Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Idsinga, Postma en Six Dijkstra over de berichten 'Verkopen op Vinted of Marktplaats? De Belastingdienst kijkt mee', 'Fiscus kijkt mee met verkoop op Vinted en Marktplaats: dit betekent het voor jouw verdiensten' en 'Vanaf nu weet de Belastingdienst ook wat de fanatieke Marktplaatser verdient'
Schriftelijke vragen van de leden Idsinga, Postma en Six Dijkstra (allen Nieuw Sociaal Contract) aan de Staatssecretaris van Financiën over de berichten «Verkopen op Vinted of Marktplaats? De Belastingdienst kijkt mee», «Fiscus kijkt mee met verkoop op Vinted en Marktplaats: dit betekent het voor jouw verdiensten» en «Vanaf nu weet de Belastingdienst ook wat de fanatieke Marktplaatser verdient» (ingezonden 31 januari 2024).
Antwoord van Staatssecretaris Van Rij (Financiën – Fiscaliteit en Belastingdienst)
(ontvangen 12 februari 2024).
Vraag 1
Bent u bekend met bovengenoemde berichten?1, 2, 3
Antwoord 1
Ja, ik ben bekend met de genoemde berichten.
Vraag 2 en 3
Bent u het met ons eens dat het belangrijk is dat dat de overheid barrières voor tweedehands
spullen niet onnodig hoog moet maken om de circulaire economie te stimuleren?
Herkent u de zorgen dat veel verkopers van tweedehandsspullen die jaarlijks meer dan
dertig items of voor meer dan 2.000 euro verkopen via websites zoals Vinted, Marktplaats
of Bol komen straks in beeld komen bij de fiscus en bang zijn dat ze extra belastingen
moeten betalen?
Antwoord 2 en 3
Ik onderschrijf dat, zoals Marktplaats in het NOS-artikel opmerkt, de overheid barrières
voor tweedehands spullen niet onnodig hoog moet maken om de circulaire economie te
stimuleren. Verkopers van goederen die incidenteel actief zijn op platforms als Vinted,
Marktplaats of Bol zijn onder de Europese richtlijn DAC 7 (hierna: de richtlijn) daarom
uitgezonderd.4 Dat betekent dat platforms van hen niet de in de richtlijn vermelde persoonsgegevens
hoeven te verzamelen. Van een incidentele (uitgesloten) verkoper is sprake als de
verkoper in een kalenderjaar minder dan 30 transacties heeft verricht en hij niet
meer dan € 2.000 met de in dat jaar verrichte transacties heeft verdiend (hierna:
de drempel).5 Concreet betekent dit dat platforms een rapportageverplichting hebben, indien een
verkoper 30 (of meer) verkooptransacties verricht of een bedrag van € 2.000 (of meer)
per jaar ontvangt. De Nederlandse regering heeft met de drempel ingestemd omdat zij
vindt dat daarmee een goede balans wordt bereikt tussen de primaire doelstelling van
de richtlijn enerzijds, te weten het bevorderen van de juiste belastingheffing door
de lidstaten, en het uitvoerbaar houden van de richtlijn voor zowel platforms, verkopers
als de belastingdiensten van de lidstaten anderzijds. Ik verwijs hierbij ook naar
de parlementaire behandeling van het implementatiewetsvoorstel. Van belang is op te
merken dat de richtlijn geen nieuwe fiscale verplichtingen voor verkopers in het leven
roept. De richtlijn staat op zichzelf los van beantwoording van de vraag of een verkoper
naar nationaal belastingrecht ondernemer is. De richtlijn brengt evenmin nieuwe verplichtingen
met zich mee voor de omzetbelasting. De richtlijn heeft dus niet tot gevolg dat een
verkoper meer belasting moet betalen. De informatie die de inspecteur op grond van
de richtlijn ontvangt vormt voor de inspecteur informatie aan de hand waarvan hij
de juistheid en volledigheid van de door de verkoper ingediende aangiften beter kan
controleren. Dit bevordert een juiste belastingheffing en daarmee de belastingmoraal.
Dat is ook de doelstelling van de richtlijn.
Vraag 4
Bent u het met ons eens dat onduidelijkheid rondom de fiscale positie moet worden
weggenomen?
