Verslag van een schriftelijk overleg : Verslag van een schriftelijk overleg over de uitwerking passage coalitieakkoord over het beschikbaar stellen EZK-financieringsinstrumenten voor het hele Koninkrijk (Kamerstuk 36200-IV-89)
36 410 IV Vaststelling van de begrotingsstaten van Koninkrijksrelaties (IV) en het BES-fonds (H) voor het jaar 2024
Nr. 46
VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 9 februari 2024
De vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat heeft een aantal vragen en opmerkingen
voorgelegd aan de Minister van Economische Zaken en Klimaat over de brief van 16 mei
20243 over de uitwerking passage coalitieakkoord over het beschikbaar stellen EZK-financieringsinstrumenten
voor het hele Koninkrijk (Kamerstuk 36 200 IV, nr. 89).
De vragen en opmerkingen zijn op 16 juni 2023 aan de Minister van Economische Zaken
en Klimaat voorgelegd. Bij brief van 9 februari 2024 zijn de vragen beantwoord.
De fungerend voorzitter van de commissie, Stoffer
De griffier van de commissie, Nava
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties reactie van de bewindspersoon
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
1
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de brief over de uitwerking van
de passage uit het coalitieakkoord over het beschikbaar stellen van EZK-financieringsinstrumenten
voor het hele Koninkrijk.
De leden van de VVD-fractie lezen dat middelen uit het Nationaal Groeifonds worden
overgeheveld naar de begroting van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
(BZK) om projecten in Curaçao, Aruba en Sint-Maarten (de CAS-landen) te kunnen financieren.
Deze leden lezen dat in totaal 200 miljoen euro ter beschikking kan worden gesteld.
Indien de eerste openstelling van 100 miljoen euro overschreven wordt met kwalitatief
goede voorstellen, kan een tweede openstelling van nogmaals 100 miljoen euro plaatsvinden.
Deze leden van de VVD-fractie hebben daarover de volgende vragen.
– Aan de hand van welke criteria heeft de Minister besloten dat 200 miljoen euro een
rendabele bijdrage is?
– Ook vragen deze leden of de Minister kan toelichten op welke manier tot deze bedragen
is gekomen en hoe deze bedragen in relatie staan tot de beschikbare middelen in het
Nationaal Groeifonds voor Nederland, zowel per hoofd van de bevolking als in BBP per
land.
– Kan de Minister daarnaast aangeven aan welke voorwaarden voor een tweede openstelling
zal worden getoetst om te bepalen of er aan de gewenste criteria is voldaan?
Antwoord
Voor het Nationaal Groeifonds was bij publicatie van het Coalitieakkoord een bedrag
van 12 miljard euro beschikbaar (voor de derde, vierde en vijfde investeringsronde).
Het bedrag dat beschikbaar wordt gesteld vanuit het Nationaal Groeifonds voor het
aparte investeringsprogramma voor Curaçao, Aruba en Sint-Maarten (de CAS-landen),
is voor de eerste openstellingsperiode (à 100 miljoen euro) berekend naar rato van
het bbp van de landen. Als naar rato van het inwoneraantal een bedrag beschikbaar
zou worden gesteld vanuit het Nationaal Groeifonds, dan zou dit 200 miljoen euro bedragen
(het voorgestelde bedrag voor de eerste en eventuele tweede openstellingsperiode samen).
Een tweede openstelling van maximaal 100 miljoen euro is mogelijk als de eerste openstelling
à 100 miljoen euro wordt overschreven met kwalitatief goede voorstellen, die aan nader
te bepalen waarborgen en criteria voldoen. Over deze nader te bepalen waarborgen en
criteria zult u in een volgende Kamerbrief over dit onderwerp worden geïnformeerd.
Centraal staat dat de projectvoorstellen een hoge impact dienen te hebben op het duurzaam
verdienvermogen van de CAS-landen.
2
De leden van de VVD-fractie merken op dat het Ministerie van BZK aangeeft dat openstelling
van het Nationaal Groeifonds voor de CAS-landen juridisch niet mogelijk is. De verwijzing
naar deze juridische onderbouwing lijkt incorrect:
– Kunt u kort en gemotiveerd deze juridische onderbouwing geven?
– Daarnaast vragen deze leden of ook andere opties zijn onderzocht dan opname van 200
miljoen euro uit het Nationaal Groeifonds. Zo ja, kan de Minister aangeven welke opties
dit waren en waarom niet voor deze andere opties is gekozen?
– Is bijvoorbeeld overwogen om de openstelling van het Nationaal Groeifonds te bewerkstelligen
door bijvoorbeeld deelname van instellingen in de CAS-landen aan Groeifondsaanvragen
met aanvragers in Nederland?
– Indien geen andere opties overwogen zijn, kan de Minister toelichten waarom?
Antwoord
De CAS-landen zijn autonome landen binnen het Koninkrijk. Uit de constitutionele verhoudingen
volgt dat deze landen zelf verantwoordelijk zijn voor hun economisch beleid. Wel kunnen
de landen van het Koninkrijk hierover onderlinge regelingen treffen op grond van artikel
38 van het Statuut. Het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat (EZK) beschikt
niet over juridische instrumenten die op de landen van toepassing zijn, afgezien van
de Rijksoctrooiwet. Ook de Tijdelijke wet Nationaal Groeifonds is niet op de landen
van toepassing. Daarmee is de rechtstreekse openstelling van het Nationaal Groeifonds
voor de landen niet mogelijk.
