Verslag van een schriftelijk overleg : Verslag van een schriftelijk overleg over de geannoteerde agenda informele Raad Buitenlandse Zaken Ontwikkelingssamenwerking van 11 en 12 februari 2024 (Kamerstuk 21501-04-267)
21 501-04 Ontwikkelingsraad
Nr. 268
VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 8 februari 2024
De vaste commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking heeft een
aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Minister voor Buitenlandse Handel en
Ontwikkelingssamenwerking over de brief van 1 februari 2024 over de geannoteerde agenda
informele Raad Buitenlandse Zaken Ontwikkelingssamenwerking van 11 en 12 februari
2024 (Kamerstuk 21 501-04, nr. 267).
De vragen en opmerkingen zijn op 2 februari 2024 aan de Minister voor Buitenlandse
Handel en Ontwikkelingssamenwerking voorgelegd. Bij brief van 8 februari 2024 zijn
de vragen beantwoord.
De fungerend voorzitter van de commissie, Thijssen
Adjunct-griffier van de commissie, Prenger
Inhoudsopgave
I
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties en reactie van de bewindspersoon
2
Inbreng PVV-fractie
2
Inbreng GroenLinks-PvdA fractie
13
Inbreng VVD-fractie
15
Inbreng SP-fractie
18
Inbreng BBB-fractie
21
II
Volledige agenda
23
I. Vragen en opmerkingen vanuit de fracties en reactie van de bewindspersoon
Inbreng leden van de PVV-fractie
VN Hoge Commissaris voor de Mensenrechten Volker Türk
Hoe verzekeren de EU en Nederland dat de steun aan het Kantoor van de Hoge Commissaris
voor de Mensenrechten (OHCHR) niet indirect bijdraagt aan regimes of organisaties
die mensenrechten schenden aangezien er landen in de commissie zitten die zelf geen
beste reputatie hebben op dit gebied?
1. Antwoord van het kabinet:
De Nederlandse steun aan het Kantoor van de Hoge Commissaris voor de Mensenrechten
(OHCHR) draagt bij aan het behalen van onze mensenrechtenprioriteiten en moet worden
los gezien van de samenstelling van de VN-Mensenrechtenraad. De leden van de VN-Mensenrechtenraad
worden verkozen in de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties in New York. Nederland
stemt daar alleen voor kandidaat-leden waarvan de reputatie op het gebied van mensenrechten
respectabel is. Eenmaal verkozen respecteert Nederland de samenstelling van de VN-Mensenrechtenraad en spreekt landen aan op de verantwoordelijkheden die komen bij het lidmaatschap
van de VN-Mensenrechtenraad. Nederland onderhoudt een goede relatie met OHCHR en ontvangt
gedurende het jaar diverse rapportages over het werk van OHCHR, die worden beoordeeld.
Op welke wijze meten en evalueren de EU en Nederland de effectiviteit van de mensenrechtenbenadering
in ontwikkelingssamenwerking en los daarvan, de huidige werkwijze van OHCHR? Zijn
daar resultaten van?
2. Antwoord van het kabinet:
Een reguliere beleidsevaluatie van het Nederlandse mensenrechtenbeleid wordt momenteel
uitgevoerd door de Inspectie Ontwikkelingssamenwerking en Beleidsevaluatie. Resultaten
daarvan worden later dit jaar verwacht. Nederland onderhoudt een goede relatie met
OHCHR en ontvangt gedurende het jaar diverse rapportages over het werk van OHCHR,
die worden beoordeeld. Ook heeft Nederland meermaals per jaar gesprekken met de Hoge
Commissaris en met OHCHR over de Nederlandse steun, de werkwijze van OHCHR en de resultaten.
Daaruit wordt o.a. opgemaakt dat bv. de Nederlandse steun voor het OHCHR Accountability
Office helpt om effectiever te opereren en data te verzamelen en dat onze steun voor
het OHCHR-landenkantoor Oekraïne het mogelijk maakt dat ter plaatse effectiever bewijs
voor mensenrechtenschendingen verzameld wordt.
Kan de samenwerking met OHCHR leiden tot een verhoogd risico op politieke manipulatie
in de naam van mensenrechten, omdat in de commissie verschillende landen vanwege geopolitieke
belangen elkaar de hand boven het hoofd houden, maar wel vooraan staan om Israël te
vooroordelen?
3. Antwoord van het kabinet:
De samenwerking met OHCHR staat los van de samenstelling van de VN-Mensenrechtenraad
en de geopolitieke belangen die daar kunnen spelen. Het kabinet steunt OHCHR vanuit
het Nederlandse mensenrechtenbeleid, bijvoorbeeld bij het uitvoeren van programma’s
in diverse landen en door middel van steun aan het kantoor in Genève ten behoeve van
onderzoeksmechanismen die mensenrechtenschendingen onderzoeken.
