Inbreng verslag schriftelijk overleg : Inbreng verslag van een schriftelijk overleg over de Geannoteerde Agenda Formele Raad WSB van 11-12 maart 2024 (Kamerstuk 21501-31-739)
2024D07391 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
In de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid bestond bij enkele fracties
de behoefte een aantal vragen en opmerkingen voor te leggen aan de Minister van Sociale
Zaken en Werkgelegenheid over de op 27 februari 2024 ontvangen Geannoteerde Agenda
Formele Raad WSBVC van 11–12 maart 2024 (Kamerstuk 21 501-31, nr. 739).
De fungerend voorzitter van de commissie,
De Jong
De adjunct-griffier van de commissie,
Van den Broek
Inhoudsopgave
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de NSC-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de BBB-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de Volt-fractie
II Antwoord/Reactie van de Minister
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben met teleurstelling kennisgenomen van
het klappen van het akkoord rondom platformwerk. Deze leden vragen hoe de Minister
van plan is om de voortgang van dit traject te bespoedigen.
Voorts vragen de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie of de Minister voornemens is
om zelf al stappen te ondernemen voor Nederland. Deze leden vragen specifiek of er
elementen in het voorstel zitten die de Minister al voor Nederland wil overnemen.
Zij vragen om hierbij in ieder geval in te gaan op het rechtsvermoeden voor platformwerkers,
waarbij de bewijslast – in het verlengde van het werknemer-tenzij-principe uit het
Sociaal-Economische Raad (SER) middellange termijn (MLT) advies – wordt omgedraaid.
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie begrijpen dat er een zogeheten Jumbo-raad
aankomt, waarbij de Ministers van sociale zaken met hun financiën-collega’s om tafel
gaan zitten over sociale investeringen. Deze leden vragen naar het onderscheid tussen
sociale uitgaven en sociale investeringen. Zij vragen hoe het kabinet in de discussie
over de afbakening staat. Ook vragen zij of er voorbeelden zijn van grensgevallen.
Deze leden vragen de Minister of ze de Kamer de komende periode wil informeren over
de ontwikkelingen op dit gebied. Zij vragen daarnaast of de Minister kan uitleggen
hoe ze gaat garanderen dat Nederland en de Europese Unie (EU) nog steeds de Porto-doelstellingen
gaat halen op het gebied van armoede en werkgelegenheid met oog op de nieuwe begrotingsregels.
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie lezen in het Fiche verordening EU-talentenpool
dat het kabinet arbeidsmigratie uit derde landen ziet als sluitstuk voor het oplossen
van arbeidsmarktkrapte in Europa en Nederland. Het kabinet ziet, net zoals deze leden,
ook de schaduwkant van arbeidsmigratie en de kwetsbare positie van in het bijzonder
arbeidsmigranten uit derde landen. Deze leden delen dan ook de serieuze bezwaren die
het kabinet ziet. Met name dat ook intermediairs en uitzendbureaus in lidstaten zouden
kunnen deelnemen aan de EU-talentenpool. Deze leden lezen dat het kabinet er belang
aan hecht dat er eerst sprake is van een vacature alvorens een werkgever kan werven
via de EU-talentenpool. Wat betreft de leden van de GroenLinks-PvdA fractie worden
deze vacatures zelfs beperkt tot vacatures voor posities in vitale sectoren en worden
deze overeengekomen met sociale partners. Hoe kijkt de Minister hiernaar? Is zij het
eens met deze inperking?
Ook onderschrijven de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie de opvatting van het kabinet
dat als een lidstaat besluit niet deel te nemen aan de EU-talentenpool het initiatief
toch impact kan hebben op deze lidstaat. Wat deze leden betreft is een dergelijk platform
daarom alleen mogelijk als alle arbeidsmigranten uit derde landen rechtstreeks in
dienst worden genomen door hun de facto werkgever, zodat zij niet kunnen worden gedetacheerd
naar Nederland. Kan de Minister op dit voorstel reflecteren? Hoe gaat de Minister
in de onderhandelingen hierop aandringen en duidelijk maken dat ook een vrijwillige
tool een enorme impact kan hebben op lidstaten die er niet voor kiezen deel te nemen?
