Inbreng verslag schriftelijk overleg : Inbreng verslag van een schriftelijk overleg over o.a. de geannoteerde agenda Eurogroep en informele Ecofinraad 23-24 februari 2024 (Kamerstuk 21501-07-2006)
2024D05454 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
De vaste commissie voor Financiën heeft op 13 februari 2024 enkele vragen en opmerkingen
aan de Minister van Financiën voorgelegd over zijn in februari 2024 toegezonden agenda
inzake Eurogroep/Ecofinraad d.d. 23 en 24 februari 2024 en enkele andere stukken (Kamerstuk
21 501-07, nrs. 1999, 2001, 2002, 2006).
De fungerend voorzitter van de commissie,
Tielen
Adjunct-griffier van de commissie,
Meijerink
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie
De leden van de PVV-fractie hebben kennisgenomen van de stukken ten aanzien van de
Eurogroep en de informele Ecofinraad. Naar aanleiding hiervan hebben deze leden nog
enkele vragen.
Waar het gaat om de mogelijke toekomst van de Europese kapitaalmarktunie merken de
leden van de PVV-fractie op dat de Minister een positieve houding hanteert jegens
verdere voortgang en integratie van de kapitaalmarkten in Europa. Het kabinet belicht
vrijwel exclusief potentiële voordelen en geeft aan in de gesprekken omtrent de op
te stellen visie te willen pleiten voor het wegnemen van bepaalde politiekgevoelige
barrières, die verdere integratie tot op heden in de weg zitten. Als voorbeeld worden
onder andere toezicht en nationale juridische raamwerken genoemd. Deze leden zouden
graag een gedetailleerde toelichting van de Minister willen ontvangen waarin vermeld
staat op welke gevoelige barrières specifiek worden gedoeld en wat daar de Nederlandse
inzet is.
Voorts willen de leden van de PVV-fractie weten of de Minister doelt op bijvoorbeeld
het harmoniseren van nationale wetgeving en het centraliseren van processen en toezicht.
Zo ja, welke mogelijke consequenties hebben dergelijke stappen voor de autonomie en
besluitvormingscapaciteiten van Nederland en haar instituties?
De leden van de PVV-fractie vragen hoe de Minister, mede in het licht van het bovenstaande,
de huidige rol en het instrumentarium van de Europese Commissie ziet, en of de Minister
van plan is te pleiten voor wijzigingen in de verantwoordelijkheden van de Commissie.
Zo ja, waarom en welke?
Tevens willen de leden van de PVV-fractie weten welke offers de Minister verwacht
te moeten brengen bij verdere integratie. In hoeverre houdt de Minister rekening met
verlies van nationale controle over financiële markten en beleid? Dit zou immers de
mogelijkheid om onafhankelijk te reageren op economische crises of om specifieke nationale
doelstellingen na te streven kunnen beperken. Ook informeren deze leden of er alternatieve
strategieën zijn overwogen om de financiële markten van Nederland te versterken en
verdiepen, zonder verdere integratie binnen de Europese kapitaalmarktunie. Zo ja,
welke zijn dit? Zo nee, waarom niet?
Voorts vragen de leden van de PVV-fractie hoe de Minister de risico's van onomkeerbare
stappen, die gepaard kunnen gaan met de voorgestelde verdieping van de kapitaalmarktunie,
beoordeelt en monitort.
Ten aanzien van de strategische koers van de Europese Investeringsbank (EIB), vragen
de leden van de PVV-fractie de Minister uiteen te zetten in hoeverre zijn genoemde
inzet verschilt ten opzichte van de huidige strategische koers. Ook geeft de Minister
aan te hechten aan prudent financieel beleid binnen de EIB. Is de positie van de Minister
ten aanzien van de EIB als «klimaatbank» in dit kader gewijzigd? Is de Minister het
met deze leden eens dat de acceptatie van risico’s niet verhoogd moet worden om klimaatgerelateerde
beleidsdoelstellingen te realiseren? Ook willen deze leden weten hoe de Minister het
huidige risicoprofiel van de EIB beoordeelt, en welke potentiële (toekomstige) risico's
de Minister voor Nederland ziet als aandeelhouder van de EIB.
