Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Faber-van de Klashorst en Vondeling over een moeder die voor gerechtigheid vecht na de dood van haar zoon
Vragen van de leden Vondeling en Faber-van de Klashorst (beiden PVV) aan de Ministers voor Rechtsbescherming en van Justitie en Veiligheid over een moeder die voor gerechtigheid vecht na de dood van haar zoon (ingezonden 17 januari 2024).
Antwoord van Minister Yeşilgöz-Zegerius (Justitie en Veiligheid), mede namens de Minister
voor Rechtsbescherming (ontvangen 8 maart 2024). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar
2023–2024, nr. 984.
Vraag 1
Bent u bekend met de rechtszaak tegen de Oost-Europese Yurii S. die in januari vorig
jaar de 22-jarige Darren doodreed omdat hij twee keer te hard reed binnen de bebouwde
kom en onder invloed was?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Waarom is er net als bij de bloedtesten die het Centraal Bureau voor de uitgifte van
Rijvaardigheidsbewijzen (CBR) gebruikt om alcoholgebruik aan te tonen, na de arrestatie
van Yurii S. niet getest op carbohydraatdeficiënt transferrine (CDT), Mean Corpuscular
Volume (MCV) en Gamma GT?
Antwoord 2
Bij een verdenking van middelengebruik in het verkeer wordt een adem-, speeksel- of
bloedonderzoek verricht. Hoe dat onderzoek dient plaats te vinden en op welke stoffen
en drempelwaarden wordt getest, is voorgeschreven in het Besluit alcohol, drugs en
geneesmiddelen in het verkeer. Over de onderhavige zaak worden geen mededelingen gedaan,
nu deze nog onder de rechter is, en eventuele onderzoeksresultaten aan het oordeel
van de rechter onderworpen zijn.
Vraag 3
Kunt u uitleggen waarom de dader Yurii S. op vrije voeten is gesteld, terwijl hij
in eerste instantie in voorarrest moest blijven vanwege vluchtgevaar (geen Nederlandse
ingezetene) en recidive? Waarom telt het belang van de dader zwaarder dan het verdriet
van de nabestaanden van dit afschuwelijke misdrijf?
Antwoord 3
De rechtbank beslist of een verdachte in voorlopige hechtenis moet worden geplaatst
en of een verdachte uit voorlopige hechtenis kan worden geschorst. Over de redenen
die ten grondslag liggen aan de schorsing uit voorlopige hechtenis kunnen geen mededelingen
worden gedaan, nu de strafzaak nog onder de rechter is.
Vraag 4
Vindt u het acceptabel dat de inhoudelijke zitting tegen Yurii S. pas 14 maanden na
het doodrijden van Darren plaatsvindt? Wat gaat u doen om ervoor te zorgen dat de
doorlooptijden in de rechtspraak korter worden?
Antwoord 4
Ik begrijp dat 14 maanden, zeker voor nabestaanden van een dergelijk verschrikkelijk
ongeluk, lang is en nabestaanden hierdoor het idee kunnen krijgen dat de zaak geen
prioriteit heeft. Dit is echter geenszins het geval. Over het tijdsverloop in de onderhavige
zaak kan ik geen mededelingen doen, nu de zaak nog onder de rechter is.
Het verbeteren van de doorlooptijden in de strafrechtketen heeft mijn volle aandacht.
Door het verkorten van doorlooptijden kan er voor worden gezorgd dat slachtoffers
en nabestaanden sneller zekerheid krijgen over hun zaak. Er is de afgelopen jaren
fors geïnvesteerd in personeel. Daarnaast zijn er tal van maatregelen in gang gezet,
waaronder het beter benutten van (super)snelrecht en het programma «Tijdige Rechtspraak».
Als onderdeel van dit programma zijn verschillende interne werkprocessen tegen het
licht gehouden en verbeterd. Ook is een landelijke inloopkamer ingesteld. De inloopkamer
is een tijdelijke voorziening die op verzoek van gerechten bijstand verleent, onder
meer in relatief eenvoudige strafzaken en zo bijdraagt aan het verkleinen van de achterstanden.
