Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Dijk en Westerveld over het bericht 'Tom Klaassen belandde in een ‘zorgvacuüm’ en stierf terwijl nog overlegd werd wie hem moest helpen'
Vragen van de leden Dijk (SP) en Westerveld (GroenLinks-PvdA) aan de Ministers voor Langdurige Zorg en Sport en van Justitie en Veiligheid over het bericht «Tom Klaassen belandde in een «zorgvacuüm» en stierf terwijl nog overlegd werd wie hem moest helpen» (ingezonden 13 december 2023).
Antwoord van Minister Helder (Volksgezondheid, Welzijn en Sport), mede namens de Staatssecretaris
van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (ontvangen 27 februari 2024). Zie ook Aanhangsel
Handelingen, vergaderjaar 2023–2024, nr. 724.
Vraag 1
Bent u bekend met het artikel «Tom Klaassen belandde in een «zorgvacuüm» en stierf
terwijl nog overlegd werd wie hem moest helpen» van 1 december 2023?1
Antwoord 1
Ja, ik ben bekend met dit bericht.
Vraag 2
Wat is uw reactie op het beeld dat in het artikel wordt geschetst van het totaal ontbrekende
zorgaanbod in Nederland voor complexe psychiatrische patiënten met een verslaving?
Wat is uw analyse over de vraag waarom dit zorgaanbod zo in gebreke is?
Antwoord 2
Ik herken dat personen met complexe psychiatrische problematiek en een verslaving
niet altijd tijdig de juiste zorg ontvangen. Voor cliënten met een zogenoemde dubbele
diagnose is een specifieke, geïntegreerde behandelaanpak vereist die bij voorkeur
wordt uitgevoerd door een multidisciplinair team. Deze geïntegreerde behandelaanpak
is niet altijd breed beschikbaar, bij de instellingen die dit wel bieden zijn dan
vaak ook wachtlijsten. Voor het overige herken ik de beelden uit het artikel niet
Vraag 3
Wat heeft ervoor gezorgd dat noodzakelijke voorzieningen en aanbod voor deze doelgroep
zijn verdwenen zoals opvangplekken voor ontgifting, bedden voor de opvang van mensen
met een combinatie van verslaving en psychiatrie, dagbesteding voor deze doelgroep,
aandacht voorharmreduction, uitslaapplekken en dronkenmanscellen, pensions voor alcoholisten? Kunt u per bovengenoemde
opvangplek uitleggen waarom en wanneer deze zijn verdwenen?
Antwoord 3
Over het lokale aanbod van de verschillende soorten opvangplekken en voorzieningen
voor mensen met verslavingsproblematiek wordt geen landelijke data verzameld. Ik kan
daarom geen inzicht geven in de ontwikkeling van het aanbod hiervan. Ik heb hierbij
ook geen signalen dat er sprake is van een structurele afname van voorzieningen.
Vraag 4
Bent u het ermee eens dat defocus op zelfregie voor deze doelgroep niet passend is? Zo ja, waarom wordt daar toch nog
steeds op ingezet?
Antwoord 4
Het is aan de behandelaar of behandelaren van een patiënt met complexe psychiatrische
problemen om te bepalen wat voor deze patiënt de meest passende zorg en ondersteuning
is. De term «zelfregie» wordt hierbij gebruikt voor het behandelprincipe dat de verantwoordelijkheid
voor de keuzes in de behandeling en het dagelijks leven zoveel mogelijk gedeeld worden
door de patiënt. Zelfregie betekent hierbij niet dat de patiënt zelf zijn koers moet
bepalen of zelfstandig elke behandelstap moet aangaan.
Vraag 5
Gaat u gehoor geven aan de oproep uit het veld om meer aanbod voor deze doelgroep,
door bijvoorbeeld meer acute bedden voor ontgifting, langdurige bedden voor behandeling
en een inzet op harmreduction en dagbesteding te creëren? Zo niet, waarom niet?