Als alternatief voor de rechtstreekse openstelling van het fonds zijn verschillende
opties bezien.
Ten eerste is bezien of vanuit het Nationaal Groeifonds middelen zouden kunnen worden
vrijgemaakt ter versterking van het bestaande Rijksbeleid in de landen, dat door het
Ministerie van BZK werd uitgevoerd in het kader van de (concept) consensus rijkswet
COHO (Caribisch Orgaan voor Hervorming en Ontwikkeling). Dit wetstraject is inmiddels
ingetrokken, waardoor deze weg is afgesloten. De in april 2023 afgesloten onderlinge
regeling Samenwerking bij hervormingen heeft geen eigenstandig subsidiekader. Daarnaast
zijn de Landspakketten gericht op hervormingen in de publieke sector en het overheidsbeleid,
en niet op de private sector of op investeringen in het duurzaam verdienvermogen,
conform de doelstellingen van het Nationaal Groeifonds.
Ten tweede is overwogen om alsnog een wettelijke grondslag te creëren waarmee het
Ministerie van EZK een apart programma gericht op de economische ontwikkeling in de
CAS-landen zou kunnen openstellen. Het creëren van een nieuwe wettelijke basis, door
middel van een rijkswet, is echter een langdurig en intensief traject. Daarom is niet
hiervoor gekozen.
Tenslotte is overwogen om op basis van de BZK-wetgeving een apart programma voor de
versterking van de economie in de CAS-landen te ontwikkelen, dit in onderling overleg
met de CAS-landen. Dit is vanwege de uitvoerbaarheid de uiteindelijke voorkeursoptie
waarover u bent geïnformeerd in de brief van 16 mei 2023.
3
De leden van de VVD-fractie vragen of er ook een inschatting is gemaakt van het absorptievermogen
van een dergelijk groot bedrag voor de CAS-landen, ook mede gelet op andere bedragen
die recent ter beschikking zijn gesteld voor de CAS-landen?
Antwoord
Wat betreft het absorptievermogen kan gemeld worden dat de te verstrekken middelen
zullen worden ingezet voor het versterken van het duurzaam verdienvermogen van de
CAS-landen. Hierbij kan gedacht worden aan grootschalige, meerjarige investeringen,
zoals bijvoorbeeld op het gebied van energietransitie en klimaatadaptatie, de digitalisering
van de overheid, de verduurzaming van de economie (o.a. toerisme) en de verbetering
van het onderwijs. De genoemde bedragen passen bij dit type investeringen en de noodzaak
om de omvang van publieke investeringen in de landen te verhogen. Het IMF adviseert
deze geleidelijk te verhogen tot 4 à 5% van het BBP om structurele economische groei
te genereren. De eerste 100 miljoen euro bedraagt iets meer dan 1% van de optelsom
van de BBP’s van de drie landen gezamenlijk. De omvang is daarmee passend bij de investeringsbehoefte
en in de besteding wordt rekening gehouden met het absorptievermogen. Aan de landen
is gevraagd na te denken over mogelijke projecten die hiervoor in aanmerking komen.
Ondersteuning hiervoor vanuit Nederland lijkt nodig.
De andere bedragen die recentelijk ter beschikking zijn gesteld aan de CAS-landen
waren van andere aard. Het betrof liquiditeitssteun die aan de landen beschikbaar
is gesteld tijdens de coronacrisis. Het ging om noodleningen om de overheid en economie
gaande te houden. Deze middelen waren niet primair bestemd voor investeringen in de
economische structuur van de landen.
4
Daarnaast merken de leden van de VVD-fractie op dat het Nationaal Groeifonds is opgericht
om het duurzame verdienvermogen van Nederland te versterken door te investeren in
projecten die op lange termijn zorgen voor economische groei. Mede gelet op het feit
dat CAS-landen nu indirect middelen tot hun beschikking krijgen uit het Nationaal
Groeifonds, vragen zij in hoeverre aanvragen uit deze landen dienen te voldoen aan
de voorwaarden die vergelijkbaar zijn met de voorwaarden die het Nationaal Groeifonds
daaraan stelt. Kan de Minister dit toelichten?
Antwoord
De middelen zullen worden ingezet voor het vergroten van het duurzaam verdienvermogen
van de CAS-landen. Er zal, net als bij het Nationaal Groeifonds, geïnvesteerd worden
in voorstellen die bijdragen aan structurele en duurzame economische groei.
De voorwaarden, waaraan voorstellen worden getoetst, zullen nog nader worden uitgewerkt.
Er zal zoveel mogelijk worden aangesloten bij de voorwaarden van het Nationaal Groeifonds.
Er zal echter ook in belangrijke mate sprake zijn van maatwerk. De landen kennen immers
een andere economische structuur en andere economische uitdagingen dan Nederland.
Daarop zal dus worden aangesloten. Een onafhankelijke (advies)commissie zal de bewindspersonen
adviseren over de ingediende projectvoorstellen.
5
De leden van de VVD-fractie vragen op welke wijze de gelden aan het Nationaal Groeifonds
worden onttrokken: alleen bij toewijzing van aanvragen of wordt het totale bedrag
in een keer gealloceerd?
En mocht het zo zijn dat er in de eerste tranche onder de 100 miljoen wordt aangevraagd;
blijft het resterende bedrag dan in het Nationaal Groeifonds beschikbaar?