Herkent het kabinet de kritiek op de eenzijdigheid en welke hervormingen wil de Nederlandse
regering voorstellen aan de Hoge Commissaris voor de mensenrechten, de heer Volker
Türk, om deze eenzijdigheid te bestrijden?
4. Antwoord van het kabinet:
Het kabinet zet zich gedurende de Nederlandse lidmaatschapsperiode van de VN-Mensenrechtenraad
(2024–2026) in voor een diverse samenstelling van de VN-Mensenrechtenraad, door landen
op te roepen zich te kandideren.
Ook pleit Nederland voor een sterke rol voor het maatschappelijk middenveld gedurende
de zittingen van de VN-Mensenrechtenraad om vanuit de landen te rapporteren over (mogelijke) mensenrechtenschendingen.
Daarnaast is het de taak van de voorzitter van de VN-Mensenrechtenraad om de hervormingsagenda van de VN-Mensenrechtenraad vorm te geven. Nederland
is hierover met de voorzitter in gesprek. De Kamer wordt over de Nederlandse inzet
in de Mensenrechtenraad nog nader geïnformeerd.
Hoe wordt de balans gewaarborgd tussen de promotie van mensenrechten en het respecteren
van soevereiniteit van landen?
5. Antwoord van het kabinet:
Het kabinet werkt actief aan de bescherming en bevordering van de mensenrechten en
de bevordering van de ontwikkeling van de internationale rechtsorde, conform artikel
90 van de Grondwet. Het kabinet ziet geen tegenstelling tussen de promotie van mensenrechten
en het respecteren van de soevereiniteit van landen. Internationale mensenrechtenverdragen
zijn ondertekend door soevereine staten, waarmee zij zich verbinden aan de rechten
en plichten die daaruit volgen. Daarop kunnen zij dan ook worden aangesproken.
Internationale stand van zaken Ontwikkelingssamenwerking
Hoe groot is het budget van de EU op het gebied van ontwikkelingssamenwerking? Wat
is het aandeel van Nederland in dat budget? Wat zijn de focusgebieden van de EU en
in welke zin heeft dit overlap met de Nederlandse focusgebieden in relatie tot de
combinatielanden en ontwikkelingslanden (waaronder de Sahel)?
6. Antwoord van het kabinet:
Het totale budget voor het instrument voor nabuurschapsbeleid, ontwikkeling en internationale
samenwerking (NDICI) is voor het huidige meerjarig financieel kader (MFK) dat loopt
van 2021 tot en met 2027 vastgesteld op EUR 79,5 miljard. Het aandeel van Nederland
in het budget voor NDICI is gelijk aan het Nederlands aandeel in het EU-bni. Het huidige
bni-aandeel van Nederland in de EU-begroting is 5,9%. Op 1 februari jl. bereikte de
Europese Raad een akkoord over de door de Europese Commissie voorgestelde tussentijdse
herziening (mid-term review; MTR) van het Meerjarig Financieel Kader (MFK) en in het bijzonder de Oekraïne-faciliteit.
Hiermee worden ook extra middelen vrijgemaakt voor grotendeels onvoorziene uitgaven
op het terrein van de opvang van vluchtelingen en het externe beleid van de Europese
Unie. Hierover zal de Kamer verder geïnformeerd worden in het nog te versturen verslag
van de Europese Raad. Als gevolg hiervan zal het NDICI enigszins worden opgehoogd.
De verdere uitwerking hiervan zal de komende periode plaatsvinden. De EU is in meer
partnerlanden actief dan Nederland, zo werkt de Europese Commissie in het kader van
NDICI met 109 partnerlanden.1 In alle door Nederland als combinatielanden aangemerkte landen en overige landen
waarmee Nederland een ontwikkelingsrelatie heeft, is ook de EU actief met over het
algemeen grote ontwikkelingsprogramma’s. Nederland streeft in het kader van Team Europe
en de Global Gateway naar coherentie en complementariteit tussen de Nederlandse en
EU-programma’s. In het combinatieland Nigeria bijvoorbeeld zet de EU als een van de
hoofdprioriteiten in op ontwikkeling van de groene en digitale economie, en sluit
daarbij nauw aan bij het Nederlands combinatielandenbeleid.
Hoe zorgt de EU ervoor dat de financiële middelen voor ontwikkeling efficiënt worden
ingezet en niet ten prooi vallen aan corruptie of inefficiëntie?
7. Antwoord van het kabinet:
In de Verordening van het EU instrument voor nabuurschapsbeleid, ontwikkeling en internationale
samenwerking (NDICI) is vastgelegd dat de beschikbare middelen zo efficiënt mogelijk
moeten worden ingezet om zo de impact van de externe acties van de EU te optimaliseren.