Antwoord 4
Ik ben het met u eens dat onduidelijkheid rondom de fiscale positie zoveel mogelijk
moet worden voorkomen. De Belastingdienst geeft om die reden via de website algemene
informatie en voorlichting. Voor de inkomstenbelasting heeft de Belastingdienst onder
meer de online OndernemersCheck beschikbaar gesteld. Met behulp van deze check en
andere informatie die de Belastingdienst op www.belastingdienst.nl aanbiedt, kan een belastingplichtige beoordelen of hij waarschijnlijk wel of niet
ondernemer voor de inkomstenbelasting is. Aangezien de vraag of sprake is van een
bron van inkomen, zoals winst uit onderneming, loon uit dienstbetrekking of resultaat
uit overige werkzaamheden afhankelijk is van specifieke feiten en omstandigheden.
Het is niet mogelijk om in het algemeen aan te geven of hier in een individueel geval
sprake is van een bron van inkomen. Als de kosten naar verwachting structureel hoger
zijn dan de vergoeding dan is er geen sprake van een bron van inkomen. Het is wel
mogelijk om in een individueel geval in vooroverleg te treden met de belastinginspecteur
om duidelijkheid te krijgen over de eigen fiscale positie.
Vraag 5
Van hoeveel mensen heeft de Belastingdienst deze informatie, aangeleverd via de digitale
platforms, ontvangen?
Antwoord 5
Platforms opereren vaak in meerdere landen. De platformexploitanten kunnen ook in
een andere lidstaat van de Europese Unie de rapportages over de verkopers indienen.
De belastingdiensten van de lidstaten wisselen op basis van de richtlijn vervolgens
deze rapportages uit. Dit doen ze in februari 2024 voor het eerst. Pas daarna ontstaat
er zicht op de totale hoeveelheid Nederlandse verkopers die zijn aangeleverd via de
digitale platforms.
Vraag 6
Kunt u in een tabel uitsplitsen welke soort categorieën daarbij onderscheiden kunnen
worden (waaronder: aantallen items/transacties en verkoopcijfers)?
Antwoord 6
Zie hiervoor antwoord op vraag 5. In februari 2024 worden de gegevens voor het eerst
ontvangen.
Vraag 7
Kunt u per categorie aangeven welke opvolging door de Belastingdienst gegeven zal
worden? In hoeveel gevallen verwacht u naheffingen en of -vorderingen?
Antwoord 7
De ontvangen gegevens zullen in de systemen van de Belastingdienst moeten worden opgenomen
en er zal een analyse moeten plaatsvinden op de gegevens. Daarna zullen deze gegevens,
voor zover relevant, gebruikt worden in de bestaande reguliere handhavings- en toezichtsprocessen.
Vraag 8
Hoeveel fte’s bij de Belastingdienst zijn hiermee gemoeid?
Antwoord 8
Met de uitvoering van DAC 7 is een inzet gemoeid van 55 fte incidenteel en 92 fte
structureel. Daarnaast zijn er nog kosten voor het inregelen van de automatisering.
Ik heb uw Kamer over de gevolgen voor de uitvoering geïnformeerd via de uitvoeringstoets6.
Vraag 9
Hoe bakent de Belastingdienst «hobby’s» af van activiteiten en/of transacties die
wél van belang zijn voor de belastingaangifte?
Antwoord 9
Of inkomstenbelasting moet worden betaald over de verkopen is afhankelijk van de feiten
en omstandigheden. Als de activiteiten alleen hobbymatig of in de privésfeer plaatsvinden,
en er zijn redelijkerwijs geen voordelen te verwachten, is er geen sprake van een
bron van inkomen, zoals winst uit onderneming. Op deze wijze wordt voor de inkomstenbelasting
het onderscheid gemaakt tussen hobby’s en belaste activiteiten. Als er geen sprake
is van een bron van inkomen, is geen inkomstenbelasting verschuldigd. Voor de btw
leiden incidentele verkopen niet tot ondernemerschap, maar bij regelmatige verkoopactiviteiten
komt het ondernemerschap voor de btw in beeld ongeacht of winst wordt gemaakt. Overigens
kan daarop mogelijk een vrijstelling voor de btw, de Kleineondernemersregeling (KOR),
worden toegepast.
Vraag 10
Welke specifieke factoren bepalen het onderscheid tussen «hobby» en «handel» en welke
concrete fiscale gevolgen zijn daaraan verbonden?