Antwoord
Na positieve besluitvorming van de bewindslieden van de Ministeries van EZK, BZK en
Financiën (FIN) over de investeringsvoorstellen die ingediend worden voor de eerste
tranche van 100 miljoen euro, zullen de middelen hiervoor worden overgeheveld naar
de BZK-begroting. Dit gebeurt op basis van een realistische kasraming per jaar. Als
er in de eerste tranche minder dan 100 miljoen euro wordt toegekend, dan blijven de
resterende middelen binnen het Nationaal Groeifonds beschikbaar.
6
De leden van de VVD-fractie merken op dat kansrijke thema’s zijn geïdentificeerd voor
financiering.
– In hoeverre zijn deze doelen vergelijkbaar met die uit het Nationaal Groeifonds?
– Is de vorm van financieren reeds duidelijk en betreft het subsidies, of verstrekken
van risicodragend kapitaal of een combinatie?
– Kan de Minister ook aangeven of er een tijdshorizon is verbonden aan de openstelling,
na welke periode een evaluatie op doelmatigheid en effectiviteit wordt verricht en
wat de uitkomsten kunnen zijn van een dergelijke evaluatie?
Antwoord
Het Nationaal Groeifonds is gericht op het versterken van het duurzaam verdienvermogen,
door middel van investeringen in kennisontwikkeling en onderzoek, ontwikkeling en
innovatie. Het programma dat wordt ontwikkeld voor de CAS-landen zal zich richten
op de versterking van het duurzaam vermogen van de CAS-landen. Hoewel deze doelstelling
in lijn is met het Nationaal Groeifonds zullen, zoals aangegeven in de brief van 16 mei
2023 (Kamerstuk 36 200 IV, nr. 89), qua thematiek andere accenten worden gelegd. De CAS-landen hebben immers een andere
economische structuur en kennen andere economische uitdagingen dan Nederland.
De programma’s zullen komende maanden verder worden uitgewerkt. Daarbij zullen ook
mogelijke financieringsvormen (naast subsidies) en de timing van de programma’s nader
worden bezien. U zult hierover nader worden geïnformeerd.
Voor de evaluatie van de doeltreffendheid en doelmatigheid van de inzet van de middelen
zal zoveel mogelijk worden aangesloten bij de richtlijnen zoals vastgelegd in de Regeling
Periodiek Evaluatieonderzoek van het Ministerie van FIN. Naar analogie hiervan is
het Ministerie van BZK voornemens om elke 4–7 jaar te evalueren.
7
De leden van de VVD-fractie merken op dat het Nationaal Groeifonds een specifieke
governance kent, waarbij onder strikte voorwaarden en regelingen aanvragen worden
beoordeeld en vormgegeven in een specifiek daarvoor ingericht proces.
Kan de Minister aangeven op welke wijze zij voornemens is om de governance van deze
faciliteit in te richten?
Antwoord
De specifieke voorwaarden, waaronder middelen beschikbaar worden gesteld, en de wijze
waarop het programma voor de CAS-landen wordt uitgevoerd, zullen nog nader worden
uitgewerkt. Vergelijkbaar met het Nationaal Groeifonds voor Europees Nederland zal
o.a. een onafhankelijke (advies)commissie worden ingesteld die de bewindspersonen
zal adviseren over de ingediende projectvoorstellen. U zult hierover in de volgende
Kamerbrief over dit onderwerp nader worden geïnformeerd.
8
Tot slot merkt de VVD-fractie op dat investeren in zes thema’s zijn geïdentificeerd
als kansrijk.
In hoeverre wordt er enige toewijding verwacht van het bestuur van de CAS-landen om
ook zelf bij te dragen aan een investering rond deze thema’s?
Ook merken deze leden op dat er aan CAS-landen wordt gevraagd te reflecteren op de
gekozen thema’s, zodat desgewenst nadere focus kan worden aangebracht.
Wat zijn de gevolgen voor de Nederlandse bijdrage wanneer de CAS-landen aangeven geen
mogelijkheden te zien op de door Nederland kansrijk geachte thema’s? Kan de Minister
dit toelichten?
Antwoord
Zoals aangegeven in de brief van 16 mei 2023, zal het investeringsprogramma nader
worden uitgewerkt op basis van gesprekken met de landen. Er is daarbij ruimte om een
nadere focus aan te brengen in de thema’s. De wijze, waarop de landen zelf bijdragen
aan het programma, zal nader moeten worden ingevuld en is ook onderdeel van deze gesprekken.
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben met veel interesse van voorliggende brief kennisgenomen.
Zij zijn van mening dat het ontzettend belangrijk is dat deze brief er nu eindelijk
is, dat de samenwerking binnen het Koninkrijk van groot belang is en dat er rendabel
wordt bijgedragen aan de sociaal-economische ontwikkeling van Caribisch Nederland
(CN) en de Caribische landen door garantieregelingen van de Rijksdienst voor Ondernemend
Nederland (RVO), het Nationaal Groeifonds en regelingen voor duurzame energieproductie
(SDE++) open te stellen voor aanvragen uit het hele Koninkrijk. De leden willen de
Minister nog enkele verduidelijkende vragen voorleggen omtrent haar inzet.
9
De leden van de D66-fractie nemen kennis van de positie van de Staatssecretaris van
BZK als kartrekker op de besteding van de middelen voor de CAS-landen en CN.
– Kan de Minister verder verduidelijken in hoeverre het Ministerie van EZK betrokken
is bij de besteding van de middelen, gezien het Ministerie van FIN ook over deze middelen
gaat?
