaar is, zal worden verkend of/welke nadere stappen
wenselijk zijn.
Voor de nadere stappen in de Rechtspraak verwijs ik graag naar de antwoorden op vraag
18 en 19.
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen of het kabinet het belang deelt van het
recht om Fries te kunnen spreken in rechtszaken voor een goede rechtsgang? Zij vragen
hierbij in het bijzonder aandacht voor de positie van de tolken. Welke stappen zet
het kabinet om de impasse tussen tolken en rechtbanken te doorbreken? Op welke wijze
wordt de rechtbank op dit punt maar ook op de andere punten in staat gesteld uitvoering
te geven aan haar wettelijke verplichtingen?
Het kabinet deelt het belang van het recht om Fries te kunnen spreken in rechtszaken
voor een goede rechtsgang en verwijst voor de nadere stappen ook naar het antwoord
op vraag 18 en vraag 19.
Het inzetten van een beëdigde tolk wordt, in een situatie waarbij procesdeelnemers
de Friese taal niet passief beheersen, gestimuleerd. De tolkcontracten voor het openbaar
ministerie en de Rechtspraak zijn reeds gegund maar nog niet volledig geïmplementeerd.
De contracten zijn in februari 2024 (volledig) geïmplementeerd. Vanaf de implementatie
van deze aanbesteding zullen de gerechtstolken ook voor het openbaar ministerie en
de Rechtspraak kunnen onderhandelen over de voorwaarden zoals tarieven boven het wettelijk
minimumtarief.
Echter moet hierbij zeker opgemerkt worden dat de rechtbank en het gerechtshof geen
invloed kunnen uitoefenen op de totstandkoming van de tarieven. Deze onderhandelingen
vinden plaats tussen de intermediairs (tolkbureaus) en de tolken.
Ook de overige kosten die de gerechten maken om uitvoering te geven aan hun wettelijke
verplichtingen komen voor vergoeding in aanmerking.
Met het voorgaande en de maatregelen genoemd in de antwoorden op vraag 18, 20 en 24
wordt uitvoering gegeven aan de motie van het lid Palland8 en de motie van de leden Kwint en Van Nispen9. In de motie Palland wordt de regering verzocht om in overleg met de provincie Fryslân
tot een oplossing te komen waarbij het spreken van de Friese taal in de rechtbank
door betrokkenen geborgd is. De motie Kwint en Van Nispen verzoekt de regering linksom
of rechtsom te garanderen dat het kunnen spreken van de Friese taal in de rechtbank
geborgd is, en dat een discussie over het tarief van een noodzakelijke C1-tolk daaraan
niet in de weg mag staan. Zoals hierboven genoemd komen de tarieven, na de implementatie
van de contracten van openbaar ministerie en de Rechtspraak in februari 2024, tot
stand door onderhandelingen tussen intermediairs (tolkbureaus) en de tolken met een
borging van het geldende minimumtarief.
Zorg
De leden van de VVD-fractie zijn van mening dat het belangrijk is om je op een vertrouwde
manier te kunnen uitdrukken, zeker als je je kwetsbaar voelt. Daarom onderschrijven
deze leden nadrukkelijk het belang van het beheersen van de Friese taal in de zorg,
voornamelijk in Friesland. Dit geldt zowel in de curatieve zorg (op het spreekuur
bij de huisarts, in het ziekenhuis etc.) als in de langdurige zorg. In het verleden
zijn er bij ziekenhuizen projecten geweest om het gebruik van het Fries te bevorderen.
Kan de Minister aangeven hoe in navolging van dit soort projecten Fries in de zorg
verder bevorderd wordt, met name gericht op (dementerende) ouderen in Friesland?
Goede en passende zorg is cliënt- en patiëntgericht en afgestemd op iemands reële
behoefte. Vanuit het perspectief van cultuurspecifiek en diversiteitssensitief werken
in de zorg, onderschrijven de Ministers en Staatssecretaris van VWS het belang van
het beheersen van de Friese taal in de zorg in Friesland. Vooral wanneer oudere patiënten
hun laatste levensfase hebben bereikt of dementerend zijn is het prettig om in de
moedertaal te communiceren. Om de projecten rondom Friese taal in de zorg te vervolgen
is het van belang dat ziekenhuizen of zorgaanbieders hier voldoende aandacht voor
hebben. Om dit te stimuleren zal het ministerie hier met deze partijen vanuit hun
rol als werkgevers het gesprek over aangaan. Ook is het ministerie momenteel in gesprek
met de provincie om te bezien hoe de genoemde projecten verder bevorderd kunnen worden.
Hier zal in de bestuurlijke afspraken verder invulling aan worden gegeven.
De leden van de D66-fractie zijn het kabinet erkentelijk voor de stappen die zijn
gezet om de zorg in Nederland toegankelijker te maken, zodat we niemand laten vallen.
Welke stappen is de Minister bereid te zetten om inwoners van Fryslân de mogelijkheid
te bieden in het Fries te worden ontvangen en behandeld in de zorg?
Het is aan ziekenhuizen en zorgaanbieders om voldoende aandacht te hebben voor de
Friese taal in de zorg. Het Ministerie van VWS ziet hier in de context van het aanbieden
van cultuurspecifieke zorg een aanjagende rol voor zichzelf door waar nodig in gesprek
te gaan met brancheverenigingen in de zorg. Dit is onlangs ook gecommuniceerd in de
eerste voortgangsrapportage van de VWS-brede aanpak discriminatie en gelijke kansen.10
De leden van de CDA-fractie delen dat er in ziekenhuizen en verpleeghuizen Fries gesproken
moet kunnen worden. Zeker in laatste levensfase is het belangrijk je goed te kunnen
uiten. Dat gaat met emoties nu eenmaal makkelijker in de moedertaal. Daar vallen mensen
ook automatisch op terug. Hoe kan de Minister dit middels de BFTK bevorderen?
Het Ministerie van VWS heeft in de context van het aanbieden van cultuurspecifieke
zorg een aanjagende rol. Dit doet het ministerie door waar nodig in gesprek te gaan
met brancheverenigingen in de zorg. Hier is onlangs ook over gecommuniceerd in de
eerste voortgangsrapportage van de VWS-brede aanpak discriminatie en gelijke kansen.
Ook is het ministerie momenteel in gesprek met de provincie om te bezien hoe de genoemde
projecten verder bevorderd kunnen worden. Hier zal in de bestuurlijke afspraken verder
invulling aan worden gegeven.
De leden van de BBB-fractie vragen welke stappen de Minister bereid is te zetten om
inwoners van Fryslân de mogelijkheid te bieden in het Fries te worden ontvangen en
behandeld in de zorg.
Vanuit het perspectief van cultuurspecifiek en diversiteitssensitief werken in de
zorg onderschrijven de Ministers en Staatssecretaris van VWS het beheersen van de
Friese taal in de zorg in Friesland. Het is daarbij aan ziekenhuizen en zorginstellingen
om hier invulling aan te geven. Het Ministerie van VWS heeft hierbij een aanjagende
en informerende rol. Dit doet VWS waar nodig door in gesprek te gaan met brancheverenigingen
in de zorg. In december 2022 is dan ook de beleidsnota cultuursensitieve zorg gepubliceerd.
Onlangs is de stand van zaken van deze maatregelen met de Tweede Kamer gedeeld in
de eerste voortgangsrapportage van de VWS-brede aanpak discriminatie en gelijke kansen.