Antwoord 10
Voor de beoordeling of sprake is van een bron van inkomen zijn alle feiten en omstandigheden
van belang. Zie in dit kader bijvoorbeeld ook de publicatie hierover op de website
van de Belastingdienst7. De Belastingdienst kijkt voor de beoordeling van het ondernemerschap onder meer
naar continuïteit, ondernemersrisico, bedrijfsomvang, zelfstandigheid en resultaat.
Op de website van de Belastingdienst staat uitgebreide informatie over het ondernemerschap8. Als men kwalificeert als ondernemer voor de inkomstenbelasting kan recht bestaan
op bepaalde faciliteiten die voor ondernemers gelden. Denk aan bijvoorbeeld de MKB-winstvrijstelling,
zelfstandigenaftrek en startersaftrek. Voor de btw gaat het om de zelfstandige uitoefening
van een bedrijf of beroep of de exploitatie van een vermogensbestanddeel. De kwalificatie
van een activiteit als «hobby» sluit het ondernemerschap voor de btw niet per definitie
uit. Ook als iemand geen ondernemer is voor de inkomstenbelasting, kan hij ondernemer
zijn voor de btw als hij regelmatig zaken verkoopt en daarmee opbrengst behaalt. Voor
de btw geldt wel een registratiedrempel van € 1.800 per kalenderjaar (per 2025 wordt
dit € 2.200). Ondernemers met een omzet onder deze drempel, kunnen zonder aanmelding
gebruik maken van de KOR en buiten verdere btw-verplichtingen blijven. Meer informatie
hierover is te vinden op de website van de Belastingdienst9.
Vraag 11
Gelden daarbij voor de inkomstenbelasting en de btw dezelfde regels? Zo nee, waarin
wijken deze af en waarom? Zo nee, bent u bereid om deze regels voor «standaard situaties»
gelijk te trekken?
Antwoord 11
De regels voor de inkomstenbelasting en de btw zijn niet hetzelfde. Voor de inkomstenbelasting
moet er sprake zijn van een bron van inkomen om de activiteiten in de heffing te betrekken.
Voor de btw geldt dat het ondernemerschap is gebonden aan Europese regelgeving (de
Btw-richtlijn). Er is sprake van ondernemerschap als een economische activiteit wordt
uitgeoefend. Het begrip economische activiteit wordt ruim uitgelegd en is onafhankelijk
van het oogmerk of resultaat. Wat het ondernemerschap betreft verschillen de inkomstenbelasting
en de btw fundamenteel. Voor de inkomstenbelasting gaat het namelijk om een winstbelasting
terwijl het bij de btw gaat om een transactiebelasting. Dat maakt dat er geen «standaard
situaties» zijn die wat regelgeving betreft gelijk zijn te trekken.
Vraag 12 en 13
Bent u het met ons eens dat een «drempel» van 30 items (of transacties) of een jaaromzet
van 2.000 euro te laag is om als ondernemer te kwalificeren? Zo nee, waarom niet?
Zou de mogelijkheid kunnen worden verkend dat alle items die verkocht worden als tweedehands,
tweedekans of via het vinkje «gebruikt» niet in aanmerking hoeven te komen voor de
regeling van 2.000 euro of 30 stuks? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 12 en 13
De drempel staat op zichzelf los van beantwoording van de vraag of een verkoper een
bron van inkomen heeft en bijvoorbeeld kwalificeert als een ondernemer. De drempel
betekent dat platforms de in de richtlijn vermelde persoonsgegevens dienen te verzamelen.
De vraag of iemand een ondernemer is moet namelijk worden beantwoord aan de hand van
de criteria die de nationale belastingwet stelt. In Nederland gaat het dan om de vraag
of er sprake is van een bron van inkomen voor de Wet inkomstenbelasting 2001 (Wet
IB 2001) en vervolgens om het ondernemersbegrip in de zin van artikel 3.4 Wet IB 2001
en artikel 7 Wet op de omzetbelasting 1968 (Wet OB 1968). Er kan dus niet worden gezegd
dat wanneer een verkoper onder de drempel valt, hij wel of geen ondernemer is in de
zin van de genoemde wetten.
Het uitzonderen van het verzamelen en aanleveren van gegevens items doet afbreuk aan
de effectiviteit van de richtlijn. Inkomsten die met de verkoop van dergelijke items
worden gegenereerd vormen immers mogelijk belastbare inkomsten voor de Wet IB 2001
of de Wet OB 1968. Het uitzonderen daarvan heeft tot gevolg dat de inspecteur over
gebrekkige contra-informatie beschikt bij het beoordelen van door de verkoper ingediende
aangiften, wat er vervolgens toe kan leiden dat te weinig belasting wordt geheven.
