Verslag van een schriftelijk overleg : Verslag van een schriftelijk overleg over het Fiche: Verordening welzijn en traceerbaarheid van honden en katten (Kamerstuk 22112-3860)
22 112 Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie
Nr. 3888
VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 13 februari 2024
De vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit heeft een aantal vragen
en opmerkingen voorgelegd aan de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
over de brief van 22 december 2023 over het Fiche: Verordening welzijn en traceerbaarheid
van honden en katten (Kamerstuk 22 112, nr. 3860).
De vragen en opmerkingen zijn op 25 januari 2024 aan de Minister van Landbouw, Natuur
en Voedselkwaliteit voorgelegd. Bij brief van 13 februari 2024 zijn de vragen beantwoord.
De fungerend voorzitter van de commissie, Graus
Adjunct-griffier van de commissie, Holtjer
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties en reactie van de bewindspersoon
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie en reactie van de bewindspersoon
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van het BNC-fiche aangaande de verordening
welzijn en traceerbaarheid van honden en katten. Deze leden hebben hierover enkele
vragen en opmerkingen.
De leden van de VVD-fractie constateren dat er reeds Nederlandse wet- en regelgeving
is voor het welzijn en de gezondheid van honden en katten. In de afgelopen jaren hebben
deze leden voorstellen gedaan om deze te verbeteren, zoals een levenslang houdverbod
voor recidiverende dierenmishandelaars, een verbod op de handel in en import van doorgefokte
gezelschapsdieren en het laten chippen van katten. Ook het kabinet heeft in het recente
verleden beleid aangekondigd om het dierenwelzijn te verhogen, zoals een houd- en
vertoningsverbod voor doorgefokte huisdieren.
De leden van de VVD-fractie constateren dat in Nederland het verbeteren van dierenwelzijn
voor honden en katten dus al hoog op de agenda staat, maar dat voor sommige zaken
ook Europees beleid nodig is. In algemene zin zijn deze leden dus voorstander van
het doel van de Europese Commissie (EC) om illegale handel tegen te gaan, het gelijke
speelveld te verbeteren en de minimale welzijnstandaarden voor het bedrijfsmatig fokken,
houden en verkopen of aanbieden van honden en katten op Europees niveau te verhogen.
Essentie voorstel
De leden van de VVD-fractie lezen dat uit onderzoeken van de EC blijkt dat veel honden
en katten zijn onderworpen aan illegale handel en transport, waaronder uit derde landen.
Wat is hier «veel», kan het kabinet dit in een percentage van het totaal uitdrukken?
Heeft de EC hier ook onderzoek naar gedaan op nationaal niveau, en zo ja wat is hier
de uitkomst van voor de Nederlandse situatie? In welke EU en derde landen is vooral
sprake van illegale handel?Klopt het dat er in het voorstel geen eisen worden gesteld
aan vaccinatie of inenting? Zo ja, waarom niet?
Antwoord
Er zijn helaas geen cijfers bekend van het aantal honden en katten dat jaarlijks illegaal
wordt verhandeld binnen de EU. Dit komt omdat de illegale handel zich kan vermommen
als niet-commercieel verkeer, waarbij men niet (of minder uitgebreid) aan verplichtingen
ten aanzien van registratie, identificatie en documentatie hoeft te voldoen. Illegale
handel komt doorgaans in beeld door meldingen van frauduleuze praktijken, zoals vervalsing
van gezondheidscertificaten en het dierenpaspoort, vervalste documentatie rondom de
rabiësinenting en/of het ontbreken van een chip.
De Europese Commissie heeft in 2022 en 2023 een gecoördineerde EU-brede inventarisatie
uitgevoerd van meldingen waarbij frauduleuze praktijken werden vermoed. Hierbij kwamen
Bulgarije en Hongarije naar voren als lidstaten waar het merendeel van de honden en
katten uit deze meldingen uit afkomstig waren. Als derde landen kwamen Servië, Belarus,
Rusland en Turkije naar voren1. De Commissie heeft geen onderzoek gedaan op nationaal niveau. Gegevens van meldingen
van de Nederlandse toezichthouder schetsen een vergelijkbaar beeld, met de toevoeging
van de landen België, Polen, Roemenië, Oekraïne en Marokko als land van herkomst.
In het voorstel worden inderdaad geen eisen gesteld aan vaccinatie of inenting. Verplichtingen
ten aanzien hiervan staan reeds opgenomen in de Diergezondheidswet (EU 2016/429),
en zijn al van kracht.
De leden van de VVD-fractie zien kansen in een Europees registratiesysteem om daarmee
illegale handel tegen te gaan. Welke lidstaten hebben vergelijkbaar met Nederland
reeds een dergelijk I&R-databank voor honden en katten? Begrijpen deze leden goed
dat de EC voorstelt dat lidstaten verantwoordelijk worden gehouden voor interoperabiliteit
van de systemen? Zo nee, kan het kabinet dit dan verduidelijken? Zo ja, dan kan daar
wat deze leden betreft geen sprake van zijn en zou de EC verantwoordelijk moeten zijn.
Graag ontvangen deze leden hierop een reactie.
Antwoord
In het voorstel staat inderdaad dat lidstaten ervoor moeten zorgen dat hun databanken
interoperabel zijn met databanken van andere lidstaten. Het kabinet verwacht dat het
realiseren van de operabiliteit van de (nog te ontwikkelen) databanken lastig zal
zijn. Om dit een kans van slagen te geven vindt het kabinet dat de Commissie moet
voorzien in een systeem waarop de lidstaten kunnen aansluiten met een geautomatiseerd
koppelsysteem. Hier zal het kabinet zich voor inzetten tijdens de onderhandelingen.
De volgende landen hebben een met Nederland vergelijkbare databank voor honden: Ierland,
België, Frankrijk, Spanje, Portugal, Zweden, Italië, Denemarken, Tsjechië, Slowakije,
Hongarije, Slovenië, Kroatië, Oostenrijk, Roemenië, Bulgarije, Litouwen, Letland,
Finland, Griekenland en Cyprus.
Nederlandse positie ten aanzien van het voorstel
De leden van de VVD-fractie lezen dat het kabinet schrijft dat het voorstel zorgt
«voor een harmonisering op het beschermingsniveau van de huidige Nederlandse wetgeving.»