Is de Minister het met de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie eens dat Nederland
niet kan instemmen met een EU-talentenpool waarbij uitzendbureaus toegang krijgen,
en niet geborgd wordt dat arbeidsmigranten rechtstreeks in dienst komen?
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie lezen in de terugblik op trilogen dat er is gesproken
over de herziening van Verordening 883/2004 coördinatie sociale zekerheidssystemen.
Deze leden zijn content met het feit dat Nederland vast heeft gehouden aan het standpunt
dat het volledige hoofdstuk werkloosheid dient te worden teruggetrokken ondanks het
andere standpunt van het Europees Parlement. Graag zien deze leden bevestigd dat het
kabinet onverkort vasthoudt aan het standpunt dat het volledige hoofdstuk werkloosheid
ingetrokken dient te worden. Ook zien deze leden graag nog eens bevestigd dat Nederland
niet instemt met een voorstel waarin dit hoofdstuk of enige uitbreiding van de mogelijkheden
tot export van uitkeringen onderdeel uitmaakt van een politiek akkoord. Zou de Minister
daarnaast kunnen uitweiden over wat de mogelijke impact zou kunnen zijn van de aankomende
Europese verkiezingen op de onderhandelingspositie van Nederland in dit dossier? Deelt
de Minister de opvatting dat de aankomende Europese verkiezingen de positie van het
Europees Parlement op de voorgestelde gesplitste oplossing in de volgende legislatuur
positief ten opzichte van het Nederlandse standpunt zou kunnen beïnvloeden? Zo ja,
zou de Minister zich in de Raad willen inspannen om, gezamenlijk met gelijkgestelde
lidstaten, erop aan te dringen de uitslag van de Europese verkiezingen af te wachten
alvorens het voorstel verder ter hand te nemen? Kan de Minister daarnaast aangeven
wat bij (toekomstige) onderhandelingen over de herziening van de 883-Verordening de
Nederlandse strategie zal zijn ten aanzien van het aanpassen van de regels en bepalingen
rondom de export van Werkloosheidswet (WW-)uitkeringen?
De leden van de VVD-fractie lezen dat een discussiedocument over de Europese pijler
van sociale rechten en de toekomstige sociale agenda, wat het Belgische Voorzitterschap
wil voorleggen aan de Raad, nog niet beschikbaar is. Deelt de Minister hierover het
ongenoegen met deze leden dat hiermee de mogelijkheid ontnomen wordt voor de Tweede
Kamer om hierover haar mening uit te spreken? De leden van de VVD-fractie hebben een
groot ongenoegen hierover aangezien het mogelijk een aantasting is van het subsidiariteitsbeginsel,
waarbij deze leden erop wijzen dat sociale zaken en werkgelegenheid een aangelegenheid
is van de nationale lidstaten en niet van de Europese Unie. Deelt de Minister deze
mening?
Wat het extra onfatsoenlijk maakt vanuit het Belgische voorzitterschap, is dat de
mening over deze onderwerpen wel door de EU-voorzitter bij monde van dhr. Vandebroucke
wordt gedeeld met Nederlandse media zoals het Financiële Dagblad op 19 februari jl.1 Hierin bepleit dhr. Vandebroucke dat er meer bevoegdheden op het terrein van sociale
zaken over zouden moeten gaan naar de Europese Unie en Brussel een stevigere inzet
zou moeten krijgen. Wat is de mening van de Minister over dit artikel? Deelt zij deze
opvatting of is zij bereid om hier ferm afstand van te nemen? Is zij bereid om haar
collega aan te spreken dat deze handelwijze het onmogelijk maakt voor nationale parlementen
om democratische controle uit te oefenen? Door wel een vergaande mening als EU-voorzitter
te ventileren aan Nederlandse media, terwijl het Belgische EU-voorzitterschap deze
standpunten niet voorafgaand op papier gedeeld heeft met de lidstaten, zodat het democratisch
gekozen Nederlandse parlement hierover had kunnen spreken, deze standpunten had kunnen
beoordelen en de Minister een opdracht mee had kunnen geven ten aanzien van het Nederlandse
standpunt op deze voorstellen? Graag zien de leden van de VVD-fractie dat het kabinet
afstand neemt van de voorgestelde richting en deze handelwijze van de Belgische Minister.
