Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Beckerman over de impact van lozingen op het IJsselmeer
Vragen van het lid Beckerman (SP) aan de Minister en Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat over het artikel «Giftige lozingen op IJsselmeer brengen ons drinkwater in gevaar» (ingezonden 21 november 2023).
Antwoord van Minister Harbers (Infrastructuur en Waterstaat) (ontvangen 1 maart 2024).
Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2023–2024, nr. 556.
Vraag 1
Bent u bekend met het artikel «Giftige lozingen op IJsselmeer brengen ons drinkwater
in gevaar»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Wat zijn volgens u de belangrijkste oorzaken van de verslechterende waterkwaliteit
van het IJsselmeer?
Antwoord 2
In tegenstelling tot wat het bericht suggereert is de ecologie en chemische waterkwaliteit
van het IJsselmeer de afgelopen jaren in algemene zin verbeterd. Er wordt echter nog
niet voor alle parameters voldaan aan de doelstelling voor de Kaderrichtlijn Water
(KRW).
Voor de drinkwaterkwaliteit is met name de chemische waterkwaliteit van belang.
De kwaliteit van het water van het IJsselmeer wordt in overwegende mate bepaald door
de toevoer van Rijnwater en de kwaliteit daarvan. Het RIWA Rijnrapport 2022 geeft
een overzicht van de stoffen die relevant zijn voor de bereiding van drinkwater uit
oppervlaktewater.2 Lozingen op het IJsselmeer zelf vormen slechts een beperkte bijdrage aan de waterkwaliteit
van het IJsselmeer.
Vraag 3
Kunt u aangeven welke stappen uw ministerie onderneemt om de problematiek van indirecte
lozingen door kleine industrieën op de riolering aan te pakken?
Antwoord 3
In 2023 is de pilot «Grip op indirecte lozingen» uitgevoerd. Tijdens de pilot zijn
bij 95 bedrijven uit verschillende branches inspecties uitgevoerd. Er zijn in 73 gevallen
afvalwatermonsters genomen die geanalyseerd zijn op relevante stoffen zoals zeer zorgwekkende
stoffen (ZZS) en/of KRW-prioritaire stoffen. Het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier
heeft aangegeven dat op dit moment gewerkt wordt aan het eindrapport en dat dit naar
verwachting later dit voorjaar beschikbaar zal zijn.
Daarnaast werkt het Ministerie van IenW met bestuurlijke partners in het impulsprogramma
KRW aan aanvullende maatregelen voor chemische stoffen. De Kamer is hierover geïnformeerd
via de brief Voortgang KRW van 19 december jl.3
Voor de meest urgente chemische stoffen die de KRW-norm overschrijden wordt gekeken
naar de hele keten: van de productie tot de zuivering, inclusief toelating van stoffen
en vergunningverlening, toezicht en handhaving (VTH). Dit omvat dus ook de problematiek
van indirecte lozingen door kleine industrieën. In 2024 wordt per stof bekeken welke
aanvullende maatregelen nodig en haalbaar zijn.
Voor de ketenaanpak is het uitvoeren van maatregelen door het bedrijfsleven essentieel.
Het ministerie ondersteunt via een subsidie aan ondernemersverenigingen VNO-NCW en
MKB-Nederland het uitvoeren van een actieprogramma. Een van de acties in dit actieprogramma
is bedrijven te stimuleren om een «self assessment» uit te voeren om vast te stellen
welke emissies er zijn, of emissies zijn te voorkomen of te verminderen, en met welke
extra maatregelen kan worden bijgedragen aan de doelen van de KRW. Dit is aanvullend
op de formele toezichtrelatie vanuit de overheden.
Vraag 4
Hoe denkt u de transparantie te vergroten met betrekking tot de samenstelling van
gifstoffen die via deze indirecte lozingen in het IJsselmeer terechtkomen?
Antwoord 4
Tijdens het wetgevingsoverleg Water op 29 januari 2024 is aan de Kamer toegezegd dat
het ministerie onder meer samen met de waterschappen een onderzoek gaat doen naar
het functioneren van het stelsel van vergunningverlening, toezicht en handhaving.
De omgang met indirecte lozingen zal daar onderdeel vanuit maken.
De eerste verkennende gesprekken met de Unie van waterschappen over de invulling zijn
inmiddels geweest. Voorafgaand aan het commissiedebat Water in juni zal de Kamer geïnformeerd
worden op welke manier het onderzoek definitief vorm zal krijgen.
Overigens is al deels transparant welke stoffen worden geloosd. De verleningsbeschikking
van een vergunning voor een IPPC-installatie die onherroepelijk is geworden wordt
voor eenieder via elektronische weg beschikbaar gesteld. Voor bepaalde andere vergunningen
die via de uniforme openbare voorbereidingsprocedure tot stand zijn gekomen is het
mogelijk op aanvraag de vergunning in te zien.
Vraag 5
Wat is uw reactie op het feit dat de controle op indirecte lozingen al jaren tekortschiet,
zoals vermeld in het artikel?
Antwoord 5
Dit wordt niet als zodanig herkend. Er is de afgelopen jaren juist sterk geïnvesteerd
in het VTH-stelsel door middel van het interbestuurlijk programma versterking VTH.
Belangrijke pijlers in het programma zijn «robuuste omgevingsdiensten en financiering»
en «kennisinfrastructuur en arbeidsmarkt». Zoals bij antwoord 4 aangegeven, zal samen
met de waterschappen gekeken worden of specifiek voor hun VTH-taken sprake is van
zaken die nog verbeterd kunnen worden.