Daarom ligt het niet voor de hand om dit in Europees verband verder te verkennen.
Vraag 14
Herkent u het beeld van de in het NOS-artikel aangehaalde registeraccountant dat het
lastig is om vast te stellen wanneer je als ondernemer wordt beschouwd en wanneer
niet?
Antwoord 14
Het in het NOS-artikel geschetste beeld herken ik. De richtlijn heeft hier geen verandering
in gebracht. De beantwoording van de vraag of er sprake is van een bron van inkomen
en vervolgens of sprake is van bijvoorbeeld winst uit onderneming of resultaat uit
overige werkzaamheden voor de Wet IB 2001, hangt namelijk voor een belangrijk deel
af van de feiten en omstandigheden. Dat is onder meer het geval als het gaat om de
voorwaarde of de winst redelijkerwijs wordt beoogd of verwacht. Of sprake is van een
bron van inkomen zal dus van geval tot geval moeten worden bekeken. Als de kosten
de opbrengsten overstijgen zal niet snel sprake zijn van een bron van inkomen. Daarbij
komt dat voor het ondernemerschap in de btw andere regels gelden, het ondernemerschap
voor de inkomstenbelasting en de btw lopen daarom niet parallel.
Vraag 15
Indien het antwoord op vraag 14 ja is, deelt u dan de mening om hierdoor te pleiten
om de fiscale regels (i) via heldere voorlichting onder de aandacht te laten brengen
en/of (ii) te overwegen om met nieuwe eenduidige regelgeving (bijvoorbeeld «vaste
en objectieve parameters», zoals omzetgrens, winstgrens, etc.) die in de meerderheid
van de gevallen zorgen voor duidelijk houvast?
Antwoord 15
De Belastingdienst doet op dit vlak al veel aan voorlichting en zal dat ook blijven
doen.
Op de website van de Belastingdienst staat uitgebreide informatie over het ondernemerschap
en het starten als ondernemer. Men kan de ondernemerscheck als hulpmiddel invullen om te kijken of er mogelijk sprake is van ondernemerschap10. Daarnaast intensiveert de Belastingdienst de voorlichting aan particulieren die
verkopen, verhuren of hun diensten aanbieden via online platformen. Dit doet de Belastingdienst
door de informatie hierover op de eigen website uit te breiden en deze informatie
breed bij burgers onder de aandacht te brengen. De richtlijn is voor mij geen reden
om nieuwe regelgeving inzake het hebben van een bron van inkomen (bijvoorbeeld winst
uit onderneming en resultaat uit overige werkzaamheden) te overwegen omdat de richtlijn
geen verandering in deze begrippen aanbrengt en deze begrippen al decennia in de rechtspraak
worden ontwikkeld.
Vraag 16
Indien het antwoord op vraag 14 ja is, kunt u dan aangeven welke initiatieven op deze
beide punten reeds lopen en/of bent u bereid om beide verder te verkennen?
Antwoord 16
De Belastingdienst doet op dit vlak al veel aan voorlichting en zal dat ook blijven
doen. Op de website van de Belastingdienst uitgebreide informatie over het ondernemerschap
en het starten als ondernemer11. Men kan de ondernemerscheck als hulpmiddel invullen om te kijken of er mogelijk
sprake is van ondernemerschap. Daarnaast intensiveert de Belastingdienst de voorlichting
aan particulieren die verkopen, verhuren of hun diensten aanbieden via online platformen.
Dit doet de Belastingdienst door de informatie hierover op de eigen website uit te
breiden en deze informatie breed bij burgers onder de aandacht te brengen.
Vraag 17
Hoeveel fiscale geschillen zijn op dit moment aanhangig over de vraag of een particulier
wel of niet als ondernemer moet worden aangemerkt? Bent u het met ons eens dat het,
nu DAC7 van kracht is geworden, zeer aannemelijk is dat (veel) meer disputen zullen
volgen?
Antwoord 17
Het is niet bekend hoeveel geschillen over de vraag of een particulier wel of niet
als ondernemer moet worden aangemerkt. Op dit moment is niet te beoordelen of DAC7
tot een toename van geschillen gaat leiden. Zoals ik heb aangegeven worden de eerste
gegevens in februari 2024 ontvangen.