Om dit te bereiken wordt onder meer ingezet op coherentie, complementariteit en consistentie
tussen de verschillende EU externe financieringsinstrumenten en tussen de inzet van
de Europese Unie en de lidstaten. De EU hanteert daarnaast regels voor organisaties
die gebruik maken van EU-financiering, bijvoorbeeld ten aanzien van de maximale overhead
kosten. Organisaties of landen die EU-financiering ontvangen moeten daarnaast de uitgaven
uitgebreid verantwoorden met als doel corruptie met deze middelen tegen te gaan. De
EU levert voorts substantiële bijdragen aan de aanpak van corruptie via bilaterale
en regionale programma’s vanuit het NDICI. Deze zijn bijvoorbeeld gericht op ondersteuning
aan het verbeteren van het beheer van de overheidsfinanciën van partnerlanden. De
Raad heeft op 4 mei jl. Raadsconclusies aangenomen over de aanpak van corruptie als
obstakel voor ontwikkeling, waarin is opgeroepen om een sterk anti-corruptie perspectief
te hanteren ten aanzien van ontwikkelingssamenwerking, onder meer op het terrein van
gezondheid, onderwijs, werkgelegenheid, energieveiligheid en klimaatverandering.
In hoeverre draagt de ontwikkelingssamenwerking bij aan het verminderen van afhankelijkheden
van geopolitiek instabiele regio's?
8. Antwoord van het kabinet:
Door middel van ontwikkelingssamenwerking zet de EU en Nederland zich in om de weerbaarheid
en stabiliteit van partnerlanden te vergroten. De EU en Nederland zijn hierbij ook
zelf gebaat, aangezien dit mogelijkheden biedt voor diversificatie en intensivering
van onze handelsstromen. De combinatie van de verschillende externe instrumenten van
de EU, waaronder ontwikkelingssamenwerking, diplomatie en handelsbevordering, versterken
de geopolitieke positie en daarmee de open strategische autonomie van de EU. Het kabinet
verwijst graag naar de brief van november 2022 (Kamerstuk 35 982, nr. 9) waarin het kabinet zijn gehele visie op OSA heeft uitgewerkt. Hierin staat o.a.
dat het kabinet bij de inzet van alle deelterreinen van het externe beleid van de
EU – waaronder ontwikkelingssamenwerking – overwegingen inzake OSA meeweegt. Voor
het kabinet staat open strategische autonomie van de EU voor het vermogen om als mondiale
speler, in samenwerking met internationale partners, op basis van eigen inzichten
en keuzes publieke belangen te borgen.
Hoe wordt de inzet van private financiering in ontwikkelingssamenwerking geëvalueerd
op lange termijn impact?
9. Antwoord van het kabinet:
Er wordt bij het proces en de uitvoering van evaluaties in beginsel geen onderscheid
gemaakt tussen programma’s die wel en programma’s die geen private financiering mobiliseren.
De gemobiliseerde private financiering binnen een programma dient namelijk dezelfde
doelstellingen als de publieke component en wordt op die manier meegenomen in evaluaties.
Evaluaties vinden plaats op basis van het reguliere beleid daarvoor. Naast bijvoorbeeld
evaluatie na afloop van een programma, kunnen er ook vijfjaarlijkse evaluaties plaatsvinden
bij programma’s met een langere looptijd en vinden er beleidsdoorlichtingen plaats
door de directie Internationaal Onderzoek en Beleidsevaluatie (IOB). Het is daarbij
lastig om naar effecten op de lange termijn te kijken, aangezien die ten tijde van
de uitvoering van een evaluatie vaak nog niet bekend zijn.
In de beleidsdoorlichtingen van begrotingsartikel 1 («Gedeelde belangen, wederzijds
profijt», IOB, 2022) en de deelstudie over het thema klimaatfinanciering («Financiële
toezeggingen in transitie – Nederlandse klimaatfinanciering voor ontwikkeling 2016–2019»,
IOB, 2021), die tevens met de Tweede Kamer zijn gedeeld2, is uitgebreid stilgestaan bij gemobiliseerde private financiering.
Op welke wijze integreert de EU de belangen van EU-lidstaten, zoals Nederland, in
het brede buitenlandbeleid en ontwikkelingssamenwerking?
10. Antwoord van het kabinet:
Het brede buitenlandbeleid van de EU, waaronder ontwikkelingssamenwerking, wordt in
verschillende stadia binnen de Raad van de Europese Unie afgestemd met de lidstaten
en dus ook met Nederland. Die afstemming verloopt via verschillende gremia, zoals
raadswerkgroepen en comités, en tenslotte de Raad Buitenlandse Zaken Ontwikkelingssamenwerking.
Op die wijze is Nederland in de gelegenheid zijn belangen te integreren in het brede
buitenlandbeleid van de EU, waaronder ontwikkelingssamenwerking.
