Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Welzijn en Postma over het artikel 'De bouw van snelle flexwoningen ligt mijlenver achter op schema'
Vragen van de leden Welzijn en Postma (beiden Nieuw Sociaal Contract) aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over het artikel «De bouw van snelle flexwoningen ligt mijlenver achter op schema» (ingezonden 26 januari 2024).
Antwoord van Minister De Jonge (Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties) (ontvangen
19 februari 2024).
Vraag 1
Bent u bekend met het bovenstaande artikel?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Hoe komt het dat de door u eerder voorziene productie en plaatsing van 37.500 woningen
voor het einde van 2024 niet gehaald wordt?
Antwoord 2
De jaarlijkse groei van het aantal flexwoningen stemt positief.2 Voor 2024 is de plancapaciteit 17.000 flexwoningen en de verwachting dat er 8.700
verplaatsbare woningen worden gerealiseerd. Er zijn veel positieve signalen zoals
in plancapaciteit, capaciteit bij bouwers dat flexwoningen een volwassen product is
geworden. Ook is de markt gestart met het realiseren van (midden)huur flexwoningen.
Maar er zijn een aantal elementen die maken dat de realisatie minder snel gaan dan
de doelstelling is.
Enerzijds staat met alle maatregelen het stelsel rondom het versnellen van de tijdelijke
huisvesting steeds meer op poten. De recent gepubliceerde Regeling Tegemoetkoming
Herplaatsing Flexwoningen (RTHF), de in december afgesloten samenwerkingsovereenkomsten
voor de Fysieke Herplaatsingsgarantie, de meerjarige stimuleringsregeling Flex- en
Transformatiewoningen en de collectieve inkoop door AEDES zijn belangrijke pijlers
in dit stelsel. Dit moet leiden tot een verdere versnelling. De Uitvoeringsorganisatie
Versnelling Tijdelijke Huisvesting (UVTH) heeft in een quick-scan onder 39 flexwoningprojecten
bij gemeenten en woningcorporaties geanalyseerd welke factoren zorgen voor vertraging
of stopzetting van flexwoningprojecten. Hieruit blijkt dat er vaak meerdere factoren
aan ten grondslag liggen en tegelijkertijd spelen binnen een project, zoals draagvlak
van omwonenden, aanleg van nutsvoorzieningen en infrastructuur, beschikbaarheid van
locaties en niet-sluitende businesscases.
Anderzijds is het snel realiseren van verplaatsbare woningen een ander proces dan
reguliere woningbouw. De ontwikkelingen van het afgelopen anderhalf jaar zijn erg
groot geweest. Deze wijze van bouwen en met name de gezamenlijke organisatie die dat
tempo vraagt, is nieuw voor partijen. Een transitie als deze kost nu eenmaal tijd
en vraagt van ons om vol te houden.
Vraag 3
Zijn voor alle flexwoningen locaties aangewezen?
Antwoord 3
Voor 2024 zijn er in totaal voor circa 17.000 flexwoningen (vergevorderde) plannen
om flexwoningen te plaatsen en de verwachting is dat daarvan 8.700 verplaatsbare woningen
worden gerealiseerd (peildatum januari jl.). Gemeenten zijn zelf verantwoordelijk
voor het beschikbaar maken van deze locaties binnen hun eigen gemeentegrenzen en hebben
hier het beste zicht op welke locaties er binnen hun gemeenten beschikbaar zijn. De
beschikbaarheid van locaties voor flexwoningen is ook onderwerp in diverse gesloten
woondeals of de nadere uitwerking daarvan. Daaruit blijkt dat er diverse locaties
beschikbaar zijn voor flexwoningen. Het is aan gemeenten om verder geschikte locaties
te vinden en (met meestal corporaties) te ontwikkelen. De UVTH en het Expertteam Woningbouw
van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland bieden actieve ondersteuning aan gemeenten
om hen bij de realisatie van flexwoningen te helpen. Afhankelijk van de behoeften
van de gemeenten kunnen zij financieel of juridisch advies geven, hobbels in projecten
wegwerken en afspraken najagen. De UVTH biedt momenteel ondersteuning aan ruim 200
flex- en transformatiewoningprojecten op basis van aanmelding door gemeenten of andere
woningbouwpartijen op www.volkshuisvestingnederland.nl. De meeste daarvan gaan over projecten waarbij er al een locatiekeuze gemaakt is.
Om locaties beter te benutten raad ik gemeenten en corporaties aan om flexwoningen
in hun reguliere woningbouwprogrammering op te nemen. Zo kunnen zij zich focussen
op locaties die snel kunnen worden ingezet. Maar kunnen zij ook locaties die in de
toekomst kansrijk zijn alvast opnemen in de programmering en in de tussentijd de vertragende
factoren oplossen. Ik zie nu in de praktijk dat locaties soms afvallen, omdat er te
veel focus is op de korte termijn.