Daarnaast gaat VWS waar nodig in gesprek met brancheverenigingen in de zorg. Tenslotte
is het departement momenteel in gesprek met de provincie over de manier waarop beide
partijen verdere invulling kunnen geven aan de ambities die in de BFTK staan.
Onderwijs en kinderopvang
Algemeen
De leden van de D66-fractie zijn van mening dat het onderwijs de belangrijkste springplank
vormt voor volwaardige deelname aan de samenleving en onderschrijven de visie van
het kabinet dat het Fries in de provincie Fryslân een basisvaardigheid is. De leden
van de D66-fractie en de leden van de BBB fractie vragen of het kabinet de zienswijze
deelt dat de Friese taal en cultuur op hoogwaardig niveau in een doorlopende, op elkaar
aansluitende, leerlijn zou moeten worden aangeboden van peuter tot promovendus (fan
pjut oant promovendus)? Is de Minister bereid daartoe maatregelen op te nemen in de
komende bestuursafspraak?
Aanvullend vragen de leden van de D66-fractie of het kabinet het wenselijk acht dat
er nog steeds een draagvlakconstructie voor het verplichte vak Fries in de wet is
opgenomen, een basisvaardigheid in de provincie Fryslân? De leden van de VVD-fractie
doen eenzelfde constatering en vragen of de Minister van mening is dat dit in de provincie
Fryslân zou moeten gelden als een basisvaardigheid.
De Minister van OCW en de Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs (MPVO), zetten
zich in om de doorlopende en aansluitende leerlijn van peuter tot promovendi te versterken.
Zo worden de huidige kerndoelen en eindtermen voor het funderend onderwijs momenteel
herzien. Dit is een zorgvuldig traject waaraan hard gewerkt wordt door zowel de provincie
Fryslân als het Rijk. Wat betreft het middelbaar beroepsonderwijs is het van belang
dat mbo-studenten de Friese taal goed beheersen, omdat veel van deze studenten werkzaam
zullen zijn in de provincie Fryslân. De in de vorige bestuursafspraak reeds ingezette
lijn om ernaar te streven dat mbo-studenten worden voorbereid op de lokale arbeidsmarkt
en een meertalige beroepscontext, bijvoorbeeld door het aantal mbo-opleidingen dat
een keuzedeel Fries aanbiedt uit te breiden, zal in de nieuwe bestuursafspraak worden
doorgezet. Met betrekking tot het hoger onderwijs hecht de Minister van OCW waarde
aan wetenschappelijk onderwijs en onderzoek naar de Friese taal en cultuur, ook vanwege
de officiële status van het Fries in de provincie Fryslân. Mede door het geringe aantal
studenten op universitair niveau liep de doorlopende leerlijn tot aan promovendus
niet goed door. Deze trend treft niet alleen het Fries, maar ook andere talenopleidingen
en is internationaal zichtbaar. In januari 2024 heeft de KNAW hun adviesrapport «De
toekomst van de frisistiek» gepubliceerd over het Fries in het wetenschappelijk onderwijs
en onderzoek.
De Minister van OCW is conform het amendement van Kamerlid De Hoop c.s.11, dat is ingediend n.a.v. de aanbevelingen van het KNAW-rapport, bereid om structureel
340.000 euro beschikbaar te stellen voor het academisch Fries.
Hiermee wordt naar verwachting ook de doorlopende leerlijn van peuter tot promovendus
(fan pjut oant promovendus) versterkt.
De draagvlakconstructie in de Wet op het Primair Onderwijs, de Wet op het Voortgezet
Onderwijs 2020 en de Wet op de expertisecentra, is van toepassing op het proces voor
het vaststellen van de kerndoelen Fries en niet op het geven van het verplichte leergebied
Friese taal en cultuur. De inhoud van het leergebied Friese taal en cultuur staat
omschreven in de kerndoelen (primair onderwijs, onderbouw voortgezet onderwijs) en
de examenprogramma’s (bovenbouw voortgezet onderwijs). Omdat voor het Fries de uitzondering
is geregeld dat de provinciale staten van Fryslân de kerndoelen vaststellen, zijn
de wettelijke regels bedoeld om afwegingen en beslissingen over het onderwijs in de
Friese taal zo veel mogelijk bij de provincie Fryslân te beleggen. Het is van belang
dat de kerndoelen Fries aansluiten bij maatschappelijke ontwikkelingen en helder omschrijven
wat leerlingen moeten kennen en kunnen. Ook zijn de wettelijke regels bedoeld om het
aanbod van het Fries te optimaliseren en de kwaliteit van het Fries te waarborgen.
Leden van GroenLinks-en PvdA-fracties geven aan dat de voormalig ambtsvoorganger van
de huidige Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs uitgesproken heeft dat hij
het Frysk als één van de basisvaardigheden zag en dus ook aandacht verdiende in het
masterplan basisvaardigheden. Toch noemde de associate lector Meertaligheid Geletterdheid
bij NHL Stenden het Masterplan basisvaardigheden «hiel gefaarlik» voor het Frysk op
school. Dit omdat het de bedoeling zou zijn dat 70 procent van de onderwijstijd besteed
wordt aan basisvaardigheden, waar geen woord Frysk bij zou zijn (zie ook Friesch Dagblad, «Masterplan basisvaardigheden «hiel gefaarlik» voor Fries op school», 6 november
2022). Hoe verklaart de Minister deze geheel andere perceptie? (OCW)
Het is belangrijk dat alle kinderen voldoende geletterd en gecijferd en met voldoende
kennis van de samenleving de school verlaten. Daar ziet het masterplan basisvaardigheden
op. Het masterplan basisvaardigheden richt zich op de leergebieden taal, rekenen/wiskunde,
digitale geletterdheid en burgerschap. Dat wil niet zeggen dat scholen een vast percentage
van hun onderwijstijd aan basisvaardigheden moeten besteden. Daarnaast geldt dat lezen,
schrijven en rekenen vaardigheden zijn die juist goed kunnen terugkomen in andere
vakken, zoals geschiedenis en economie. In het kader van het masterplan hebben we
ook aandacht voor de taalvaardigheid van leerlingen in een meertalige omgeving. Het
Fries is daar een goed voorbeeld van. Onderzoek wijst uit dat meertaligheid in het
onderwijs bijdraagt aan taalvaardigheid.
Er is dan ook ruimte voor scholen om in de context van het masterplan ook te werken
aan Fries.
Voorschoolse educatie/kinderopvang
De leden van de fractie van VVD snappen dat het doel van vroeg en voorschoolse educatie
vooral is de Nederlandse taal goed te leren beheersen. Onderzoeken wijzen echter uit
dat ook het gebruik van een andere taal, in dit geval Fries, een positieve uitwerking
heeft op de taalvaardigheid. Mede gelet op het feit dat Nederlands en Fries gelijkwaardige
rijkstalen zijn vragen zij zich nog af of ook in de voor en vroegschoolse educatie
(vve) Fries als voertaal gebruikt mag worden?
De leden van de fracties van D66, SP en BBB constateren dat er onduidelijkheid is
ontstaan over het Fries in de voorschoolse educatie, met name in relatie tot niet-Friestalige
doelgroepkinderen. Deze leden wijzen erop dat bij eerdere wetsbehandelingen aan is
gegeven dat het Fries gelijkwaardig is aan het Nederlands, dat gemeenten de mogelijkheid
hebben om voorschoolse educatie aan te bieden in het Fries en dat de provincie Fryslân
ruimte heeft om de vve-programma’s in twee talen aan te bieden (Nederlands en Fries).