Tot slot vragen de leden van de PVV-fractie de Minister waarom de digitale euro geen
onderwerp van gesprek is tijdens deze bijeenkomst van de Eurogroep. Immers wordt in
het werkprogramma van de Eurogroep aangegeven dat op 23 februari de «Digital Euro:
state of play in the context of Global Central Bank Digital Currencies» zou worden
besproken.
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda.
Zij hebben hierover een aantal vragen.
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie vragen of het klopt dat er in het SGP-akkoord
een ongeclausuleerde uitzonderingsregel zit (op de berekening van de uitgavenregel)
voor cofinancieringen. Klopt het dat er in de toekomst dus ook bij bijvoorbeeld 5%
cofinanciering uitgaven niet meelopen in de berekening van het uitgavenpad?
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie vragen naar de achtervang op het tekort (1,5%).
Klopt het dat die in het Nederlandse geval om grotere ombuigingen vraagt dan de Studiegroep
Begrotingsruimte heeft geadviseerd (2%, 17 miljard)? Hoe groot zouden deze ombuigingen
structureel vanaf 2028 zijn, ten opzichte van het basispad, als deze achtervang voor
2028 in zou gaan?
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie vragen of het kabinet de vrees deelt dat noodzakelijke
ombuigingen in de praktijk ervoor zorgen dat lidstaten gaan bezuinigen op digitale
en groene investeringen. Hoe gaat dit voorkomen worden?
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie vragen hoe het overeengekomen begrotingsraamwerk
om kan gaan met zeer grote («onverwachte») opgaven voor bijvoorbeeld veiligheid. Bijvoorbeeld
in het licht van de aanmoediging van mogelijke presidentskandidaat Trump aan Poetin
om NAVO-landen binnen te vallen als die NAVO-landen financieel onvoldoende bijdragen.
Hoe worden daarbij onuitvoerbare bezuinigingen voorkomen?
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie vragen waarom er gestuurd wordt op een tekort
zo ruim binnen de 3%, als dat in het verleden door achtereenvolgende kabinetten is
aangemerkt als solide referentie.
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie vragen naar mogelijke procyclische effecten
van de achtervang voor het tekort. Welke mogelijkheden zijn er om boven de 1,5% tekort
te begroten in crisistijd?
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie vragen naar de conjunctuuranalyse die medebepalend
is voor de ruimte in het uitgavenpad (deze is immers netto). Hoe gaat dit in de praktijk
vormgegeven worden, omdat het zeer complex zo niet onmogelijk is te bepalen op welk
punt in de conjunctuur de economie zich überhaupt bevindt?
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie vragen in welke mate het doenbaar is om algehele
economische neergang in de conjunctuuranalyse mee te nemen die achter het bepalen
van het tekort ligt. Het is toch überhaupt super moeilijk om te bepalen op welke plek
in de conjunctuur de economie zich op een bepaald moment bevindt?
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie vragen of er ambtelijke berekeningen zijn
van de verwachte ombuigingen van verschillende lidstaten (bijvoorbeeld Duitsland,
Nederland, Frankrijk, Italië en Spanje) als gevolg van de achtervang op het tekort.
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie vragen naar de economische onderbouwing voor
1,5% als achtervang van het tekort. Is dit niet een puur politiek cijfer?
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie vragen welke ruimte er is om geen buitensporigtekortprocedure
te openen bij een buitensporig tekort. Is het nog steeds het geval dat defensie daarin
meegenomen wordt als relevante factor? Zijn er ook andere «relevante factoren» die
daarin kunnen worden meegenomen?
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie vragen naar de achtervang op de schuldreductie.