Wat is de Nederlandse inzet voor de prioriteiten van de nieuwe Commissie (2024–2029)
op het gebied van Europese ontwikkelingssamenwerking?
11. Antwoord van het kabinet:
De Nederlandse inzet voor de prioriteiten van de nieuwe Commissie zal de komende tijd
verder worden uitgewerkt; de Tweede Kamer zal worden geïnformeerd via de gebruikelijke
procedures, zoals de Geannoteerde Agenda voor de Raad Buitenlandse Zaken/Ontwikkelingssamenwerking.
Het is daarbij relevant te benoemen dat het meerjarig financieel kader loopt van 2021–2027,
en dat de huidige programmering voor ontwikkelingssamenwerking dus tot en met 2027
doorloopt.
Welke onderwerpen moeten wat het kabinet betreft worden opgenomen in de nieuwe Strategische
Agenda (2024–2029) van de Europese Raad als het gaat om het Europese beleid ten aanzien
van ontwikkelingssamenwerking?
Op welke manier wordt de Kamer geïnformeerd over, en betrokken bij, de inzet voor
deze Strategische Agenda?
12. Antwoord van het kabinet:
De Tweede Kamer zal worden geïnformeerd en betrokken worden bij de inzet voor deze
Strategische Agenda via de gebruikelijke procedures, zoals de Geannoteerde Agenda.
Ook kan de Tweede Kamer voorafgaand aan de Europese Raad in debat met het kabinet
over de inzet ten aanzien van de Strategische Agenda tijdens de Europese Raad. Naar
verwachting stelt de Europese Raad de Strategische Agenda vast op 27-28 juni a.s.
Wat is de Nederlandse inzet voor de tussentijdse evaluatie van het Instrument voor
het Nabuurschap, Ontwikkeling en Internationale Samenwerking (NDICI), die de Europese
Commissie voorziet voor eind 2024? Hoe is het krachtenveld in de Raad?
13. Antwoord van het kabinet:
De tussentijdse evaluatie is het afgelopen jaar gestart. Nederland is over het algemeen
positief over de werking van het instrument. Nederland is van mening dat de lidstaten
voorafgaand aan uitvoering van programma’s voldoende betrokken moeten zijn om sturing
op het beleid te geven. Daarnaast acht Nederland de thematische doelstellingen voor
uitgaven van grote toegevoegde waarde, in het bijzonder de doelen op het gebied van
migratie en klimaatverandering. Nederland vindt het bijvoorbeeld van belang dat er
voldoende financiering beschikbaar moet zijn voor migratie en ontheemding. Nederland
moedigt aan dat conditionaliteiten, en hervormingen van de rechtstaat, fundamentele
rechten en openbaar bestuur centraal blijven staan in de uitvoering. Ook vindt Nederland
het van grote toegevoegde waarde dat de buffer van het NDICI de EU in staat stelt
om op onvoorziene omstandigheden, zoals de gevolgen van de Covid pandemie en de Russische
inval in Oekraïne, in te spelen en vindt het van belang dat de Raad goed bij beslissingen
hieromtrent betrokken wordt. Over het algemeen is de Raad vrij eensgezind in zijn
commentaren.
De EU-lidstaten, Europese Commissie en anderen werken samen in Team Europe. Wat is
de juridische grondslag voor deze samenwerking? Welke documenten zijn hierover en
kan de Kamer die ontvangen? Hoe wordt Team Europa gecontroleerd en door wie? Wie is
eindverantwoordelijk als er zaken misgaan?
14. Antwoord van het kabinet:
Team Europe is een naam voor samenwerking tussen verschillende EU-lidstaten en/of
de Europese Commissie in derde landen. Door samen te werken, in plaats van elk eigen
activiteiten te ontplooien, wordt er naar gestreefd om de impact van de gezamenlijke
inzet op ontwikkelingssamenwerking te vergroten. Door dit een herkenbare naam te geven,
namelijk «Team Europe» wordt de zichtbaarheid van de steun die de EU levert in deze
landen vergroot. Hiermee wordt duidelijk gemaakt dat de steun en activiteiten van
de 27 EU-lidstaten, met 27 verschillende namen, en de Europese Commissie, allemaal
afkomstig is van de Europese Unie als geheel. Dit helpt in het inzichtelijker maken
van wat de Europese Unie als geheel te bieden heeft aan deze landen. De gedachte hierachter
is dat dit de positie van de Europese Unie als geheel versterkt, wat ten bate komt
aan alle leden. De jaarlijkse Kamerbrief over EU ontwikkelingssamenwerking rapporteert
gebruikelijk over aanvullende beleidsinzet zoals de Team Europe aanpak. Er is geen
aparte juridische grondslag voor «Team Europe» en er zijn dus ook geen onderliggende
documenten hierover die het kabinet met de Kamer kan delen. Team Europe wordt gecontroleerd
door de gebruikelijke democratische controlemechanismen van de individuele lidstaten
en de Europese Commissie. Als er zaken misgaan zijn de verschillende Europese lidstaten
en de Europese Commissie die in dat initiatief samenwerken verantwoordelijk voor hun
aandeel in het samenwerkingsverband.
