Verslag van een schriftelijk overleg : Verslag van een schriftelijk overleg over de geannoteerde Agenda informele Toerismeraad van 20 februari 2024 (Kamerstuk 21501-30-593)
21 501-30 Raad voor Concurrentievermogen
Nr. 595
VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 14 februari 2024
De vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat heeft een aantal vragen en opmerkingen
voorgelegd aan de Minister van Economische Zaken en Klimaat over de brief van 5 februari
2024 over de geannoteerde Agenda informele Toerismeraad van 20 februari 2024 (Kamerstuk
21 501-30, nr. 593) en over de brief van 26 januari 2024 over het Fiche: Herziening Richtlijn Pakketreizen
(Kamerstuk 22 112, nr. 3871).
De vragen en opmerkingen zijn op 8 februari 2024 aan de Minister van Economische Zaken
en Klimaat voorgelegd. Bij brief van 14 februari 2024 zijn de vragen beantwoord.
De fungerend-voorzitter van de commissie, Stoffer
De adjunct-griffier van de commissie, Van Tilburg
Inhoudsopgave
I
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
2
II
Antwoord / Reactie van de Minister
3
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het
door de Europese Commissie gepresenteerde transitiepad voor het toerisme ecosysteem.
Deze leden zien reizen en toerisme als een groot goed en een verrijking van het leven.
Het verduurzamen van deze sector zien zij dan ook als kans om ook op de lange termijn
nog te kunnen genieten van een leefbare planeet. Deze leden vinden de plannen van
de Europese Commissie in dat licht echter nog weinig ambitieus. Deze leden zijn van
mening dat er te weinig aandacht wordt besteed aan systeemverandering. Toerisme dichter
bij huis moet worden aangemoedigd, en waar mensen verder willen reizen moet de trein
goedkoper en makkelijker worden dan het vliegtuig. Kan de Minister hier meer aandacht
voor vragen tijdens de Toerismeraad? Wat doet de Minister om gedragsverandering te
bevorderen? Is de Minister ook bereid om te pleiten voor eerlijkere beprijzing van
uitstoot in de luchtvaartsector? Kan de Minister haar nek uitsteken voor meer en goedkopere
Europese treinverbindingen?
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie vinden, aan voorgaande vraag gerelateerd,
dat er te concrete doelen worden gesteld voor aan CO2-reductie. Zo besteed het plan aandacht aan circulariteit, natuurherstel en het vergroten
van het aanbod van hernieuwbare energie en grondstoffen, terwijl juist in de toerismesector
op dit moment nog de meeste winst te behalen is met CO2-reductie. Waarom is dit niet de eerste prioriteit van dit plan? Waarom zijn er geen
concrete tussendoelen en daaraan verbonden acties om reductie te bewerkstelligen?
Kan de Minister hiervoor pleiten in de Toerismeraad?
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie zijn in het bijzonder geïnteresseerd in de
afbouw van het gebruik van fossiele brandstoffen in de toerismesector. Waarom wordt
er geen strak afbouwpad voor het gebruik van fossiele brandstoffen door de toerismesector
voorgesteld? Hoe verhoudt dit zich tot de EU-brede ambities op dit vlak en de internationale
klimaatafspraken om het gebruik van fossiele brandstoffen af te bouwen?
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie zien een verbod op fossiele reclames als essentieel
voor een duurzame toerismesector. Hoe ziet de Minister dit? Is de Minister bereid
om zich hiervoor in te spannen op Europees niveau?
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie danken de Minister voor het toezenden van de Geannoteerde
Agenda voor de informele Toerismeraad. Deze leden hebben daarover de volgende vragen
en opmerkingen.
De leden van de VVD-fractie vinden toerisme een sector van belang. Deze leden zijn
daarom blij dat de Minister namens Nederland zal inbrengen dat het voorstander is
van het op EU-niveau continueren van toerismebeleid. Wel vragen zij de Minister of
de focus op kennisdeling en samenwerkingen voldoende is om de toeristische sector
in Nederland en de EU te versterken. Deze leden constateren dat er institutioneel
weinig capaciteit is om krachtig Europees Toerismebeleid uit te voeren. Zij vragen
aan de Minister of dit klopt. Daarnaast vragen zij hoe de Minister op dit moment kijkt
naar het Europees beleid op gebied van toerisme en hoe dit beleid nu bijdraagt aan
nationale doelstellingen.