– Hoe zal de samenwerkingsstructuur tussen BZK en EZK eruitzien? Op welke wijze wordt
de expertise van het Ministerie van EZK ingezet bij de duurzame sociaaleconomische
doelstelling van de hervormingsagenda van de CAS-Landen?
– Daarnaast vragen deze leden hoe het ministerie zich verhoudt tot de werkorganisatie
die de landen ondersteunt bij de afgesproken hervormingen?
– Ook willen de leden weten of de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland hierbij in
contact staat met EZK of door BZK.
Antwoord
De programma’s zullen samen door de Ministeries van BZK en EZK worden ontwikkeld en
uitgevoerd. Welke rol de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) daarbij krijgt
in de uitvoering en of RVO rechtstreeks aan het Ministerie van BZK zal verantwoorden,
zal nog nader worden bezien. Als het gaat om de governance en verantwoording bij het
besteden van de middelen is het Ministerie van FIN betrokken, zowel in algemene zin
als in de rol van mede-fondsbeheerder van het NGF.
De samenwerkingsstructuur tussen de Ministeries van BZK en EZK voorziet in werkgroepen
die de regelingen/programma’s verder uitwerken, een stuurgroep (bestaande uit drecteur-generaal
Koninkrijksrelaties, secretaris-generaal van EZK en secretaris-generaal van FIN) die
aan een vast te stellen onafhankelijke commissie van experts een advies vraagt ten
aanzien van ingediende projecten. Dit advies is zwaarwegend, waarbij conform het NGF
alleen ten negatieve kan worden afgeweken van het advies. De stuurgroep adviseert
aan de betrokken bewindspersonen (Staatssecretaris van BZK, Minister van FIN, Minister
van EZK en Minister voor KE) om het advies van de onafhankelijke commissie te volgen
of ten negatieve af te wijken.
De in de Kamerbrief van 16 mei 2023 genoemde thema’s sluiten deels aan bij de sociaaleconomische
doelstellingen, zoals opgenomen in de hervormingsagenda’s. Hierbij gaat het bijvoorbeeld
om onderwijs en digitalisering.
De Tijdelijke Werkorganisatie (TWO) heeft geen specifieke rol in het kader van de
ontwikkeling van de programma’s. Er zal voor worden gezorgd dat de nieuwe programma’s
en de hervormingsagenda’s elkaar niet bijten.
10
De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het TNO-onderzoek
die in kaart moet brengen welke mogelijkheden er voor de CAS-landen zijn ten aanzien
van duurzame en klimaatneutrale energietransitie.
– Deze leden vragen aan de Minister op welke wijze wordt geborgd dat niet alleen de
CAS-landen verduurzamen, maar ook het potentieel wordt benut om energie, zoals bijvoorbeeld
groene waterstof, te exporteren in de regio en daarbuiten?
Antwoord
Het doel van het TNO-onderzoek is om in kaart te brengen wat de mogelijkheden zijn
voor een klimaatneutraal energiesysteem in de CAS-landen zelf. Het potentieel voor
export van energie valt buiten de scope van dit onderzoek.
11
De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van de kansrijke thema’s die door
het Ministerie van EZK zijn geïdentificeerd. Een aantal van deze thema’s zijn opgenomen
in de Landspakketten, maar een aantal ook niet.
Deze leden vragen aan de Minister of dit betekent dat de thema’s die betrekking hebben
op bijvoorbeeld klimaatadaptatie, de energietransitie en digitalisering nu ook een
prominente plek krijgen in de Landspakketten indien de respectievelijke Caribische
landen dit aangeven. Zo nee, waarom niet?
Antwoord
De onderlinge regeling Samenwerking bij hervormingen voorziet in de mogelijkheid om
het Landspakket van een land aan te passen, indien zowel het betrokken land als Nederland
dit willen. Maar samenwerking op het terrein van bijvoorbeeld klimaatadaptatie kan
ook buiten het Landspakket om. Er zal dus per geval bekeken moeten worden hoe de meest
effectieve manier van samenwerking geborgd kan worden.
12
De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van het beperkt gebruik van het Nationaal
Groeifonds (NGF) in CN.
Deze leden vragen aan de Minister wanneer het programma voor Caribisch Nederland operationeel
is.
Antwoord
De gesprekken met Bonaire, Sint-Eustatius en Saba over het aparte programma voor Caribisch
Nederland (CN) lopen nog. Omdat Bonaire, Sint-Eustatius en Saba, net als de CAS-landen,
een kwetsbare economische structuur hebben die erg afhankelijk is van toerisme en
importen zullen de thema’s, waarop het programma zich zal richten, vergelijkbaar zijn
met die voor de CAS-landen. Op basis van de gesprekken met de openbare lichamen zullen
de contouren en de timing van het programma nader worden bepaald. U zult hierover
in de volgende brief over dit onderwerp nader worden geïnformeerd.
13
Zij nemen tevens kennis van de beoogde opzet van een apart investeringsprogramma waarvoor
middelen worden vrijgemaakt uit het NGF.
De leden van de D66-fractie lezen onder andere dat er met deze middelen wordt ingezet
op de verduurzaming van het toerisme en de (logistieke) infrastructuur. Kan de Minister
verduidelijken hoe middelen die hiervoor vrij worden gemaakt voor de CAS-landen zich
verhouden tot bestaande NGF-projecten? Specifiek zijn de leden benieuwd hoe er middels
het project «Luchtvaart in Transitie» wordt ingezet op duurzame luchtvaart en elektrisch
vliegen en of CN en de CAS-landen hierbij een interessante en kansrijke proeftuin
kunnen zijn voor het verder ontwikkelen van elektrisch vliegen, waarbij ook tegemoet
wordt gekomen aan het verduurzamen van de (logistieke) infrastructuur.