Wat kan het ministerie zeggen over de mate waarin deze achtervang voor een aantal
landen (bijvoorbeeld Frankrijk, Italië, Spanje) gaat «bijten», dat wil zeggen een
aanvullende schuldreductie-opgave gaat betekenen ten opzichte van de opgave die uit
het netto uitgavenpad komt?
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie vragen naar de uitvoerbaarheid van het door
het raamwerk gevraagde schuldreductietempo voor een land als Italië. Wat betekent
dit bijvoorbeeld voor hun primaire begrotingssaldo? En hoe verhoudt zich dat tot het
primaire Italiaanse saldo van de afgelopen 10 of 20 jaar?
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie vragen op welke manier duurzaamheidsrisico’s
worden meegenomen in de debt sustainability analysis. Is deze analyse voldoende toekomstgericht,
omdat niet alle risico’s vanuit het verleden te extrapoleren zijn?
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie vragen naar een update op de Corporate Social
Due Diligence Directive. Op welke manier zet Nederland zich er diplomatiek voor in
dat er alsnog zicht op een akkoord komt?
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie vragen of de Minister voornemens is een inhoudelijke
kabinetsreactie te geven op het rapport «Naar een Europese kapitaalmarktunie: barrières
voor de verdere ontwikkeling van de Europese kapitaalmarkten van het Instituut voor
Publieke Economie».
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de stukken
ten behoeve van de vergaderingen van de Eurogroep en Ecofinraad van 23 en 24 februari
2024. Zij hebben daarover nog de volgende vragen.
De leden van de D66-fractie benadrukken het grote belang van een snelle en effectieve
hervorming van het Europese begrotingsraamwerk. Het is daarom goed om te vernemen
dat naast het akkoord in de Raad, nu ook een voorlopig akkoord met het Europees Parlement
is gesloten. Zou de Minister een overzicht kunnen geven van de belangrijkste wijzigingen
in het voorlopige akkoord ten opzichte van het eerdere voorstel, en in hoeverre dit
strookt met de inzet van Nederland? Wat is het inhoudelijke verschil tussen het technische
uitgavenpad dat de Commissie zou voorstellen in het eerdere voorstel ten opzichte
van het referentie uitgavenpad zoals dat nu wordt genoemd?
De leden van de D66-fractie begrijpen dat in het voorlopig akkoord met het Europees
Parlement ten aanzien van het Europees begrotingsraamwerk meer rekening gehouden gaat
worden met de «sociale dimensie». Hoewel de voornoemde leden aandacht hiervoor belangrijk
vinden, vragen zij op welke manier dit concreet vorm zal krijgen. Telt de ontwikkeling
van de ongelijkheid op eenzelfde wijze mee in de beoordeling van het uitgavenpad als
reeds het geval was bij defensie-uitgaven? Op welke manier zal ook klimaatverandering
meetellen, aangezien de uitwerking daarvan ook erg groot is op zowel het budgettaire
beleid van een lidstaat als de macro-economische stabiliteit en de maatschappelijke
situatie?
De leden van de D66-fractie begrijpen dat voor het goed functioneren van een Europese
kapitaalmarktunie ook het toezicht op die kapitaalmarkt goed geregeld moet zijn. Het
is vooralsnog voornamelijk belegd bij de nationale toezichthouders om dit uit te voeren,
terwijl zij lang niet altijd de mensen en middelen hebben om dit goed te kunnen uitvoeren.
