Inbreng verslag schriftelijk overleg : Inbreng verslag van een schriftelijk overleg over de Nationale strategie rond de positie van mensen met een beperking (Kamerstuk 24170-309)
2024D08636 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
In de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport bestond bij enkele fracties
behoefte een aantal vragen en opmerkingen voor te leggen aan de Minister van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport (VWS) over de Nationale strategie rond de positie van mensen met
een beperking.1
De fungerend voorzitter van de commissie,
Agema
Adjunct-griffier van de commissie,
Heller
Inhoudsopgave
I. Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de NSC-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de BBB-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de SGP-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de ChristenUnie-fractie
II. Reactie van de Minister
I. Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie
De leden van de PVV-fractie hebben kennisgenomen van de brief over de Nationale strategie
rond de positie van mensen met een beperking en hebben daarover nog enkele vragen
en opmerkingen. Deze strategie bevat de opgave om gelijkwaardige deelname voor mensen
met een beperking mogelijk te maken. Daar hoort ook aandacht voor de positie van hun
naasten bij. Welke vernieuwing van de wet- en regelgeving is het kabinet voornemens
naar de Kamer te sturen voor de verbetering van een inclusieve en toegankelijke samenleving?
De leden van de PVV-fractie lezen dat er vele gesprekken hebben plaatsgevonden met
mensen met een beperking bij het opstellen van de Nationale strategie. Hebben deze
gesprekken ook interdepartementaal plaatsgevonden? Deze leden vragen of mensen met
een beperking en partijen die hen vertegenwoordigen ook betrokken zullen worden bij
de uitvoering, monitoring en evaluatie van de strategie en de werkagenda.
Het succes van de uitvoering van de strategie is een gezamenlijke verantwoordelijkheid
van zowel overheden, bedrijven, sociale partners, maatschappelijke organisaties en
iedere burger in Nederland. De leden van de PVV-fractie willen weten in hoeverre de
overheidsvoorzieningen toegankelijk zijn voor mensen met een beperking. Zijn alle
openbare gebouwen zoals gemeentehuizen, ziekenhuizen etc. al volledig toegankelijk
voor mensen met een beperking? Deze leden ontvangen graag een overzicht in hoeverre
het openbaar vervoer (ov) volledig toegankelijk is voor mensen met een (zintuiglijke/lichamelijke)
beperking.
In de Nationale strategie voor de implementatie van het Verenigde Naties (VN-)verdrag
lezen de leden van de PVV-fractie dat sommige mensen het kilometerbudget voor Valys
als een beperking ervaren. Waarom schrapt het kabinet de kilometerbegrenzing (hoog/laag
persoonlijk kilometerbudget (pkb)) niet? Waarom moeten mensen met een beperking zeven
keer het treintarief betalen voor het ov als ze door hun pkb heen zijn? Het is niet
gelijkwaardig als mensen met een beperking moeten administreren waar ze wanneer naartoe
gaan, en mensen zonder beperking niet.
Voorts vragen de leden van de PVV-fractie op welke manier gemeentes betrokken zijn
bij het opstellen en de uitvoering van de strategie en de werkagenda. Kan het kabinet
aangeven op welke manier hij van Nederland een voorloper wil maken op het gebied van
emancipatie en gelijke rechten van mensen met een beperking? Welke verandering in
de manier van kijken naar de inrichting van de maatschappij is nodig en wat zijn daarvan
de financiële gevolgen? Kan het kabinet aangeven welke landen op dit moment vooroplopen
op het gebied van emancipatie en gelijke rechten van mensen met een beperking?
De leden van de PVV-fractie menen dat de kosten die mensen door hun beperking moeten
maken er niet toe mogen leiden dat de behoorlijke levensstandaard in gevaar komt.
Hoe wordt voorkomen dat het herinvoeren van de inkomensafhankelijke eigen bijdrage
in de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) zal leiden tot financiële problemen
bij mensen met een beperking? Hoe wordt voorkomen dat mensen met een beperking met
een hoge energierekening, doordat veel apparaten waarvan zij gebruik maken veel energie
gebruiken, zal leiden tot financiële problemen voor hen?