Ten aanzien van de richtlijn voor platformwerk vragen de leden van de VVD-fractie
welke lidstaten hun steun niet hebben uitgesproken voor het voorstel. Kan de Minister
een inschatting geven van de kans op een overeenkomst voorafgaand aan de Formele Raad
(en voorafgaand aan de Europese Parlementsverkiezingen)? Waarom heeft de Minister
er niet voor gekozen om zich aan te sluiten bij de vragen ten aanzien van de uitleg
van het begrip «effecief»? Meent zij dat dit begrip wel eenduidig en zonder enige
onzekerheid uitgelegd kan worden? Zo ja, welke uitleg geeft zij hieraan of op welke
wijze meent zij dat de Kamer dit begrip zou moeten duiden? De leden van de VVD-fractie
maken van de gelegenheid gebruik om eveneens nogmaals te onderstrepen dat zij menen
dat een zeer terughoudende houding ten aanzien van het vormgeven van dergelijke richtlijnen
op zijn plaats is en menen dat over begripskwesties geen enkele onduidelijkheid zou
mogen bestaan alvorens Nederland haar steun aan een voorstel geeft.
Ten aanzien van de Europese «Talent Pool» hebben de leden van de VVD-fractie op enkele
punten zorgen. Deze leden sluiten zich aan bij de stellingname van het kabinet dat
arbeidsmigratie van buiten de EU te allen tijde een sluitstuk van beleid zou moeten
zijn. Ten aanzien van de bezwaren die het kabinet bij het Europese voorstel aantekent,
vragen voorgenoemde leden of het kabinet nader in kan gaan op de kwestie rondom detachering
van arbeidsmigranten van buiten de EU naar een ander land, de zogeheten A1-detachering.
Deze leden maken zich ernstige zorgen om de blijvende problematiek rondom rekrutering
door intermediairs en uitzendbureaus van deze groep arbeidsmigranten waarbij uitbuiting
en misstanden op de loer liggen.
Kan het kabinet een overzicht geven van de huidige situatie, door de volgende gegevens
te verschaffen: Hoeveel A1-gedetacheerden zijn er op dit moment actief in Nederland
en uit welke landen worden zij uitgeleend? Hoe heeft dit aantal zich in de afgelopen
jaren ontwikkeld? Welk deel van de A1-gedetacheerden is afkomstig uit een land buiten
de EU? Om welke nationaliteiten gaat het dan? In welke sectoren zijn verhoudingsgewijs
de meeste A1-gedetacheerden en de meeste A1-gedetacheerden afkomstig uit een land
buiten de EU actief?
De leden van de VVD-fractie menen dat het een oplossing zou kunnen bieden voor de
genoemde problematiek om het gebruik van A1-detachering met inwoners van buiten de
EU aan strengere voorwaarden te laten voldoen. Kan het kabinet in dit verband het
(Europeesrechtelijke) juridische kader schetsen? Welke mogelijkheden zijn er binnen
de EU-verdragen om in de groep A1-uitgeleenden onderscheid te maken op basis van nationaliteit
binnen of buiten de EU?
Vragen en opmerkingen van de leden van de NSC-fractie
De leden van de NSC-fractie hebben kennisgenomen van het antwoord van het kabinet
op de vraag van de NSC-fractie over de handhaving op arbeidsmigratie. Het kabinet
«is voornemens het Europese debat te voeden met de in Nederland gezette stappen in
het verbeteren van de positie van arbeidsmigranten door uitvoering van de aanbevelingen
ui het rapport van de Commissie Roemer.» Deze leden vinden dit antwoord wat mager.
Wanneer wordt dit voornemen omgezet in actie?
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de stukken
ten behoeve van de Formele Raad van 11 en 12 maart. Deze leden hebben wel nog enkele
vragen.