Is het kabinet bereid, in overleg met de provincie Fryslân, deze onduidelijkheid weg
te nemen door te bevestigen dat het Fries en Nederlands in de provincie Fryslân op
alle manieren gelijkwaardige rijkstalen zijn en dat het Fries naast het Nederlands
als voertaal gebruikt mag worden in de voorschoolse educatie, ook met het oog de doorlopende
leerlijn met het basisonderwijs?
De fractieleden van D66 constateren daarnaast dat er ook onduidelijkheid is ontstaan
over het Fries in de kinderopvang. Zij wijzen erop dat bij eerdere wetsbehandelingen
aan is gegeven dat het Fries gelijkwaardig is aan het Nederlands, en dat het Nederlands,
het Fries of beide als voertaal gebruikt mogen worden in de kinderopvang in Fryslân.
Is het kabinet bereid, in overleg met de provincie Fryslân, deze onduidelijkheid weg
te nemen door te bevestigen dat het Fries als tweede rijkstaal een gelijkwaardige
voertaal is in de kinderopvang?
Allereerst is het van belang om te benadrukken dat er een verschil is tussen de kinderopvang
en voorschoolse educatie. Waar de kinderopvang bedoeld is voor alle kinderen, vormen
kinderen in de voorschoolse educatie een bijzondere groep. Zij hebben een indicatie
gekregen omdat zij een verhoogd risico lopen op een taalachterstand in het Nederlands
(de Wet op het primair onderwijs). Het doel van voorschoolse educatie is om peuters
die een indicatie hebben gekregen een goede start te laten maken op de basisschool.
Friese kindcentra kunnen Fries aanbieden aan alle kinderen in de reguliere kinderopvang,
naast de Nederlandse taal (artikel 1.55 Wet kinderopvang). Ook op de voor- en vroegschoolse
educatie mag Fries als voertaal worden gebruikt, naast het Nederlands. De Minister
voor Primair en Voortgezet Onderwijs erkent dat onderzoeken uitwijzen dat het gebruik
van een andere taal ook een positieve uitwerking kan hebben op de taalvaardigheid.
Tegelijkertijd betreft voorschoolse educatie maar 16 uur per week. Daarom moet er
binnen de voorschoolse educatie voldoende aandacht gewaarborgd worden voor het Nederlands.
De Fractieleden van Groenlinks/PvdA hebben een soortgelijke vraag. Zij constateren
dat het Frysk op de kinderopvang alleen gebruikt mag worden als alle kinderen in een
groep Frysk als thuistaal hebben. De leden geven aan dat in 90 procent van de Friese
kindercentra kinderen zitten die thuis geen Frysk praten waardoor de mogelijkheid
van Frysktalige kinderopvang slechts zeer beperkt is. Onderkent de Minister dat ook
de meeste kinderen voor wie het Frysk niet de thuistaal is moeten worden voorbereid
op functioneren in een samenleving die in belangrijke mate Frysktalig is? Zou het
voor die kinderen niet ook waardevol zijn om binnen de kinderopvang kennis te maken
met de Fryske taal?
Voor kinderen binnen de kinderopvang in Fryslân is het goed om kennis te maken met
de Friese taal. Zo kan worden aangesloten op de Friestalige samenleving en de doorlopende
leerlijn naar het basisonderwijs. De Wet kinderopvang biedt de ruimte om in Fryslân
naast het Nederlands mede de Friese taal te gebruiken. Friese kindcentra kunnen gedeeltelijk
Fries aanbieden aan alle kinderen in de reguliere kinderdagopvang, ongeacht de thuistaal
van het kind.
Primair/voortgezet onderwijs
De leden van de D66-fractie achten het van groot belang dat het vak Friese taal en
cultuur wordt versterkt in het primair en voortgezet onderwijs, om een nieuwe generatie
op te laten groeien in een volwaardige tweetalige provincie Fryslân. Is de Minister
bereid om in de komende bestuursafspraak maatregelen op te nemen die bijdragen aan
het verbeteren van het imago van het vak Friese taal en cultuur als basisvaardigheid
in de provincie Fryslân? Welke stappen is het kabinet bereid te zetten om het kwalitatieve
toezicht op het behalen van de kerndoelen voor het vak in het primair en voortgezet
onderwijs door de onderwijsinspectie te versterken?
Vanaf 2024 komen er, naar aanleiding van het amendement van het lid Van der Molen,
structureel extra middelen vrij ten behoeve van leraren Fries in het primair- en voortgezet
onderwijs. In de nieuwe Bestuursafspraken Friese Taal en Cultuur worden afspraken
gemaakt hoe deze middelen kunnen worden ingezet en worden besteed. Hierbij ligt de
focus op het werven, stimuleren, opleiden, nascholen en begeleiden van leraren. Ook
is hierbij aandacht voor het aantrekkelijker maken van het leergebied Friese taal
en cultuur. Er wordt aansluiting gezocht bij bestaande (regionale) initiatieven om
het lerarentekort aan te pakken. Op deze manier werken het Rijk en de provincie Fryslân
gezamenlijk aan deze opgaven.
De Inspectie van het Onderwijs houdt toezicht op het onderwijsaanbod, zo ook op het
aanbod van het schoolvak Fries. De verantwoordelijkheid voor goed onderwijs ligt bij
de schoolbesturen. Dit geldt ook voor het onderwijsaanbod Fries en de kwaliteit daarvan.
In het toezicht sluit de Inspectie aan bij deze verantwoordelijkheid, zo ook voor
het Fries bij de schoolbesturen die scholen in Fryslân hebben en die het Fries moeten
aanbieden. Bij elk vierjaarlijks onderzoek is de stand van zaken voor het Fries één
van de te onderzoeken thema’s en komt dit bij alle startgesprekken aan bod. Ook kan
Fries deel uitmaken van verificatie-activiteiten12 op de scholen. Als besturen en/of scholen zich niet aan de wettelijke vereisten houden
heeft de inspectie de bevoegdheid tot ingrijpen en kan zij waar nodig een herstelopdracht
geven. De inspectie heeft de kennis en expertise voor het uitvoeren van dit toezicht
in huis. Naast het toezicht op het Fries bij scholen en besturen doet de inspectie
ook themaonderzoek naar het Fries. Voor het laatst heeft dit onderzoek in 2019 plaatsgevonden.
Het volgende onderzoek staat gepland voor 2025.
Hoger onderwijs
De fractieleden van de VVD constateren dat de Friestalige media naast hun rol in de
nieuwsvoorziening ook belangrijk zijn voor het uitdragen van de Friese taal. Het is
lastig om voldoende Friestalige journalisten te werven. Tijdens het rondetafelgesprek
is geopperd om een minor Friestalige journalistiek tot stand te brengen om in deze
leemte te voorzien. Deze leden hebben daar met belangstelling kennis van genomen.
Is de Minister bereid naar mogelijkheden te zoeken om deze minor te ontwikkelen en
in stand te houden, ook als minder dan 25 studenten zich aanmelden?
Hogeronderwijsinstellingen ontvangen vanuit het Ministerie van OCW een Rijksbijdrage
in de vorm van een lumpsum. Onderwijsinstellingen kennen hierin een hoge mate van
bestedingsvrijheid en bepalen zelf de inhoud van het onderwijs dat zij aanbieden.
Dit is vastgelegd in de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek.