De leden van de VVD-fractie menen dat om te zorgen voor een toekomstbestendige sector
het inderdaad belangrijk is dat uitdagingen op EU-niveau worden aangepakt. Deze leden
zijn van mening dat toerisme een centrale positie verdient in het Europese Cohesiebeleid.
De sector geeft echter aan dat toerisme momenteel maar marginaal een prioriteit is
in het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling en de Interreg-programma’s. Ook
binnen de cultuurprogramma’s van de Europese Unie zou het maar zeer beperkt zijn om
toerisme te financieren. Derhalve vragen deze leden of de Minister zich kan inzetten
om toerisme als prioriteit aan te merken in het Europese Cohesiebeleid en om bovenstaande
fondsen ook voor toerisme aan te wenden.
Tot slot constateren de leden van de VVD-fractie dat toerisme op dit moment niet hoog
op de agenda staat. Het laatste debat heeft lang geleden plaatsgevonden. De Kamer
heeft zelf de regie om toerisme hoog op de agenda te zetten. Deze leden zijn in ieder
geval voornemens dat te gaan doen. De sector wacht daarentegen met smart op een actieplan
van het kabinet waarbij deze sturing geeft aan hoe toerisme en recreatie beter kan
aansluiten bij de uitdagingen van deze tijd. Derhalve vragen deze leden wanneer de
Kamer het actieplan kan verwachten conform aangenomen motie-Rahimi c.s. (Kamerstuk
26 419, nr. 98).
II Antwoord / Reactie van de Minister
1
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het
door de Europese Commissie gepresenteerde transitiepad voor het toerisme ecosysteem.
Deze leden zien reizen en toerisme als een groot goed en een verrijking van het leven.
Het verduurzamen van deze sector zien zij dan ook als kans om ook op de lange termijn
nog te kunnen genieten van een leefbare planeet. Deze leden vinden de plannen van
de Europese Commissie in dat licht echter nog weinig ambitieus. Deze leden zijn van
mening dat er te weinig aandacht wordt besteed aan systeemverandering. Toerisme dichter
bij huis moet worden aangemoedigd, en waar mensen verder willen reizen moet de trein
goedkoper en makkelijker worden dan het vliegtuig. Kan de Minister hier meer aandacht
voor vragen tijdens de Toerismeraad?
Ik zal tijdens de Toerismeraad namens het kabinet aangeven dat wij vanuit Nederland
graag focus zien op klimaatneutraal toerisme en dat de vermindering van CO2 uitstoot door de toerismesector voor ons een prioriteit is binnen het volgend mandaat
van de Commissie. Ik zal een aantal voorbeelden uit Nederland, waarmee wij expliciet
inzetten op ontwikkeling van klimaatneutraal toerisme; zoals het focussen van onze
marketing activiteiten op markten dichtbij in plaats van ver weg.
Daarnaast informeer ik ook mijn Europese collega’s over de Envisioning studie die is uitgevoerd door Nederlandse wetenschappers en waarbinnen een scenario
is ontwikkeld voor carbon neutral tourism in 2030. Ook zal ik richting de Commissie nogmaals de urgentie van inzet op verbetering
van het internationale spoornetwerk onder de aandacht brengen.
1.b
Wat doet de Minister om gedragsverandering te bevorderen?
Mijn collega, de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat (IenW) werkt sinds
zomer 2023 aan het verduurzamen van recreatief reisgedrag1. Er wordt onderzocht hoe de recreatieve reiziger kan worden gestimuleerd duurzamere
keuzes te maken in reisgedrag. Het doel is om de recreatieve reiziger niet ontmoedigen
om te reizen in de vrije tijd maar juist zorgen dat duurzame reisopties beschikbaar
zijn voor recreatieve reizen. Op dit moment kijk ik met mijn collega van I&W hoe wij
hier op kunnen samenwerken. Daarnaast is het kabinet voornemens in te gaan op het
belang van gedrag- en leefstijlverandering in het Klimaatplan voor 2025–2035. Vliegen
is daar onderdeel van. Dit Klimaatplan wordt eind 2024 met uw Kamer gedeeld.
1.c
Is de Minister ook bereid om te pleiten voor eerlijkere beprijzing van uitstoot in
de luchtvaartsector?