De leden van de PVV-fractie vragen op welke manier het kabinet ervoor zorg gaat dragen
dat naasten en mantelzorgers voldoende mogelijkheden krijgen om werk en zorg te combineren.
Op welke mogelijkheden doelt het kabinet? Op welke manier gaan ouders van kinderen
met een intensieve zorgvraag, die vanwege hun zorgtaak minder kunnen werken, financieel
gecompenseerd worden voor extra kosten waar het bestaansminimum niet in voorziet?
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie zijn zeer verheugd met het feit dat er nu
een Nationale strategie ligt voor de implementatie van het VN-verdrag handicap tot
2040. Deze leden hebben met interesse kennisgenomen van de strategie en zij hebben
nog een aantal vragen.
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie lezen dat de besluitvorming over het vaststellen
van de werkagenda, de praktische vertaling van de strategie naar nieuw beleid, wordt
overgelaten aan een nieuw kabinet. Tegelijkertijd lezen deze leden ook dat de Minister
de ambitie heeft om in het vierde kwartaal van dit jaar een werkagenda naar de Tweede
Kamer te sturen. Zij willen de huidige demissionaire Minister aanmoedigen om hier
inderdaad mee door te gaan. En indien er geen nieuw kabinet zit, besluitvorming over
te laten aan de Tweede Kamer. Zij vragen de Minister tevens of het benodigde budget
voor de uitvoering van de werkagenda al in de begroting van 2025 opgenomen kan worden.
Voor de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie is het erg belangrijk dat er dit jaar
nog een werkagenda komt met bijbehorend budget. Een Nationale strategie heeft enkel
zin als deze ook wordt uitgevoerd. En voor de uitvoering is een stevige werkagenda
en budget nodig. Om tot een goed uitgevoerde strategie te komen, moeten in de ogen
van de deze leden nog een aantal randvoorwaarden worden ingevuld. Zo moeten de verschillende
ministeries, overheidslagen en uitvoeringsinstanties in samenhang werken. Kan het
kabinet toelichten hoe deze samenhang bewaakt zal worden?
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie lezen dat er voor de Nationale strategie vijf
belangrijke principes zijn en zeven levensdomeinen waar verbetering nodig is. Over
de doelstellingen bij deze principes en levensdomeinen hebben deze leden nog een aantal
vragen, te beginnen bij het eerste principe: gelijke rechten. Als speerpunt staat
opgeschreven dat wet- en regelgeving zo veel als mogelijk in lijn is met het VN-verdrag
handicap. Deze leden vragen het kabinet of hij een beeld heeft van wet- en regelgeving
die nu nog niet in lijn is met het VN-verdrag. En of zij bereid is met ervaringsdeskundigen,
als deel van de werkagenda, wet- en regelgeving door te lichten om te bezien of deze
in strijd is met het VN-verdrag.
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie lezen dat eigen regie de leidraad is bij het
maken van uitvoeren van beleid en wet- en regelgeving. Deze leden ondersteunen dit
doel volledig. Tegelijkertijd constateren zij dat het met de huidige wet- en regelgeving
in de zorg vaak erg moeilijk is voor mensen met een beperking om de juiste zorg, ondersteuning
of hulpmiddelen te vinden, terwijl deze juist essentieel zijn voor het voeren van
eigen regie. Een probleem hierbij is dat zorg en ondersteuning voor mensen met een
(levenslange en levensbrede) beperking is versnipperd tussen verschillende zorgdomeinen.
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie vragen het kabinet hoe hij kijkt naar het
onderbrengen van alle zorg en ondersteuning voor mensen met een beperking, en tenminste
voor mensen in de categorie levenslang en levensbreed, in één zorgwet. Is het kabinet
bereid om dit te laten onderzoeken?