Antwoord 5
Ik vind het met het veld belangrijk dat er passende en tijdige zorg en ondersteuning
wordt geboden aan deze doelgroep vanuit een integrale blik op zowel verslaving als
psychische problematiek. Hieronder geef ik aan hoe de Staatssecretaris en ik er reeds
op inzetten om de zorg en ondersteuning voor deze doelgroep te verbeteren.
In het Integraal Zorgakkoord (IZA) is met onder andere de gemeenten afgesproken om
in de komende vijf jaar te komen tot een landelijk dekkend netwerk van laagdrempelige
steunpunten, waar iedere inwoner toegang toe heeft. Deze steunpunten zijn met name
bedoeld voor inwoners met een ernstige psychische kwetsbaarheid.
Voor mensen met complexe en meervoudige problematiek die niet uit zichzelf hulp zoeken
kunnen gemeenten op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) inzetten
op bemoeizorg. Om de (bemoei)zorgketen zo goed mogelijk te laten functioneren, zijn
er vanuit de aanpak voor personen met onbegrepen gedrag instrumenten ontwikkeld om
gemeenten te helpen bij het uitvoeren van deze taak. Ook worden gemeenten met het
actieprogramma «Grip op onbegrip» in staat gesteld om de aanpak voor mensen met complexe
psychiatrische problemen verder vorm te geven.
Tot slot is er ook aandacht voor het aanbod van zorg. Ten aanzien van de specialistische
ggz is één van de opgaven waar ik samen met partijen vanuit het IZA in het kader van
de toegankelijkheid van de ggz aan werk, het borgen van de continuïteit en het realiseren
van voldoende toegankelijk ggz aanbod voor patiënten met een hoog complexe zorgvraag,
de zogenaamde cruciale ggz. In mijn brief van 21 december 20232 heb ik uw Kamer geïnformeerd over de stand van zaken en de verdere aanpak hiervan.
Vraag 6
Bent u het met ons en deskundigen eens dat juist om terugval tegen te gaan, het relevant
is dat mensen wat te doen hebben en er structuur is? Klopt het dat er geen bekostiging
is voor activiteiten in opvang en zorglocaties? Zo ja, bent u bereid hierover afspraken
te maken met zorgverzekeraars zodat ook activiteiten, sport en ontspannen bekostigd
worden?
Antwoord 6
Voor mensen met complexe psychiatrische problemen kan dagbesteding een belangrijk
onderdeel zijn van de behandeling voor herstel en terugvalpreventie. Dagbesteding
wordt op verschillende manieren aangeboden en bekostigd. Voor patiënten die opgenomen
zijn in een kliniek kan dagbesteding binnen de curatieve zorg worden bekostigd. Voor
EPA-cliënten die ambulant behandeld worden kan op basis van de Wet langdurige zorg
(Wlz) of Zorgverzekeringswet (Zvw) aanspraak gemaakt worden op dagbesteding. Daarnaast
wordt ook vanuit gemeenten voorzien in dagbesteding op basis van de Wmo.
Vraag 7
Kent u het vertrouwelijke ggz-rapport dat over deze doelgroep geschreven is door Zegerius,
Zoeteman en De Wit? Wat is de status van het rapport en op welke manier is er opvolging
gegeven aan dit document?
Antwoord 7
Ik heb kennisgenomen van het artikel en het vertrouwelijke rapport waar in het artikel
via een digitale link naar wordt verwezen. Ik vind het aan de opdrachtgevers van dit
rapport om te bepalen of en op welke manier hier opvolging aan gegeven zou moeten
worden.
Vraag 8
In het rapport wordt gesteld dat het moeilijk is om de omvang van de doelgroep in
kaart te brengen, wat maakt dit zo moeilijk? Wat wordt ondernomen om deze groep wel
in beeld te krijgen?