Hoe wordt onder andere het investeringspakket Afrika-Europa van 150 miljard van de
Global Gateway gefinancierd en worden de resultaten gemeten?
15. Antwoord van het kabinet:
Global Gateway wordt opgebouwd met een combinatie van leningen, garanties en privaat
kapitaal. Het initiatief omvat daarnaast ook technische assistentie en beleidsdialogen
gericht op versterking van de economische samenwerking, bijvoorbeeld via een enabling environment voor investeringen en standaardiseringsafspraken. De financiering is afkomstig uit
bestaande instrumenten zoals het NDICI, IPA III en het EFSD+ evenals investeringsvolumes
van ontwikkelingsbanken van de EU (EIB, EBRD) en van lidstaten. Afhankelijk van de
precieze opbouw van projecten en de inzet van instrumenten werken de Europese Commissie
en de lidstaten samen, worden afspraken gecontroleerd en resultaten gemeten. Ook wordt
de voortgang van deze samenwerking besproken in reguliere politieke bijeenkomsten
van de Europese Unie met de Afrikaanse Unie, zoals de jaarlijkse ministeriële bijeenkomst
en driejaarlijkse Top.
Gezien de grote investeringsbedragen van Global Gateway en de veranderende politieke
verhoudingen, hoe voorkomt de EU dat zij in landen investeert die op termijn de positie
van Nederland en de EU kunnen ondergraven, bijvoorbeeld als lid van de BRICS?
16. Antwoord van het kabinet:
De EU en zijn lidstaten zijn mondiaal vaak de grootste donor op het gebied van ontwikkelingssamenwerking,
grootste investeerder en belangrijkste handelspartner. Het Global Gateway-initiatief
is gericht op geïntegreerd werken op al deze terreinen en zichtbaarder maken van de
inspanningen van de EU en de lidstaten. Door de samenwerking met bepaalde landen en
regio’s te versterken en gelijkwaardige partnerschappen te bouwen die gebaseerd zijn
op wederzijdse belangen worden de verdienvermogens van beide partijen aan elkaar verbonden.
Door duurzame investeringen voor de lange termijn laten de EU en Nederland zien een
betrouwbare partner te zijn met een duidelijke waardenagenda. Daarmee wordt juist
een tegenwicht geboden aan andere machtsblokken. Voor de EU en voor Nederland kan
het verkennen of versterken van mogelijkheden voor samenwerking met landen die lid
zijn van andere samenwerkingsverbanden, zoals de BRICS, om verschillende redenen juist
van groot belang zijn. Per land en situatie moet bekeken worden wat voor soort samenwerking
gepast is en welke doelstellingen dit dichterbij brengt.
Hoe verhouden de doelstellingen van Global Gateway zich met de realiteit van de veranderende
geopolitieke verhoudingen en hebben Nederland en de EU een realistische geopolitieke
strategie ontwikkeld die de verschillende harde geopolitieke belangen van Nederland
dient? Zo ja, wat is de inhoud van deze geopolitieke strategie?
17. Antwoord van het kabinet:
Global Gateway is het instrument waarmee de EU zichtbaar en herkenbaar invulling wil
geven aan haar versterkt engagement als antwoord op de geopolitieke en geo-economische
werkelijkheid. Door de inzet op OS, handel en publiek-private samenwerking in derde
landen integraal te bekijken, wordt de EU beter in staat de voordelen van samenwerking
met de EU te laten zien aan partnerlanden. Prioritaire investeringsterreinen zijn
digitale connectiviteit, klimaat en energie, transport, gezondheid, onderwijs en onderzoek
en «enabling sectors». Hierbij wordt uitgegaan van kernprincipes zoals hoge standaarden,
goed bestuur en transparantie, gelijkwaardige partnerschappen en duurzaamheid.
De geopolitieke doelstellingen van Global Gateway worden mede door Nederland bepaald,
als lid van de Raad. Global Gateway wordt ingezet voor de verschillende regionale
en thematische strategieën die door de EU zijn geformuleerd. Dit komt in algemene
zin goed overeen met de Nederlandse belangen en inzet, bijvoorbeeld de inzet op gelijkwaardige
partnerschappen op het Afrikaans continent die goed overeenkomt met de Nederlandse
Afrikastrategie.