Tegelijkertijd maakt het kabinet zich zorgen over het capaciteitsbeslag bij de toezichthoudende
autoriteiten, bijvoorbeeld bij de fysieke inspectie van nieuwe fokinstellingen of
voor het geven van trainingen. Deze leden zouden het zeer onwenselijk vinden als dit
ten koste gaat van de handhavingscapaciteiten. In dat licht vragen deze leden het
kabinet waarom het kabinet de voorgestelde uitvoeringsbevoegdheid van de EC voor het
stellen van eisen aan onderwijs en training in lijn vindt met het subsidiariteitsbeginsel.
Antwoord
Het kabinet vindt het initiatief over het algemeen in lijn met het subsidiariteitsbeginsel,
maar dit neemt niet weg dat er nog goed gekeken moet worden naar bepaalde onderdelen.
Dit betreft zo'n onderdeel. Zoals in het BNC-fiche is opgenomen, is het kabinet van
oordeel dat de verantwoordelijkheid voor de beschikbaarheid van trainingen en het
goedkeuren van de inhoud van trainingen niet bij de bevoegde autoriteiten op het gebied
van de Wet dieren neergelegd moet worden. Beschikbaarheid van inhoudelijk goede trainingen
moet gegarandeerd worden, maar dit moet aan de markt worden overgelaten. In Nederland
is er een bestaand systeem van erkende opleidingen en trainingen die gevolgd kunnen
worden om een zogeheten «bewijs van vakbekwaamheid» te verkrijgen. Deze opleidingen
worden door Nederlandse educatieve instellingen ontwikkeld aan de hand van nationaal
vastgestelde leerdoelen. Erkenning van de opleidingen vindt plaats door de Minister
van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW). De inzet zal dan ook zijn om ons bestaande
systeem van het bewijs van vakbekwaamheid in stand te houden.
Wat betreft de uitvoeringsbevoegdheid van de Commissie voor het stellen van minimumeisen
met betrekking tot de inhoud van het onderwijs, de opleiding of beroepservaring, is
het oordeel van het kabinet positief. Het gaat hier namelijk om minimumeisen. Om goed
onderwijs in elke lidstaat te kunnen garanderen is het van belang dat hieraan minimumeisen
worden gesteld. Het kabinet zal er wel op toezien dat deze minimumeisen niet verder
gaan dan noodzakelijk.
De leden van de VVD-fractie zijn van mening dat regelgeving op Europees niveau goed
kan zijn voor het effectief tegengaan van handel in doorgefokte honden en katten met
schadelijke erfelijke kenmerken. Ziet het kabinet ruimte om als inzet voor de onderhandelingen
de Nederlandse regels als Europese standaard te maken, zoals de aangescherpte beleidsregels
van augustus jongstleden voor de fok van brachycefale ofwel kortsnuitige honden? Zo
nee, waarom niet?
Antwoord
Daar zie ik zeker ruimte voor. In het voorstel staat een vergelijkbare open norm opgenomen
als in het Nederlandse Besluit houders van dieren staat, met daarbij de bevoegdheid
voor de Commissie om hier gedelegeerde handelingen over op te stellen. Het kabinet
zal zich er voor inzetten dat deze gedelegeerde handelingen zo spoedig mogelijk na
vaststelling van het voorstel opgesteld worden, in ieder geval voor de kenmerken en
aandoeningen waarvoor voldoende wetenschappelijk bewijs bestaat. Hierbij zal de Beleidsregel
brachycephale honden van 17 augustus 2023, waar verschillenden lidstaten al interesse
in hebben getoond, als voorbeeld worden aangedragen.2
De leden van de VVD-fractie zijn van mening dat ook de fok van bijtgevaarlijke honden
zou moeten worden tegengegaan. Hoe ziet het kabinet dit? Is er in het voorstel van
de EC ruimte om op termijn ook voor bijtgevaarlijke kenmerken aanvullende gedelegeerde
bevoegdheden op te stellen?
Antwoord
Hier is geen ruimte voor gelaten in het voorstel van de Commissie. Het voorstel stelt
alleen dat beheerders zich ervan moeten vergewissen dat fokstrategieën niet resulteren
in genotypes of fenotypes die nadelige effecten op het welzijn van de honden en katten
of hun nakomelingen hebben. Er staat niets opgenomen over gevaarlijk of ongewenst
gedrag. Deze problematiek wordt wel binnen Nederland aangepakt, zoals geschetst in
het voorstel voor verschillende maatregelen tegen bijtincidenten door honden (Kamerstuk
28 286, nr. 1322).
Financiële consequenties, gevolgen voor regeldruk, concurrentiekracht en geopolitieke
aspecten
De leden van de VVD-fractie lezen dat het kabinet schrijft dat zij voornemens is het
grootste deel van de lasten te verhalen op het bedrijfsleven, maar dat het voorstel
niet gedetailleerd genoeg is om hier een realistische kosteninschatting van te maken.
Deze leden vragen of het kabinet wel een ordegrootte-inschatting kan maken. Is het
kabinet bereid om later alsnog een realistische kosteninschatting naar de Kamer te
sturen wanneer meer duidelijkheid is over het voorstel?
Antwoord
Op basis van het huidige voorstel is het niet mogelijk om een ordegrootte inschatting
te maken. Hiervoor zijn nog teveel onduidelijkheden, bijvoorbeeld rondom de inrichting
van de interoperabiliteit van identificatie- en registratiesystemen, en welke gevolgen
dit gaat hebben voor de infrastructuur en inrichting van het Nederlandse systeem.
Zoals aangegeven in het BNC-fiche zal de komende periode voor Nederland de impact
van het voorstel in kaart worden gebracht. Zodra de resultaten hiervan bekend zijn
zullen deze met de Kamer worden gedeeld.
Implicaties voor uitvoering en/of handhaving
De leden van de VVD-fractie vragen in hoeverre het voorliggende voorstel het eenvoudiger
maakt om illegale handel via online platforms tegen te gaan. Kan de Minister hierop
reflecteren?