Antwoord 8
Het is complex om deze groep van mensen met complexe psychiatrische problemen en verslavingsproblematiek
in kaart te brengen. Dit wordt onderschreven door het Trimbos-instituut in het rapport
«Recente inzichten in harm reduction voorzieningen in Nederland» (2022)3. Hierin wordt beschreven dat het een niet homogene doelgroep betreft, die ook verandert
over de tijd qua kenmerken en zorgbehoeften. Daarnaast gaat het hier voor een deel
om mensen die de zorg mijden of waar door het ontbreken van een vaste woon- of verblijfplaats
weinig zicht op is.
Wanneer er sprake is van mensen die niet uit zichzelf hulp zoeken kan op basis van
de Wmo worden ingezet op bemoeizorg, waardoor mensen dan binnen een gemeente toch
in beeld komen. Vanuit de aanpak voor personen met onbegrepen gedrag zijn daarbij
instrumenten ontwikkeld om gemeenten te helpen bij het uitvoeren van deze taak. Voorbeelden
hiervan zijn het inrichten van meldpunten niet-acute zorg, Streettriage en de wijk-GGD’er.
Vraag 9
Wat is uw reactie op het feit dat palliatieve zorg wordt genoemd als één van de «gewenste
oplossingen» voor het tekortschietende zorgsysteem?
Antwoord 9
Het artikel verwijst naar een intern rapport dat is opgesteld vanuit de regio Amsterdam.
Op basis van het artikel en in reactie op uw vraag vind ik het belangrijk om het volgende
te benadrukken.
Palliatieve zorg mag nooit ingezet worden om eventuele tekortkomingen in het zorgaanbod
te compenseren. Palliatieve zorg starten dient een zorgvuldig proces te zijn, waarvoor
een kwaliteitskader en richtlijnen voor professionals gelden. Principes van palliatieve
zorg, zoals geformuleerd in het kwaliteitskader palliatieve zorg, zijn onder andere
gezamenlijke besluitvorming en proactieve zorgplanning. Dit vormt de basis voor de
zorgverlening, waarin de patiënt en diens naasten centraal staan. En waarbij zo goed
als mogelijk tegemoet wordt gekomen aan de waarden, wensen, behoeften en omstandigheden
van de patiënt en diens naasten.
Vraag 10
Deelt u de mening van experts in het artikel dat een dergelijke aanbeveling ethische
en juridische grenzen overschrijdt? Kunt u uw antwoord toelichten?
Antwoord 10
In het artikel plaatst één van de experts ethische en juridische vraagtekens bij het
benoemen van palliatieve zorg in de context van een tekort aan zorgaanbod. Daarnaast
stelt een andere expert dat besluiten dat genezing niet meer mogelijk is zonder overleg
met de patiënt en mede ingegeven door de tekortkomingen in het zorgsysteem niet kan.
Dit sluit aan bij het feit dat aan professionele zorgverlening (zorg)ethische en juridische
principes verbonden zijn, zoals opgenomen in het kwaliteitskader palliatieve zorg4. De zorgverlener herkent, erkent en verkent de complexe ethische kwesties die zich
voor kunnen doen in de zorg voor patiënten met een levensbedreigende aandoening of
kwetsbaarheid. Geldende wet- en regelgeving, erkende medische zorgstandaarden en professionele
richtlijnen vormen de kaders waarbinnen de waarden, wensen en behoeften van de patiënt
of wettelijk vertegenwoordiger en diens naasten worden gerespecteerd. Ook wijst deze
expert er op dat verzoeken voor euthanasie bij verslaving alleen in zeer uitzonderlijke
situaties gehonoreerd worden. «Er is veel meer nodig om te voldoen aan het criterium
van ondraaglijk lijden.»
Vraag 11
In hoeverre is deze aanbeveling van palliatieve zorg, met of zonder verzoek van de
patiënt zelf, al in de praktijk gebracht?
Antwoord 11
In het artikel wordt verwezen naar een intern rapport uit de regio Amsterdam. In hoeverre
aanbevelingen uit het rapport in de praktijk zijn gebracht is mij niet bekend.