Een ander belangrijk principe in de Nationale strategie is bestaanszekerheid. De leden
van de GroenLinks-PvdA-fractie lezen dat de kosten die mensen moeten maken er niet
toe mogen leiden dat de behoorlijke levensstandaard in gevaar komt. Deze leden zouden
daar graag aan toe willen voegen dat hetzelfde moet gelden voor het inkomen. Zij maken
zich zorgen over de wisselwerking tussen inkomensregelingen voor mensen met een beperking,
de stapeling van eigen bijdragen en zorgkosten die voor eigen rekening zijn. De combinatie
van de verschillende regelingen maken het moeilijk voor voornoemde leden om te doorgronden
wat het effect is op het besteedbaar inkomen van mensen met een beperking. Deze leden
vragen of het kabinet deze wisselwerking goed wil laten onderzoeken, zodat de Tweede
Kamer en het kabinet goed kunnen beoordelen wat de effecten van de verschillende maatregelen
zijn.
Tot slot vragen de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie naar de monitoring. Het is
deze leden nog niet helemaal duidelijk hoe de monitoring plaats moet gaan vinden.
Daarnaast lezen zij dat het kabinet van plan is op tweejaarlijkse basis een monitor
naar buiten te brengen. Zij vragen het kabinet waarom hij er niet voor kiest om jaarlijks
te rapporteren en aan te sluiten bij de monitor van het College voor de Rechten van
de Mens, zodat deze monitor ook ter sprake kan komen bij het jaarlijks debat in de
Tweede Kamer over de implementatie van het VN-verdrag.
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de Nationale strategie rond de
positie van mensen met een beperking. Deze leden vinden het goed te lezen dat mensen
met een beperking betrokken zijn bij het maken van de strategie. Zij hopen dat zij
ook betrokken blijven bij de uitwerking van de strategie. Deze leden hebben nog enkele
vragen en opmerkingen.
De leden van de VVD-fractie merken op dat meerdere ministeries zijn betrokken bij
dit thema. Deze leden moedigen interdepartementale samenwerking op dit gebied aan.
Zij vragen de Minister wel hoe de coördinatie tussen de verschillende ministeries
verloopt. Welke rol heeft de Minister daarin?
De leden van de VVD-fractie merken verder op dat de Nederlandse eilanden Bonaire,
Sint-Eustatius en Saba nog niet meedoen aan het VN-verdrag handicap. Op welke termijn
zullen deze eilanden meedoen aan het verdrag?
De leden van de VVD-fractie lezen in de bijlage «Werken aan een samenleving voor iedereen.
Het VN-verdrag handicap in Nederland» dat mensen met een beperking vaak gescheiden
leven van mensen zonder beperking en dat het doel is dat in 2040 alle kinderen en
jongeren, met en zonder beperking, samen opgroeien. Deze leden onderschrijven het
streven naar regulier onderwijs met de juiste ondersteuning. Voor een aantal kinderen
met een beperking zal het speciaal onderwijs echter de meest passende vorm blijven.
Is de Minister het met deze leden eens dat het gespecialiseerd onderwijs van grote
waarde is en behouden moet blijven, juist om kinderen en jongeren met een beperking
passend onderwijs te bieden en is de Minister het eens dat ingezet moet worden op
passend onderwijs voor elk individueel kind? Zo ja, hoe verhoudt dit zich tot de genoemde
passage in de bijlage?
Voorts vragen de leden van de VVD-fractie wat de stand van zaken is met betrekking
tot lopend beleid dat in 2023 afgerond zou moeten zijn. Zo lezen deze leden bij vervoer
en mobiliteit de doelstelling dat eind 2023 alle stations reisassistentie hebben waar
NS stopt en die door ProRail toegankelijk zijn gemaakt.
De leden van de VVD-fractie merken op dat Nederland vooralsnog geen deel uitmaakt
van de pilot European Disability Card. Een belangrijke kaart voor gehandicapten om
zich eenvoudiger door heel Europa te bewegen. Hoe kijkt de Minister hiernaar? Overweegt
de Minister om Nederland ook deel uit te laten maken van de pilot? Krijgt deze kaart
ook een rol in de uitvoering van het VN-verdrag handicap?