Hogeronderwijsinstellingen houden in hun onderwijsaanbod, met name in het hoger beroepsonderwijs,
voortdurend rekening met de behoeften van de arbeidsmarkt. Er zijn meerdere bewegingen
gaande. Een voorbeeld is het traineeprogramma van De Leeuwarder Courant, het Friesch
Dagblad en Omrop Fryslân om journalisten op te leiden in de Friese taal en cultuur.
De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap zal met de provincie verkennen
op welke wijze een minor Friestalige journalistiek ondersteund kan worden. Definitieve
afspraken hierover worden gemaakt in het nieuwe BFTK.
De leden van de GroenLinks-en PvdA-fracties hebben met enige zorg kennisgenomen van
de reactie op de motie van de leden Kuiken en Romke de Jong, waarin de Kamer de regering
verzocht om een verhoging van het ambitieniveau bij de nieuwe bestjoersâfspraken Fryske
Taal en Cultuur (Kamerstuk 36 200-VIII, nr. 135). De leden van de GroenLinks-en PvdA-fracties hechten aan de bescherming en bevordering
van regionale talen en dialecten en willen dat dit zeker wordt waargemaakt voor het
Frysk, dat immers in de provincie Fryslân geldt als de tweede rijkstaal. Wat dit betreft,
baart het deze leden grote zorgen dat de Committee of Experts van de raad van Europa
afgelopen zomer over de naleving van het Europees Handvest voor regionale talen en
minderheidstalen moest concluderen dat «over het geheel genomen de positie van het
Fries op universiteiten sinds de eerste evaluatie in 2001 voortdurend verzwakt is»
en dat «het onderwijssysteem voor het Fries verbeterd moet worden». Wat is de reactie
van de Minister op dit oordeel? Hoe geeft hij gestalte aan de uitvoering van de bijna
Kamerbreed aangenomen motie van de leden De Hoop en Van der Molen over het wettelijk
verankeren van wetenschappelijk onderwijs in het Frysk (Kamerstuk 36 200-VIII, nr. 96), opdat dit wetenschappelijke onderwijs ook de komende tijd zal blijven worden aangeboden?
De Minister van OCW is bekend met de inhoud van het rapport van de Committee of Experts
over het universitaire Fries in het hoger onderwijs en neemt dit serieus. Ook waardeert
hij het dat de KNAW de tijd heeft genomen om het adviesrapport «De toekomst van de
frisistiek» op te stellen. Uit dit adviesrapport bleek ook dat voor het versterken
van het academisch onderwijs en onderzoek een taak ligt bij de Rijksoverheid. Daarom
is hij conform het amendement van Kamerlid De Hoop c.s. bereid om 340.000 euro structureel
beschikbaar te stellen voor het academisch Fries. De Minister van OCW gaat de mogelijkheden
onderzoeken in samenspraak met de RUG, het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
en de provincie Friesland.
Hierbij is het van belang te noemen dat tot de autonomie van de Nederlandse hbo- en
wo-instellingen onder andere het starten en beëindigen van nieuwe opleidingen behoort,
maar ook de inhoud van te ontwerpen programma’s binnen de opleidingen.
Betreffende de motie van de leden De Hoop en Van der Molen over het wettelijk verankeren
van wetenschappelijk onderwijs in het Frysk kan de Minister van OCW aangeven dat de
mogelijkheden zijn verkend om uitvoering te geven aan deze motie. Uit deze verkenning
bleek het lastig om het aanbieden van een opleiding wettelijk te verankeren aangezien
dit niet strookt met de Wet hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek. In de wet
wordt namelijk de verantwoordelijkheid voor het onderwijsaanbod bij de instellingen
gelegd en niet bij de Rijksoverheid. Dit hangt samen met de academische vrijheid van
instellingen. Eerder heeft hij aangegeven ook het adviesrapport van de KNAW hierbij
te willen betrekken. De KNAW ziet in het aangaan van een convenant met de onderwijsinstelling
over de te beschikbaar gestelde middelen voor het academisch Fries een mogelijke uitvoeringswijze
voor de wettelijke verankering. De Minister van OCW kan zich hierin vinden en is voornemens
met de desbetreffende instelling een convenant aan te gaan. Met het aangaan van het
convenant beschouwt hij de motie De Hoop/Van der Molen als afgedaan.
MBO
De Fractieleden van de VVD, de SP en de D66 vragen of de Minister het met de stelling
eens is dat voor studenten van het mbo die in Fryslân studeren, en waarschijnlijk
in de provincie Fryslân werkzaam zullen zijn, van belang is dat zij de Friese taal
beheersen? Welke rol ziet de Minister weggelegd voor een mogelijk practoraat in het
mbo? Is de Minister bereid om daarop in te gaan in de komende bestuursafspraak?
Ook de fractieleden van GroenLinks PvdA vragen in hoeverre het kabinet ook een rol
voor zichzelf ziet om aandacht te vragen voor het Frysk bij de practoraten in die
provincie?
Aanvullend vragen de leden van de D66-fractie of het kabinet het dan ook van belang
acht dat het regionale taalklimaat in kwalificatiedossiers wordt meegenomen?
Het kabinet erkent dat er inderdaad veel mbo-studenten in Friesland ook werkzaam zullen
zijn in de provincie, en dat het voor hen van belang is dat ze de Friese taal beheersen.
In de huidige bestuursafspraak is daarom vastgelegd dat het ontwikkelen van taalbeleid
in een beroepsgerichte context op basis van de wensen van het regionale bedrijfsleven
op de Friese ROC ‘s en op het AOC, van groot belang is en blijft en dat dit door de
provincie verder gestimuleerd zal worden. Ook was het streven om het aantal mbo-opleidingen
dat Fries aanbiedt als keuzedeel uit te breiden gedurende de looptijd van de huidige
bestuursafspraak. Ook in de nieuwe bestuursafspraak spreken provincie én Rijk het
streven uit dat mbo-studenten worden voorbereid op de lokale arbeidsmarkt en een meertalige
beroepscontext, door in het mbo ruimschoots aandacht te hebben voor het regionale
taalklimaat en taalvaardigheden Fries.
In december 2022 is er door uw Kamer een motie aangenomen die de regering verzoekt
DINGtiid een onderzoek te laten uitvoeren naar het onderwijs in de Friese taal in
het mbo en wordt DINGtiid gevraagd specifieke aanbevelingen te doen voor de toekomst
van het onderwijs in de Friese taal. DINGtiid voert dit verdiepende onderzoek in 2024
uit, maar heeft vooruitlopend hierop voor de korte termijn al enkele adviezen in een
brief13 met de Minister van OCW gedeeld. Deze adviezen gaan onder andere in op een practoraat
Meertaligheid. De reactie van de Minister van OCW op deze brief zal dit voorjaar met
de Kamer gedeeld worden. Het kabinet wacht daarnaast de verdere adviezen af. Deze
adviezen zullen hoogstwaarschijnlijk ook in gaan op de rol van de kwalificatiedossiers
en de positionering van Fries daarbij. Ook zal naar vermoeden ingegaan worden op hoe
het regionale taalklimaat zo goed mogelijk gepositioneerd kan worden in het mbo-onderwijs
in Fryslân. De adviezen worden in de loop van 2024 verwacht.