Deze leden begrijpen dat er nu vaak cross border-effecten optreden, bijvoorbeeld bij
excessen in de handel in crypto’s, waarin een toezichthouder zich alleen tot een toezichthouder
in een ander land kan wenden, maar moeilijk ingegrepen wordt. Daarnaast kan er vanwege
beperkte informatie-uitwisseling niet ingegrepen worden, begrijpen deze leden. Herkent
de Minister dit beeld? Hoe ziet de Minister het nut van een betere samenwerking en
centralisatie van het toezicht op de Europese kapitaalmarkt? Welke stappen onderneemt
hij om dit te verbeteren? Naast het versterken van het toezicht, kunnen op het verdiepen
van de kapitaalmarktunie ook nog stappen gezet worden, bijvoorbeeld als het gaat om
een harmonisatie van insolventiewetten, zodat de kaders voor grensoverschrijdende
beleggingen worden verbeterd. Kan de Minister aangeven welke stappen er sinds het
KMU-pakket van 2022 genomen zijn en welke stappen er nog meer gemaakt worden de komende
tijd, zo vragen deze leden.
De leden van de D66-fractie wijzen op een studie van de denktank Bruegel uit januari
2024 («Accelerating strategic investment in the European Union beyond 2026») over
de noodzaak om strategische investeringen te versnellen na 2026, als we onze doelen
op het gebied van strategische autonomie en verdienvermogen op de lange termijn willen
waarmaken. Zij wijzen op een totaal investeringsgat van 481 miljard euro tot en met
2030. Onderschrijft de Minister de grootte van dit investeringsgat? Zo ja, welke acties
onderneemt de Minister om dit te adresseren? Zo nee, wat is volgens de Minister dan
een betere schatting van de benodigde investeringen om de benodigde transities te
volmaken? Onderschrijft de Minister dat een gebrek aan continuïteit in de Europese
investeringsprogramma’s mede de oorzaak is van te lage investeringen in de gezamenlijke
langetermijnuitdagingen van de Europese economie? Hoe betrekt de Minister deze conclusies
op de gedachtewisseling die gepland staat over de strategische koers van de Europese
ontwikkelingsbank?
De leden van de D66-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het vervolgadvies
van de studiegroep ECB over de economische en juridische aspecten van de ECB-opkoopprogramma's.
Onderschrijft de Minister de conclusies van de studiegroep dat een opkoopprogramma
zoals het pandemie noodaankoopprogramma (PEPP) in principe gedekt is door het monetaire
beleidsmandaat van de ECB overeenkomstig het primaire recht van de Europese Unie,
dat het PEPP niet a priori als disproportioneel kan worden beoordeeld en dat de beoogde
aankoop van staatsobligaties op de secundaire markt ook niet op voorhand in strijd
kan worden geacht met het verbod op monetaire financiering? Onderschrijft de Minister
tevens de conclusie van de studiegroep dat het transmissiebeschermingsinstrument (TPI)
kan worden gekenmerkt als monetair beleid overeenkomstig het EU-recht, dat de beoogde
selectieve aankoop van staatsobligaties niet per se in strijd is met het EU-recht
en het TPI juridisch niet zonder meer als disproportioneel kan worden beoordeeld?
Hoe staan deze conclusies volgens de Minister in verhouding tot de uitvoering van
motie-Heinen (Kamerstuk 21 501-07, nr. 1873) die de regering verzoekt om kenbaar te maken dat het verdragsrechtelijke mandaat
op geen enkele wijze mag worden geschonden, nu blijkt dat in ieder geval de instrumenten
PEPP en TPI ook geen inbreuk maken op dit mandaat?
Vragen en opmerkingen van de leden van de BBB-fractie
De leden van de BBB-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de agenda
en bijbehorende stukken voor de Eurogroep/Ecofinraad.
De Minister schrijft het volgende over de concurrentie-agenda:
«Voor het kabinet is het versterken van het economisch fundament van de Europese economieën
cruciaal voor het Europese concurrentievermogen. Lidstaten hebben daarbij zelf een
belangrijke rol in het doorvoeren van structurele hervormingen om hun groeivermogen
te versterken. Het kabinet is terughoudend als het aankomt op het gebruik van staatssteun
in het versterken van het concurrentievermogen. Staatssteun kan ingezet worden om
marktfalen te adresseren, en voor het gericht versnellen van de digitale en groene
transitie. Een concurrerende en efficiënte economie rest echter niet op staatssteun
maar op een goed functionerende interne markt (...)»