Steun aan Oekraïne
De leden van de PVV-fractie hebben als inzet dat er alleen politieke steun wordt gegeven
aan Oekraïne. De leden van de PVV-fractie willen geen financiële of militaire steun
bieden, omdat het geld van de Nederlandse belastingbetaler ten goede moet komen aan
de Nederlandse burger en omdat Nederland zelf nu niet militair instaat om zich te
verdedigen. Deze wapens heeft Nederland zelf nodig.
Op welke manier wordt corruptie voorkomen in de allocatie en het gebruik van middelen
voor Oekraïne?
18. Antwoord van het kabinet:
Ondanks de oorlog heeft Oekraïne de afgelopen twee jaar significante vooruitgang geboekt
op het gebied van corruptiebestrijding. Het kabinet acht het echter blijvend van groot
belang om corruptie te adresseren in de allocatie en het gebruik van de middelen voor
Oekraïne. Zo wordt het overgrote deel van de Nederlandse steun ingezet via multilaterale
organisaties die safeguards hebben ingebouwd om corruptie te identificeren en bestrijden. Eind maart 2023 is een
groot hervormingsprogramma van het Internationaal Monetair Fonds (IMF) van start gegaan
in Oekraïne om de financiële stabiliteit te waarborgen en economische groei te bevorderen.
Het versterken van de financieel-economische instituties en het doorvoeren van hervormingen
op het gebied van governance en anti-corruptie zijn een belangrijk onderdeel van dit IMF-programma. Vergelijkbare
hervormingen vormen onderdeel van het Oekraïneplan, dat aan de basis ligt van de Oekraïnefaciliteit
van de EU.
Hoe verhoudt de steun aan Oekraïne zich tot de noodzaak van binnenlandse investeringen
in lidstaten zoals Nederland?
19. Antwoord van het kabinet:
De steun aan Oekraïne wordt gefinancierd uit additionele middelen en heeft derhalve
geen gevolgen voor geplande binnenlandse investeringen. Het niet steunen van Oekraïne
heeft ook (financiële) consequenties voor Nederland. De consequenties zijn breder
dan een financiële kosten-baten analyse. Het is gestoeld op het besef dat naast de
vrijheid, veiligheid en welvaart van Oekraïne, ook die van Nederland en Europa op
het spel staan in deze oorlog, net zoals de internationale rechtsorde. Nederland investeert
in de eigen veiligheid zowel middels de opbouw van de eigen krijgsmacht als middels
het leveren van steun aan Oekraïne.
Welke lessen zijn geleerd uit eerdere steunprogramma's die toegepast worden in de
ondersteuning van Oekraïne?
20. Antwoord van het kabinet:
Het kabinet tracht zo veel mogelijk te leren van ervaringen uit eerdere steunprogramma’s
in andere landen, waarbij de landspecifieke context wordt meegenomen
De Russische invasie in Oekraïne is inmiddels bijna twee jaar gaande en in het vormgeven
van de steun zet het kabinet in op interventies die in lijn zijn met de noden in Oekraïne
en de daarbij passende kennis en kunde die Nederland heeft. Een belangrijke geleerde
les is het belang van nationaal eigenaarschap van de herstel- en wederopbouwopgave.
De basis van de Nederlandse wederopbouwsteun is dan ook de Rapid Damage Needs Assesment (RDNA), die door Oekraïne, de Wereldbank, de Europese Commissie en de VN wordt opgesteld.
Later in februari verwacht het kabinet de update van deze Rapid Damage Needs Assesment (RDNA) waarbij de verwachting is dat kosten voor herstel en wederopbouw wederom zijn
toegenomen.
Hoe schat de Minister het verloop in van de onderhandelingen over de voorgestelde
Oekraïnefaciliteit? Mocht er een akkoord worden bereikt, wanneer zou de Faciliteit
dan in werking kunnen treden?
21. Antwoord van het kabinet:
De Europese Raad bereikte 1 februari jl. een politiek akkoord over een steunpakket
van EUR 50 miljard voor 2024–2027 ten behoeve van herstel, wederopbouw en modernisering
van Oekraïne in het licht van het EU-toetredingsproces. Voordat de Oekraïne faciliteit
formeel wordt opgericht moeten eerst de triloogonderhandelingen over de verordening
tot instelling van de faciliteit voor Oekraïne worden afgerond. Verwachting is dat
dit spoedig zal gebeuren. In het Commissievoorstel voor de verordening zijn na afronding
van de triloog verschillende overeenkomsten nodig voordat de steun gekoppeld aan de
drie pijlers van de Oekraïne-faciliteit kan worden uitbetaald.
Echter biedt het Commissievoorstel, ook voordat deze overeenkomsten zijn afgesloten,
mogelijkheden voor Oekraïne om overbruggende financiering uit de faciliteit te ontvangen.
De eerste financiële middelen kan Oekraïne dus spoedig ontvangen.