De leden van de VVD-fractie vragen op welke manier midden- en kleinbedrijven (mkb’ers)
betrokken worden in de uitvoering om de regeldruk voor deze bedrijven, die toch al
groot is, binnen de perken te houden. Wat zal de impact zijn van de uitvoering van
de strategie?
De leden van de VVD-fractie vragen wat de laatste stand van zaken is omtrent het langer
en beter beschikbaar maken van hulpmiddelen.
De leden van de VVD-fractie vragen hoe de monitoring van de strategie wordt vormgegeven.
Hoe zorgt de Minister ervoor dat de integrale benadering hierin terugkomt?
De leden van de VVD-fractie vragen op welke manier gemeenten en de Vereniging voor
Nederlandse Gemeenten (VNG) betrokken worden in de governance, uitvoering en monitoring
van de strategie en de werkagenda.
Vragen en opmerkingen van de leden van de NSC-fractie
De leden van NSC-fractie hebben de brief van de Minister met interesse gelezen en
hebben hierover enkele vragen. In de brief wordt vooral strategie bepaald en er komt
een werkagenda. Deze leden vragen de Minister of en hoe er in de werkagenda concrete
doelstellingen worden opgenomen.
De leden van de NSC-fractie lezen in het rapport «Waardevol werken, de stand van zaken»
van Movisie en Divosa uit 2022 dat ruim een miljoen Nederlanders geen toegang heeft
tot de arbeidsmarkt, ondanks de krapte.2 Het gaat om mensen met een beperking of kwetsbaarheid, fysiek, verstandelijk, psychisch
of sociaal. Om migranten, om ouderen, om langdurig werklozen. Kan de Minister toelichten
wat de resultaten zijn van het beleid tot nu toe, zoals de Banenafspraak om extra
banen te creëren, het Breed Offensief om drempels op de arbeidsmarkt weg te nemen,
Simpel Switchen om de overgangen tussen uitkering en (betaald) werk (en vice versa)
te versoepelen en het Sociaal Innovatiefonds om inclusief werkgeverschap aan te moedigen?
Wat is de analyse van de Minister dat nog steeds zoveel mensen met een beperking of
kwetsbaarheid op afstand van de arbeidsmarkt staan? Op welke manier gaat de Minister
nog meer prioriteit geven om deze groepen te laten deelnemen aan de arbeidsmarkt zodat
het aantal mensen met een beperking of kwetsbaarheid dat aan de kant staat flink gereduceerd
wordt?
De leden van de NSC-fractie lezen in een onderzoek uit 2021 van de VNG en Movisie
dat gemeenten vooral behoefte hebben aan handzame kennisproducten en een (interactieve)
website.3 Op welke manier is de Minister bezig om dit te realiseren met de VNG en Movisie?
Tenslotte vinden de leden van de NSC-fractie dat de overheid het voorbeeld moet geven
bij inclusief beleid en toegankelijkheid. Concreet is het gebouw van de Tweede Kamer
niet goed toegankelijk voor mensen met een rolstoel. Op welke manier gaat de Minister
haast maken om het huidige Tweede Kamergebouw meer rolstoeltoegankelijk te maken?
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de brief en de
bijbehorende strategie voor de implementatie van het VN-verdrag handicap. Deze leden
hebben nog enkele vragen en opmerkingen over de stukken.
De leden van de D66-fractie lezen dat de planning is dat de werkagenda in het vierde
kwartaal van 2024 met de Tweede Kamer zal worden gedeeld. De voorbereidingen daarvoor
zijn reeds gestart, maar de Minister vermeldt ook dat de inhoudelijke en financiële
afweging over de werkagenda aan een volgend kabinet is. Deze leden hopen dat de Minister
bedoelt dat dit alleen aan een volgend kabinet is wanneer hij aantreedt. In demissionaire
staat kan de huidige Minister doorgaan met het voorbereiden en voor zover mogelijk
uitvoeren van de werkagenda. Deelt de Minister deze overtuiging van deze leden?