Vraag 12
Welke gerichte maatregelen gaat u nemen om het afschuiven van verantwoordelijkheid,
zoals te zien is in de in het artikel genoemde casus, maar ook bij andere ggz-patiënten
met een complexe zorgvraag, tot het verleden gaat behoren? Hoe gaat u ervoor zorgen
dat er in de toekomst meer samenwerking plaatsvindt tussen de betrokken partners?
Antwoord 12
Bij mensen met een complexe zorgvraag zijn vaak meerdere partijen betrokken die ieder
een eigen rol en verantwoordelijkheid hebben om passende zorg of ondersteuning te
bieden. Het is daarbij vooral belangrijk dat deze partijen goed samenwerken aan passende
en integrale ondersteuning en zorg, waarbij de wensen en behoeften van mensen centraal
dienen te staan. Er zijn op landelijk niveau verschillende initiatieven om deze samenwerking
te bevorderen. Zo is het actieprogramma «Grip op onbegrip» in belangrijke mate gericht
op het versterken van domeinoverstijgende samenwerking tussen het sociaal, zorg- en
veiligheidsdomein. Het versterken van domeinoverstijgende samenwerking staat ook centraal
in het IZA. Zo wordt in de regio’s gewerkt aan een integrale aanpak van gezondheidsvraagstukken
op basis van regioplannen. Verder wordt in het IZA specifiek voor de GGZ ingezet op
verbetering van de samenwerking tussen het sociaal domein, de eerstelijnszorg en de
ggz.
Vraag 13
Welke gerichte maatregelen gaat u nemen om de gevolgen van eerder wegbezuinigde of
anderszins verdwenen specialistische voorzieningen te herstellen en verdere verschraling
van de ggz-zorg te voorkomen?
Antwoord 13
De door u genoemde bezuiniging herken ik niet. De uitgaven in de ggz zijn de afgelopen
jaren niet afgenomen, maar juist toegenomen. Het betreft een stijging van € 5,5 miljard
in 2016 naar € 9,3 miljard in 2023.
Zoals hierboven aangegeven gaat het voor de doelgroep van mensen met complexe psychiatrische
problemen en verslavingsproblematiek om een combinatie van voorzieningen die aangeboden
worden door de gemeenten en de specialistische ggz. Ten aanzien van de specialistische
ggz is één van de opgaven om voldoende toegankelijk ggz aanbod voor patiënten met
een hoog complexe zorgvraag te creëren, de zogenaamde cruciale ggz. In mijn brief
van 21 december 20235 heb ik uw Kamer geïnformeerd over de stand van zaken en de verdere aanpak hiervan.
Vraag 14
Bent u bereid om te werken naar een systeem waarbij juist de hoogcomplexe ggz-zorg
gebaat is bij stabiele financiering zodat zij een landelijk dekkende brandweerfunctie
kan vervullen? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 14
Ik vind het van belang dat er voldoende aanbod is van ggz voor mensen met een hoogcomplexe
zorgvraag en dat hiervoor stabiele financiering en bekostigingsvorm beschikbaar is.
Zoals aangegeven in de brief die ik op 21 december 2023 aan uw Kamer heb gestuurd6, heeft de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) recentelijk een verkenning uitgevoerd,
waarin ze op dit moment tot de conclusie komen dat er binnen de huidige bekostiging
en de huidige reguliere zorginkoop op dit moment afdoende mogelijkheden zijn om goede
afspraken te maken over ggz-zorg voor de allerzwaarste patiënten. Zoals in de brief
van 21 december is aangegeven zal ik later in het proces de NZa nogmaals vragen naar
dit vraagstuk te kijken.
Vraag 15
Bent u bereid om deze vragen één voor één en te beantwoorden?
Antwoord 15
Ja, hiertoe ben ik bereid.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C. Helder, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport -
Mede namens
M. van Ooijen, staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.