Het kabinet beprijst vliegverkeer, zodat maatschappelijke kosten beter worden geïnternaliseerd
in de prijs van vliegtickets. Op nationaal niveau wordt er sinds 2021 een vliegbelasting
geheven per vertrekkende passagier, welke in 2023 is verhoogd en met indexatie per
1 januari 2024 een tarief van € 29,05 bedraagt. Op Europees niveau betalen luchtvaartmaatschappijen
voor hun CO2-uitstoot onder het Europese Emissiehandelssysteem en mondiaal door middel van het
Carbon Offsetting and Reduction Scheme for International Aviation (CORSIA). De totale omvang van belastingen en heffingen ligt 84% hoger dan in 2019.
Daarnaast zet Nederland zich in Europa in voor de invoering van een kerosineaccijns
middels de herziening van de European Tax Directive.
1.d
Kan de Minister haar nek uitsteken voor meer en goedkopere Europese treinverbindingen?
Mijn collega, de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, voert beleid om
verbeteringen door te voeren ten aanzien van internationaal spoorvervoer, ook om vervoerders
in de gelegenheid te stellen meer en beter internationaal spoorvervoer aan te bieden.
Het aantal internationale reizigers groeit, zo blijkt uit de hogere bezettingsgraden
van internationale treinen. Vanaf 2025 hebben meer vervoerders interesse getoond in
het aanbieden van internationale treinverbindingen van en naar Nederland. Voor binnenlandse
treinverbindingen heeft de nationale overheid meer invloed op de tarieven en kaartverkoop,
onder meer in de Hoofdrailnet-concessie. Voor buitenlandse verbindingen ligt dit anders,
omdat het hier ook gaat om tariefbeleid van andere landen en buitenlandse vervoerders.
De inzet van het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat is om – samen met andere
lidstaten, de Europese Commissie en de sector in het door Nederland mede opgezette
International Rail Platform – te komen tot meer integrale kaartverkoop en meer afstemming
waar het gaat om tarieven. In dat licht is ook het Europese beleid op dit onderwerp,
dat op dit moment tegen het licht wordt gehouden, relevant.
2
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie vinden, aan voorgaande vraag gerelateerd,
dat er te concrete doelen worden gesteld voor aan CO2-reductie. Zo besteed het plan aandacht aan circulariteit, natuurherstel en het vergroten
van het aanbod van hernieuwbare energie en grondstoffen, terwijl juist in de toerismesector
op dit moment nog de meeste winst te behalen is met CO2-reductie. Waarom is dit niet de eerste prioriteit van dit plan? Waarom zijn er geen
concrete tussendoelen en daaraan verbonden acties om reductie te bewerkstelligen?
Kan de Minister hiervoor pleiten in de Toerismeraad?
Het transitiepad is tot stand gekomen door co-creatie proces van de Europese Commissie
met alle lidstaten en publiek en private stakeholders uit het toerisme ecosysteem.
Het doel was om een integraal toekomst beeld te schetsen voor toerisme met concrete
acties om daarnaar toe te werken. Een toekomst beeld waarbij alle uitdagingen en onderwerpen
aanbod kwamen. Het transitiepad onderstreept het belang van de verduurzaming en CO2-reductie van transport en gebouwen, in lijn met het beleid geformuleerd in de Europese
Green Deal en de wettelijk vastgelegde Klimaatdoelen. Deze instrumenten zorgen ervoor
dat ook de emissies die gepaard gaan met toerisme in Europa zullen dalen. Tijdens
de Raad zal ik wel aangeven dat het voor Nederland belangrijk is om in een volgende
periode meer nadruk te leggen op de mogelijkheden voor CO2-reductie binnen het toerisme-ecosysteem.
3
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie zijn in het bijzonder geïnteresseerd in de
afbouw van het gebruik van fossiele brandstoffen in de toerismesector. Waarom wordt
er geen strak afbouwpad voor het gebruik van fossiele brandstoffen door de toerismesector
voorgesteld? Hoe verhoudt dit zich tot de EU-brede ambities op dit vlak en de internationale
klimaatafspraken om het gebruik van fossiele brandstoffen af te bouwen?
Het kabinet wil het gebruik van fossiele energiedragers richting 2050 minimaliseren.
Daar zet Nederland zich in mondiale en Europese onderhandelingen op in, onder andere
door het terugdringen van de subsidies op fossiele brandstoffen. Een groot gedeelte
van de Nederlandse subsidies (voordelen) voor fossiele brandstoffen hebben hun oorsprong
in internationale afspraken. Voor Nederland is het belangrijk dat deze worden aangepast.
