Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Pouw-Verweij over het artikel ‘Tom Klaassen belandde in een zorgvacuüm en stierf terwijl nog overlegd werd wie hem moest helpen’
Vragen van het lid Pouw-Verweij (BBB) aan de Minister voor Langdurige Zorg en Sport over het artikel «Tom Klaassen belandde in een zorgvacuum en stierf terwijl nog overlegd werd wie hem moest helpen» (ingezonden 5 december 2023).
Antwoord van Minister Helder (Volksgezondheid, Welzijn en Sport) (ontvangen 13 februari
2024). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2023–2024, nr. 687.
Vraag 1
Bent u bekend met het NCR-artikel «Tom Klaassen belandde in een zorgvacuum en stierf
terwijl nog overlegd werd wie hem moest helpen» waarin wordt gesteld dat de zorg voor
complexe psychiatrische patiënten tekortschiet en dat kwetsbare groepen aan hun lot
worden overgelaten?1
Antwoord 1
Ja, ik ben bekend met dit bericht.
Vraag 2
Hoe kan het dat een patiënt zoals bovengenoemd, die al jarenlang af en aan behandeld
wordt voor psychiatrische problemen en drankverslaving, te horen krijgt dat zijn behandeling
wordt gestaakt en dat hij zich niet aan de afspraken houdt? Wie bepaalt of een patiënt
«uitbehandeld» is?
Antwoord 2
De term «uitbehandeld» wordt door hulpverleners in de ggz meestal gebruikt voor de
situatie waarin langdurige en intensieve behandelingen zijn uitgevoerd en deze geen
blijvend positief effect hebben gehad. Het is in deze situatie aan een behandelaar
of behandelteam om te beslissen of een zorgvraag als «uitbehandeld» kan worden beschouwd.
Overigens geldt dat hiermee de zorgvraag van de persoon in kwestie niet weggenomen
is en er naar alternatieven gezocht moet worden. Zo kan het zijn dat als de medische
behandeling in de ggz niet werkt, ingezet kan worden op herstelzorg en ondersteuning
te organiseren om de persoon te helpen omgaan met aanhoudende psychische en/of verslavingsklachten.
Vraag 3
Wat zijn de oorzaken van het zorgtekort voor mensen met een dubbele diagnose (verslaving
en psychiatrische klachten) en welke maatregelen kunnen worden genomen om dit aan
te pakken?
Antwoord 3
Zoals u weet kampt de ggz al lange tijd met lange wachttijden, daarnaast is de afgelopen
jaren de vraag naar geestelijke gezondheidszorg (ggz) toegenomen en dit zorgt voor
toenemende druk op de toegankelijkheid van deze zorg en wachtlijsten voor een aantal
ggz-behandelingen.
Bij een dubbele diagnose geldt daarbij dat er behoefte is aan een specifieke, geïntegreerde
behandelaanpak, bij voorkeur uitgevoerd door een multidisciplinair team. Deze geïntegreerde
behandelaanpak wordt door een beperkt aantal zorgaanbieders geleverd en de capaciteit
hiervan is beperkt.
In het Integraal Zorgakkoord (IZA) is een brede set aan maatregelen afgesproken om
de toegankelijkheid van de ggz te vergroten. Hierbij is specifiek voor complexe zorg
het doel om de vraag naar- en aanbod van complexer zorg beter op elkaar af te stemmen.
Per brief van 21 december jl.2 heb ik uw Kamer geïnformeerd over de stappen die zorgaanbieders en verzekeraars hiervoor
hebben gezet in het traject cruciale zorg.
Naast het vergroten van de toegankelijkheid van de ggz is het belangrijk om het tekort
aan medewerkers in de ggz aan te pakken. Dit is uitgewerkt in het het programma Toekomstbestendige
Arbeidsmarkt Zorg (TAZ)3.
De diagnosestelling en behandeling van patiënten met een dubbele diagnose vraagt ook
om specifieke kennis. Het Landelijk Expertisecentrum Dubbele Diagnose (LEDD) is opgericht
om instellingen verder te helpen en praktisch te ondersteunen bij het bieden van goede
zorg aan mensen met een dubbele diagnose.4 Het LEDD stelt instrumenten beschikbaar voor de implementatie van een geïntegreerde
aanpak en biedt het zorginstanties en professionals de meest actuele informatie over
behandelmethodes en -instellingen voor dubbele diagnoses.