Antwoord
Het voorstel ziet op verschillende manieren toe op maatregelen die de illegale handel
via online platforms ontmoedigen of bemoeilijken. Voor een effectieve aanpak van deze
handel is het belangrijk dat dit op Europees niveau wordt opgepakt. Met een identificatie-
en registratieplicht (I&R) in elke lidstaat, en een verplichting om nationale I&R
databanken interoperabel te laten zijn met databanken van andere lidstaten worden
honden en katten beter traceerbaar en wordt het moeilijker om dieren te verhandelen
waarvan de herkomst is vervalst.
Deze betere traceerbaarheid biedt daarnaast toezichthouders meer instrumenten om hun
controlerende functie uit te voeren en om fraude ter herkennen en te ontmoedigen.
Ook de schaal van handel in honden en herkomst kan beter in kaart worden gebracht.
De Commissie stelt verder voor dat verkopers een bewijs van I&R moeten leveren aan
de koper, waarna de koper de authenticiteit moet kunnen verifiëren in een door Commissie
te ontwikkelen systeem. Online platforms worden verplicht gesteld de voorwaarden voor
het adverteren met honden en katten zodanig aan te passen dat aanbieders deze I&R
bewijsstukken kunnen verstrekken. Deze maatregel maakt het voor toekomstige eigenaren
makkelijker om – ook in het geval van online advertenties – te verifiëren waar hun
dier vandaan komt doordat deze geregistreerd staat in een nationale databank.
Tenslotte worden online platforms verplicht om bij online advertenties voor honden
en katten een waarschuwing te plaatsen waarin de boodschap van verantwoord houderschap
doeltreffend wordt overgebracht.
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie en reactie van de bewindspersoon
De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het fiche over
Verordening betreffende het welzijn en de traceerbaarheid van honden en katten. Deze
leden hebben nog enkele vragen en opmerkingen.
De leden van de D66-fractie lezen over bepaalde fokstrategieën die kunnen leiden tot
problemen met het welzijn van honden en katten. De verordening roept exploitanten
op maatregelen te nemen om deze negatieve gevolgen te mitigeren. Deze leden hebben
twijfels of dit artikel voldoende waarborgen biedt om te voorkomen dat het fokken
op pijnlijke uiterlijke kenmerken plaatsvindt. Deelt het kabinet de mening dat dit
aspect verder zou moeten worden uitgewerkt zodat duidelijk is voor fokkers welke maatregelen
zij geacht worden te nemen? Zo ja, kan het kabinet zich daarvoor inzetten tijdens
de behandeling van de verordening?
Antwoord
Ja, deze mening deelt het kabinet. Het kabinet zal zich hiervoor inzetten tijdens
de behandeling van de verordening. Zoals in het BNC-fiche staat beschreven, is het
voor de effectiviteit van de voorschriften die zien op het terugdringen van het selectief
fokken met dieren met schadelijke erfelijke kenmerken van belang dat de gedelegeerde
handelingen hieromtrent ook daadwerkelijk en zo spoedig mogelijk na het vaststellen
van de verordening opgesteld worden. Het kabinet zal er op aandringen dat er op korte
termijn gedelegeerde handelingen worden opgesteld voor de kenmerken waarover nu al
wetenschappelijk onderbouwd stelling kan worden genomen, zoals brachycefale dieren,
katten met vouworen en bepaalde designer breeds3.
De leden van de D66-fractie lezen dat een fokbedrijf wordt gedefinieerd als «alle
ruimten of structuren waar honden en katten voor reproductiedoeleinden worden gehouden
met als doel hun nakomelingen in de handel te brengen, waaronder in huishoudens» (Voorstel
voor een Verordening van het Europees Parlement en de Raad inzake het welzijn van
honden en katten en hun traceerbaarheid COM(2023) 769). Is het kabinet van mening
dat deze definitie voldoende verschil aanbrengt tussen bedrijfsmatige, en incidentele-
of hobbyfokkers? Hoe wordt er rekening gehouden met de dierenwelzijnsstandaarden van
grote hobbyfokkers? Is er in de praktijk genoeg verschil duidelijk tussen de twee
type fokkers waardoor voorkomen wordt dat een hobbymatige fokker wet- en regelgeving
ontwijkt?
Antwoord
In de aangehaalde definitie wordt geen verschil gemaakt tussen bedrijfsmatige, en
incidentele- of hobbyfokkers. Echter, in het voorstel wordt wel onderscheid gemaakt
tussen kleinschalige fokkers (i.e. ≤3 teven/poezen en ≤2 nesten per jaar) en andere
fokkers. Deze kleinschalige fokkers hoeven namelijk niet te voldoen aan de vereisten
uit hoofdstuk II van het voorstel. Dit betreft artikelen met betrekking tot erkenning
van de instelling, vakbekwaamheid van de beheerders, veterinaire bedrijfsplannen en
huisvestings- en verzorgingsvereisten. De grote hobbyfokkers zullen dus aan dezelfde
welzijnsstandaarden gehouden worden als bedrijfsmatige fokkers.
Vragen en opmerkingen van de leden van de BBB-fractie en reactie van de bewindspersoon
De leden van de BBB-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het fiche over
de verordening betreffende het welzijn en de traceerbaarheid van honden en katten.
Deze leden zien de toegevoegde waarde van de verordening als het gaat om traceerbaarheid
van honden en katten en het belang van de verordening bij de aanpak van illegale handel
in en transport van honden en katten. Na het lezen hebben deze leden een aantal vragen.
De leden van de BBB-fractie vragen ten eerste waarom de verantwoordelijkheid voor
dergelijke wetgeving niet bij de lidstaten zelf kan blijven. Nederland heeft grote
stappen gezet, bijvoorbeeld wat betreft de chip-plicht bij honden en registratie van
alle gefokte nesten door middel van unieke bedrijfsnummers (UBN) voor fokkers. Kan
het kabinet uitleggen waarom er voor het welzijn en de traceerbaarheid van honden
en katten dan een Europese verordening zou moeten komen?
Antwoord
Voor een effectieve aanpak van illegale handel in honden en katten is het belangrijk
dat dit op Europees niveau wordt opgepakt. Met een identificatie- en registratieplicht
in elke lidstaat wordt het moeilijker om honden en katten binnen de Unie te verhandelen
waarvan de herkomst is vervalst. Dit is wenselijk, ook vanuit het perspectief van
het beschermen van de volksgezondheid (bijvoorbeeld rabiës).