De Minister van OCW vindt de ontwikkeling van practoraten van groot belang voor de
innovatie- en onderzoekskracht in het mbo. Daarom heeft hij in de Werkagenda mbo ook
toegezegd middelen beschikbaar te stellen voor onder andere de ontwikkeling van nieuwe
practoraten. Een practoraat dat zich richt op meertaligheid zou een belangrijke rol
kunnen spelen bij de ontwikkeling en optimalisering van een regionaal taalklimaat
in bijvoorbeeld Fryslân. Daarnaast is op 16 januari, tijdens de begrotingsbehandeling
OCW 2024, een amendement ingediend waarmee gedurende de looptijd van de nieuwe bestuursafspraak
een jaarlijks bedrag ter beschikking wordt gesteld voor de inrichting en uitvoering
van practoraat dat zich richt op meertaligheid en geletterdheid. Het oordeel hierover
is overgelaten aan de Kamer, die naar verwachting medio februari hierover zal stemmen.
Wetenschap
De leden van de VVD verzoeken de Minister te reflecteren op de constatering van de
Raad van Europa dat de universitaire frisistiek de afgelopen twintig jaar voortdurend
is verzwakt. Erkent de Minister dat deze verzwakking van de frisistiek zowel onwenselijk
als zeer lastig herstelbaar is? Welke maatregelen kan en wil de Minister nemen voor
het duurzaam voortbestaan van de frisistiek?
Het klopt dat het totale aanbod van vakken over de Friese taal en cultuur op universitair
onderwijsniveau de afgelopen twintig jaar is afgenomen. Dit bleek ook uit het adviesrapport
«De toekomst van de frisistiek» dat de KNAW heeft opgesteld. Dit hangt sterk samen
met het afnemende aantal studenten, wat past in een brede, internationale trend die
veel talenstudies treft. De Minister van OCW hecht waarde aan universitair onderwijs
in en onderzoek naar het Fries, mede vanwege de officiële status van het Fries in
de provincie Friesland. Daarom is hij bereid om conform het amendement van Kamerlid
De Hoop c.s. 340.000 euro structureel beschikbaar te stellen voor het academisch Fries.
De leden van de SP-fractie en de D66 fractie vragen aan de Minister welke waarde hij
hecht aan de frisistiek als academisch veld en hoe zich dat verhoudt tot de neerlandistiek?
Hoe verhoudt dat standpunt zich tot de constatering van de Raad van Europa dat de
universitaire frisistiek de afgelopen twintig jaar voortdurend is verzwakt? Deelt
de Minister de zorgen over enerzijds het gebrek aan academici die zich (kunnen) verdiepen
in de frisistiek en anderzijds het gebrek aan studenten die het Fries als tweede studie
volgen wegens stelselwijzigingen en daarmee over het voortbestaan van dit veld? Erkent
de Minister dat afbraak van de frisistiek zowel onwenselijk als potentieel onherstelbaar,
dan wel zeer lastig herstelbaar is? En erkent de Minister het belang van een goed
ontwikkelde en duurzaam ingebedde (wetenschappelijke) digitale onderzoeksinfrastructuur
voor het kunnen versterken van de academische frisistiek? Is de Minister voorts bereid
om maatregelen te nemen voor het langdurig voortbestaan van de frisistiek?
Het is van maatschappelijke belang dat er hoger onderwijs wordt gegeven en onderzoek
wordt gedaan naar zowel het Nederlands en het Fries. De Minister van OCW herkent dat
het brede aanbod Fries is afgenomen. Dit komt mede door het gering aantal studenten.
De doorlopende leerlijn van student tot promovendus werd zo verzwakt. De trend van
minder studenten is niet alleen te zien bij het Fries, maar ook bij andere talenopleidingen.
De Minister van OCW heeft daarom geïnvesteerd in het sectorplan Talen & Culturen,
dat door de decanen van de hogeronderwijsinstellingen is opgesteld. De Minister van
OCW hoopt de internationale trend, waarin steeds minder studenten voor een talenstudie
kiezen, zo te kunnen doorbreken. Ook heeft de Minister van OCW aangegeven het amendement
van Kamerlid De Hoop c.s. te steunen om 340.000 euro structureel beschikbaar te stellen
voor het academisch Fries.
In 2010 is besloten dat de overheid voor studenten één bachelor- en één masteropleiding
bekostigt. Daarmee betalen studenten voor hun eerste bachelor- of masteropleiding
het wettelijk tarief aan collegegeld voor deze opleiding. Het wettelijk tarief wordt jaarlijks bepaald
door de overheid en is aan alle onderwijsinstellingen gelijk. De redenering daarachter
is dat de overheid met publieke middelen iedereen de kans wil geven om één bachelor-
en één mastergraad te behalen. Het klopt dat gediplomeerden daarna geacht worden een
eventuele tweede opleiding zelf te bekostigen en daarvoor doorgaans het instellingstarief betalen, dat geldt ook voor het Fries. Het instellingstarief is hoger dan het wettelijk
tarief en wordt bepaald door de hogeschool of universiteit in overleg met zijn medezeggenschap.
Er zijn hierop twee uitzonderingen. De eerste is als een student de tweede opleiding
gelijktijdig met de eerste opleiding volgt of is begonnen. In dat geval betaalt de
student het wettelijk tarief aan collegegeld voor afronding van beide opleidingen
(en daarmee niet meer dan één keer het wettelijk tarief per jaar). Daarnaast geldt
het wettelijk tarief als de tweede studie in de sector gezondheidszorg of onderwijs
(incl. lerarenopleiding Fries) betreft en de student niet eerder een graad heeft behaald
in één van deze sectoren. Er zijn de Minister van OCW geen onderzoeken bekend waarin
aangetoond wordt dat er een directe relatie is tussen de wetswijzing uit 2010 en het
afnemende aantal studenten Fries.
De Minister van OCW hecht waarde aan het onderzoek naar de Friese casus, dat bevat
naast de Frisitiek onder andere ook het onderzoek naar de geschiedenis, erfgoed en
cultuur van Friesland. Daarom financieren het Rijk en de provincie Friesland gezamenlijk
de Fryske Akademy. De Fryske Akademy heeft als kerntaak het doen van kwalitatief hoogstaand
wetenschappelijk onderzoek naar de Friese casus, met impact. De Fryske Akademy werkt
samen met verschillende kennisinstellingen (onder andere Rijksuniversiteit Groningen,
Universiteit Utrecht en Universiteit van Amsterdam) aan onderzoek naar de Friese casus.
De aansluiting van de digitale infrastructuur op landelijke ontwikkelingen is van
belang. Daartoe werkt de Fryske Akademy samen met het Instituut voor de Nederlandse
taal, het Humanities Cluster van de KNAW en in CLARIAH-projecten.
Cultuur
De leden van de VVD-fractie stellen dat het onderhoud en stimuleren van zowel een
culturele infrastructuur als een rijkstaal extra inspanning vraagt van de provincie
Fryslân. Deelt de Minister deze mening? Erkent de Minister dat dit vraagt om steun
en aandacht van het Rijk voor beide kanten, namelijk cultuur en de taal? Is de Minister
bereid deze speciale aandacht te effectueren door een vaste positie in de Raad voor
Cultuur toe te wijzen aan een deskundige die de belangen van de Friestalige minderheid
van ons land kan behartigen?
De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap deelt de mening dat het onderhoud
en stimuleren van zowel een culturele infrastructuur als een officiële taal om extra
inspanning van zowel provincie als Rijk vraagt. Mede daarom maken we in de Bestuursafspraak
Friese Taal en Cultuur ook afspraken over beide onderwerpen.