Vraag 4
Hoe kan het dat patiënten zoals bovengenoemd, die behoefte hebben aan langdurige ondersteuning,
geen vervolgzorg krijgen? Wat kan gedaan worden om passend zorgaanbod voor deze groep
te realiseren?
Antwoord 4
Het artikel schetst hoe moeilijk het kan zijn om passende (vervolg)zorg en ondersteuning
te organiseren voor mensen met complexe en meervoudige problematiek, zeker wanneer
zij zorg mijden. Wanneer er sprake is van zorgmijding kan op basis van de Wet maatschappelijke
ondersteuning (Wmo) worden ingezet op bemoeizorg. Voor de invulling hiervan zijn gemeenten
op grond van de Wmo 2015 verantwoordelijk.
Om de (bemoei)zorgketen zo goed mogelijk te laten functioneren zijn er vanuit de aanpak
voor personen met onbegrepen gedrag instrumenten ontwikkeld om gemeenten te helpen
bij het uitvoering geven aan deze taak. Voorbeelden hiervan zijn het inrichten van
meldpunten niet acute zorg, Streettriage en de wijk-GGD’er.
Daarnaast wordt op verzoek van de Staatssecretaris van VWS een onderzoek uitgevoerd
naar het aanbod van bemoeizorg door gemeenten5. De resultaten hiervan verwacht hij dit voorjaar te ontvangen. Hiermee ontstaat ook
meer inzicht in de wijze waarop gemeenten invulling geven aan hun verantwoordelijkheden
betreffende bemoeizorg en de knelpunten die zij hierbij ervaren.
Vraag 5
In hoeverre hebben de decentralisatie van de zorg en de bezuinigingen van de afgelopen
jaren bijgedragen aan het tekort aan zorg voor complexe psychiatrische patiënten?
Wat zijn de gevolgen hiervan?
Antwoord 5
U vraagt naar de relatie tussen enerzijds de decentralisatie van de zorg en anderzijds
de zorg aan complexe patiënten. Gemeenten zijn sinds 2015 verantwoordelijk voor jeugdzorg,
werk en inkomen en ondersteuning aan langdurig zieken en ouderen. Hierdoor kan deze
zorg en ondersteuning lokaal worden georganiseerd, waarbij beter kan worden ingespeeld
op de vraag van de patiënt. Een goed voorbeeld van de ondersteuning die vanuit gemeenten
wordt georganiseerd zijn de zogenaamde laagdrempelige steunpunten. Laagdrempelige
steunpunten dragen als middel bij aan het maatschappelijk herstel van mensen die door
problemen met hun mentale gezondheid hun rollen verliezen in de maatschappij. In het
IZA is een stevige ambitie afgesproken om de komende vijf jaar te komen tot een landelijk
dekkend netwerk van laagdrempelige steunpunten. Ook zijn in het IZA afspraken gemaakt
om de samenwerking tussen huisartsen, het sociaal domein en de ggz te verbeteren,
waardoor mensen met complexe psychiatrische problematiek eerder passende zorg en ondersteuning
krijgen.
Daarnaast vraagt u naar de relatie tussen bezuinigingen van de afgelopen jaren en
het tekort aan zorg voor complexe psychiatrische patiënten. In de afgelopen jaren
is er binnen de Zorgverzekeringswet (Zvw) niet bezuinigd op de ggz. Sinds 2020 was
er telkens sprake van een overschrijding van het macrokader ggz en in het IZA is afgesproken
om de overschrijdingen van 2020 en 2021 kwijt te schelden. In het IZA is het kader
ggz structureel opgehoogd met € 180 miljoen. Ook voor het wegwerken van wachtlijsten
in de ggz is in totaal eenmalig € 60 miljoen toegevoegd aan het macrokader ggz. Het
macrokader ggz is hiertoe opgehoogd met € 30 miljoen in 2023 en € 30 miljoen in 2024.6
Vraag 6
Bent u op de hoogte van de problemen rondom de samenwerking tussen verschillende zorginstellingen
en de afstemming tussen de betrokken instanties in de regio Amsterdam? Wat kan gedaan
worden om deze samenwerking te verbeteren?
Antwoord 6
Op basis van het IZA heeft iedere regio een zogenoemd regiobeeld opgesteld. Amsterdam
signaleert in haar regiobeeld dat mentale gezondheid in het algemeen en specialistische
ggz in het bijzonder aandachtspunten zijn. Op basis van het regiobeeld, heeft de regio
in een concreet plan geschreven over hoe zij de geconstateerde uitdagingen gaan aanpakken.