De leden van de BBB-fractie constateren dat in het fiche wordt benoemd dat de EC voorstelt
dat de bevoegde autoriteit een openbare lijst met erkende instellingen bijhoudt. Deze
leden vragen of de privacy van exploitanten van de instellingen daarbij voldoende
zou zijn gewaarborgd. Erkent het kabinet dat een openbare lijst gevolgen kan hebben
voor de privacy van exploitanten en kan het kabinet aangeven hoe de privacy van exploitanten
gaat worden gewaarborgd?
Antwoord
Een openbare lijst heeft gevolgen voor de privacy van exploitanten. Dit is een onlosmakelijk
gevolg van de functie die de lijst heeft. Het is echter van belang dat er een lijst
van erkende inrichtingen openbaar beschikbaar is om potentiële kopers in staat te
stellen de status van hun leveranciers te verifiëren. Zoals in het BNC-fiche aangegeven
acht het kabinet het belangrijk dat de verwerking van persoonsgegevens die voortvloeit
uit de verplichtingen tot identificatie en registratie van honden en katten en het
bijhouden en openbaar maken van een lijst van goedgekeurde inrichtingen, plaats dient
te vinden in overeenstemming met de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG),
de richtlijn Gegevensbescherming, opsporing en vervolging en met de grondrechten op
eerbiediging van het privéleven en de bescherming van persoonsgegevens (resp. artikel
7 en 8 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie). Het kabinet zal
tijdens de onderhandelingen aandacht vragen voor de wijze waarop de voorstellen van
de Commissie zich verhouden tot de genoemde wetgeving en jurisprudentie.
De leden van de BBB-fractie constateren dat het voorstel verder een minimaal jaarlijks
bezoek door een dierenarts omvat, en andere taken die worden uitbesteed aan dierenartsen.
Deze leden onderkennen het belang van het betrekken van veterinaire zorg en toezicht
bij de instellingen, maar heeft wel vragen over de borging van de geleverde zorg.
Deze leden houden daarbij in gedachten dat een vergelijkbaar systeem al bestaat in
de rundveehouderij, waar de sector zorg draagt voor het systeem van «geborgde rundveedierenartsen».
Zijn er op dit moment al concrete plannen ter borging van het veterinaire toezicht
en de veterinaire zorg voor de instellingen zoals bedoeld in de verordening? Aansluitend
aan de bovenstaande vragen, zouden deze leden graag vernemen of er al alternatieven
in beeld zijn voor de voorgestelde fysieke inspecties van fokinstellingen.
Antwoord
Het kabinet onderschrijft eveneens de belangrijke rol van veterinaire zorg en toezicht
bij het borgen van welzijn van honden en katten. Er zijn op dit moment nog geen concrete
plannen over de invulling van de voorschriften zoals deze in de verordening staan,
maar het kabinet zal zich inzetten voor een systeem waarbij de kwaliteit en continuiteit
van veterinaire zorg gewaarborgd wordt.
Zoals aangekondigd in de Kamerbrief «Onderzoeksrapporten van dierenartsen» van 23 december
2022 (Kamerstuk 29 683, nr. 263), en vermeld in de Kamerbrief van 4 september 2023 (Kamerstuk 29 683, nr. 276) vindt op dit moment in samenspraak met het veterinaire veld een herijking plaats
ter versterking van de positie van de dierenarts en kwaliteitsborging binnen de diergeneeskundige
praktijk. De voorschriften die voortvloeien uit deze EU-verordening kunnen worden
meegenomen in dit proces.
De komende tijd wordt in samenspraak met toezichthouders en uitvoeringsinstanties
bekeken of er alternatieven zijn voor de voorgestelde fysieke inspecties van fokinstellingen.
Zodra hier meer over bekend is, zal het kabinet de Kamer informeren.
De leden van de BBB-fractie constateren dat, hoewel het niet in het fiche wordt benoemd,
de EC voorstelt om inteelt bij honden en katten te verbieden door specifiek de paring
ouder-kind en de paring grootouder-kleinkind te verbieden. Hoewel deze leden in principe
het belang van minimale inteelt zien, hebben zij aanmerkingen op dit voorstel. De
paring broer-zus wordt niet benoemd, hoewel die een grotere inteeltcoëfficiënt geeft
dan de genoemde paringen. Kan het kabinet aangeven of er een reden is dat de broer-zus
paring niet wordt genoemd? Als daar geen reden voor is, kan het kabinet toezeggen
zich in te spannen om die specifieke paring alsnog te laten toevoegen om het voorstel
completer te maken?
Antwoord
De reden dat broer en zus paring niet wordt genoemd is niet duidelijk. Het ligt voor
de hand dat deze paring niet wenselijk is. Het kabinet zal zich inzetten om het voorstel
op dit punt completer te maken.
Daarnaast vragen deze leden wat de consequenties zouden gaan zijn voor fokkers die
de niet toegestane paringen toch gebruiken en wat die consequenties betekenen voor
(het welzijn van) de dieren die voortkomen uit dergelijke paringen. Kan het kabinet
daarover meer duidelijkheid geven?
Antwoord
Fokkers die zich niet aan de toegestane paringen houden, houden zich niet aan de Nederlandse
regelgeving (art 3.4 van het Besluit houders van dieren). Hiermee overtreden zij de
wet en hiervoor kunnen zij een sanctie krijgen. Voor het welzijn van de nakomelingen
uit deze overtredingen is de consequentie dat de dieren meer kans hebben op het krijgen
van erfelijke ziekten. Het welzijn zal hierdoor verslechteren.
De leden van de BBB-fractie lezen dat in het fiche wordt uitgesproken dat het kabinet
het wenselijk acht om het voor lidstaten mogelijk te maken om striktere nationale
regels te maken met betrekking tot Identificatie en Registratie (I&R) van honden en
katten. Kan de Minister toelichten waarom het kabinet dit wenselijk acht? Is er op
dit moment al zicht op mogelijke striktere regels waarmee de Minister rekening houdt?