Bovendien heeft de problematiek van doorlooptijden in de gehele strafrechtketen mijn
aandacht. In reactie op de parlementaire verkenning en de aanverwante motie Ellian
cs., hebben de Minister voor Rechtsbescherming en ik in onze brief van 29 januari
jl. aangegeven welke aanvullende maatregelen zullen worden genomen om de problematiek
van de doorlooptijden op te lossen. Het gaat daarbij bijvoorbeeld om maatregelen waarmee
de strafrechtketen kan worden ontlast; zoals het selectiever inzetten van het strafrecht,
het werken met procesafspraken en het verruimen van de mogelijkheden tot het toepassen
van de OM-strafbeschikking.
De maatregelen die zijn genomen en die nog in gang worden gezet, zullen naar mijn
verwachting helpen om de doorlooptijden beheersbaar te houden.
Vraag 5
Bent u het ermee eens dat de straffen voor dit soort misdrijven die worden opgelegd
veel en veel te laag zijn?
Antwoord 5
Wanneer bij een ernstig verkeersongeval iemand is komen te overlijden, leidt dit bij
de nabestaanden tot erg veel pijn en verdriet en tot een schok in de samenleving.
Ik wens te benadrukken zeer mee te leven met het verlies van de nabestaanden. Het
is begrijpelijk dat een opgelegde straf door de nabestaanden als te laag wordt ervaren
en geen genoegdoening zal geven. Echter moet voorkomen worden dat ik mij als Minister
van Justitie en Veiligheid met uitlatingen over een concrete zaak begeef op het terrein
van de strafrechter. Het is immers aan de rechter om op basis van het geheel aan feiten
en omstandigheden in een individuele zaak te oordelen of een bepaald strafbaar feit
bewezen kan worden verklaard en welke straf daar dan bij hoort.
Wel wil ik benoemen dat met de Wet aanscherping strafrechtelijke aansprakelijkheid
ernstige verkeersdelicten uit 2020 er voor is gezorgd dat daders van ernstige verkeersdelicten
steviger kunnen worden aangepakt. Indien de rechtbank bijvoorbeeld bewezen acht dat
er sprake is van roekeloosheid, wordt overtreding van artikel 6 Wegenverkeerswet wanneer
het slachtoffer is komen te overlijden gestraft met een gevangenisstraf van ten hoogste
zes jaren of geldboete van de vijfde categorie. Dit kan oplopen tot een gevangenisstraf
van ten hoogste negen jaren wanneer blijkt dat de verdachte onder invloed was ten
tijde van het ongeval. Dit zijn forse strafmaxima die het mogelijk maken dat daders
van verkeersdelicten in ernstige zaken stevig kunnen worden gestraft. De eerste ervaringen
van deze aanscherping uit de praktijk zijn gunstig, maar de effecten van de wet zullen
in volle omvang blijken uit de evaluatie van de wet in 2025.
Daarnaast werk ik op dit moment aan een wetsvoorstel om te komen tot een meer effectieve
aanpak van rijontzeggingen. Zo kan met dit wetsvoorstel een ontzeggingen van de rijbevoegdheid
dadelijk uitvoerbaar worden verklaard, en volgt vervangende hechtenis bij het schenden
van de rijontzegging.
Vraag 6
Bent u bereid om maatregelen te nemen om bestuurders die onder invloed en te hard
rijden, harder te straffen en desnoods dit soort verkeersmisdrijven van de Wegenverkeerswet
over te hevelen naar het Wetboek van Strafrecht om dit te bewerkstelligen? Zo neen,
waarom niet?
Antwoord 6
Met de Wet aanscherping strafrechtelijke aansprakelijkheid ernstige verkeersdelicten
uit 2020 heeft de rechtspraktijk meer handvatten gekregen om in zaken naar aanleiding
van ernstige verkeersongevallen tot een bewezenverklaring van roekeloosheid te komen,
waarvoor een hoger strafmaximum geldt dan wanneer er geen sprake is van roekeloosheid.