In het regioplan van Amsterdam, dat rond de jaarwisseling beschikbaar is gekomen,
zet de regio haar voorgestelde aanpak uiteen op het thema mentale gezondheid, waarbij
ook de samenwerking in de regio aan bod komt7. Ook zijn in het regioplan afspraken gemaakt over welke partijen met welke oplossingen
aan de slag gaan, op welke schaal en op welke meetbare resultaatafspraken gestuurd
wordt. De partijen in de regio hebben zich gecommitteerd aan dat plan en zorgverzekeraars
en gemeente houden hier rekening mee in hun inkoop.
Vraag 7
Hoe kan voorkomen worden dat patiënten zoals genoemd, die als «zorgmijder» worden
bestempeld, buiten het zicht van instanties verloederen en geïsoleerd raken door hun
verslaving? Welke maatregelen zijn nodig om deze groep beter te kunnen ondersteunen?
Antwoord 7
Zoals benoemd in vraag vier ligt hier een belangrijke rol voor gemeenten. Met de inzet
op bemoeizorg kan een gemeente voorkomen dat deze mensen buiten het zicht van instanties
blijven terwijl hun zorg- en ondersteuningsbehoefte toeneemt. Om de (bemoei)zorgketen
zo goed mogelijk te laten functioneren zijn er vanuit de aanpak voor personen met
onbegrepen gedrag steeds meer instrumenten ontwikkeld om gemeenten te helpen bij het
uitvoering geven aan deze taak. Daarnaast wordt zoals hierboven vermeld op dit moment
een onderzoek uitgevoerd naar het aanbod van bemoeizorg door gemeenten.
Vraag 8
Wat vindt u van de suggestie uit het rapport om palliatieve zorg te organiseren in
samenwerking met huisartsen, inclusief begeleiding bij een euthanasiewens? Hoe verhoudt
zich dit tot de huidige wet- en regelgeving rondom euthanasie bij verslaving?
Antwoord 8
Het artikel verwijst naar een intern rapport dat is opgesteld vanuit de regio Amsterdam.
In het artikel wordt de suggestie gewekt dat een palliatief traject, inclusief begeleiding
bij een euthanasiewens, eenzijdig kan worden geïnitieerd, zonder overleg met de patiënt
of diens naasten. Ik kan niet ingaan op de specifieke individuele situatie zoals geschetst
in het artikel.
In algemene zin wil ik benadrukken dat het starten van palliatieve zorg een zorgvuldig
proces dient te zijn, waarvoor een kwaliteitskader en richtlijnen voor professionals
gelden. Principes van palliatieve zorg, zoals geformuleerd in het kwaliteitskader
palliatieve zorg8, zijn onder andere gezamenlijke besluitvorming en proactieve zorgplanning. Dit vormt
de basis voor de zorgverlening, waarin de patiënt en diens naasten centraal staan
en waarbij zo goed als mogelijk tegemoet wordt gekomen aan de waarden, wensen, behoeften
en omstandigheden van de patiënt en diens naasten. Ook als zij daar zelf niet toe
in staat worden geacht blijven deze principes gelden en kan bijvoorbeeld een naaste
worden betrokken. Wat betreft euthanasie is het zo dat patiënten die kampen met psychiatrische
en verslavingsproblematiek een arts eventueel om euthanasie kunnen vragen. Echter,
slechts onder specifieke en in de Wet toetsing levensbeëindiging op verzoek en hulp
bij zelfdoding (Wtl) omschreven voorwaarden mag een arts gehoor geven aan een euthanasieverzoek
van een patiënt. Euthanasie is en blijft namelijk een bijzondere medische handeling
die met alle nodige waarborgen is omgeven.
Vraag 9
Bent u op de hoogte van het feit dat grote geestelijke gezondheidszorg (ggz-)instellingen,
zoals Arkin, en ook instellingen buiten de Randstad, te maken hebben met ernstige
problemen, zoals het sluiten van de deuren voor nieuwe patiënten en het beperken van
behandelingen voor bestaande patiënten?
