Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Van der Graaf over het wetsvoorstel maatschappelijke BV
Vragen van het lid Van der Graaf (ChristenUnie) aan de Minister van Economische Zaken en Klimaat over het wetsvoorstel maatschappelijke BV (ingezonden 5 december 2023).
Antwoord van Minister Adriaansens (Economische Zaken en Klimaat) (ontvangen 4 maart
2024).
Vraag 1
Herinnert u zich het werkbezoek dat wij samen hebben gebracht aan Roetz Bikes en Refugee
Company in Amsterdam in de zomer van 2022 en bewaart u daar net zulke goede herinneringen
aan als ik?
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2, 3 en 4
Herinnert u zich het pleidooi van deze sociale ondernemers dat zij voor het voeren
van een gezonde bedrijfsvoering geholpen zouden zijn met de komst van een wet die
de maatschappelijke BV zou erkennen?
Weet u dat ongeveer zesduizend Nederlandse bedrijven met smart al jaren wachten op
de komst van deze wet?
Kunt u bevestigen dat de voorbereidingen voor het wetsvoorstel maatschappelijke BV
onverwijld doorgaan en het wetsvoorstel in het eerste kwartaal van 2024 in consultatie
zal gaan, een jaar later dan eerder was toegezegd?
Antwoord 2, 3 en 4
Het is mij bekend dat een groep ondernemers uitziet naar een wetsvoorstel inzake ondernemen
met een maatschappelijke BV. Ik neem hun wens en de onderzoeken waaruit die volgt
zeer serieus. Dat geldt ook voor het eveneens uit die onderzoeken volgende belang
om deze ondernemers daarbij te stimuleren en te faciliteren. Ik hecht eraan dat dat
waar mogelijk gebeurt. Anderzijds vind ik het even belangrijk dat voldoende aandacht
wordt besteed aan de kritische geluiden die zijn geuit ten aanzien van het nut en
de noodzaak van een wetsvoorstel inzake ondernemen met een maatschappelijke BV. Ook
is van belang dat voldoende inzicht bestaat in hoe een eventuele regeling op dat vlak
zich zal verhouden tot het al bestaande geheel van wettelijke bepalingen.
Als er een wettelijke regeling komt, moet deze voldoende toegevoegde waarde bieden
zodat ondernemers er gebruik van zullen maken: zij moet ondernemers immers faciliteren.
Dat vergt dat een wettelijke regeling zowel praktisch als juridisch werkbaar is en
niet leidt tot overlap of inconsistenties met al bestaande wettelijke bepalingen,
met name op het terrein van het vennootschapsrecht.
In de afgelopen tijd is hard gewerkt aan een voorontwerp voor een wettelijke regeling
dat ondernemers die met een maatschappelijke BV willen ondernemen een eenduidig en
herkenbaar juridisch kader biedt, binnen de hierboven geschetste randvoorwaarden.
Dit proces is vergevorderd maar nog niet afgerond. Op een aantal vlakken blijkt het
lastig om de gewenste inpassing te bereiken met behoud van praktische bruikbaarheid
en juridische consistentie. Het betreft met name de eisen, beperkingen en waarborgen
die moeten worden geformuleerd met betrekking tot de wijze waarop wordt omgegaan met
de winst en het vermogen van de maatschappelijke BV en de wijze waarop eventuele wettelijke
voorschriften kunnen worden gehandhaafd.
Ik ben voornemens om het voorontwerp zoals dat nu bestaat op korte termijn voor te
leggen aan enkele deskundigen uit de wetenschap en praktijk met de vraag of dit voorontwerp
als geheel naar hun inschatting een voor de praktijk nuttige en bruikbare, juridisch
voldoende consistente en sluitende regeling biedt. Daarbij zal ik hen in het bijzonder
de vraag stellen of de ontworpen bepalingen over winst en vermogen naar hun inschatting
voldoende effectief en praktisch werkbaar zijn dan wel of zij reden zien om alternatieve/andersluidende
bepalingen op te nemen.
Na raadpleging van de desbetreffende deskundigen en zo nodig in overleg met betrokken
andere departementen zal een besluit worden genomen over de voortgang van dit traject.
Dit proces zal naar verwachting nog enige tijd in beslag nemen. Ik zal uw Kamer berichten
wanneer het is afgerond.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M.A.M. Adriaansens, minister van Economische Zaken en Klimaat
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.