De Raad voor Cultuur is een adviserend orgaan voor onder andere de culturele infrastructuur
van heel Nederland, en neemt daar ook de ontwikkeling van de Friestalige cultuur in
mee. Waar nodig trekt de Raad hiervoor op incidentele basis extra deskundigheid aan,
zodat er voldoende kennis over de Friese taal en cultuur aanwezig is om een inhoudelijke
beoordeling te kunnen doen. Bij de benoeming van raadsleden is aandacht voor spreiding
van raadsleden uit het gehele land. De Raad is geen belangenbehartiger voor bepaalde
regio’s in het land. De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap is daarom
niet voornemens een vaste positie in de Raad voor Cultuur toe te wijzen die de belangen
van de Friestalige minderheid kan behartigen.
Internationaal cultuurbeleid
De leden van de D66-fractie zijn het kabinet zeer erkentelijk voor de pro-Europese
houding die het in deze kabinetsperiode tentoon heeft gesteld en voor de rekenschap
die er is gegeven aan het belang van internationale samenwerking. Is de Minister bereid
in de nieuwe bestuursafspraak meer aandacht te schenken aan grensoverschrijdende samenwerking
ten aanzien van minderheidstalen en culturele uitwisseling op Europees niveau? Deelt
de Minister de visie dat Nederland ook naar het buitenland toe de meerwaarde van de
Friese taal en cultuur uit zou moeten stralen?
Het is inspirerend om internationaal kennis en best practices uit te wisselen over
de plaats van minderheidsculturen en gerelateerde taalelementen in verschillende landen.
Dat helpt bij het levend houden en stimuleren van de Friese taal en cultuur. Daarbij
moet gedacht worden aan uitwisselingen en grensoverschrijdende contacten m.b.t. taal,
cultuur en onderwijs. De Rijksoverheid ondersteunt de provincie Fryslân hierin en
heeft hierover regelmatig contact met haar.
Het in 2022 door de provincie, de Nederlandse ambassade en Dutch Culture georganiseerde
bezoekersprogramma vanuit Italië aan Fryslân kan hierbij als voorbeeld dienen. Dit
mondde uit in concrete projecten zoals het stuk van het Friese theatergezelschap Pier21
dat in 2023 in het Friulisch is gespeeld in Italië en een Friese dichter die heeft
opgetreden op een festival in Sardinië.
De positieve rol die de Rijksoverheid kan spelen bij het leggen en organiseren van
de grensoverschrijdende contacten krijgt om die reden dan ook meer aandacht in de
nieuwe bestuursafspraak.
Media
De leden van de D66-fractie hechten veel waarde aan de rol van de onafhankelijke media
in onze vrije democratie en zien hen ook als één van de dragers van onze talen. Erkent
de Minister de rol van de Friese media als één van de dragers van de Friese taal?
Herkent de Minister de signalen dat er een gebrek is aan Friestalige journalisten?
En is de Minister van mening dat het wenselijk is dat er een minor Friestalige journalistiek
tot stand komt, die ook doorgaat als minder dan 25 studenten zich aanmelden?
Friese media dragen met hun activiteiten, in woord en geschrift, bij aan de Friese
taal. Omrop Fryslân, de Friese regionale omroep zendt uit in de Friese taal en heeft
daarom een bijzondere rol ten aanzien van het behoud, de bevordering, de ontwikkeling,
de overdracht, zichtbaarheid en het levende gebruik van het Fries. Zo is dit vastgelegd
in de huidige BFTK en zal dit ook worden vastgelegd in de nieuwe BFTK. Ook vanuit
de Mediawet 2008 worden publieke omroepen gefaciliteerd in het bevorderen van regionale
identiteit en regionale streektalen. De wijze waarop invulling wordt gegeven aan de
vorm en inhoud is aan de omroep zelf (artikel 2.88 Mediawet 2008).
Het orgaan voor de Friese taal, DINGtiid, heeft op 25 januari 2024 een advies gepubliceerd
over oplossingsrichtingen om de kwaliteit van de Friestalige journalistiek te verstevigen.
Dit advies is op verzoek van het Ministerie van BZK en OCW opgesteld en wordt u binnenkort
met een kabinetsreactie toegezonden. Signalen van zorg gaan met name over de mondelinge
en schriftelijke taalbeheersing en het taalniveau van mediaprofessionals. Via het
onderwijs, traineeships en (pilot)projecten kan hier verbetering in worden gebracht.
DINGtiid adviseert als mogelijke oplossing om te investeren in een minor Friestalige
journalistiek. Zoals ook in vraag 35 is aangegeven, is de Staatssecretaris van Onderwijs,
Cultuur en Wetenschap voornemens een dergelijke minor te ondersteunen. Samen met de
provincie Friesland wordt op dit moment verkend op welke wijze dit kan worden gerealiseerd.
De definitieve afspraken hierover worden vastgelegd in de nieuwe BFTK.
De leden van de D66-fractie zijn het kabinet zeer erkentelijk voor de stappen die
zijn gezet naar het versterken van de Nederlandse audiovisuele cultuursector. Deze
leden zien ook de grote toegevoegde meerwaarde van regionale culturele uitingen door
het hele Koninkrijk, bijvoorbeeld de bijzondere cultuursectoren in Caribisch Nederland
en de provincie Fryslân. Erkent de Minister het belang van regionale spreiding van
cultuurgelden om cultuur in heel Nederland tot bloei te laten komen, juist in de regio’s
die steun kunnen gebruiken?
De leden van de D66 fractie en de CDA fractie vragen wat de Minister er van vindt
dat het Filmfonds voor het overgrote gedeelte uitsluitend producties geworteld in
Amsterdam financiert en dat ook de Nederlandse Publieke Omroep (NPO) nauwelijks in
regionaal gewortelde producties investeert?
Zoals eerder ook is vermeld in de schriftelijke beantwoording op de vragen die zijn
gesteld tijdens de eerst termijn van de begrotingsbehandeling OCW14 zijn toegankelijkheid en nabijheid van cultuur voor alle inwoners van Nederland een
belangrijk uitgangspunt van het cultuurbeleid. Via verschillende instrumenten ondersteunt
het Ministerie van OCW de lokale culturele infrastructuur. De culturele basisinfrastructuur
(bis) voorziet bijvoorbeeld in een hoge mate van spreiding voor bijna alle categorieën
van instellingen binnen de regeling. Hier zijn in de nieuwe periode ook de festivals
en jeugdpodiumkunsten aan toegevoegd. Voor de verdeling van cultuurgelden geldt dat
de Raad voor Cultuur de subsidieaanvragen voor de nieuwe bis-periode beoordeelt en
daarbij een aantal criteria hanteert. Op verzoek van uw Kamer is «geografische spreiding»
nu opgenomen als hoofdcriterium in de subsidieregeling. Ook is in de beleidskaders
van de Rijkscultuurfondsen vastgelegd dat er extra aandacht moet komen voor de regionale
spreiding van culturele voorzieningen voor zowel makers als publiek.
Wat betreft het Filmfonds en de filmsector. In tegenstelling tot andere cultuursectoren
is de filmsector niet georganiseerd langs de lijnen van instellingen, maar vrijwel
volledig projectmatig. Het Filmfonds investeert in films, documentaires en series
met makers, crew en cast uit alle windstreken. Ook worden films gemaakt die specifiek
regio-gebonden zijn. Denk aan het speelfilmdebuut Bijt van Guido Coppis (2024) dat overwegend in Limburg werd opgenomen en de documentairefilm
Vogels kun je niet melken (2023) die natuurbeelden combineert met het verhaal van een Friese boerenfamilie. Of De Man uit Rome (2023) over een huilend Mariabeeld in een Limburgs grensdorp en de film Gluckauf (2015) die in Limburg is gedraaid. Zo zijn er voorbeelden te noemen van verschillende
films die een sterke regionale verbinding hebben (De Vogelwachter (2020), Silence of the Tides (2020), Kwestie van Geduld (2022) en Het zit in mijn Hart (2022)).