Antwoord 9
Het klopt dat er druk staat op het aanbod van zorg binnen de ggz. Hierdoor hebben
sommige instellingen moeite om patiënten tijdige en goede zorg te bieden. Ik wil er
zorg voor dragen dat mensen kunnen blijven rekenen op zorg. Om deze reden heb ik in
het kader van het IZA met zorgaanbieders, verzekeraars en gemeenten afspraken gemaakt
over de toegankelijkheid van de curatieve ggz. Hierbij zetten we in op het vergroten
van behandelcapaciteit en het voorkomen en beperken van de instroom in de ggz (onder
meer door het voeren van het zogenaamde «verkennende gesprek»). Maar ook door het
organiseren van beter overzicht in de wachttijden en het aantal wachtenden op regionaal
niveau en het inkopen van voldoende (zeer complexe) zorg die passend wordt bekostigd.
Het beperken van behandelingen van patiënten die reeds onder behandeling zijn op niet
behandelinhoudelijke gronden is mij niet bekend.
Vraag 10
Kunt u aangeven welke maatregelen u heeft genomen om de genoemde problemen in de ggz
aan te pakken? Bent u van plan om extra middelen beschikbaar te stellen om de wachtlijsten
te verminderen en de benodigde behandelingen te waarborgen?
Antwoord 10
Zoals in de beantwoording van vraag negen aangegeven, heb ik in het kader van het
IZA een brede set aan afspraken om de toegankelijkheid van de curatieve ggz te verbeteren.
Hiervoor zijn ook middelen beschikbaar. Zo is er in totaal € 2,8 miljard aan transformatiemiddelen
beschikbaar gesteld voor de IZA-afspraken9. Ook is er specifiek voor de toegankelijkheid van de ggz € 60 miljoen extra beschikbaar
gesteld om wachtlijsten te verminderen.10 Daarnaast kunnen regio’s die ondersteuning nodig hebben in hun wachttijdenaanpak
een beroep doen op een onafhankelijke versneller via een subsidie van ZonMW.
Vraag 11
Wat is uw reactie op het feit dat ernstig zieke ggz-patiënten, met name degenen die
suïcidaal, psychotisch of verward zijn, momenteel worden geweigerd voor behandeling
bij kleinere, commerciële ggz-aanbieders omdat ze «te complex» zijn? Bent u van mening
dat deze patiënten recht hebben op passende zorg en dat deze weigeringen onacceptabel
zijn?
Antwoord 11
Het is aan een zorgaanbieder om te bepalen of die de juiste zorg kan bieden. In de
KNMG-richtlijn «Niet-aangaan of beëindiging van de geneeskundige behandelingsovereenkomst»11 wordt ingegaan op de situatie waarin een zorginstelling de deskundigheid niet in
huis heeft die een patiënt nodig heeft. Dit vormt dan een beletsel om een behandelingsovereenkomst
aan te gaan.
De zorginstelling is in dat geval niet te verplichten tot het aangaan van een behandelingsovereenkomst.
Met deze mogelijkheid mogen zorgaanbieders niet lichtvaardig omspringen.
Vraag 12
Kunt u toelichten welke acties u heeft ondernomen om de zorgverzekeraars te controleren
en ervoor te zorgen dat het geoormerkte ggz-budget daadwerkelijk wordt besteed aan
ggz-zorg? Bent u bereid strengere maatregelen te treffen om ervoor te zorgen dat dit
budget op de juiste wijze wordt ingezet?
Antwoord 12
De Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) ziet toe op de rechtmatige uitvoering van de Zvw
door zorgverzekeraars en rapporteert hierover jaarlijks.12 Ik heb geen signalen dat er sprake zou zijn van inzet van middelen uit het macrokader
ggz ten behoeve van andere zorgvormen. Naast het toezicht op de rechtmatige uitvoering
van de Zvw door de NZa voorziet het Zorginstituut in een monitor op de uitputting
van het ggz-kader.13 In de jaren 2019, 2020 en 2021 is sprake geweest van overschrijdingen van het kader.14
Vraag 13
Wat is uw reactie op de beschuldigingen uit de psychiatrische sector van netwerkcorruptie
en het gebrek aan tegenmacht tegen uw beleid? Bent u bereid om maatregelen te nemen
om de onafhankelijkheid van de ggz-sector te waarborgen en ervoor te zorgen dat de
belangen van de patiënten centraal staan?
Antwoord 13
Dergelijke beschuldigingen herken ik niet.
Vraag 14
Kunt u deze vragen zo spoedig mogelijk beantwoorden?
Antwoord 14
Helaas is het niet gelukt de vragen binnen de reguliere beantwoordingstermijn te beantwoorden.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C. Helder, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.