De leden van de D66-fractie zijn teleurgesteld dat het akkoord over de Richtlijn platformwerk
wederom geklapt is. Tegelijkertijd maken deze leden zich ook zorgen over het voortdurende
afzwakken van de Richtlijn. Is de Minister van plan om een streep in het zand te trekken
wat betreft de afzwakking van het voorstel? Is een akkoord altijd beter dan geen akkoord?
Wat waren de overwegingen om toch voor het zojuist verworpen voorstel te stemmen?
Verwacht de Minister dat het alsnog tot een akkoord zal komen onder het Belgisch voorzitterschap?
De leden van de D66-fractie betreuren de gereserveerde houding die het kabinet aanneemt
ten aanzien van de EU-talentenpool. Gerichte arbeidsmigratie voor sectoren met een
grote maatschappelijke waarde is noodzakelijk om tekorten in die sectoren te bestrijden.
Uiteraard is de vormgeving van de regeling cruciaal, maar gegeven het grote maatschappelijke
belang van gerichte arbeidsmigratie zien de leden van de D66-fractie liever een constructieve
houding dan een gereserveerde houding. Deelt de Minister deze mening? Kan de Minister
uit de eerste besprekingen in Brussel een indruk geven van hoe andere lidstaten tegen
het voorstel voor de EU-talentenpool aankijken? Worden de Nederlandse bezwaren gedeeld?
Is er iets te zeggen over het krachtenveld?
Vragen en opmerkingen van de leden van de BBB-fractie
De leden van de BBB-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de stukken
die beschikbaar zijn gesteld in aanloop naar de Raad Werkgelegenheid en Sociaal Beleid
van 11 en 12 maart 2024.
De leden van de BBB-fractie lezen in de beantwoording van een eerder schriftelijk
overleg van 11 januari 2024 op pagina 11 het volgende over arbeidstekorten: «Het kabinet
is, anders dan de Commissie, van mening dat er nog aanzienlijk binnenlands en EU-potentieel
bestaat om aan te boren bij het oplossen van de arbeidsmarktkrapte.» Deze leden willen
de Minister bedanken voor de ruime beantwoording van de bijbehorende vraag. Klopt
het dat de commissie de werkloze populatie helemaal niet ziet als arbeidspotentieel?
Kan de Minister aangeven welk argument de Commissie daarvoor gebruikt? Zijn de 400.000
bijstandsgerechtigden in Nederland niet het ultieme bewijs dat lidstaten nog over
voldoende arbeidspotentieel beschikken volgens de Minister?
De leden van de BBB-fractie lezen dat de Minister schrijft dat bij break-outsessie
1 arbeidsmarkttekorten, gesproken is over het voorkomen van burn-outs en het creëren
van een goede werk balans. Hier wordt verder geen nadere uitleg aan gegeven. Kan de
Minister aangeven welke beleidsuitgangspunten op tafel liggen in het voorkomen van
burn-outs en het creëren van een goede werk/privébalans?
De leden van de BBB-fractie lezen in het verslag van de informele WSB-raad het volgende
over de concurrentiepositie van Europese bedrijven: «Het Voorzitterschap acht het
ook essentieel om ervoor te zorgen dat bedrijven in de EU niet hoeven te concurreren
met bedrijven die de minimumnormen, inclusief fundamentele arbeidsnormen, niet respecteren.
Daarom is het volgens het Voorzitterschap van groot belang om een beter evenwicht
te bereiken tussen de economische, sociale en ecologische dimensies van duurzame ontwikkeling,
en om de ongelijkheid en de armoede aanzienlijk terug te dringen.» Is de Minister
van mening dat de discussie juist moet gaan over bedrijven buiten de EU aangezien
de Europese industrie en bedrijfsleven op dit moment toch vooral lijdt aan concurrentie
van buitenaf? Ziet de Minister een toenemende duurzaamheidsagenda, die weliswaar een
gelijk speelveld binnen de interne markt in acht neemt, als onvolmaakt, omdat de concurrentiepositie
ten opzichte van de internationale markt niet of onvoldoende wordt beschermd?