Daarnaast bevat de genoemde wet verschillende andere wijzigingen waarmee daders van
ernstige verkeersdelicten steviger kunnen worden aangepakt. Zo is het strafmaximum
voor gevaarlijk rijgedrag zonder gevolgen verhoogd naar een gevangenisstraf van ten
hoogste 6 maanden, en is met de introductie van artikel 5a WVW een aantal concrete
schendingen van verkeersregels benoemd die – indien zij opzettelijk in ernstige mate
worden geschonden en indien daarvan levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk
letsel voor een ander te duchten is – de kwalificatie roekeloosheid kunnen opleveren.
Hiervoor kan maximaal twee jaar gevangenisstraf worden opgelegd. Het gaat daarbij
onder andere om gevaarlijk inhalen, niet verlenen van voorrang, overschrijden van
de maximumsnelheid, door rood licht rijden, tegen de verkeersrichting inrijden en
tijdens het rijden een mobiel elektronisch apparaat vasthouden. Wanneer sprake is
van roekeloosheid waarbij een slachtoffer komt te overlijden, wordt overtreding van
artikel 6 WVW bestraft met een gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren of een geldboete
van de vijfde categorie. Dit kan oplopen tot een gevangenisstraf van ten hoogste negen
jaren wanneer blijkt dat de verdachte onder invloed was ten tijde van het ongeval.
Dit zijn, zoals ook aangegeven in antwoord op vraag 5, forse strafmaxima die het mogelijk
maken dat daders van verkeersdelicten in ernstige zaken stevig kunnen worden gestraft.
De eerste ervaringen met deze aanscherping uit de praktijk zijn gunstig, maar de effecten
van de wet zullen in volle omvang blijken uit de evaluatie van de wet in 2025. Overigens
kunnen op dit moment – in geval van de meest ernstige verkeersdelicten waarbij een
slachtoffer komt te overlijden – bestuurders al vervolgd worden volgens het Wetboek
van Strafrecht, en worden steeds vaker verdachten van dergelijke delicten vervolgd
voor doodslag.
Daarnaast werk ik op dit moment aan het wetsvoorstel «Verbetering aanpak rijden onder
invloed». De maatregelen uit dit wetsvoorstel zijn niet alleen van toepassing op bestuurders
die onder invloed hebben gereden, maar dragen ook bij aan de aanpak van andere overtredingen
waarvoor een rijontzegging kan worden opgelegd, dat betekent vrijwel alle ernstige
verkeersmisdrijven. Zo kan met dit wetsvoorstel een rijontzegging dadelijk uitvoerbaar
worden verklaard, volgt vervangende hechtenis bij het schenden van de rijontzegging,
en kan de rechter in aanvulling op een rijontzegging het rijbewijs ongeldig verklaren.
Vraag 7
Bent u ook bereid om het spreekrecht voor slachtoffers ter terechtzitting uit te breiden
zodat ook vrienden van slachtoffers spreekrecht kunnen krijgen? Zo neen, waarom niet?
Antwoord op vraag 7
Het is invoelbaar dat het overlijden van een slachtoffer door een misdrijf ook grote
impact kan hebben op de vrienden van het slachtoffer, en er soms behoefte bij hen
kan zijn om te spreken op de terechtzitting. Zoals eerder is aangegeven aan uw Kamer,
wordt de afbakening van de kring van spreekgerechtigden in het kader van het nieuwe
Wetboek van Strafvordering opnieuw tegen het licht gehouden.2 Zoals in de negende voortgangrapportage over het nieuwe wetboek is aangegeven zullen
in de eerste aanvullingswet, die dit voorjaar in consultatie wordt gebracht, enkele
bepalingen met betrekking tot het spreekrecht van slachtoffers worden aangepast. Daarbij
wordt ook de vraag betrokken of het spreekrecht moet worden uitgebreid naar personen
die in een nauwe persoonlijke betrekking tot het slachtoffer staan, zoals bijvoorbeeld
goede vrienden.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
D. Yesilgöz-Zegerius, minister van Justitie en Veiligheid -
Mede namens
F.M. Weerwind, minister voor Rechtsbescherming
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.