Antwoord
Artikel 25, eerste lid, van het voorstel belet niet dat de lidstaten strengere nationale
voorschriften handhaven die gericht zijn op een uitgebreidere bescherming van het
welzijn van honden en katten, welke van kracht zijn op de datum van inwerkingtreding
van deze verordening. Hier vallen bijvoorbeeld de in het Besluit houders van dieren
opgenomen regels onder over identificatie en registratie van honden en het fokken
van honden en katten. Zoals aangekondigd in de verzamelbrief dierenwelzijn van 19 januari
2023 (Kamerstuk 28 286, nr. 1287) wil ik ook een landelijke chip- en registratieverplichting voor katten invoeren.
In het tweede lid van artikel 25 is de mogelijkheid opgenomen dat lidstaten strengere
nationale maatregelen mogen nemen met het oog op een uitgebreidere bescherming van
het welzijn van honden en katten die in inrichtingen op het grondgebied van de lidstaat
worden gehouden met betrekking tot de volgende kwesties inzake dierenwelzijn: a) huisvestingsomstandigheden;
b) verminkingen; c) verrijking; d) selectie- en fokprogramma’s, met inbegrip van de
minimum- en maximumleeftijd voor het fokken.
Identificatie en registratie wordt nu niet genoemd in het tweede lid terwijl het wel
om een welzijnskwestie gaat. Identificatie en registratie van een kat heeft namelijk
als doel hereniging met de houder. Voor katten is inmiddels een proces gestart voor
nationale identificatie- en registartievoorschriften die mogelijk verder gaan dat
de minimumeisen die de Commissie voorstelt. Om die reden is het wenselijk dat identificatie
en registratie wel wordt opgenomen in lid 2 van artikel 25.
De leden van de BBB-fractie constateren dat op een aantal punten in het fiche en de
verordening specifiek wordt benoemd dat alleen een dierenarts de voor I&R gebruikte
microchip mag plaatsen. Deze leden onderschrijven zonder twijfel dat het aanbrengen
van een microchip met voldoende kennis en kunde moet gebeuren. Juist daarom willen
deze leden onder de aandacht brengen dat rashonden, waarvoor een stamboom wordt aangevraagd
bij de Raad van Beheer op Kynologisch Gebied in Nederland, in het nest worden gechipt
door een chipper van de Raad van Beheer. Deze leden staan achter deze huidige gang
van zaken en willen het kabinet vragen om zich in te zetten voor een aanvullende bepaling
waardoor het chippen van jonge rashonden (en katten) door geregistreerde chippers
van de Raad van Beheer de standaard blijft. Kan het kabinet dit toezeggen?
Antwoord
In Nederland kan een chip ook worden gezet door iemand die geen dierenarts is, maar
die daar speciaal voor is aangewezen. Het kabinet zal zich ervoor inzetten dat artikel
17 lid 1 van de conceptverordening zo wordt gewijzigd dat het ruimte biedt aan een
systeem zoals wij in Nederland hebben.
Tot slot willen de leden van de BBB-fractie graag de volgende twee punten uit de verordening
aanhalen, hoewel ook deze beide punten in het fiche niet als zodanig aan bod komen.
Ten eerste artikel 12 lid 5, van de verordening, waarin wordt benoemd dat katten in
fokinstellingen (catteries) moeten worden gehouden op zo’n manier dat zij hun «natuurlijke
gedrag» kunnen vertonen. Kan het kabinet aangeven of het «natuurlijke gedrag» dat
katten zouden moeten kunnen vertonen specifiek gaat worden uitgewerkt en benoemd?
Zo nee, kan het kabinet aangeven wie bij de controle en handhaving bepaalt of een
houder aan dit voorschrift voldoet? Hoe wordt in deze situatie voorkomen dat er willekeur
ontstaat, of zelfs een totaal verbod op het houden van katten in een fokinstelling,
omdat bovenstaande bepaling te uitgebreid of allesomvattend is?Daarop volgend willen
deze leden artikel 12, lid 6, van de verordening, aanhalen, waarin wordt gesproken
wordt over een thermoneutrale zone voor zowel honden als katten. Kan het kabinet aangeven
of er bij de bepaling van die thermoneutrale zone rekening wordt gehouden met verschillen
tussen rassen?
Antwoord
In Artikel 12 staat in het huidige voorstel geen bevoegdheid opgenomen voor de Commissie
om gedelegeerde handelingen op te stellen. Het kabinet onderschrijft echter het belang
van nadere invulling van de open norm in lid 5 op basis van wetenschappelijke literatuur,
zodat duidelijkheid gegeven kan worden aan fokinstellingen en handhavers. Het kabinet
zet zich in voor het opnemen van een bevoegdheid die een dergelijke invulling mogelijk
maakt.
De huidige beschikbare wetenschappelijke literatuur omtrent huisvesting en temperatuur
is door de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) op verzoek van de Commissie
en in het kader van het verordeningsvoorstel samengevat in het rapport «Welfare of
cats and dogs in commercial breeding establishments». In dit rapport staat ook vermeld
dat er rasverschillen bestaan in de gevoeligheid voor thermische stress. Zo zijn brachycefale
honden bijvoorbeeld gevoelig voor hittestress, en zijn windhonden en vachtloze dieren
gevoelig voor koudestress. Er zijn in het voorstel geen concrete thermoneutrale zones
opgenomen voor honden en katten, waardoor rekening kan worden gehouden met verschillen
tussen rassen. In bijlage I, paragraaf 2.1 wordt wel aangegeven dat het temperatuurbereik
voor dieren van brachycefale rassen/soorten en voor dieren met extreme vachtsoorten
dienovereenkomstig moet worden aangepast.
Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie en reactie van de bewindspersoon
De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van het fiche over Verordening betreffende
het welzijn en de traceerbaarheid van honden en katten. Deze leden beschouwen de nieuwe
verordening als positief, maar zij hebben nog wel enkele vragen.
Zo constateren de leden van de SP-fractie dat duidelijke richtlijnen voor de fok en
handel van dieren met schadelijke uiterlijke kenmerken ontbreken, ook in relatie tot
daarmee verbonden veterinaire ingrepen. Deelt het kabinet de mening dat voorkomen
van schadelijke uiterlijke kenmerken van essentieel belang is en dat deze beter specifiek
kunnen worden benoemd en kunnen worden uitgesloten van de legale fokkerij? Is het
kabinet bereid om zich in te zetten om tot een lijst in deze verordening te komen
en zo duidelijkheid te scheppen voor de fokkers, de kopers, de handelaren en de handhavers?