De leden van de BBB-fractie steunen deze lijn van het kabinet, maar hebben de volgende
vragen over de precieze invulling van deze visie. Moeten gemeenschappelijke schulden
voor het stimuleren van de industrie worden uitgesloten volgens de Minister? Zou het
niet veel beter zijn om te zorgen voor energiezekerheid en de elektrificatie voor
een deel te pauzeren, zodat onze industrie zich kan herstellen van recente stijgingen
in kosten en lasten? Willen we de koopman zijn, of de dominee?
Naast het stimuleren van eigen industrie gaan er ook stemmen op om de invoer van met
name Chinese goederen te verminderen. De leden van de BBB-fractie hebben daar de volgende
vragen over. Is de Minister van mening dat maatregelen tegen Chinese import onze eigen
export en productieketens in gevaar brengen? Zou het niet beter zijn om de kostprijs
van eigen productie te verlagen en regel- en lastendruk voor bedrijfsleven te verminderen?
Immers is dat waarom concurrentie in het buitenland beter gedijt, namelijk vanwege
goedkope energie, werkgelegenheid en lagere generieke lasten.
Tot slot hebben de leden van de BBB-fractie nog enkele vragen over de aanbeveling
van de Europese Commissie van vorige week inzake nieuwe klimaatdoelen. Ziet de Minister
een realistische route tot volledige vergroening van de Europese industrie? Kan dat
überhaupt, gelet op de summiere rol van hernieuwbare energie op dit moment? Vaak wordt
gezegd dat 40% van onze energie inmiddels duurzaam is, maar hierbij gaat het om elektriciteit,
ons totale energieverbruik is veel hoger. Hoe verhoudt zich deze nieuwe ambitie van
de Europese Commissie tot de Green Deal van Frans Timmermans waarbij de commissie
juist de pauzeknop indrukt en veel milieuvoorstellen worden afgezwakt of zelfs een
halt worden toegeroepen?
Vragen en opmerkingen van de leden van de Volt-fractie
De leden van de Volt-fractie hebben kennisgenomen van de onderhavige stukken en hebben
daarover enkele vragen en opmerkingen.
De leden van de Volt-fractie onderschrijven het belang van een goed functionerende
en diep geïntegreerde Europese kapitaalmarktunie en kijken uit naar de in maart te
verschijnen strategische visie om de kapitaalmarktunie verder te ontwikkelen. Kan
de Minister, voorsorterend op deze visie, drie prioriteiten aangeven waar Nederland
nu aan zou moeten werken om de barrières voor het mobiliseren van kapitaal te beperken?
Kan de Minister ook een inschatting geven van of de prioriteiten en barrières van
andere lidstaten overeenkomen met die van Nederland? Tot slot, kan de Minister drie
voorbeelden geven van barrières die verschillen van de barrières die Nederland kent?
De leden van de Volt-fractie zien in de geannoteerde agenda staan dat er ook overlegd
wordt over de strategische koers van de Europese Investeringsbank (EIB). Deze leden
onderschrijven het belang van de EIB en zijn verheugd dat Nederland zich inzet om
de EIB meer te laten bereiken op het gebied van de energietransitie, veiligheid, toegang
tot zeldzame grondstoffen, Oekraïne en innovatieve midden-en kleinbedrijf. Wel zijn
deze leden benieuwd of de informele gedachtewisseling ook gaat over de creatie van
een defensie-industrie. Onderschrijft de Minister het belang van de creatie van een
defensie-industrie en ziet de Minister een rol voor de EIB om de nodige investeringen
te doen hiervoor? Zo ja, gaat de Minister dit onder de aandacht brengen bij zijn collega’s
en kan de Minister inzicht geven in wat er dan concreet gedaan kan worden om de EIB
meer in te zetten voor defensie? Zo nee, waarom niet?