Antwoord
In de brief van 16 mei 2023 worden investeringen in de basisinfrastructuur en in de
verduurzaming van het toerisme op de landen onder andere als kansrijke thema’s genoemd
voor het programma voor de CAS-landen. Deze mogelijke investeringen staan los van
de lopende Nationaal Groeifonds-projecten in Nederland.
De nadruk in het project «Luchtvaart in Transitie» ligt bij technologieontwikkeling
van lichtgewicht structuren en elektrische systemen en vliegende demonstrators op
basis van waterstofverbranding en waterstof brandstofcel-elektrisch. Ondersteunend
onderzoek moet ook de sterke Nederlandse kennispositie borgen. In dat kader zijn verschillende
projecten gestart. Deze projecten bevinden zich allemaal in de onderzoeks- en ontwerpfase.
De ontwikkeling van (batterij-)elektrisch vliegen specifiek in CN of de CAS-landen
is geen onderdeel van het project «Luchtvaart in Transitie».
14
De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van het voornemen om nader onderzoek
te doen naar een op maat gemaakte garantieregeling voor de CAS-landen.
– Deze leden vragen aan de Minister wanneer de Kamer geïnformeerd wordt over de voortgang
van de garantieregeling. Kan de Minister toezeggen dat voor de begrotingsbehandeling
2024 van zowel Koninkrijkrelaties als Economische Zaken en Klimaat de Kamer per brief
wordt geïnformeerd?
– Daarnaast vragen deze leden op welke wijze het Ministerie van EZK van plan is om de
garantieregelingen beter onder de aandacht te brengen bij de relevante stakeholders
op Bonaire, Sint-Eustatius en Saba.
– Verder vragen zij aan de Minister op welke wijze BZK en EZK samen optrekken om de
bekendheid van de garantieregelingen beter te waarborgen. Is er een voornemen om hiervoor
specifieke informatievoorziening te organiseren?
Antwoord
De Kamer zal voor de zomer van 2024 per brief worden geïnformeerd over de voortgang
van de garantieregeling. In het kader van deze regeling zal er worden voortgebouwd
op de Borgstelling MKB kredieten regeling (BMKB-regeling) die voor Curaçao in de maak
was in 2020 in het kader van het Groeiakkoord Curaçao (onder de Kaderwet overige BZK-subsidies).
De BMKB-regeling is al beschikbaar in CN. In CN zal de BMKB-regeling beter onder de
aandacht worden gebracht middels promotie (roadshow) bij de relevantie financiële
instellingen, Kamers van Koophandel en business support-organisaties die ondernemers
ook ondersteunen bij het maken van businessplannen.
15
De leden van de D66-fractie nemen kennis van de aanpassingen die zijn gemaakt aan
de BMKB-garantieregeling zodat deze beter aansluit bij de context en vraag van CN.
Kan de Minister verduidelijken welke aanpassingen hierbij zijn gedaan? Wat is op dit
moment de benutting van de BMKB in CN?
In Nederland zien we dat ondernemers met een kleine verduurzamingsvraag de BMKB-groen
weinig tot niet kunnen benutten voor hun verduurzamingsfinanciering. De Minister gaf
aan de evaluatie hiervan af te willen wachten.
– Op welke manier wordt er in CN mogelijkheid gegeven voor kleine duurzaamheidsleningen?
Is de BMKB-groen hier een gepaste regeling voor?
– Behoeft er nog aanpassing te komen om de BMKB-groen of een andere manier van duurzaamheidsleningen
tegen een lage rente beschikbaar te maken voor (kleine) ondernemers op de eilanden?
– Op welke manier zet de Minister zich in om ook een op maat gemaakte BMKB-groen voor
de CAS-landen op te zetten?
Antwoord
De aanpassingen aan de BMKB-regeling hebben vooral betrekking op de sectoren die gebruik
kunnen maken van de regeling. In CN kunnen ook ondernemers uit de landbouw en visserij
gebruikmaken van de BMKB-regeling. De BMKB-regeling Groen staat al open voor CN.
De BMKB-regeling kent geen ondergrens en is daardoor ook beschikbaar voor bedrijven
met een behoefte aan kleine kredieten. Kleine financieringen (tot $USD 50.000) voor
verduurzaming kunnen ook door Qredits (dat actief is in CN) worden verstrekt.
In de afgelopen vijf jaar zijn er 34 BMKB-kredieten verstrekt in CN. Voor een inwonersaantal
van circa 25.000 personen en 6.700 bedrijven is dit, relatief gezien, normaal, indien
dit vergeleken wordt met de BMKB-verstrekkingen in Europees Nederland.
16
De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van het vervolg van de drie programma’s.
– Deze leden vragen hoe de overheden, inwoners, het bedrijfsleven en kennisinstellingen
in zowel het Caribisch deel (CAS-landen en CN) alsook in het Europees deel van het
Koninkrijk worden geconsulteerd in de uitwerking van deze brief? Op welke wijze zullen
overheden in verband met eigenaarschap worden betrokken bij de totstandkoming van
de uitvoeringsplannen en onderlinge regelingen van het ministerie BZK?
– Is er bij de totstandkoming van deze financieringsinstrumenten en dit pakket aan investeringen
gedacht aan de oprichting van de Caribische variant voor een Regionale Ontwikkelingsmaatschappij
en hoe wordt de haalbaarheid hiervan beoordeeld? Zo nee, waarom niet?