Vraag 6
Hoe gaat uw ministerie om met het gesignaleerde probleem van gebrekkige controle door
het verschil tussen meldingsplicht en vergunningplicht?
Antwoord 6
Dit zal worden meegenomen in het onderzoek zoals beschreven in de beantwoording op
vraag 4.
Vraag 7
Welke stappen zet u om ervoor te zorgen dat bedrijven hun lozingen correct melden
en dat vergunningen adequaat worden geactualiseerd?
Antwoord 7
Het is de verantwoordelijkheid van een bedrijf om het bevoegd gezag op de hoogte te
stellen wanneer ze van plan zijn een meldingsplichtige activiteit te gaan uitvoeren.
Bedrijven hebben ook een eigen verantwoordelijkheid bij het actueel houden van hun
vergunningen, bijvoorbeeld bij wijziging van de bedrijfsvoering.
Indien dit niet gebeurt kan het bevoegd gezag hier handhavend tegen optreden.
Daarnaast moet het bevoegd gezag vergunningen periodiek bezien op actualiteit en als
nodig herzien. In de Kamerbrief van 25 januari 2024 is de Kamer geïnformeerd over
de laatste stand van zaken voor VTH en de lopende acties.4
Vraag 8
Wat is de voortgang van de pilot «Grip op indirecte lozingen» die vorig jaar is gestart?
Welke concrete resultaten zijn tot nu toe bereikt? Hoe denkt u de uitkomsten van deze
pilot te gebruiken om structurele verbeteringen aan te brengen in de aanpak van indirecte
lozingen?
Antwoord 8
Zie het antwoord op vraag 3.
Vraag 9
Wat zijn de mogelijke gevolgen als de concentraties gifstoffen in het IJsselmeer blijven
stijgen en drinkwaterbedrijf PWN niet in staat is alle giftige stoffen uit het drinkwater
te verwijderen?
Antwoord 9
In de beantwoording op vraag 2 is aangegeven dat in algemene zin de waterkwaliteit
van het IJsselmeer de afgelopen jaren juist verbeterd is.
Op grond van de Drinkwaterwet heeft het drinkwaterbedrijf de taak om ervoor te zorgen
dat het drinkwater dat aan consumenten of andere afnemers ter beschikking gesteld
wordt geen stoffen bevat in concentraties die nadelige gevolgen voor de volksgezondheid
kunnen hebben. In het geval dat de concentraties stoffen in het IJsselmeer zouden
stijgen, dan kan dit impact hebben op de opgave die het drinkwaterbedrijf PWN heeft
om deze stoffen uit het ingenomen water te verwijderen voordat dit gebruikt kan worden
als drinkwater. Als dit zich voordoet is het zaak dat niet alleen gekeken wordt naar
manieren om stoffen uit het water te verwijderen, maar zeker ook naar de bron en mogelijkheden
om verontreiniging bij de bron aan te pakken.
Vraag 10
Welke langetermijnmaatregelen overweegt uw ministerie om ervoor te zorgen dat de drinkwaterkwaliteit
in Noord-Holland wordt gewaarborgd?
Antwoord 10
De drinkwaterkwaliteit wordt gewaarborgd door de kwaliteitseisen die volgen uit het
Drinkwaterbesluit en de Drinkwaterrichtlijn. Hierin wordt geen onderscheid gemaakt
tussen de drinkwaterkwaliteit in verschillende provincies.
Daarbij is het IJsselmeer ook vanuit de KRW aangewezen als oppervlaktewaterlichaam
met een drinkwaterfunctie. Het waterbeleid is er op gericht om te voorkomen dat stoffen
in het water terecht komen en de drinkwaterbedrijven te faciliteren in het leveren
van schoon drinkwater.
Vraag 11
Kunt u een overzicht geven van welke bedrijven hun giftige afvalwater via de riolering
afvoeren in het IJsselmeer?
Antwoord 11
Nee, er is geen overzicht beschikbaar van lozingen van bedrijven via de riolering
op het IJsselmeer.
Vraag 12
Wat is uw analyse van het feit dat milieukwaliteit over het algemeen in Nederland
steeds slechter wordt? Hoe past dit binnen de plichten van het kabinet uit artikel 21
van de Grondwet?
Antwoord 12
De Kamer heeft in oktober 2023 de Balans van de Leefomgeving ontvangen, waarin de
stand van het milieu in Nederland beschreven is. Naar aanleiding hiervan is door de
Kamer om een reactie van het kabinet gevraagd. Deze reactie zal op korte termijn door
de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat aan de Kamer worden aangeboden.
Vraag 13
Zijn er bedrijven die op basis van een verouderde vergunning lozen rondom het IJsselmeer?
Antwoord 13
Er zijn slechts enkele bedrijven die toestemming hebben om direct op het IJsselmeer
afvalwater te lozen. Voor deze vergunningen is Rijkswaterstaat het bevoegd gezag.
Deze vergunningen zijn onderdeel van het traject van bezien en herzien van vergunningen.
Vraag 14
Zijn er vergunningen waarin geen maximum wordt gesteld voor het lozen van giftig afvalwater
dat indirect in het IJsselmeer belandt?
Antwoord 14
Er zijn bij het Ministerie van IenW geen vergunningen bekend waarin dit het geval
is.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M.G.J. Harbers, minister van Infrastructuur en Waterstaat
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.