Daarnaast hebben de leden van de BBB-fractie nog een vraag over de EU-talentenpool.
Deze leden zijn blij met de opstelling van het kabinet om terughoudend te zijn met
deze ontwikkeling. De leden vragen of de Commissie beoogt te werken met targets/aantallen.
Hoeveel arbeidsmigranten wil zij concreet via de talentpool werven?
Vragen en opmerkingen van de leden van de Volt-fractie
Fiche: Verordening EU-talentenpool
De leden van de Volt-fractie hebben kennisgenomen van de positie van het kabinet over
de EU-talentenpool en de Nederlandse inzet op dit voorstel. Deze leden hebben daarover
nog enkele vragen.
De leden van de Volt-fractie merken op dat het kabinet erop inzet om alleen een uitzondering
te maken voor kennismigranten. Deze leden vragen specifiek welke definitie het kabinet
hanteert van kennismigranten. De Minister geeft aan dat op dit moment zo’n 95% van
de kennismigranten hoogopgeleid is, terwijl de Europese economie juist ook een grote
nood heeft aan mensen uit het beroepsonderwijs. Hierbij stelt de Minister dat het
voorstel hierin verder gaat dan noodzakelijk. Er wordt echter niet aangegeven welke
alternatieven het kabinet aandraagt om ervoor te zorgen dat deze banen worden ingevuld.
Hoe realistisch is het dat mensen meer uren gaan werken? Zijn alle mensen die nu aan
de kant staan voldoende om het huidige tekort op de arbeidsmarkt op te vullen, en
zo ja, op welke termijn? Zijn deze mensen ook bereid om zich te laten omscholen? Hoeveel
van het arbeidstekort kan worden opgevangen door innovatie en automatisering in de
ogen van het kabinet?
De leden van de Volt-fractie lezen dat in het voorstel van de talentenpool en de mobility
package het voor derdelanders mogelijk makkelijker wordt gemaakt om opgedane skills
te verifiëren zonder diploma. Zo kunnen mensen met de juiste skills maar misschien
niet de juiste diploma’s toch aan het werk in sectoren waar nu grote tekorten zijn.
De Minister geeft echter aan dat het op dit moment verplicht is in Nederland voor
werkgevers om deze documenten wel te overleggen. Is het kabinet bereid om de Nederlandse
wetgeving aan te passen, zodat arbeiders met bewezen skills ook toegang krijgen tot
de arbeidsmarkt?
Verder lezen de leden van de Volt-fractie dat de Minister aangeeft ten aanzien van
de specifieke doelgroep kennismigranten uitnodigend beleid te voeren, maar dat 95%
hiervan momenteel hoogopgeleid is. Welke stappen gaat het kabinet nemen om ook vakmigranten
aan te trekken?
Verder delen de leden van de Volt-fractie de zorgen van de Minister omtrent het effect
van arbeidsmigratie op de samenleving en erkennen deze leden de specifieke kwetsbare
positie van arbeidsmigranten, zowel binnen de EU als van derde landen. Deze leden
delen echter de mening van het kabinet niet dat de talentpool de arbeids- en leefomstandigheden
zal verslechteren, omdat deze louter optreedt als een matchingstool, waarna het sollicitatieproces
nog moet beginnen. Bovendien blijven de lidstaten soeverein in het uitdelen van visa.
Door flankerend beleid, zoals het uitvoeren van de aanbevelingen van commissie Roemer,
kunnen misstanden en misbruik worden aangepakt. Dit geldt eveneens voor het aanpakken
van o.a. malafide uitzendbureaus. Bovendien zou de talentenpool ook inzicht moeten
verschaffen in de rechten van arbeidsmigranten, zodat zij betere kennis van hun rechten
hebben. De leden van de Volt-fractie vragen daarom of de Minister het eens is met
hen dat de zorgen van de Minister opgelost kunnen worden door flankerend beleid. Bovendien
vragen deze leden welke aanleiding de Minister heeft om te denken dat de talentenpool
zal leiden tot een verhoging van misstanden m.b.t. arbeidsmigranten.