Antwoord
Bij de uitwerking van deze brief zullen alle relevante stakeholders worden geconsulteerd.
Een goede samenwerking en afstemming is cruciaal voor het kunnen uitvoeren van de
programma’s.
Bij de totstandkoming van het financieringsinstrumentarium is goed gekeken naar de
uitdagingen en knelpunten op het gebied van toegang tot financiering in CN en de CAS-landen.
De BMKB-regeling is al beschikbaar in CN en met de uitwerking van de BMKB-regeling
voor de CAS-landen en de beschikbaarheid van Qredits wordt de toegang tot financiering
verbeterd. Conform motie Wuite (Kamerstuk 36 200 IV, nr. 99) gaan EZK en BZK samen een haalbaarheidsstudie uitvoeren naar de mogelijkheid van
een ROM in het Caribisch deel van het Koninkrijk en proberen voor de zomer de Kamer
hierover te informeren.
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de onderhavige brief en hebben
hierover geen verder vragen.
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-fractie
De leden van de fractie van GroenLinks hebben met belangstelling kennisgenomen van
de voorliggende brief. Zij hebben hierover een aantal vragen.
17
De leden van de fractie van GroenLinks lezen dat de regering voornemens is om met
elk van de CAS-landen een onderlinge regeling overeen te komen.
Kan de Minister nader ingaan op hoe de regering precies denkt tot de inhoud van de
regeling te komen, hoe het overleg hierover met de CAS-landen verloopt en wat de contouren
van de regeling zijn als het aan de regering ligt?
Antwoord
De doelstellingen van de drie EZK-regelingen en de inhoud van de projecten worden
als uitgangspunt genomen bij het uitwerken van de onderlinge regelingen. Voor het
exact vaststellen van de inhoud zullen er de komende maanden verdere beleidsmatige
keuzes moeten worden gemaakt, waarbij afstemming met de CAS-landen zal plaatsvinden.
18
De aan het woord zijnde leden vragen of ook is overwogen de investeringen in een apart
fonds – vergelijkbaar met het Nationaal Groeifonds – te stoppen, waarbij de CAS-eilanden
de middelen kunnen gebruiken voor projecten die door experts uit het Caribisch deel
van het Koninkrijk worden aangemerkt als geschikt om de doelen te bereiken? Zo ja,
waarom is hier niet voor gekozen?
Antwoord
De opties, die zijn overwogen, zijn genoemd in het antwoord op vraag 2. De middelen
zullen beschikbaar worden gesteld voor een investeringsprogramma, dat als doel heeft
de versterking van het duurzaam verdienvermogen van de CAS-landen. Het programma zal
in overleg met de landen worden vormgegeven en uitgevoerd, maar de verantwoordelijkheid
daarvoor zal primair bij het kabinet in Nederland liggen. Een fonds, zoals geschetst
in deze vraag, is daarom niet overwogen.
19
De leden van de GroenLinks-fractie lezen dat de programma’s en regelingen en daarbij
behorende investeringen ertoe moeten leiden dat de economische structuur wordt versterkt,
de financieel-economische zelfstandigheid van de eilanden toeneemt, de energietransitie
versnelt en de levensstandaard en werkgelegenheid verbetert. Deze leden onderschrijven
deze doelen.
Zij zouden evenwel een nadere toelichting willen ontvangen hoe de regering samen met
de CAS-landen deze doelen gaat concretiseren.
Kan ook aangegeven worden wat de precieze planning is om te komen tot de definitieve
regelingen en vanaf wanneer de middelen concreet ingezet kunnen gaan worden om te
gaan worden?
Antwoord
Zodra de programma’s gereed zijn, is het de intentie om de CAS-landen vanuit Nederland
te ondersteunen met projectontwikkeling en implementatie. Dit moet leiden tot een
betere uitvoering van projecten en borging van de projectresultaten.
De planning om te komen tot definitieve programma’s dient nog verder te worden uitgewerkt
en is mede afhankelijk van de keuzes die worden gemaakt met betrekking tot de inhoudelijke
uitwerking, de uitvoering en de personele beschikbaarheid.
Vragen en opmerkingen van de leden van de Partij voor de Dieren-fractie
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie vinden het goed dat financieringsinstrumenten
voor Europees Nederland ook van toepassing gemaakt worden voor CN en de CAS-landen
in het Koninkrijk. Voor deze leden is het in het bijzonder van belang dat er middelen
beschikbaar gemaakt worden voor rechtvaardig klimaatbeleid en de biodiversiteitscrisis.
Zij hebben gelezen dat er middelen vanuit de SDE en de CN-enveloppe ter beschikking
worden gesteld voor Bonaire, Saba en Sint-Eustatius. Voor de CAS-landen zal TNO onderzoek
doen zodat er maatwerk kan worden geleverd.
20
Volgens internationale verdragen, zoals het Europees Verdrag voor de Rechten van de
Mens, en het Urgenda-vonnis van de Nederlandse Hoge Raad heeft de Staat de plicht
om al zijn burgers te beschermen tegen de (gevolgen) van gevaarlijke klimaatverandering.
Erkent de Minister dat deze plicht ook geldt ten aanzien van ingezetenen van CN? Is
de Minister het ermee eens dat een soortgelijke plicht ook rust op de regeringen van
de Caribische Landen in het Koninkrijk?