Antwoord
Ja, deze mening deelt het kabinet. Zoals in het BNC-fiche staat beschreven, is het
voor de effectiviteit van de voorschriften die zien op het terugdringen van het selectief
fokken met dieren met schadelijke erfelijke kenmerken van belang dat de gedelegeerde
handelingen hieromtrent ook daadwerkelijk en zo spoedig mogelijk na het vaststellen
van de verordening opgesteld worden. Het kabinet zal erop aandringen dat er op korte
termijn gedelegeerde handelingen worden opgesteld voor de kenmerken waarover nu al
wetenschappelijk onderbouwd stelling kan worden genomen, zoals brachycefale dieren,
katten met vouworen en bepaalde designer breeds4.
Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdD-fractie en reactie van de bewindspersoon
De leden van de PvdD-fractie hebben kennisgenomen van het commissievoorstel en het
kabinetsstandpunt over de verordening betreffende het welzijn en de traceerbaarheid
van honden en katten.
De leden van de PvdD-fractie vinden het goed nieuws dat er eindelijk regels komen
om honden en katten in de hele Europese Unie (EU) beter te beschermen. In de EU leven
meer dan 72 miljoen honden en meer dan 83 miljoen katten. Veel van deze dieren worden
in slechte omstandigheden gefokt en gehouden. Bij de handel in deze dieren gaat € 1,3
miljard per jaar om en de illegale handel neemt toe, blijkt uit analyse van de EC.
Alle reden in de visie van deze leden om daadkrachtig op te treden.
Ondanks dat de leden van de PvdD-fractie het positief vinden dat er wetgeving wordt
geïntroduceerd om huisdieren beter te beschermen, zien deze leden ook dat het voorstel
van de EC niet veel verder gaat dan minimale verbeteringen en het aanpakken van het
meest extreme dierenleed. Zo komt er eindelijk een Europees verbod op het couperen
van oren en staarten van honden. Het schoppen, slaan, sleuren, gooien en knijpen van
honden en katten wordt verboden. De dieren mogen niet meer worden gecastreerd en gesteriliseerd
door mensen die geen dierenarts zijn en lichaamsdelen mogen niet meer, voor langere
tijd, worden vastgebonden. Ook worden er maatregelen getroffen om beter in te kunnen
grijpen bij illegale en malafide handel in honden en katten. Het is goed dat deze
punten in wetgeving worden vastgelegd. Wel hadden deze leden gehoopt dat de onderhavige
verordening zou worden aangegrepen om met hogere basisstandaard te komen, waarmee
niet alleen de ergste misstanden worden aangepakt, maar waarmee het welzijn van honden
en katten in heel Europa naar een hoger niveau wordt getild. Op een aantal open normen
na, ontbreekt dat in het huidige voorstel.
Illegale handel
De leden van de PvdD-fractie delen het belang van het verplichtstellen van identificatie
en registratie van honden en katten om zo de illegale handel tegen te gaan. Wel vrezen
deze leden dat ook met een dergelijk systeem fraude zal blijven voorkomen. Deelt het
kabinet deze zorgen?
Antwoord
Een verplicht identificatie – en registratiesysteem in alle lidstaten zal fraude in
de handel moeilijker maken. Een systeem kan nooit waterdicht worden gemaakt, maar
het voorstel zal zeker bijdragen aan meer transparantie bij de handel in honden en
katten.
De leden van de PvdD-fractie constateren dat met het Nederlandse systeem, waar registratie
al verplicht is, malafide handelaren de wetgeving simpelweg kunnen omzeilen door de
nieuwe eigenaren zelf een UBN aan te laten vragen. Dit is zo gebeurd, zonder controle
of onderzoek naar de achtergrond van de hond. Vervolgens kan de nieuwe eigenaar, met
de illegale pup naar de dierenarts waar de pup een paspoort en chipnummer krijgt,
en hiermee legale papieren krijgt. Heeft het ministerkabinet zicht op de schaal waarop
de wetgeving op deze manier wordt omzeild? Hoe verwacht het kabinet dat dit kan worden
tegengegaan? Gaat de Minister het kabinet zich hiervoor inzetten?
Antwoord
Bij het importeren van een hond zijn er twee opties; via een stichting importeren,
of zelf de hond meenemen vanuit het buitenland naar Nederland.
Het komt voor dat importeurs (stichtingen) tegen adoptanten zeggen dat zij zelf een
uniek bedrijfsnummer (UBN) moeten aanvragen en hiermee de hond bij de dierenarts in
I&R hond moeten laten registreren. Dit mag niet. De importerende partij (in dit voorbeeld
dus de stichting) is altijd verantwoordelijk voor de importregistratie binnen 14 dagen
na aankomst van de hond in Nederland. Op welke schaal de wetgeving op deze manier
omzeild wordt is niet bekend. Bij een importmelding in I&R hond is niet te zien of
het een hond is die van een zwerfdierstichting komt of dat de hond zelf door de eigenaar
naar Nederland is gebracht.
Vanuit wet- en regelgeving wordt een grote mate van verantwoordelijkheid bij de houder
en de koper van een hond gelegd. Zo is het verboden een hond te verkrijgen zonder
chip, geldige registratie en identificatiedocument (paspoort). Bij het importeren
van een hond zijn er specifieke verplichtingen, zoals de identificatie- en registratieplicht,
naast importeisen vanuit de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA).
Op de site van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO), waar je een UBN moet
aanvragen, staat specifiek gemeld wanneer je een UBN nodig hebt. Ook staat er dat
je het niet moet aanvragen als je hond door een handelaar of zwerfdierstichting is
geïmporteerd. Het kabinet zal nog een keer goed onder de aandacht brengen dat een
adoptant zijn hond, die hij van een zwerfdierstichting heeft, niet op zijn eigen UBN
in I&R hond mag laten registreren. Verder hebben we goed contact met dierenartsen
om te onderzoeken of zij klanten nog beter kunnen informeren bij de registratie van
honden. Met RVO wordt tenslotte samen gekeken naar mogelijke aanpassingen in het systeem
om deze praktijken zoveel mogelijk te kunnen inperken.