Vraag 4
Hoe kijkt u aan tegen het niet halen van de voorgenomen aantallen flexwoningen in
het licht van een voorziene dip in de nieuwbouw voor de jaren 2024 en 2025 vanwege
het te lage aantal bouwvergunningen?
Antwoord 4
Verplaatsbare woningen zijn woningen die snel fabrieksmatig kunnen worden gebouwd.
We verwachten op basis van de prognose een verdere stijging van het aantal te bouwen
flexwoningen in 2024 en 2025 ten opzichte van voorgaande jaren. Deze prognose verschilt
met de verwachting voor de overige nieuwbouwwoningen in 2024 en 2025. In deze jaren
valt een dip te verwachten ten opzichte van voorgaande jaren gezien de daling in cijfers
van vergunningen en verkopen. Desalniettemin, wordt op basis van de bouwverwachting
van het EIB in 2025 een stijging verwacht in de nieuwbouwproductie ten opzichte van
2024. Flexwoningen kunnen daarmee de verwachte dip van die jaren verlichten.
Vraag 5
Op welke wijze wordt door u geacteerd op de in het artikel aangehaalde vertragingsfactor
van netcongestie? Hoeveel flexwoningen raken vertraagd door netcongestie? Op welke
termijn verwacht u een oplossing?
Antwoord 5
Er komen steeds meer signalen dat het lastig is om woningen in de toekomst aan te
sluiten op het elektriciteitsnetwerk door netcongestie. Dit geldt ook voor flexwoningen.
Uit een quick-scan van de UVTH onder 39 flexwoningprojecten bij gemeenten en woningcorporaties
blijkt dat in 24% van de gevallen knelpunten rondom nutsvoorzieningen en infrastructuur
de oorzaak is voor vertraging. Ook in de evaluatie Landelijke Bouwopdrachten3 komt naar voren dat dit een oorzaak is voor vertraging. Uit de quick-scan komt verder
naar voren dat er vaak niet sprake is van één vertragende factor bij een project maar
dat bijvoorbeeld de beschikbaarheid van locaties en het rondkrijgen van business cases
ook meespelen. Om wat aan netcongestie te doen heeft de Minister voor Klimaat en Energie
op 18 oktober jl. aangekondigd dat het kabinet extra maatregelen neemt om dit tegen
te gaan.4 Ik voer daarom intensieve gesprekken met onder andere mijn collega’s bij EZK, medeoverheden,
marktpartijen en de regionale netbeheerders om deze uit te werken en alles op alles
te zetten dat de geplande woningbouw kan worden aangesloten op het elektriciteitsnetwerk.
Op dit moment geven de regionale netbeheerders aan dat kleinverbruikaansluitingen
zoals woningbouw gewoon nog aangesloten kunnen worden. Bij het plaatsen van flexwoningen
is dit door de korte doorlooptijd voor de netbeheerders uitdagender. De UVTH heeft
een toolbox samengesteld die handvatten biedt aan gemeenten, provincies, woningcorporaties,
projectontwikkelaars en bouwbedrijven die willen bijdragen aan tijdelijke huisvesting(projecten).
Hierin is ook opgenomen hoe deze partijen om kunnen gaan met de nutsvoorzieningen
in relatie tot tijdelijke huisvesting(projecten). Mochten er toch problemen zijn met
het aansluiten dan blijkt vaak dat, in overleg met de lokale netbeheerder, er met
maatregelen toch een passende oplossing kan worden gevonden. Dit wordt in het artikel
ook aangehaald. Ik pleit er daarom ook voor om zo vroeg als mogelijk de lokale netbeheerder
te betrekken bij de plannen voor reguliere woningbouw of flexwoningen.
Vraag 6
Op welke wijze wordt door u geacteerd op de in het artikel aangehaalde probleem van
bezwaarprocedures? Hoeveel flexwoningen raken vertraagd door (problemen in) bezwaarprocedures?
Op welke termijn verwacht u een oplossing?