Hoe kijkt het kabinet aan tegen de mogelijke alternatieven die door de Europese Commissie
worden voorgesteld voor lange termijn financiële steun aan Oekraïne (bijvoorbeeld
met 26 lidstaten)?
22. Antwoord van het kabinet:
De Europese Raad kwam op 1 februari jl. tot een akkoord op de Oekraïne faciliteit
met alle 27 EU-lidstaten. Het kabinet verwelkomt dit akkoord en roept de Commissie,
het Europees Parlement en de EU-lidstaten op om zo snel mogelijk tot uitbetaling van
de overbruggingssteun over te gaan. Alternatieven zijn nu niet aan de orde of wenselijk.
Terugkoppeling Team Europe reis Ethiopië
Hoe beoordeelt het kabinet de impact van de samenwerking met de Afrikaanse Unie en
de Africa Centers for Disease Control and Prevention op mondiale gezondheid?
Op welke wijze draagt deze samenwerking bij aan de strategische zelfstandigheid van
de EU en Nederland op het gebied van gezondheid en medicijnvoorziening?
23. Antwoord van het kabinet:
Het kabinet oordeelt positief over de samenwerking van de Europese Unie met de Afrikaanse
Unie en het Africa Centers for Disease Control and Prevention. Het stimuleert investeringen in de productie van vaccins, medicijnen en medische
technologieën in Afrika zelf. Daarmee beschikken Afrikaanse landen sneller over essentiële
en kwalitatief hoogwaardige medicijnen en vaccinaties bij gezondheidsdreigingen. De
EU heeft bijvoorbeeld bijgedragen aan de oprichting van een mRNA technologieoverdrachtscentrum
in Zuid-Afrika dat het hele continent bedient.
De samenwerking tussen de Europese Unie en de Afrikaanse Unie biedt ook kansen voor
Nederlandse bedrijven en kennisinstellingen die medische producten ontwikkelen, produceren
of distribueren. De EU en Nederland zijn gebaat bij een gezond Afrika dat beter kan
voorzien in de eigen medicijnproductie en kwaliteitsborging. Dit is belangrijk om
de verspreiding van infectieziektes zoals COVID-19, maar bijvoorbeeld ook HIV/AIDS,
antimicrobiële resistentie (AMR) of dengue te voorkomen. Ziektes stoppen namelijk
niet aan grenzen. Dit is dus weliswaar in het belang van Nederland en de EU, maar
het draagt niet bij aan het specifieke belang van de strategische zelfstandigheid
van de EU op het gebied van medicijnvoorziening.
Wat zijn de concrete resultaten van de lokale productiecapaciteit van medicijnen en
vaccins in Ethiopië?
24. Antwoord van het kabinet:
Het Team Europe Initiative Manufacturing and Access to Vaccines, Medicines and Health
Technologies programma van de Europese Unie en de Afrikaanse Unie is niet specifiek op Ethiopië
gericht. De lokale productiecapaciteit van medicijnen en vaccins in Ethiopië staat
nog in de kinderschoenen. Op dit moment produceert Ethiopië een klein aandeel (minder
dan 10%) van de behoefte aan medicijnen in eigen land. Op maandag 29 januari 2024
heeft Ethiopië het startschot gegeven voor een eigen productiefaciliteit voor vaccins.
Dit is onderdeel van een 10-jarig plan om de productiecapaciteit te vergroten en nieuwe
investeerders aan te trekken. Doelstelling is dat het aandeel van de lokale productie
naar 50% wordt verhoogd en dat de export van farmaceutische producten toeneemt tot
USD 20 miljoen per jaar.
Hoe waarborgt de EU dat de samenwerking met Ethiopië bijdraagt aan wederzijdse belangen
en niet enkel aan geopolitieke doelen?
25. Antwoord van het kabinet:
De EU-samenwerking met Ethiopië is gericht op stabiliteit en vredesopbouw, wederopbouw
en op de groene transitie. Deze prioriteiten zijn gezamenlijk vastgesteld tussen Ethiopië
en de EU. Er is dus zeker sprake van wederzijdse belangen. Met name stabiliteit is
voor de EU van groot belang, aangezien Ethiopië met 120 miljoen inwoners het grootste
en meest bevolkingsrijke land is van de Hoorn van Afrika en Ethiopië strategisch gelegen
is aan de Rode Zee. In Ethiopië is Nederland de grootste EU-investeerder en tweede
exportbestemming. Nederland draagt specifiek bij aan het realiseren van de wederzijdse
belangen door onder meer het stimuleren van de private sector en het Nederlandse bedrijfsleven,
humanitaire hulp en migratiesamenwerking.