Mogelijk is het beeld ontstaan dat het Filmfonds vrijwel uitsluitend producties geworteld
in Amsterdam financiert omdat filmproducenten – de aanvragers van subsidie – vaker
kantoor hebben in de Randstad. In de praktijk kan het echter zijn dat een producent
gevestigd is in Amsterdam, maar dat het scenario geschreven is door bijvoorbeeld iemand
uit Zeeland en dat de regisseur uit Limburg komt. Dit zal bovendien vaker het geval
zijn, omdat steeds meer makers ervoor kiezen om hun vestigingsplaats elders in het
land te hebben. Daarnaast zijn er regio’s waar bepaalde kennis en faciliteiten samenkomen,
zoals een bedrijf in Friesland dat hoogwaardige ledschermen vervaardigt voor de internationale
AV-sector.
Tegelijkertijd is het van belang dat de culturele infrastructuur, in het bijzonder
in regionale gebieden zelf, verder wordt versterkt. Hier wordt door OCW beleid op
gevoerd, ook wat betreft films, series en documentaires. Het Filmfonds ondersteunt
bijvoorbeeld activiteiten van de regionale filmhubs (broedplaatsen voor regionale
talentontwikkeling). Ook heeft het Filmfonds bijgedragen aan Het beloofde land; een ontwikkel- en productietraject van de regionale filmhubs voor makers uit Limburg,
Noord-Brabant, Friesland, Drenthe en Groningen. Een ander voorbeeld is Cypher Cinema, een specifieke regeling voor autodidacte makers waarbij het Filmfonds samenwerkt
met regionale scouts.
Via de publieke omroepen worden de regionale identiteit en regionale en streektalen
bevorderd. In de Mediawet worden regionale en lokale omroepen gefaciliteerd. De regionale
en lokale omroepen bepalen op grond van artikel 7 van de Grondwet en artikel 2.88,
eerste lid, van de Mediawet 2008 wel zelf de vorm en inhoud van de programmering.
De publieke omroep selecteert de producent niet op basis van de vestigingsplaats maar
op basis van inhoud. Ook hierbij komen makers en talent uit alle regio’s van het land.
Het is daarnaast geen wettelijke taak voor de publieke omroep om gericht regionale
producties (of programma’s) te verzorgen. Het media-aanbod dient wel op evenwichtige
wijze een beeld van de samenleving te geven, waaronder dus ook wat lokaal en regionaal
leeft. Los daarvan werkt de landelijke publieke omroep wel veelvuldig samen met de
regionale publieke omroepen waaronder in het dagelijkse regioblok op NPO2, waarin
ook programma’s van de regionale omroep te zien zijn, en in Bureau Regio. Daarnaast
is er een samenwerking tussen de NOS en de regionale omroepen waarin regionale producties
in het dagelijkse regioblok in het NOS Journaal van 15.00 uur op NPO 1 en het NOS
Journaal Regio om 18.15 uur op NPO 2 te zien zijn.
In aanvulling op de bovenstaande vraag vragen de leden van de D66 fractie hoe dat
zich verhoudt tot het Unesco-verdrag inzake de bescherming en bevordering van de diversiteit
van cultuuruitingen? De leden van de D66 fractie en de leden van de BBB fractie vragen
of de Minister bereid is te onderzoeken of regionale fondsen zouden kunnen worden
opgezet voor de ontwikkeling, productie en distributie van films en series naar Zweeds,
Schots en Iers voorbeeld, waarmee in het bijzonder minderheden gebaat zijn?
Uit verschillende verdragen, waaronder het genoemde Unesco-verdrag en het Europees
Handvest voor regionale talen of talen van minderheden, vloeit voort dat regionale
talen en culturen beschermd moeten worden en aandacht verdienen. De regering omarmt
dit en geeft hier op verschillende manieren uitvoering aan. Als het gaat om Nederlands
cultureel audiovisueel aanbod, stimuleert de regering producties en talent uit de
regio via het Nederlands Filmfonds. Films en series worden met steun van het Filmfonds
ook in Nederlandse (streek)talen en dialecten geproduceerd. Deze producties weten
een breed publiek aan te spreken. Denk bijvoorbeeld aan de zeer succesvolle film De Beentjes van Sint-Hildegard (2020) waarin grotendeels wordt gesproken in de Twentse streektaal, of Bulado (2020), gesproken in het Papiaments en gedraaid op het eiland Curaçao, en tevens winnaar
van het Gouden Kalf voor beste Nederlandse speelfilm en de inzending voor de Oscars.
Een ander goed voorbeeld is het eerder genoemde Gluckauf (2015) waarin Limburgs wordt gesproken, of de volledig door Netflix gefinancierde
serie Undercover, deels in lokaal dialect. Al deze producties waren ook succesvol op nationale en
zelfs internationale platforms, juist omdat een regionaal verhaal werd gekoppeld aan
een universeel thema.
Er zijn bij het Filmfonds uiteraard geen beperkingen voor het aanvragen van financiering
voor Friese/Friestalige producties, maar het Filmfonds is wel afhankelijk van de aanvragen
die het ontvangt. Van de 280 speelfilmaanvragen die het Filmfonds sinds 1 januari
2014 heeft binnengekregen zijn er geen aanvragen voor de realisering van een speelfilm
in de Friese taal ingediend. Wel zijn er in die periode 26 andere aanvragen uit Friesland
ontvangen, waarvan één voor de ontwikkeling van de – voor een deel Friestalige – speelfilm
(Jildau) van de Groningse filmmaker Fedde Hoekstra. Deze aanvraag is begin 2022 gehonoreerd.
Naast de steun aan deze speelfilm zijn er nog 6 aanvragen door het Filmfonds gehonoreerd
aan 5 producties. Het ging om 4 documentaires (waaronder de Friese documentaires Vogels kun je niet melken en 11 Friese Fonteinen ondersteund) en een Friestalige korte film (De Swarte Krie en de Deelen).
De leden van de D66 fractie en de leden van de BBB fractie vragen of de Minister bereid
is te onderzoeken of regionale fondsen zouden kunnen worden opgezet. Een dergelijk
onderzoek acht de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap niet nodig
omdat de regionale versterking, ook in Friesland, al in gang is gezet.
Het Filmfonds heeft sinds 2019 een regeling voor activiteiten van regionale filmhubs.
In 2023 is er door de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap een extra
financiële impuls gegeven aan talentontwikkeling in de regio (verhoging van € 1 mln.
naar € 2 mln. per jaar vanaf 2025). Via de bestaande regeling van het Nederlands Filmfonds
komen deze extra middelen terecht bij de regionale filmhubs die zich inzetten voor
de ontwikkeling van talentvolle makers buiten de Randstad, waaronder CineNord. CineNord
is een hub voor Drenthe, Groningen en Friesland en bij uitstek de organisatie voor
talentontwikkeling in het noorden van Nederland. Deze hub wordt grotendeels gefinancierd
door het Filmfonds.