De leden van de Volt-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de schuldhoudbaarheidsanalyse
en de tegenvallende economische scenario’s die worden toegepast bij de analyse. Momenteel
zijn de macrobudgettaire risico’s van klimaatverandering en begrotingskosten van rampen
in ontwikkeling. Deze nieuwe methoden en indicatoren zijn volgens deze leden van belang
om inzicht te krijgen in de mate van hervormingen en investeringen die gedaan moeten
worden om deze risico’s te mitigeren.
De leden van de Volt-fractie vragen de Minister in hoeverre nieuwe methoden en indicatoren,
bijvoorbeeld risico’s van klimaatverandering of economische schokken van een oorlog,
kunnen worden toegepast nadat een plan is ingediend bij de commissie. Kan de Minister
een inschatting geven van wanneer deze nieuwe methoden en indicatoren voor de begrotingskosten
van rampen kunnen worden toegepast? Welke instanties zijn deze methoden aan het ontwikkelen?
Is de Minister het met deze leden eens dat de begrotingskosten van te laat ingrijpen
op het gebied van klimaatverandering snel ontwikkeld moeten worden om een volledig
beeld te krijgen van de economische effecten van klimaatbeleid?
De leden van de Volt-fractie begrijpen dat investeringen in defensie, klimaat en digitalisering
als verzachtende maatregel kunnen werken indien de begrotingsregels worden overschreden.
Is het echter al gespecificeerd wat investeringen in defensie, klimaat en digitalisering
zijn? Zo nee, wanneer wordt hier meer duidelijkheid over verschaft?
De leden van de Volt-fractie zijn verheugd dat defensie-investeringen als verzachtende
maatregel zijn toegevoegd, maar zien hierin wel het gevaar dat lidstaten onafhankelijk
van elkaar investeren in defensie. Deze leden zijn van mening dat het defensiebeleid
gefragmenteerd en onnodig kostbaar kan worden als lidstaten ongecoördineerd gaan investeren.
Kan de Minister aangeven hoe het kabinet staat tegenover de optie om defensie-uitgaven
via Eurobonds te doen, waarbij gezamenlijke projecten worden gefinancierd? Kan de
Minister ingaan op de mogelijke voor- en nadelen hiervan?
Lidstaten moeten een meerjarenplan opstellen met uitgavenpad, structurele hervormingen
en investeringen in het nieuwe Europese begrotingsraamwerk. Klopt het dat wanneer
een lidstaat onder de 3% en 60% norm blijft de commissie niet toetst op de wenselijkheid
van de hervormingen en investeringen? Zo ja, kan dit niet tot meer fragmentatie leiden?
Bijvoorbeeld wanneer Nederland ervoor kiest om een kolencentrale te openen terwijl
andere lidstaten die een tekort hebben investeren in de groene en digitale transitie.
Graag een reflectie van de Minister waarbij ingegaan wordt op de mogelijke fragmentatie
van beleid tussen de lidstaten.
De herziening van het Europees begrotingsraamwerk heeft onder andere als doel om duurzame
en inclusieve economische groei in alle lidstaten te bevorderen. Hiervoor is er ook
een budgettaire aanpassingsperiode opgesteld van vier tot zeven jaar. Echter gaan
grote investeringen in verduurzaming, defensie of onderwijs vaak pas lonen na deze
vastgestelde periode. In hoeverre wordt er rekening gehouden met de baten van deze
investeringen en hervormingen die pas renderen na de aanpassingsperiode? Zijn deze
nieuwe regels volgens de Minister wel genoeg gericht op het investeren in duurzame
economische groei? Kan de Minister reflecteren op of deze nieuwe regels voldoende
zijn om de klimaatdoelstellingen in 2030 te halen?
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
J.Z.C.M. Tielen, voorzitter van de vaste commissie voor Financiën -
Mede ondertekenaar
J.J. Meijerink, adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.