De leden van de D66-fractie constateren dat de Minister een overzicht heeft gestuurd
van lopend en voorgenomen beleid rondom het VN-verdrag handicap. Deze leden vragen
de Minister dit overzicht aan te passen, zodat ook duidelijk is wat de actuele stand
van zaken is van dit geplande beleid en in hoeverre het beleid is doorberekend of
begroot.
De leden van de D66-fractie lezen dat mensen met een beperking nog te vaak drempels
in de samenleving ervaren. Deze leden zien graag een verheldering hoe vaak dit precies
voorkomt en of ook wordt gemonitord om wat voor soort drempels dit gaat. Ondanks dat
deze leden zien dat er veel betrokkenheid is bij de implementatie van een Nationale
strategie, mag in gevallen de ambitie omhoog worden bijgesteld. Zo schrijft de Minister
dat er in 2025 minstens tien inclusiepacten gevormd moeten zijn, maar ook dat de helft
van de gemeenten géén lokaal inclusiebeleid uitvoert. Deze leden zien graag een aanscherping
van deze gestelde doelen. Waarom ligt de lat niet hoger, en welke rol neemt de Minister
om gemeenten en andere overheden te bewegen om aan de gestelde doelen te voldoen?
In het algemeen zien de leden van de D66-fractie dat er op de zeven geïdentificeerde
leefdomeinen goede doestellingen zijn geformuleerd. Tegelijkertijd vraagt het ook
om een verduidelijking over prioritering en over wat ervoor nodig is om de doelstellingen
te halen. Deze leden zien graag een toelichting van de Minister in hoeverre er wetgevingstrajecten
nodig zijn om de doelstellingen te behalen. In hoeverre is er een specifieke prioritering
die de Minister voor ogen heeft (en mogelijk zal doorgeven aan haar opvolger) als
het gaat over de doelstellingen? Wat zijn de grootste bedreigingen om aan de doelstellingen
te voldoen, zo vragen deze leden.
Vragen en opmerkingen van de leden van de BBB-fractie
De leden van de BBB-fractie hebben kennisgenomen van de Nationale strategie rond de
positie van mensen met een beperking. Deze leden hebben nog een aantal vragen.
Om te beginnen lezen de leden van de BBB-fractie dat in 2040 mensen met een beperking
altijd betrokken zijn bij het beleid door de Nederlandse overheid. Mensen met een
beperking hebben inspraak bij het maken, uitvoeren en beoordelen van beleid dat hen
aangaat. Kan de Minister deze leden inzicht geven in hoe de uitvoering hiervan eruit
gaat zien, worden er enquêtes gehouden of regelmatige afspraken met mensen met een
beperking die de praktijk ervaren?
Ook lezen de leden van de BBB-fractie dat in 2040 de overheid rekening houdt met de
eigen regie van mensen. Mensen met een beperking krijgen ondersteuning bij het maken
van keuzes als zij dat willen. Mensen met een beperking kunnen zelf keuzes maken over
hun levenswijze en kunnen daarbij onafhankelijke ondersteuning krijgen. Hoe ziet deze
onafhankelijke ondersteuning eruit?
Verder lezen de leden van de BBB-fractie dat in 2040 de overheid altijd denkt aan
toegankelijkheid bij het maken van beleid. Op dit moment gaat dit nog niet goed als
er bijvoorbeeld gekeken wordt naar de toegankelijkheid van het ov. Daarom vragen deze
leden wat de Minister nu gaat doen waardoor dit wel wordt verbeterd. Zal er meer overleg
en samenwerking plaatsvinden tussen de ministeries?
Daarnaast lezen de leden van de BBB-fractie dat in 2040 de overheid altijd rekening
houdt met de bestaanszekerheid van mensen met een beperking. Werken voor mensen met
een beperking is net zo gewoon als voor mensen zonder beperking. Er zijn voldoende
passende banen en gelijke kansen op werk en inkomen. Hoe wil de Minister ervoor zorgen
dat het voor iedereen met een uitkering en een beperking mogelijk wordt om de stap
naar betaald werk te zetten?