Antwoord
In het Urgenda-arrest heeft de Hoge Raad geoordeeld dat de positieve verplichtingen
van artikel 2 en 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) ook
van toepassing zijn op klimaatverandering. De Hoge Raad concludeert dat sprake is
van een voldoende reëel en ernstig risico op aantasting van het leven en welzijn van
ingezetenen van Nederland als gevolg van klimaatverandering. Op grond van deze positieve
verplichtingen dient de Staat passende maatregelen te nemen tegen het gevaar van klimaatverandering.
Het EVRM geldt voor het gehele Koninkrijk, dus ook voor Aruba, Curaçao en Sint-Maarten.
De positieve verplichtingen die Staten op grond van het EVRM hebben, gelden dus ook
voor Caribisch Nederland en de Caribische landen van het Koninkrijk.
21
De leden van Partij voor de Dieren-fractie merken op dat 11 mei 2023 onder meer Greenpeace
Nederland de Nederlandse overheid aansprakelijk stelde omdat de overheid niet genoeg
doet om klimaatverandering een halt toe te roepen en de mensen op Bonaire nauwelijks
beschermt tegen de gevolgen van klimaatverandering.
Kan de Minister garanderen dat met het ter beschikking stellen van EZK-financieringsinstrumenten
voldoende middelen ter beschikking worden gesteld voor rechtvaardig «Paris-proof»
klimaatbeleid voor het hele Koninkrijk? Zo ja, wat zijn precies de klimaatdoelen voor
de Openbare Lichamen en de CAS-landen waar de middelen voor bedoeld zijn? Zo nee,
wat is er nog meer nodig?
Antwoord
Er wordt een programma met soortgelijke doelstellingen als het Groeifonds opengesteld
voor de Caribische Landen.
Vorig jaar heeft het kabinet 33,6 miljoen euro vrijgemaakt om de verdere verduurzaming
van de elektriciteitsproductie voor Bonaire, Saba en Sint-Eustatius te ondersteunen.
Het kabinet beoogt met de inzet van de SDE-gelden een bijdrage te leveren aan de verduurzaming
van de lokale energievoorziening in de landen. Dit op basis van een studie van TNO
naar verduurzaming in de Caribische landen die in het eerste kwartaal van 2024 wordt
verwacht.
Hiermee draagt Nederland bij aan de energietransitie van de Caribische Landen. Bovendien
bieden deze investeringen ook kansen op verdere economische ontwikkeling.
Naast deze middelen voor de verdere verduurzaming van de elektriciteitsproductie,
is er behoefte aan verder klimaatbeleid voor de Caribische delen van het Koninkrijk.
Dit beleid moet in dialoog met de inwoners van de eilanden wordt opgesteld en uitgerold.
Daarom gaan de zes eilanden van het Koninkrijk een gezamenlijke roadmap maken voor
klimaat en energie. Daarnaast werkt het kabinet met de bestuurscolleges van Bonaire,
Saba en Sint-Eustatius aan een klimaatplan per eiland. Dit gaat over zowel mitigatie
als adaptatie. Voor het ondersteunen van het proces om te komen tot drie gedragen
klimaatplannen, is dit demissionaire kabinet voornemens bij voorjaarsnota voor te
stellen om NGF-middelen beschikbaar te stellen voor een eerste investering.
22
En welke middelen stelt het kabinet ter beschikking voor de biodiversiteitscrisis?
Antwoord
Voor het behoud van biodiversiteit is in 2020 het Natuur- en Milieubeleidsplan Caribisch
Nederland 2020 – 2030 (NMBP) vastgesteld en aangeboden aan de Tweede Kamer (Kamerstuk
33 576, nr. 190). De uitvoering van het NMBP kent twee fasen: 2020 – 2024 en 2025 – 2030. Voor de
uitvoering van de eerste fase van het NMBP is bij aanvang 7,2 miljoen euro beschikbaar
voor de bescherming van natuur en verbetering van waterkwaliteit in de periode 2020–2023.
In 2022 is door het kabinet – voortvloeiend uit het Coalitieakkoord 2021 – 2025 (Bijlage
bij Kamerstuk 35 788, nr. 77) – aanvullend 35 miljoen euro beschikbaar gesteld voor de periode 2022–2024 (Kamerstuk
35 925 IV, nr. 42).
23
Worden de principes uit het WRR-rapport over rechtvaardig klimaatbeleid ook toegepast
in het hele koninkrijk of is rechtvaardig klimaatbeleid enkel belangrijk voor Europees
Nederland?
Antwoord
Het kabinet streeft rechtvaardig mitigatiebeleid na. Allereerst door ambitieus klimaatbeleid
te voeren op nationaal, Europees en mondiaal niveau. De inzet bestaat uit het (mede)
ontwikkelen, vaststellen en uitvoeren van klimaatbeleid om de Nederlandse bijdrage
te leveren aan de doelen uit de Overeenkomst van Parijs. Hiermee beperken we de negatieve
gevolgen van klimaatverandering zowel in het Europees als Caribisch deel van het Koninkrijk.
Daarnaast zet Nederland zich actief in voor ambitieuzere internationale en Europese
klimaatafspraken.
