Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Stoffer en Ceder over uitingen van UNRWA medewerkers rond 7 oktober en de oorlog in Israël en Gaza
Vragen van de leden Stoffer (SGP) en Ceder (ChristenUnie) aan de Ministers van Buitenlandse Zaken en voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking over uitingen van UNRWA medewerkers rond 7 oktober en de oorlog in Israël en Gaza (ingezonden 11 januari 2024).
Antwoord van Minister Van Leeuwen (Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking),
mede namens de Minister van Buitenlandse Zaken (ontvangen 23 februari 2024).
Vraag 1
Bent u bekend met de berichten van UN Watch1 en Jerusalem Post2 en het rapport van de NGO IMPACT-se3 over uitingen van Organisatie van de Verenigde Naties voor hulpverlening aan Palestijnse
vluchtelingen in het Nabije Oosten (UNRWA)-medewerkers rond 7 oktober jongstleden
en de oorlog in Israël en Gaza?
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Veroordeelt u ook de uitspraken van UNRWA-medewerkers die het geweld van Hamas verheerlijken?
Antwoord 2
Ja. Het kabinet is van mening dat het aanzetten tot haat en geweld in alle gevallen
onacceptabel is. Indien werknemers van UNRWA de gedragscode niet volgen, inclusief
zero tolerance ten aanzien van discriminatie en het aanzetten tot haat en geweld, dan is het aan
UNRWA om daar ondubbelzinnig tegen op te treden.
Vraag 3
Deelt u de mening dat het verhinderen van vrijwillige verplaatsingen van Palestijnen
na Israëlische voorzorg en waarschuwingen verwerpelijk is en bijdraagt aan het aantal
burgerdoden?
Antwoord 3
Het kabinet is bekend met zorgelijke berichten dat Hamas controleposten zou hebben
opgericht om te voorkomen dat mensen vanuit het noorden van Gaza naar het zuiden zouden
vluchten. Deze berichten zijn evenwel niet onafhankelijk bevestigd.
Vraag 4
U hebt in de decemberbrief nog 10 miljoen euro vrijgemaakt voor noodhulp aan Palestijnen
om via het UNRWA te besteden; was u destijds ook al op de hoogte van het IMPACT-se
rapport uit november 2023 waarin voorbeelden van geweldsverheerlijking naar aanleiding
van 7 oktober jongstleden werden uitgelicht?
Antwoord 4
In reactie op de aantijgingen genoemd onder vraag 1 heeft UNRWA een onderzoek ingesteld
en de donoren geïnformeerd. Er zijn disciplinaire maatregelen genomen waaronder ontslag.
Aantijgingen tegen een aantal (ex)stafleden bleek ongegrond. De extra financiële middelen
zijn destijds via zorgvuldig gekozen kanalen gedistribueerd om zodoende mensen in
de hoogste nood te kunnen helpen. Zie verder het antwoord op vraag 5.
Vraag 5
In 2019 werd na verschillende schandalen bij de UNRWA financiering opgeschort4, bent u bereid dat weer te doen? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 5
Ja. Het kabinet heeft naar aanleiding van de berichten dat een aantal UNRWA-medewerkers
betrokken zou zijn bij de schokkende aanvallen op 7 oktober, besloten eventuele additionele
financiële bijdragen aan UNRWA tot nader orde op te schorten, zoals ook besproken
met de Kamer tijdens de begrotingsbehandeling Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking
op 30 en 31 januari jl.
Vraag 6
Mocht u weer bereid zijn om de financiering van UNRWA op te schorten, welke hervormingen
zou u dan willen zien worden doorgevoerd bij de UNRWA om financiering weer op te starten?
Antwoord 6
Eventuele Nederlandse aanvullende financiering aan UNRWA is tot nader orde opgeschort.
Op initiatief van de Secretaris Generaal van de VN (SGVN) en met steun van UNRWA-donoren,
waaronder Nederland, zijn inmiddels twee onderzoeken gestart. Allereerst wordt een
onderzoek uitgevoerd door het onafhankelijke onderzoeksorgaan van de VN, de Office
of Investigation and Oversight (OIOS), naar de aantijgingen over betrokkenheid van
UNRWA-medewerkers bij de aanvallen van 7 oktober. Een eerste tussentijdsrapport wordt
begin maart verwacht.
Daarnaast heeft de SGVN opdracht gegeven tot een onderzoek door een panel van onafhankelijke
experts, waarbij het integriteitsbeleid en risicomanagement van UNRWA tegen het licht
wordt gehouden in de context waarin het opereert. Deze review zal helderheid moeten scheppen over de adequaatheid van de maatregelen die UNRWA
neemt bij de diverse aantijgingen die regelmatig tegen hen worden gedaan. Het onderzoek
wordt uitgevoerd onder leiding van voormalige Franse Minister van Buitenlandse zaken,
Catherine Colonna, en wordt verder uitgevoerd door drie instituten, namelijk Raoul
Wallenberg Institute (Zweden), Chr. Michelsen Institute (Noorwegen) en het Danish
Institute for Human Rights (Denemarken). Een eerste tussentijdsrapport wordt rond
20 maart met de SGVN gedeeld en het eindrapport is voorzien voor 20 april.
Het kabinet is tevens geschrokken van de informatie van Israël over tunnels onder
het hoofdkantoor van UNRWA en ziet graag een gedetailleerde toelichting van UNRWA
tegemoet. Het kabinet dringt erop aan om deze informatie mee te nemen in het lopende
onderzoek naar het integriteitsbeleid en risicomanagement van UNRWA.
In algemene zin maken Nederland en andere donoren zich er hard voor dat de voorlopige
resultaten van de onderzoeken zo snel als mogelijk beschikbaar zijn. Nederland zal
de ontwikkelingen rondom de onderzoeken nauwlettend volgen. Het is van belang dat
de onderzoeken snel helderheid scheppen om vertrouwen in UNRWA te kunnen herstellen.
Vraag 7
Kunt u de meerwaarde schetsen van het hebben van een aparte hulporganisatie voor specifiek
Palestijnse vluchtelingen? Welke cruciale functies kunnen niet door de UNHCR, WFP,
het internationale Rode Kruis en de Rode Halve Maan worden ondervangen?
Antwoord 7
Na de Palestijnse vluchtelingenstroom in 1948, is UNRWA in 1949 door de Algemene Vergadering
(AVVN resolutie 302) in het leven geroepen om hulp aan Palestijnse vluchtelingen te
bieden. Het wereldwijde mandaat van UNHCR (opgericht door de AVVN in 1950) kent een
expliciete uitzondering met betrekking tot Palestijnse vluchtelingen.
Inmiddels voorziet UNRWA meer dan 6 miljoen Palestijnse vluchtelingen van basisdiensten
op het gebied van gezondheidszorg, onderwijs en sociale dienstverlening en vervult
daarmee een stabiliserende factor in de regio. Ook speelt het een rol als pleitbezorger
voor de basisrechten van Palestijnse vluchtelingen, en heeft het belangrijke infrastructuur
ter plekke die in de huidige situatie in Gaza van groot belang zijn voor het kunnen
verstrekken van humanitaire hulp.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
G.E.W. van Leeuwen, minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking -
Mede namens
H.G.J. Bruins Slot, minister van Buitenlandse Zaken
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.