De leden van de BBB-fractie lezen dat in 2040 kinderen en jongeren met en zonder beperking
samen opgroeien. Wat gaat de Minister doen om het sociale aspect hiervan te verbeteren,
want jongeren met en zonder beperking samen te laten opgroeien is alleen mogelijk
als jongeren met een beperking niet alleen maar worden gezien als het label dat de
maatschappij hen heeft opgeplakt? Hoe kan er worden gestimuleerd om meer Samen naar
School (SnS-)scholen in te richten? Wat is daarvoor nodig van de overheid en in hoeverre
is daar een samenspel met het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW)?
Verder zijn SnS-scholen heel succesvol. Hier groeien kinderen met een beperking op,
samen met kinderen zonder beperking. Ze hebben een sociaal leven, want er wordt met
elkaar gespeeld, geleerd en de kinderen worden bijvoorbeeld ook uitgenodigd voor verjaardagsfeestjes.
De kinderen zonder beperking leren omgaan met kinderen met een beperking en zullen
zo, als ze volwassen zijn, mensen met een beperking eerder accepteren, omdat ze ermee
bekend zijn. Hoe gaat de Minister dit soort initiatieven breder uitrollen met het
oog op de Nationale strategie? Tot slot, ook op het gebied van onderwijs en ontwikkeling
zijn doelstellingen gesteld. Mensen met een beperking moeten toegang hebben tot verschillende
vormen van onderwijs en ontwikkeling. Verder moet zorg en ondersteuning aansluiten
bij de behoeften van mensen met een beperking, ongeacht waar zij wonen. Deze leden
vragen hoe de regio betrokken wordt bij dit voorstel.
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
Algemeen
De leden van de CDA-fractie zijn positief gestemd dat de contouren van de Nationale
strategie voor mensen met een handicap naar de Tweede Kamer is gestuurd. En dat hiermee
uitvoering wordt gegeven aan de motie Werner c.s.4, de toezegging aan het lid Werner bij het commissiedebat gehandicaptenbeleid gehouden
op 5 oktober 2023 en het eerste deel van de motie Krul en Westerveld.5 De leden van de CDA-fractie vinden het goed dat de Tweede Kamer op deze manier betrokken
wordt om het verdere proces van de werkagenda richting te geven. Deze leden zijn heel
positief dat mensen met een handicap betrokken zijn bij de totstandkoming van de Nationale
strategie. Hoe denkt de Minister de monitoring van de strategie vorm te geven? Hoe
komt dat in de integrale benadering terug?
(b) de bedoeling en de status van de Nederlandse strategie
De leden van de CDA-fractie vragen waarom er gekozen is de stip op de horizon in 2040
te zetten. Deze leden begrijpen dat sommige veranderingen langere tijd in beslag nemen
en dat er soms naar «iets» moet worden toegewerkt, maar het lijkt hen raadzaam om
zowel op korte als lange termijn doelen te stellen. Ziet de Minister dit punt ook
en zo ja, hoe wil zij dit vorm geven?
De leden van de CDA-fractie constateren dat het probleem van stippen op de horizon
is dat die kunnen vervagen doordat ze ver weg zijn en de Nationale strategie dan niet
de prioriteit krijgt die het verdient. Hoe verhoudt de tijdlijn met betrekking tot
de werkagenda zich tot de langetermijntijdlijn van de strategie? Het gaat deze leden
er ook om dat er meer bewustwording ontstaat bij andere departementen (naast VWS),
maatschappelijke organisaties, lokale overheden, provinciale overheden en bedrijven.
Wat betekent dit beleid en/of de uitvoering daarvan voor mensen met een handicap?
Wat deze leden niet duidelijk is, is welk departement nu eindverantwoordelijk wordt
voor de Nationale strategie. Blijft dat het Ministerie van VWS? Zo ja, hoe zorgt de
Minister er dan voor dat de focus breder is en blijft?
De leden van de CDA-fractie vinden het heel belangrijk dat het perspectief niet zorg
is, maar het potentieel van de groep mensen met een handicap zelf. Deelt de Minister
dit uitgangspunt?
(c) Vooruitblik op de vertaling van de strategie van de werkagenda
De leden van de CDA-fractie vragen op welke manier de list of issues wordt betrokken
bij het ontwerpen van de Nationale strategie. En wordt de list of issues meegenomen
in of bij het opstellen van de werkagenda’s?