Als laatste baart het de leden van de Volt-fractie grote zorgen dat het kabinet de
talentenpool wil koppelen aan bilaterale samenwerking met derde landen en terugkeer.
De talentenpool is een matchingstool, waarbij vacatures van bedrijven voor individuen
worden opengezet en beide partijen kunnen zien of ze mogelijk een goede match zijn
voor een specifieke vacature. Het is daarom onduidelijk waarom het kabinet terugkeer
naar landen van herkomst koppelt aan het gebruik van de matchingstool voor individuen.
Deze leden vragen daarom om een reflectie van de Minister hierop. Bovendien zien zij
in deze benadering ook een risico tot discriminatie en verdere vervreemding van mensen
in derde landen. Hierop vragen zij ook een reflectie van de Minister.
Fiche: Mededeling Talent Mobility Package
De leden van de Volt-fractie hebben kennisgenomen van de positie van het kabinet over
de EU-talentenpool en de Nederlandse inzet op dit voorstel. Deze leden hebben daarover
nog enkele vragen. De Minister verwijst in het fiche met name naar de bezwaren tegen
de EU-talentenpool als hét belangrijkste element van het Talent Mobility Package.
Zoals de Minister echter eerder aangeeft in het fiche bestaat het pakket juist uit
verschillende voorstellen, waarin ook andere elementen zoals leermobiliteit en betere
erkenning van kwalificaties zowel op de interne markt als daarbuiten worden meegenomen.
Juist deze voorstellen komen tegemoet aan de wens van het kabinet om binnenlandse
arbeidskrachten te mobiliseren. De leden van de Volt-fractie vragen daarom om een
reflectie van de Minister over of deze voorstellen voldoende bijdragen aan het mobiliseren
van arbeidskrachten op de binnenlandse markt en daarbij ook de redenen geven waarom
deze voorstellen wel of niet voldoende bijdragen. Bovendien vragen deze leden, indien
het kabinet deze voorstellen onvoldoende vindt, welke voorstellen zij wel verwacht
en welke concrete stappen Nederland zet om dit wel voor elkaar te krijgen.
Bovendien lezen de leden van de Volt-fractie dat de Minister aangeeft dat het kabinet
arbeidsmigratie van buiten de EU, met uitzondering van kennismigratie, als sluitstuk
voor de aanpak van tekorten op de arbeidsmarkt ziet. Ondanks dat deze leden de mening
van het kabinet delen dat er ook op de interne markt nog vele belangrijke stappen
te zetten zijn, zoals het gelijktrekken van sociale standaarden op Europees niveau,
EU-brede herkenning van kwalificaties, re- en upskilling, zien zij ook dat binnen
de EU onvoldoende aanwas is van kennis- en vakmigranten en dat, zoals de Europese
Commissie ook aangeeft, talent van buiten de EU nodig is. De verbetering van de arbeidsomstandigheden
en het aanboren van het arbeidspotentieel op de Europese markt sluit het aantrekken
van arbeidsmigranten uit derde landen daarom niet uit. De leden van de Volt-fractie
zien dit als een essentiële aanvulling. Dit wordt ook vaak benadrukt door bedrijven,
die te maken hebben met grote arbeidstekorten. Daarom vragen de leden van de Volt-fractie
aan de Minister: welke feedback hebben bedrijven gegeven aan de Minister over de EU-talentenpool?
Erkent de Minister dat ook wanneer het Europese arbeidspotentieel beter aangeboord
zal worden er alsnog tekorten zullen optreden? Deelt de Minister de mening van deze
leden dat het eerst oplossen van alle problemen op de interne markt leidt tot een
vertraging die de Europese economie zich niet kan veroorloven? Zo nee, welke oplossingen
ziet de Minister dan voor het oplossen van arbeidstekorten en het aantrekken van talenten
en op welke termijn zal het bedrijfsleven hier de consequenties van zien?
II Antwoord/Reactie van de Minister
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
L.W.E. (Léon) de Jong, voorzitter van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid -
Mede ondertekenaar
E.E. van den Broek, adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.