Ten tweede door de benodigde transitie op een rechtvaardige manier vorm te geven,
met aandacht voor een eerlijke verdeling van kosten en baten. Daarbij kijkt het kabinet
ook naar het Caribisch deel van het Koninkrijk. De recent verschenen klimaatscenario’s
van het KNMI laten zien dat Caribisch Nederland een relatief grote kans heeft de negatieve
gevolgen van klimaatverandering te ondervinden. Daarom zet het kabinet samen met de
openbare lichamen Bonaire, Saba en Sint-Eustatius stappen om Caribisch Nederland klimaatbestendig
te maken, waarbij rekening wordt gehouden met de wensen van de openbare lichamen en
de specifieke kenmerken van de eilanden. Zoals beschreven in de reactie op het advies
«Het is nooit te laat» van de heer Nijpels (Kamerstuk 32 813, nr. 1312), is het doel in 2024 te komen tot een (aanvullend) klimaatplan gericht op adaptatie
én mitigatie voor elk van de eilanden. Het kabinet zal vanuit Europees Nederland zorgen
voor ondersteuning, de coördinatie van beschikbare kennis verbeteren en expertise
beschikbaar stellen.
24
Kan de Minister voorts aangeven of CO2-vermindering in het Caribisch deel van het Koninkrijk, door het land Nederland bekostigd,
meetelt in de CO2-reductiedoelstellingen van het Land Nederland. Zo ja, worden hiermee de reductiedoelstellingen
van de landen zelf niet gehinderd?
Antwoord
De reductiedoelstellingen die in artikel 2 van de Klimaatwet zijn opgenomen, hebben
betrekking op emissies van broeikasgassen binnen Europees Nederland. Emissies van
broeikasgassen in het Caribisch deel van het Koninkrijk vallen niet onder het toepassingsbereik
van de Klimaatwet. Een reductie van de uitstoot van broeikasgassen in het Caribisch
deel van het Koninkrijk, telt dus ook niet mee voor het realiseren van de reductiedoelen
van de Klimaatwet, ook niet als de emissiereductiemaatregelen door Nederland zijn
bekostigd.
25
Is de Minister het met de leden de Partij voor de Dieren-fractie eens dat goede uitvoering
van de financieringsinstrumenten vergt dat andere financiële en bestuurlijke instrumenten
op orde zijn? Zo ja, kan de Minister uitleggen waarom binnen het land Nederland, ten
aanzien van CN, dit niet het geval lijkt te zijn?
De Algemene wet bestuursrecht is niet van toepassing in CN. Deze leden zien bijvoorbeeld
ook dat de Wet Financiering Decentrale Overheden niet van toepassing is, waardoor
de openbare lichamen de verkregen maar tijdelijk overtollige middelen niet tegen gunstige
voorwaarden kunnen aanhouden bij de Staat. Zij zien verder bijvoorbeeld dat de Wet
gemeenschappelijke regelingen niet volledig van toepassing is, waardoor de Openbare
Lichamen niet in regelingen met Europees Nederlandse gemeenten, provincies, waterschappen,
de Staat of met andere gemeenschappelijke regelingen kunnen treden voor de gezamenlijke
uitvoering van klimaatmaatregelen.
– Erkent de Minister dit?
– Kan de Minister een volledige inventarisatie maken en de Kamer doen toekomen van aanverwante
wetgeving die de uitvoering van de financiële instrumenten in CN kan hinderen en aangeven,
met inachtneming van het «comply or explain»-beleid, hoe en wanneer deze obstakels
weggenomen zullen worden? Kan de Minister daarbij specifiek ingaan op de gevolgen
voor rechtvaardig klimaatbeleid?
Antwoord
De uitvoering van de beoogde programma’s en/of regelingen is mede afhankelijk van
de beschikbare financiële en bestuurlijke kaders. Bij de opstelling en uitvoering
van de programma’s en/of regelingen gelden de huidige kaders als een gegeven. Die
kaders komen voort uit de staatkundige hervorming van 2010 waarbij Caribisch Nederland
deel is gaan uitmaken van het land Nederland en waarbij het uitgangspunt was dat voor
Caribisch Nederland een afzonderlijk wettelijk regime zou gelden, afgeleid van dat
van de voormalige Nederlandse Antillen.
De vragenstellers veronderstellen dat de openbare lichamen geen subsidies kunnen verstrekken
omdat de Algemene wet bestuursrecht niet in Caribisch Nederland van toepassing zou
zijn. Ook al is een groot deel van de genoemde wet, waaronder de bepalingen over subsidieverstrekking,
niet van toepassing in Caribisch Nederland, dat staat niet in de weg aan de verstrekking
van subsidies door het eilandbestuur in het kader van de «huishouding» van het openbaar
lichaam. Zo wordt er door de openbaar lichamen bijvoorbeeld ook een vorm van verhuurdersubsidie
verstrekt. De middelen hiervoor komen van de BZK-begroting, worden overgeheveld naar
de openbare lichamen, die zorgdragen voor de uitvoering. Hiernaast biedt de Kaderwet
EZK- en LNV-subsidies een grondslag voor het Ministerie van EZK om vanuit het Rijk
subsidies te verstrekken voor activiteiten in Caribisch Nederland. Binnen de bestaande
kaders zijn er dus voor Caribisch Nederland zeker wel oplossingen mogelijk.
Tegen deze achtergrond is het beeld dat er op dit moment («aanverwante») wetgeving
is, die de uitvoering van bestaande financiële instrumenten in CN hindert, niet juist.
Knelpunt is eerder dat voor Europees Nederland opgestelde instrumenten vaak voorwaarden
bevatten die vaak niet of zeer moeilijk toepasbaar zijn in de Caribische situatie.
Dat is ook de reden, zoals vermeld in de brief van 16 mei 2023, om te bezien hoe er
hier maatwerk kan worden geleverd.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C. Stoffer, voorzitter van de vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat -
Mede ondertekenaar
D.S. Nava, griffier