De leden van de PvdD-fractie vragen of het kabinet meer inzicht kan geven in de huidige
omvang van illegale honden- en kattenhandel in Nederland en de omzeiling van geldende
wetgeving. Het afgelopen jaar zijn ongeveer 800 honden en katten van buiten Europa
naar Nederland getransporteerd. Vallen hier ook de dieren onder die via een tussenhandelaar,
in bijvoorbeeld Duitsland, naar Nederland zijn gehaald? Daarbovenop zijn nog eens
duizenden honden en katten geïmporteerd vanuit landen binnen Europa. Welk deel hiervan
bestaat uit illegale handel? Uit recent onderzoek van de EC blijkt dat er bijvoorbeeld
honden illegaal worden getransporteerd van Turkije naar Nederland, per vliegtuig (Europese
Commissie, 16 juni 2023, EU Enforcement Action – Illegal trade of cats and dogs).
Ook worden vanuit Oost-Europese landen veel honden illegaal getransporteerd naar Duitsland,
waarna ze in Nederland terechtkomen. Wat gaat het kabinet doen om dit aan te pakken?
Antwoord
Er zijn helaas geen cijfers bekend van het aantal honden en katten dat jaarlijks illegaal
wordt verhandeld binnen de EU. Dit komt omdat de illegale handel zich kan vermommen
als niet-commercieel verkeer, waarbij men niet (of minder uitgebreid) aan verplichtingen
ten aanzien van registratie, identificatie en documentatie hoeft te voldoen. Illegale
handel komt doorgaans in beeld door meldingen van frauduleuze praktijken, zoals vervalsing
van gezondheidscertificaten en het dierenpaspoort, vervalste documentatie rondom de
rabiësinenting en/of het ontbreken van een chip.
In het identificatie en registratiesysteem voor honden wordt bij import het chipnummer
van de hond geregistreerd en gekoppeld aan het uniek bedrijfsnummer van de importeur.
Hieraan is niet te zien of de hond via een tussenhandelaar naar Nederland is gekomen.
Dit is ook niet nodig. Inzicht in de tussenhandelaar is pas belangrijk als er aanwijzingen
zijn dat deze handelaar het herkomstland van de gehandelde honden vervalst, door bijvoorbeeld
een hond uit een derde land een chip te geven met een landcode van een EU-lidstaat.
In dat geval wordt de koper misleid. Ook kan dit, indien het dier met rabiës besmet
blijkt te zijn, ernstige gevolgen hebben voor de volksgezondheid.
Het kabinet wil zich inzetten om deze misleiding te voorkomen. Dit wil zij doen door
zich in te zetten voor een sluitende chiplogistiek in alle lidstaten. Met een sluitende
chiplogistiek kan de illegale handelaar niet meer aan chips met landcodes van EU-lidstaten
komen waardoor het in de markt brengen van dieren met vervalste herkomst ernstig wordt
bemoeilijkt.
Op het moment onderneemt de NVWA al actie tegen de illegale import vanuit Turkije.
De NVWA heeft hierover contact met de Turkse autoriteiten, luchtvaartmaatschappije
en met Turkse dierenartspraktijken.
Doorgefokte dieren
De leden van de PvdD-fractie constateren dat de EC stelt voor dat het wordt verboden
om dieren met schadelijke genetische aandoeningen of ziekmakende uiterlijke kenmerken
te fokken. Dit zou volgens deze leden goed nieuws moeten zijn en een einde kunnen
maken aan veel leed waar honden en katten dag in, dag uit mee moeten leven. Zo hebben
honden met korte snuiten, zoals mopshonden en Franse buldogs, permanent moeite met
ademen, hoofdpijn en oog- en huidproblemen. Chihuahua’s zijn zo doorgefokt dat hun
schedels te klein zijn voor hun hersenen, met permanente, helse hoofdpijn als gevolg.
Katten met vouworen, zoals de Scottish Fold, hebben een aangeboren groeistoornis,
met pijnlijke gewrichtsaandoeningen, misvormde poten en kreupelheid. Volgens deze
leden alle reden om het fokken met deze rassen per direct te verbieden.
Daarom vinden de leden van de PvdD-fractie het dan ook onbestaanbaar dat de EC een
uitzondering maakt voor kortsnuiten. In plaats daarvan wordt de verantwoordelijkheid
bij de fokkers zelf gelegd om dierenleed door deze extreme uiterlijke kenmerken te
minimaliseren. In de praktijk, en zeker met de huidige rasstandaarden, zullen deze
dieren ernstig blijven lijden.
De leden van de PvdD-fractie vragen of de het kabinet kan duiden wat het verbod om
dieren met schadelijke genetische aandoeningen of ziekmakende uiterlijke kenmerken
te fokken concreet gaat inhouden? Deelt het kabinet de interpretatie dat het hiermee
wordt verboden om honden en katten te fokken die lijden onder hun eigen uiterlijk
of genotypen, op de onbegrijpelijke uitzondering voor kortsnuiten na? Op welke manier
kunnen lidstaten straks, aan de hand van deze bepaling, ingrijpen bij fokkers die
ongezonde dieren fokken?Kan het kabinet daarnaast aangeven wat de consequentie van
deze bepaling is op het houdverbod en tentoonstellingsverbod dat wordt voorbereid?
Antwoord
In het voorstel van de Commissie staat een vergelijkbare open norm opgenomen als in
het Nederlandse Besluit houders van dieren staat, met daarbij de bevoegdheid voor
de Commissie om hier gedelegeerde handelingen over op te stellen. Het kabinet deelt
de interpretatie van de leden van de PvdD-fractie dat het hiermee wordt verboden om
honden en katten te fokken die lijden onder hun uiterlijk of genotype. In tegenstelling
tot wat de leden van PvdD-fractie stellen, staat er geen uitzondering voor het fokken
met kortsnuitige honden en katten in het voorstel. In de derde subparagraaf van artikel
6.3 staat slechts dat het fokken met brachycefale honden en katten niet geheel is
uitgesloten, bij de selectie en in fokprogramma’s moeten de negatieve welzijnsconsequenties
van brachycefale kenmerken geminimaliseerd worden.