Vraag 18
Indien het antwoord op vraag 17 ja is, pleit dit dan niet voor meer duidelijkheid
zoals genoemd in de vorige vraag?
Antwoord 18
Zie het antwoord op vraag 17.
Vraag 19, 20, 21, 22 en 23
Deelt u de angst dat, wanneer voldaan moet worden aan DAC7, naast de inkomsten, ook
veel gevoelige persoonsgegevens zoals het Burgerservicenummer van miljoenen gebruikers
verzameld zullen worden?
Deelt u tevens de angst dat als gevoelige persoonsgegevens in verkeerde handen vallen,
ze kunnen worden gebruikt voor onder meer identiteitsfraude of online afpersing? Zo
ja, wat gaat de regering daartegen doen? Zo nee, waarom niet?
Kunt u uitgebreid reflecteren op de geuite zorgen uit het bericht van NRC dat PWC
vraagtekens zet bij de grote hoeveelheid persoonsgevoelige informatie, met betrekking
tot de opslag, beveiliging en overdracht van gegevens, die de bedrijven voor de Belastingdienst
moeten verzamelen?
Kunt u uitgebreid reflecteren op het feit dat een jurist van stichting Privacy First
in het NRC-artikel zorgen uit over de beveiliging van de gegevens en de capaciteit
voor de handhaving van de regels?
Hoe verhoudt dit zich tot de Werkagenda Waardengedreven Digitaliseren van het kabinet,
waarin gesteld wordt dat het «belangrijk [is] paal en perk te stellen aan publieke
en private partijen die allerlei persoonlijke data verzamelen, verhandelen en soms
kwijtraken»?12
Antwoord 19, 20, 21, 22 en 23
De richtlijn is voor alle betrokken partijen – verkopers, platforms en de Belastingdienst –
nieuw. Ik heb er alle begrip voor dat de toepassing daarvan, zoals het verzamelen
van persoonsgegevens zoals het burgerservicenummer (bsn), vragen oproept. De richtlijn
is de uitkomst van intensief overleg en onderhandelingen tussen de lidstaten, de Europese
Commissie en het Europees Parlement. Daarbij is onderkend dat het door platforms verzamelen
van dergelijke gegevens ingrijpend kan zijn, maar dat dit voor het realiseren van
de doelstelling van de richtlijn, namelijk de juiste belastingheffing door lidstaten,
noodzakelijk is omdat de belastingdiensten van de lidstaten onvoldoende zicht hadden
op belastbare inkomsten die in de platformeconomie worden gegenereerd. Zonder bsn
kan de inspecteur de door de platforms aangeleverde informatie over verkopers niet
koppelen aan belastingplichtigen en dus niet de doelstelling van de richtlijn verwezenlijken.
De European Data Protection Board – de Europese tegenhanger van de nationale Autoriteit
Persoonsgegevens (hierna: de AP) – over de richtlijn positief geadviseerd13. De nationale AP heeft een blanco advies uitgebracht. Dat neemt niet weg dat zowel
de platforms als de Belastingdienst op grond van de Algemene verordening gegevensbescherming
(AVG) voor een goede beveiliging van persoonsgegevens moeten zorgen om het risico
van bijvoorbeeld identiteitsfraude zoveel als mogelijk te verkleinen. Dit vraagt inderdaad
de nodige inspanningen van hen. Ik verwijs ook naar de memorie van toelichting bij
het wetsvoorstel waarmee de richtlijn is geïmplementeerd. Daarin is uitgebreid ingegaan
op gegevensbescherming en de administratieve lastendruk14. Meer persoonsgegevens dan noodzakelijk voor het realiseren van voormelde doelstelling
worden niet verzameld, zodat in die zin geen spanning ontstaat met de Werkagenda Waardengedreven
Digitaliseren.
Vraag 24
Wilt u de vragen afzonderlijk en vóór het binnenkort te houden commissiedebat Belastingdienst
beantwoorden?
Antwoord 24
Ja, ik heb de vragen voor het commissiedebat Belastingdienst aan uw Kamer gestuurd.
Gezien de korte termijn voor de beantwoording en voor de leesbaarheid van de antwoorden,
zijn niet alle vragen afzonderlijk beantwoord.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M.L.A. van Rij, staatssecretaris van Financiën
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.