De leden van de CDA-fractie lezen dat de interdepartementale werkgroep rond het VN-verdrag
handicap de samenwerking binnen de Rijksoverheid rond de werkagenda gaat organiseren.
Hoe moeten deze leden dit lezen? Waar wordt de interdepartementale werkgroep precies
verantwoordelijk voor en hoeveel keer per jaar komt deze werkgroep bij elkaar?
(d) Aansluiting tussen de strategie en lopen beleid
De leden van de CDA-fractie vinden het positief inzicht te hebben in al het lopende
beleid en alle initiatieven op de verschillende departementen. Deze leden snappen
ook dat het kabinet dit als vertrekpunt heeft gekozen. Maar wat is het vervolg hierop?
Wat deze leden interessant zouden vinden, is om de projecten en het lopende beleid
ook eens te bezien met de blik «welke projecten lopen goed en hebben de grootste kans
om te slagen?». Waarom nu juist die projecten of beleidsdoelen? Het lijkt deze leden,
dat wij hier «ons» voordeel mee kunnen doen. Tenslotte willen zij aangeven dat er
veel onderzoek naar mensen met een handicap is gedaan. Wordt dat ook betrokken bij
de uitwerking van de werkagenda?
Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie
De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van de onderhavige stukken en hebben
hier nog een aantal vragen en opmerkingen over.
De leden van de SP-fractie vinden het positief dat er wordt gewerkt aan het verbeteren
van de positie van mensen met een beperking. Tegelijkertijd merken deze leden op dat
er met deze strategie nog niet concreet iets gebeurt om deze positie te verbeteren,
daarvoor is het nog noodzakelijk om verdere stappen te zetten.
De leden van de SP-fractie merken daarnaast op dat er expliciet geen nieuw beleid
wordt aangekondigd om de positie van mensen met een beperking te verbeteren en dat
de Minister dit besluit in haar brief vooral onderbouwt door te wijzen op de demissionaire
status van het kabinet. Deze leden wijzen er echter op dat de problemen van mensen
met een beperking niet opeens kleiner of minder urgent zijn, omdat het kabinet het
niet eens kon worden over het migratiebeleid.
De leden van de SP-fractie vragen de Minister tot slot hoe het nu gaat met de ratificatie
van het facultatief protocol bij het VN-verdrag handicap. Is dit proces inmiddels
al afgerond? Zo nee, wanneer zal dit wel het geval zijn?
Vragen en opmerkingen van de leden van de SGP-fractie
De leden van de SGP-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de Nationale
strategie voor de implementatie van het VN-verdrag handicap. Deze leden juichen het
toe dat het kabinet zich tot 2040 langjarig committeert aan het verbeteren van de
positie van mensen met een beperking. Verder vinden zij het terecht dat de strategie
integraal wordt benaderd. Zij hebben nog een aantal vragen over de strategie, mede
in het licht van de nog te verwachten werkagenda die aan een nieuw kabinet wordt overgelaten.
De leden van de SGP vragen de Minister toe te lichten hoe zij ervoor wil zorgen dat
de strategie inderdaad over kabinetsperiodes heen en integraal werkt. Hoe bewaakt
de Minister de samenhang in de uitvoering door ministeries, gemeenten, uitvoeringsorganisaties,
vertegenwoordigende organisaties en andere betrokken partijen?
De leden van de SGP-fractie lezen dat het opstellen van de werkagenda een intensief
en co-creatief proces is, dat ook afhankelijk is van de kabinetsformatie. Kan de Minister
toelichten hoe dit proces de komende maanden wordt vormgegeven en welke stappen het
kabinet voor zich ziet?
De leden van de SGP-fractie vragen hoe de voortgang van de Nationale strategie en
de werkagenda wordt gemonitord. Hoe wordt gemonitord in hoeverre we op koers zijn
voor het behalen van de doelstellingen voor 2040? Is of wordt er een nulmeting uitgevoerd?