Daarnaast zorgt het Europese en Nederlandse vastgelegde wettelijk doel voor klimaatneutraliteit
in 2050 ervoor dat het gebruik van fossiele brandstoffen – ook in de toerismesector
– richting 2050 fors afneemt. Zoals in beantwoording van eerdere vragen aangegeven,
zal Nederland erop aandringen dat CO2-reductie in de volgende periode een grotere focus krijgt in het Europese toerisme
beleid.
4
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie zien een verbod op fossiele reclames als essentieel
voor een duurzame toerismesector. Hoe ziet de Minister dit? Is de Minister bereid
om zich hiervoor in te spannen op Europees niveau?
Op 25 oktober 2023 jl. is een wetenschappelijk adviesrapport aan de Kamer aangeboden
over de mogelijke bijdrage van een verbod op fossiele reclames aan het klimaatbeleid,
in het bijzonder wat betreft verduurzaming van consumentengedrag2. Het rapport laat zien dat een verbod een gunstige uitwerking zou kunnen hebben,
maar alleen als onderdeel van een breder pakket aan maatregelen die duurzame keuzes
goedkoper, makkelijker en comfortabeler maken ten opzichte van niet duurzame (fossiele)
keuzes. Overigens zal een verbod voor bepaalde reclames altijd een juridische grondslag
moeten hebben. Het is aan het volgende kabinet om te komen met een voorstel voor een
eventueel verbod.
5
De leden van de VVD-fractie danken de Minister voor het toezenden van de Geannoteerde
Agenda voor de informele Toerismeraad. Deze leden hebben daarover de volgende vragen
en opmerkingen.
De leden van de VVD-fractie vinden toerisme een sector van belang. Deze leden zijn
daarom blij dat de Minister namens Nederland zal inbrengen dat het voorstander is
van het op EU-niveau continueren van toerismebeleid. Wel vragen zij de Minister of
de focus op kennisdeling en samenwerkingen voldoende is om de toeristische sector
in Nederland en de EU te versterken. Deze leden constateren dat er institutioneel
weinig capaciteit is om krachtig Europees Toerismebeleid uit te voeren. Zij vragen
aan de Minister of dit klopt.
Sinds Covid-19 staat toerisme goed op de agenda binnen de Europese Commissie. De Commissie
heeft toerisme als één van de belangrijke ecosystemen benoemd in de industrie strategie.
In 2022 is daarom voor het toerisme ecosysteem ook als eerste een transitiepad3 ontwikkeld gevolgd door de Europese Agenda voor toerisme 2030.4 De Commissie heeft een actieve rol in de uitvoering hiervan en stimuleert dit ook
via projecten op het gebied van bijvoorbeeld van vaardigheden5 en data.6 In verhouding tot andere beleidsdossiers binnen Commissie krijgt toerisme naar mijn
weten niet minder aandacht.
6
Daarnaast vragen zij hoe de Minister op dit moment kijkt naar het Europees beleid
op gebied van toerisme en hoe dit beleid nu bijdraagt aan nationale doelstellingen.
Het kabinet vindt Europese samenwerking met betrekking tot toerisme belangrijk. Uitgangspunt
is echter wel dat toerisme een nationale competentie blijft en dat er aandacht is
voor regionale diversiteit.
De aandacht in de EU voor dit onderwerp heeft een positief effect op de Nederlandse
toerismesector. Dit zorgt voor agendering, betere kennisdeling, en meer mogelijkheid
voor gezamenlijk projecten waar ook de toerismesector in Nederland van profiteert.
Hierdoor draagt het bij aan het verwezenlijken van onze nationale doelstelling verduurzaming
van de gastvrijheidssector. Zo verwijzen regio’s (zowel Destinatie Marketing Organisaties
als provincies en steden) in hun toerismestrategie regelmatig naar de EU-agenda of
het transitiepad. Daarnaast maken onderzoeks- en onderwijsinstellingen, DMO’s7 en ondernemers gebruik van EU fondsen zoals, Interreg, Cosme en Erasmus op het gebied
thema’s zoals bestemmingsmanagement, duurzame mobiliteit en vaardigheden.8
7
De leden van de VVD-fractie menen dat om te zorgen voor een toekomstbestendige sector
het inderdaad belangrijk is dat uitdagingen op EU-niveau worden aangepakt. Deze leden
zijn van mening dat toerisme een centrale positie verdient in het Europese Cohesiebeleid.