Antwoord 6
Zoals ook bij de beantwoording van vraag 5 wordt opgemerkt is er een groot aantal
factoren die voor langere doorlooptijden van flexwoningen zorgen, zoals beschikbaarheid
van locaties, capaciteitstekorten bij overheden alsook te lange doorlooptijden in
bezwaar- en beroepsprocedures. Wat betreft de planvorming is het van belang dat gemeenten
en initiatiefnemers waar mogelijk de voorbereiding, begeleiding en uitvoering van
projecten te verbeteren en stroomlijnen en daarmee de doorlooptijden te verkorten
alsmede in het kader van participatietraject(en) of een zienswijzeprocedure of bezwaarschriftprocedure
bekijken of eventuele bezwaren kunnen worden opgelost. Juridische procedures zijn
echter niet altijd te voorkomen en daarmee zal bij de planning van een procedure ook
rekenschap moeten worden gegeven. Om de doorlooptijd in beroepsprocedures te verkorten
neem ik in de Wet Versterking Regie op Volkshuisvesting een grondslag op om procedurele
versnellingen aan te brengen in de beroepsprocedures, zoals beroep in één instantie
en uitspraak door de bestuursrechter binnen zes maanden. Hierdoor kunnen bij algemene
maatregel van bestuur tijdelijk besluiten voor categorieën woningbouwprojecten worden
aangewezen, waarvan de versnelde uitvoering noodzakelijk is vanwege zwaarwegende maatschappelijke
belangen. Hierdoor kunnen beroepsprocedures eerder worden afgerond. Ik wil het wetsvoorstel
dit kwartaal nog naar de Tweede Kamer sturen.
Vanuit juridisch oogpunt hoeft niet met de bouw te worden gewacht totdat de besluiten
onherroepelijk zijn en kan na inwerkingtreding van de omgevingsvergunning met de realisatie
van de flexwoningen worden gestart,5 maar vaak brengen andere belangen, waaronder financiële belangen van overheden, projectontwikkelaars
en toekomstige eigenaren, mee dat eerst de beroepsprocedures moeten zijn afgerond
voordat met de bouw van woningen kan worden gestart. Terwijl juist verplaatsbaarheid
van deze woningen dit proces kunnen doorbreken. Immers, mocht een rechtbank onverhoopt
bevelen dat de woning verwijderd moet worden of de bouw niet gestart mag worden, dan
kan dat ook letterlijk, waar dat bij permanente bouw niet kan. De verplaatsbare woning
moet natuurlijk in dat geval wel ergens naar toe. Daarom kunnen de woningen in deze
gevallen terecht op één van de toekomstige flexcity’s. Met een vijftal gemeenten zijn
samenwerkingsovereenkomsten gesloten voor het beschikbaar houden van lege kavels waar
flexwoningen elders uit het land (tijdelijk) kunnen worden neergezet.
Er zijn geen gegevens beschikbaar over het aantal bezwaar- en beroepsprocedures aangaande
flexwoningen of het aantal flexwoningen dat daardoor wordt vertraagd. Uit de hierboven
genoemde quick-scan is wel onderzoek gedaan naar het «draagvlak onder omwonenden».
Hieruit blijkt dat in negen procent van de 39 flexwoningprojecten dit een vertragende
factor was en kan enigszins een voorstelling worden gemaakt wat dit voor het aantal
bezwaar- en beroepsprocedures betekent.
Vraag 7
Hoe kijkt u aan tegen het gestelde in het artikel over maakbaarheidsdenken en een
«te optimistische» houding aan uw kant? Welke inzichten heeft het evaluatierapport
waarnaar in het artikel verwezen wordt u gebracht? Hoe benut u concreet uw geleerde
lessen?
Antwoord 7
Het evaluatierapport Landelijke Bouwopdrachten heeft de aanbesteding door het RVB
van 1.992 flexwoningen en het inkooptraject van Aedes voor verplaatsbare woningen
met 36 bouwbedrijven onderzocht. Dat rapport is positief kritisch. Kritisch wordt
vooral gekeken naar het sturen op met name snelheid en naar de verwachting dat met
het gelijktijdig van de band rollen van de flexwoningen ook de locaties beschikbaar
en gereed voor gebruik zouden komen. De onderzoeker stelt dat er sprake was van een
vorm van maakbaarheidsdenken. Als positieve aspecten worden genoemd de rol die de
rijksoverheid heeft gepakt in het aanjagen van de markt van fabrieksmatig bouwen en
de resultaten daarop, zeker vanuit transitieperspectief. Ook is er sprake gebleken
van lerend vermogen. De geleerde lessen uit de RVB aanbesteding zijn bijvoorbeeld
geïncorporeerd in het inkooptraject van Aedes. Tenslotte wordt ook de actieve begeleiding
van BZK, RVB, Aedes en UVTH geprezen.6
Het evaluatierapport heeft mij een aantal inzichten opgeleverd. Ook de realisatie
van flexwoningen kent tegenvallers. Het tempo waarmee de woningen werden verkocht,
is niet het tempo waar ik op had gerekend. Desalniettemin, zijn de ontwikkelingen
van het afgelopen anderhalf jaar erg groot geweest. Deze wijze van bouwen en met name
de gezamenlijke organisatie die dat tempo vraagt, is nieuw voor partijen. Mijn ambitie
is dan vooral om een transitie in de woningbouw in gang te zetten. We hebben in de
afgelopen jaren met flexwoningen een stelsel neergezet voor een nieuw fenomeen binnen
de woningbouw. Hierdoor creëren we meer mogelijkheden binnen de woningbouw voor al
die mensen in Nederland die op zoek zijn naar een prettig huis om te wonen en leven.