Is het een overweging om bijvoorbeeld een onafhankelijke instantie te betrekken bij
de monitoring? Welke organisaties zouden daarvoor in aanmerking kunnen komen? Zijn
er wat de Minister betreft naast het staande beleid aanvullende maatregelen nodig
om de gestelde doelen te behalen?
Ten aanzien van de governance vragen de leden van de SGP-fractie wie er nu precies
verantwoordelijk is voor de Nationale strategie. Is dat de Minister? Kan de Minister
aangeven of gemeenten en de VNG betrokken zijn bij de governance, uitvoering en monitoring
van de strategie en werkagenda, mede gelet op lokale plannen die gemeenten ook reeds
hebben opgesteld om de doelen van het VN-verdrag handicap te behalen?
De leden van de SGP-fractie vragen ten aanzien van vervoer en mobiliteit specifiek
naar het vervoer met Valys. Deze leden krijgen signalen dat deze landelijke voorziening
voor reizigers met een mobiliteitsbeperking niet altijd levert wat het zou moeten
leveren. Zij constateren dat Valys landelijk wordt bekostigd vanuit VWS. Zij vragen
de Minister hoe het Ministerie van VWS toezicht houdt op de kwaliteit van deze dienstverlening.
Heeft de Minister de indruk dat voldaan wordt aan de voorwaarden en verplichtingen
waar de aanbieder aan zou moeten voldoen?
Vragen en opmerkingen van de leden van de ChristenUnie-fractie
De leden van de ChristenUnie-fractie steunen de ambities en doelen die de Minister
in de Nationale strategie verwoordt en waarderen de inzet van de Minister om samen
met de doelgroep de strategie op te stellen. Wordt de doelgroep op dezelfde manier
betrokken bij de vormgeving van de werkagenda? Zo nee, waarom niet? Op welke manier
borgt de Minister de inbreng en betrokkenheid van de doelgroep dan wel?
De leden van de ChristenUnie-fractie lezen dat de Minister de Nationale strategie
beschrijft als een kompas. Wat betekent dit voor de mate waarin de Minister af te
rekenen is op de doelen en inzet, vragen deze leden. Ziet zij het ook als wenselijk
dat een nieuw kabinet een werkagenda maken met afrekenbare resultaten en doelen?
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen de Minister op welke manier de inzichten
uit het Interdepartementaal Beleidsoverleg «Mensen met een licht verstandelijke beperking»
(IBO-LVB) verwerkt zijn in deze Nationale strategie.
Welke rol en taken heeft de bestuurlijk aanjager in relatie tot deze strategie en
de werkagenda, vragen de leden van de ChristenUnie-fractie.
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen op welke manier de Minister ervoor gaat
zorgen dat de werkagenda’s van de verschillende ministeries met elkaar samenhangen.
Deze leden vinden het bovendien belangrijk dat deze strategie en de agenda’s niet
alleen iets worden van overheden (nationaal en lokaal) maar ook van de rest van de
samenleving (bedrijfsleven, onderwijs, zorg). Op welke manier krijgen de verschillende
verantwoordelijkheden van overheid, maatschappelijke organisaties en private organisaties
en privédomein een plek in de werkagenda’s en op welke manier haken deze organisaties
aan bij het opstellen van de agenda’s?
Op welke manier is de list of issues betrokken bij het ontwerpen van de Nationale
strategie en op welke manier wordt die meegenomen in het opstellen van de werkagenda’s,
zo vragen de leden van de ChristenUnie-fractie.
Ten aanzien van de verdere samenwerking met gemeenten vragen de leden van de ChristenUnie-fractie
wat de Minister concreet bedoelt met de «extra impuls» die zij gaat geven om de gemeenten
die nog geen lokaal inclusiebeleid hebben te bereiken, zodat ook zij lokaal beleid
opstellen. Heeft de Minister een tijdspad en jaartal in gedachten waarop alle gemeenten
lokaal inclusiebeleid hebben?
II. Reactie van de Minister
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M. Agema, voorzitter van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport -
Mede ondertekenaar
M. Heller, adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.