De sector geeft echter aan dat toerisme momenteel maar marginaal een prioriteit is
in het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling en de Interreg-programma’s. Ook
binnen de cultuurprogramma’s van de Europese Unie zou het maar zeer beperkt zijn om
toerisme te financieren. Derhalve vragen deze leden of de Minister zich kan inzetten
om toerisme als prioriteit aan te merken in het Europese Cohesiebeleid en om bovenstaande
fondsen ook voor toerisme aan te wenden.
Het cohesiebeleid wordt uitgevoerd in zogenaamd gedeeld beheer. Dat wil zeggen dat
de Europese Commissie in samenwerking met lidstaten en lokale/regionale overheden
voor de uitvoering van de fondsen zorgt. Zolang er in de uitvoering rekening wordt
gehouden met het kader dat de verschillende verordeningen bieden, kunnen er eigenstandig
keuzes worden gemaakt over waar de middelen onder het cohesiebeleid aan worden uitgegeven.
De kaders liggen op Europees niveau vast tot het einde van de programmaperiode 2021–2027.
Het Nederlandse standpunt omtrent de fondsen onder het cohesiebeleid staat toegelicht
in het BNC Fiche: «MFK – Verordening houdende gemeenschappelijke bepalingen voor de
ESI-fondsen9.» Hierin staat dat het kabinet ziet dat uit de impact assessments van de Europese
Commissie blijkt dat inspanningen op het gebied van innovatie leiden tot meer grensoverschrijdende
effecten en daardoor tot meer Europese toegevoegde waarde. Dezelfde redenering kan
gehanteerd worden voor investeringen in digitalisering, vergroening, menselijk kapitaal
en sociale inclusie. Nederland zet de middelen uit het cohesiebeleid dus voornamelijk
daarop in. Toerisme kan binnen deze focus een rol hebben, bijvoorbeeld wanneer het
gaat om groen toerisme, of wanneer er innovatieve vormen van toerisme worden ontwikkeld
of uitgerold. Voor voorbeelden van zulke projecten verwijs ik graag naar de website
www.europaomdehoek.nl, waar u alle Nederlandse projecten die met cohesiemiddelen zijn uitgevoerd kunt bekijken.
Hier zijn ook een heel aantal toerismeprojecten te vinden.
8
Tot slot constateren de leden van de VVD-fractie dat toerisme op dit moment niet hoog
op de agenda staat. Het laatste debat heeft lang geleden plaatsgevonden. De Kamer
heeft zelf de regie om toerisme hoog op de agenda te zetten. Deze leden zijn in ieder
geval voornemens dat te gaan doen. De sector wacht daarentegen met smart op een actieplan
van het kabinet waarbij deze sturing geeft aan hoe toerisme en recreatie beter kan
aansluiten bij de uitdagingen van deze tijd. Derhalve vragen deze leden wanneer de
Kamer het actieplan kan verwachten conform aangenomen motie-Rahimi c.s. (Kamerstuk
26 419, nr. 98).
Voorafgaand aan het vorige commissie debat (Kamerstuk 26 419, nr. 97, medio 2022) is uw Kamer de geüpdatet Actieagenda van de sector toegestuurd (Kamerstuk
26 419, nr. 95, 16 februari 2021), zoals deze door de Taskforce Toerisme is opgesteld. Hierin staat
op hoofdlijnen beschreven welke acties er in gezamenlijkheid worden uitgevoerd om
de gastvrijheidssector verder duurzaam te ontwikkelen
Partijen uit de sector hebben de afgelopen drie jaar hard gewerkt aan het uitvoeren
van acties uit deze agenda onder meer op de thema’s zoals de heer Rahimi in zijn motie
schetst. Voorbeelden van concrete projectresultaten zijn: de routekaart klimaat neutraal
toerisme; de leidraad bestemmingsmanagement en het Hospitality Pact.
Naast de acties in het kader van de actieagenda heeft de Taskforce (gefinancierd door
het kabinet) een Versneller (de heer Rob van Gijzel) aangesteld om de kansen en uitdagingen
in de gastvrijheidssector richting 2030 en verder te concretiseren. De Versneller
heeft zijn bevindingen opgeschreven en gepresenteerd aan de Taskforce en op basis
hiervan is besloten de samenwerking in de Gastvrijheidssector nader te versterken
door het inrichten van een nieuwe samenwerkingsstructuur.
Over de voortgang op dit dossier stuur ik uw Kamer het tweede kwartaal een brief.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C. Stoffer, voorzitter van de vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat -
Mede ondertekenaar
I. van Tilburg, adjunct-griffier