De komende tijd moeten we dan ook doorgaan op de ingeslagen weg en blijven volhouden.
Vraag 8
Tot welke interventies noopt de vertraging van het plaatsen van flexwoningen u?
Antwoord 8
In 2022 heb ik vanwege de woningnood op diverse terreinen sterk ingezet op het versnellen
van tijdelijke huisvesting en de doelstellingen in het programma Woningbouw versneld.
De afgelopen periode heb ik met andere partijen een stelsel voor flexwoningen opgezet
om de realisatie van tijdelijke huisvesting te versnellen. Hiermee is een transitie
in gang gezet en vraagt van ons om vol te houden. Dit heeft, zoals u bij het antwoord
op vraag 1 kunt zien, geleid tot een jaarlijkse significante groei van het aantal
flexwoningen in ons land. Met een groot aantal maatregelen wil ik de bouw van flexwoningen
blijven aanjagen:
• De UVTH en het Expertteam Woningbouw van RVO bieden actieve ondersteuning aan gemeenten,
corporaties en andere partijen. De UVTH biedt momenteel ondersteuning aan ruim 200
projecten. Deze ondersteuning is gecontinueerd tot medio 2024. Zo heeft de UVTH voor
gemeenten een toolbox samengesteld met uitleg hoe zij kunnen omgaan met juridische
belemmeringen om versneld flexwoningen mogelijk te maken.
• Na het succes van de eerste stimuleringsregeling ad 100mln. voor 8.300 verplaatsbare
woningen heeft het kabinet afgelopen najaar € 282 miljoen beschikbaar gesteld voor
een meerjarige stimuleringsregeling voor de periode 2023–2026. De eerste tranche is
recentelijk gesloten. In april verwacht ik de volgende tranche open te stellen.
• Om onzekerheid in businesscases weg te nemen is de regeling tegemoetkoming herplaatsing
flexwoningen (voorheen: financiële herplaatsingsgarantie) vormgegeven. De regeling
is per 1 januari van dit jaar in werking getreden. Deze garantie biedt investeerders
meer zekerheid op een vervolglocatie van flexwoningen nadat de periode voor de eerste
tijdelijke locatie vervalt, waardoor de drempel om te investeren in flexwoningen wordt
verkleind. De eerste garantie is inmiddels verstrekt.
• Ook bied ik de fysieke herplaatsingsgarantie aan. Inmiddels zijn er met vijf gemeenten
samenwerkingsovereenkomsten gesloten. In deze gemeenten worden een aantal locaties,
meerjarig en herhaaldelijk, beschikbaar gesteld voor het herplaatsen van flexwoningen.
Hierdoor zullen er in de toekomst kant en klare kavels staan waarop herplaatsing mogelijk
is.
• Het RVB heeft via een aanbesteding 1.992 verplaatsbare woningen ingekocht. Medio december
vorig jaar was 95% van de percelen verkocht en worden dit jaar geplaatst.
• Ook heeft Aedes en haar leden een collectieve inkoop opgestart van 8.000 verplaatsbare
woningen in het eerste jaar en 10.000 per jaar in de tweede opvolgende jaren. Inmiddels
loopt het inkooptraject voor 13 projecten (bijna 1.000 woningen) en zijn daarvan de
eerste opdrachten gegund.
• Verder zijn in de afgelopen periode ook met een aantal nieuwe gemeenten realisatieovereenkomsten
voor de plaatsing van verplaatsbare woningen gesloten. Onlangs is met de BUCH-gemeenten
in de regio Alkmaar een overeenkomst gesloten en al eerder met de metropoolregio Amsterdam,
de regio Utrecht en met Rotterdam.
• Tenslotte wordt ook gewerkt aan de beeldvorming en het draagvlak van flexwoningen.
Er is tijdens de Dag van de Volkshuisvesting een communicatietoolbox gelanceerd en
er was een showcase van een vijftal flexwoningen met een «Verplaatsbaar Straatje».
Vraag 9
Wilt u de vragen afzonderlijk beantwoorden binnen een termijn van twee weken?
Antwoord 9
Ja, de vragen heb ik afzonderlijk beantwoord. Ik streef ernaar om Kamervragen altijd
zo snel mogelijk te beantwoorden, binnen de daarvoor gestelde termijnen.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
H.M. de Jonge, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.