Wanneer fokkers ongezonde dieren fokken zijn zij (na inwerkingtreding van de verordening)
in overtreding. Hierop kunnen de bevoegde autoriteiten van de verschillende lidstaten
handhavend optreden. De lidstaten stellen zelf voorschriften vast ten aanzien van
de sancties die van toepassing zijn op overtredingen van de verordening. Voor de effectiviteit
van de handhaving is het daarnaast van belang dat de bovengenoemde gedelegeerde handelingen
ook daadwerkelijk en zo spoedig mogelijk na het vaststellen van de verordening opgesteld
worden. Het kabinet zal er daarom op aandringen dat er op korte termijn gedelegeerde
handelingen worden opgesteld voor de kenmerken waarover nu al wetenschappelijk onderbouwd
stelling kan worden genomen, zoals brachycefale dieren, katten met vouworen en bepaalde
designer breeds5.
Zoals in hoofdstuk VI van het voorstel staat beschreven mogen lidstaten strengere
nationale wet- en regelgeving hanteren met betrekking tot de onderwerpen in de verordening,
mits deze geen belemmering vormen voor de goede werking van de interne markt en zolang
lidstaten het in de handel brengen van honden en katten die in een andere lidstaat
worden gehouden, niet verbieden of belemmeren op grond van het feit dat de betrokken
dieren niet overeenkomstig de strengere nationale dierenwelzijnsvoorschriften zijn
gehouden. Het kabinet voorziet geen consequenties voor het vertoningsverbod dat wordt
voorbereid. Het kabinet zal zich er verder voor inzetten dat lidstaten de ruimte houden
om ingrijpende maatregelen, zoals een houdverbod voor dieren met bepaalde schadelijke
kenmerken, in te voeren.
Scope
De leden van de PvdD-fractie constateren dat het voorliggende voorstel geldt voor
bedrijfsmatige houders van honden en katten. Deze beperkte scope wekt een aantal vragen
op bij deze leden. Waarom komen er geen dierenwelzijnseisen voor dieren die worden
gehouden door particulieren? Waarom vallen niet alle gezelschapsdieren onder deze
verordening? Verdienen konijnen die solitair worden gehouden en eenzaam wegkwijnen
in kleine hokken niet dezelfde bescherming? Hoe zit het met vogels die niet nooit
kunnen vliegen omdat ze in een klein kooitje zijn opgesloten?
Antwoord
Het kabinet is het ermee eens dat dierenwelzijn ook moet worden geborgd bij particulieren.
Een belangrijk speerpunt van deze verordening is echter het reguleren van grensoverschrijdende
handel in gezelschapsdieren, welke hoofdzakelijk via fokbedrijven, dierenwinkels en
dierenasielen loopt. Het kabinet benadrukt wel dat de verplichtingen waar particulieren
aan moeten voldoen voor welzijnsborging op basis van nationale wetgeving onverminderd
van kracht blijven.
De nadruk op het reguleren van handel, en daarmee ook het tegengaan van illegale handel,
maakt met name dat het voorstel zich richt op honden en katten. Deze soorten vormen
de grootste groep gehouden gezelschapsdieren in Europa6, en worden daarmee het meest verhandeld binnen de EU.
De handel is zeer lucratief, met een geschatte jaarlijkse opbrengst in de EU van € 1,3
miljard7, en daarom aantrekkelijk voor exploitanten die bereid zijn oneerlijke of zelfs illegale
handelspraktijken toe te passen.
Het kabinet zet zich daarnaast ook in voor de bescherming van andere gezelschapsdieren,
onder andere door zich als ondertekenaar van de Europese Overeenkomst tot bescherming
van kleine huisdieren ertoe te verbinden het welzijn van alle kleine gezelschapsdieren
te beschermen. Dit belang is nog eens benadrukt door ratificatie van deze overeenkomst
door Nederland op 29 september 2022 (Kamerstuk 36 215, nr. 1).
Ook vinden de leden van de PvdD-fractie het een gemis dat dit voorstel niet wordt
aangegrepen om zwerfhonden en -katten beter te beschermen. In veel landen worden deze
dieren nog steeds gedood of in overvolle asielen gepropt. Is het kabinet bereid zich
in te zetten voor een internationale TNR-actie, gefinancierd door de overheden?
Antwoord
De landelijke chip- en registratieplicht voor katten zal helpen bij het tegengaan
van het zwerven en verwilderen van katten in Nederland. Hiermee zal de druk op overvolle
asielen naar alle waarschijnlijkheid verlicht worden. Als de lidstaten een voorstel
doen tot een internationale Trap, Neuter, Return-actie, staat het kabinet open voor
het verder onderzoeken van de mogelijkheden.
Daarnaast wijzen de leden van de PvdD-fractie erop dat pijnlijke ingrepen, zoals couperen,
terecht worden verboden bij honden en katten, maar er ondertussen in de Nederlandse
varkenshouderij bij ruim 27 miljoen biggen per jaar het staartje wordt afgebrand of
afgeknipt. Deelt het kabinet het inzicht dat geen enkel dier wil lijden? Deelt het
kabinet de mening dat het voor een dier niet zou moeten uitmaken of het wordt gefokt
als gezelschapsdier of als dier in de veehouderij en dat ze allemaal onze bescherming
verdienen?
Antwoord
Het kabinet deelt dit inzicht. Dieren zijn levende wezens met een eigen waarde, los
van de (gebruiks-)waarde die de mens er aan toekent. Deze intrinsieke waarde van dieren
is vastgelegd in de Wet dieren en vormt het uitgangspunt van mijn beleid. Daarbij
wordt de algemene lijn gehanteerd dat pijnlijke ingrepen in principe zoveel mogelijk
moeten worden voorkomen, tenzij de ingreep noodzakelijk is om welzijnsproblemen als
gevolg van het achterwege laten van de ingreep te voorkomen. Het streven is er in
het kader van de ontwikkeling naar een dierwaardige veehouderij op gericht om te stoppen
met ingrepen die dienen om dieren aan te passen aan het houderijsysteem, en om die
verantwoord uit te faseren.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
D.J.G. Graus, voorzitter van de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit -
Mede ondertekenaar
A. Holtjer, adjunct-griffier