Regionale fondsen bieden kansen voor regionaal talent en de versterking van de regionale
filmcultuur. Een voorbeeld is het Limburg Film Fonds dat openstaat voor Limburgse
filmmakers en waarmee projecten worden ondersteund die (deels) in Limburg geproduceerd
worden. Dit fonds wordt gefinancierd vanuit de provincie Limburg. Regionaal gesteunde
bestedingen aan een project kwalificeren ook als Nederlandse productie uitgaven waardoor
financiering vanuit een regionaal fonds gecombineerd kan worden met financiering vanuit
het Nederlands Filmfonds. Hierdoor staat het project er sterker voor. Nationale en
regionale middelen kunnen dus worden gestapeld en talent krijgt zo betere aansluiting
op de (inter)nationale filmindustrie. De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en
Wetenschap hoopt dan ook dat andere provincies het voorbeeld van de provincie Limburg
volgen en samen met de daar aanwezige filmhubs en het Nederlands Filmfonds komen tot
bundeling van krachten.
De leden van de D66 fractie en de BBB-fractie vragen hoe het kabinet er bij Rijkscultuurfondsen
op aan zal dringen voor de komende culturele basisinfrastructuur (bis) 2025–2028 aandacht
te hebben voor de Friese taal en cultuur?
De sturing van het Ministerie van OCW op de zes Rijkscultuurfondsen verloopt via de
beleidskaders. De beleidskaders voor de periode 2025–2028 van de zes Rijkscultuurfondsen
zijn deze zomer vastgesteld door de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.15 In het beleidskader van het Nederlands Letterenfonds is de doelstelling van het bevorderen
van de kwaliteit en de diversiteit van de Nederlands-, Fries- en Papiamentstalige
letteren opgenomen, en het bevorderen van de kwaliteit en diversiteit van de literatuur
uit andere taalgebieden in Nederlandse, Friese of Papiamentse vertaling. Bij het Nederlandse
Letterenfonds is dit op deze manier ingeregeld omdat de link tussen de opgave van
het fonds (letteren) en het bevorderen van de Friese taal en cultuur het meest rechtstreeks
is. In de beleidskaders van de overige Rijkscultuurfondsen is aangegeven dat er extra
aandacht moet komen voor de regionale spreiding van culturele voorzieningen voor zowel
makers als publiek. Het Ministerie van OCW neemt bovendien in de gesprekken met de
Rijkscultuurfondsen de positie van de Friese makers mee en vraagt hen extra aandacht
aan deze makers te besteden.
De leden van de D66 fractie, de CDA-fractie en de BBB fractie vragen of de Minister
bereid is bij de evaluatie van de Wet Investeringsplicht Streamingdiensten specifiek
te onderzoeken of het opnemen van de Friese taal als mogelijke voorwaarde heeft geleid
tot meer Friestalige producties en of daar meer maatregelen voor nodig zijn?
In de mediawet is in artikel 9.14h bepaald dat de Minister van OCW drie jaar na inwerkingtreding
van de investeringsverplichting aan de Staten-Generaal een verslag zal zenden over
de doeltreffendheid en de effecten van de betreffende bepalingen in de praktijk. De
evaluatie zal onder meer informatie opleveren over de categorieën audiovisuele producties
waarin is geïnvesteerd. Die categorieën betreffen onder andere Nederlandstalige of
Friestalige films, series of documentaires. De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur
en Wetenschap is in dat licht bereid om bij de evaluatie te onderzoeken of de criteria
met betrekking tot de Friese taal hebben geleid tot meer Friestalige producties. Of
er vervolgens meer maatregelen nodig zijn en welke, zal op dat moment een politieke
keuze zijn.
Tresoar
De leden van de VVD-fractie hebben met verbazing kennisgenomen van het feit dat een
tweetal (unaniem) aangenomen moties over Friese regionaal historisch centrum Tresoar
(Regeling Letterhoeke) nog altijd niet lijken te zijn uitgevoerd. Zowel de motie van
de leden Van der Molen en Aukje de Vries (35 570-VII, nr. 76) als de motie van de leden Bevers en Van der Molen (36 200-VII, nr. 133) vragen aandacht voor de bijzondere positie van Tresoar. De Kamer doet hierin nadrukkelijk
een uitspraak over een vorm van bestuurlijke samenwerking en borging van de bestaande
financiële bijdrage. Deze leden ontvangen graag de stand van zaken over de uitvoering
van deze moties en gaan ervan uit dat de effectuering plaats vindt in de nieuwe BFTK
2024–2028.
Ook de leden van de D66-fractie uiten hun ernstige zorgen over het voortbestaan van
Tresoar, ondanks meerdere voorstellen die aan de zijde van de Kamer met algemene stemmen
zijn aangenomen. Hoe geeft het kabinet uitvoering aan de motie van de leden Van der
Molen en Aukje de Vries (Kamerstuk 35 570-VII, nr. 76) over het voortzetten van de deelname aan de Regeling Letterhoeke en de motie van
de leden Bevers en Van der Molen (Kamerstuk 36 200-VII, nr. 133) over borging van het duurzaam behoud van Tresoar en de bestaande financiële bijdrage?
Erkent de Minister dat Tresoar absoluut niet mag verdwijnen als basisvoorziening in
het behoud van Fries cultureel erfgoed, in het licht van de wettelijke zorgplicht
voor de Friese taal en cultuur?
De CDA-fractie maakt zich al jaren sterk voor blijvende betrokkenheid van het rijk
voor Tresoar. Er zijn twee moties over aangenomen (zie Kamerstuk 35 570-VII, nr. 76 en 36 200-VII, nr. 128). Tijdens het rondetafelgesprek werd aangeven dat deze moties niet zijn of worden
uitgevoerd. Klopt het dat deze moties niet zijn uitgevoerd? Kan het kabinet aangeven
wat er in afgelopen tijd aangaande Tresoar wel is gebeurd?
Wat de leden van de CDA-fractie betreft staan de overwegingen uit de moties nog steeds,
namelijk dat het Friese regionaal historisch centrum Tresoar een bijzondere positie
inneemt op grond van een gedeelde verantwoordelijkheid van Rijk en provincie voor
de Friese taal en cultuur. Dit is vastgelegd in de BFTK 2019–2023. Wat deze leden
betreft worden deze moties alsnog uitgevoerd. Graag een uitgebreide reactie van de
Minister over hoe hij deze moties alsnog gaat uitvoeren.
De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap is zich bewust van de twee
nog openstaande moties over Tresoar en is het volmondig met de indieners eens dat
al het mogelijk in het werk moet worden gesteld om de toekomst van Tresoar te borgen.
Met de provincie Friesland en met Tresoar zijn daarom gesprekken gaande hoe dit het
beste kan worden vormgegeven. Daarbij wordt niet alleen gekeken naar de financiële
borging van Tresoar, maar ook naar hoe de gemeenschappelijke regeling Tresoar voor
de toekomst levensvatbaar kan blijven. Afspraken die in dit kader gemaakt worden dienen
hun weerslag te vinden in het BFTK 2024–2028.
Het is de intentie van de Staatssecretaris om de te maken afspraken, voor zover van
toepassing, te laten aansluiten bij de afspraken die met de overige Regionale Historische
Centra zijn gemaakt zoals vastgelegd in een bestuursconvenant met side letter. Dit
geldt ook voor artikel 7 van het betreffende convenant, over de financiële bijdrage
verbonden aan het beheer van de rijksarchiefcollecties.
Uw kamer is door de Staatssecretaris op 28 februari 2024 per brief over dit bestuursconvenant
geïnformeerd.16 In deze brief staat ook een aantal afspraken genoemd die specifiek van toepassing
zijn op Tresoar.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
P.C. (Peter) de Groot, voorzitter van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken -
Mede ondertekenaar
C.E. Morrin, adjunct-griffier