Commissaris-generaal van de Organisatie van de Verenigde Naties voor hulpverlening
aan Palestijnse vluchtelingen in het Nabije Oosten (UNRWA), Philippe Lazzarini
Zoals eerder aangegeven tijdens de plenaire behandeling van de begroting voor Buitenlandse
Handel en Ontwikkelingssamenwerking 2024, is de inzet van de leden van de PVV-fractie
om elke bijdrage aan UNRWA volledig en definitief te stoppen. Deze leden pleiten voor
een volledige ontmanteling van de organisatie, die in de optiek van deze leden is
vergroeid met de terroristische organisatie Hamas. De leden van de PVV-fractie willen
dat de Commissaris-generaal van UNRWA, Philippe Lazzarini, zijn verantwoordelijkheid
neemt voor misdaden die zijn begaan door zijn organisatie en ontslag neemt.
Gezien de ernstige aantijgingen van Israël en UN WATCH tegen UNRWA, hoe beoordeelt
Nederland de huidige en toekomstige steun aan deze organisatie? Wat is het krachtenveld
in de Raad?
26. Antwoord van het kabinet:
Het kabinet is van mening dat UNRWA en de SGVN in reactie op de zeer ernstige aantijgingen
vooralsnog adequaat hebben gehandeld: genoemde medewerkers zijn ontslagen, er is een
onafhankelijk onderzoek ingesteld en donoren zijn geïnformeerd. Nederland steunt de
inzet van de SGVN en gaat niet vooruitlopen op de uitkomsten van het onderzoek. Nederland
en andere donoren maken zich er hard voor dat de voorlopige resultaten van de onderzoeken
ook zo snel als mogelijk beschikbaar zijn. Nederland zal de ontwikkelingen rondom
de onderzoeken nauwlettend volgen. Het is van belang dat de onderzoeken snel helderheid
scheppen.
Tijdens de behandeling van de begrotingsstaat 2024 van BuHa-OS hebben de leden van
de PVV-fractie enkele vragen gesteld over het functioneren van UNRWA. Kan de Minister
deze vragen integraal stellen aan de commissaris-generaal?
Graag verwijzen de leden van de PVV-fractie naar de getuigenis van UN Watch Executive
Director Hillel Neuer voor het Amerikaanse Congres, waar hij meer bewijzen aanlevert
voor het falen van UNRWA.3 Kan de Minister de vragen en opmerkingen van Hillel Neuer ook bij de commissaris-generaal
neerleggen?
27. Antwoord van het kabinet:
In mijn gesprek op 1 februari jl. met Commissaris Generaal Lazzarini heb ik de Nederlandse
zorgen over de brede aantijgingen uitgesproken en het belang van snel en onafhankelijk
onderzoek om meer duidelijkheid te krijgen benadrukt. Verder roept Nederland samen
met andere donoren en in lijn met het voorstel van de SGVN op tot een review door
een panel van onafhankelijke experts waarbij het integriteitsbeleid en risicomanagement
van UNRWA tegen het licht wordt gehouden in de context waarin het opereert. Deze review
zal helderheid moeten scheppen over de adequaatheid van de maatregelen die UNRWA neemt
bij de diverse aantijgingen. Dit is ook in lijn met wat de Europese Commissie van
UNRWA verwacht.
Hoe zorgen Nederland en de EU ervoor dat zijn en haar bijdragen aan UNRWA niet worden
gebruikt op manieren die ingaan tegen Nederlandse waarden en belangen?
28. Antwoord van het kabinet:
Net als bij onze andere VN-partners verwachten we van UNRWA dat ze hun risicobeheersystemen
op orde hebben en er voortdurend in blijven investeren.
De aantijgingen van Israëlische autoriteiten jegens UNRWA zijn zeer ernstig. Nederland
neemt dit uiterst serieus en heeft daarom aanvullende financiering aan UNRWA tot nader
order opgeschort. Zoals gesteld neemt UNRWA de aantijgingen gelukkig serieus en heeft
het ook in het verleden laten zien adequaat te handelen bij integriteitskwesties.
Wat zijn de verwachte uitkomsten van het onafhankelijke onderzoek naar de aantijgingen
tegen UNRWA en hoe zal dit de Nederlandse steun beïnvloeden?
29. Antwoord van het kabinet:
Nederland steunt de inzet van de SGVN. Ten eerste het reeds ingestelde onderzoek uitgevoerd
door het onafhankelijke onderzoeksorgaan van de VN, de Office of Investigation and Oversight (OIOS) naar de meest recente aantijgingen, en daarnaast een breder onafhankelijk onderzoek
naar het integriteitsbeleid en risicomanagement van UNRWA. Het kabinet gaat niet vooruitlopen
op de uitkomsten van deze onderzoeken.
Inbreng leden van de GroenLinks-PvdA fractie
De leden van de fractie van GroenLinks-PvdA hebben kennisgenomen van de geannoteerde
agenda voor de informele Raad Buitenlandse Zaken Ontwikkelingssamenwerking van 11
en 12 februari 2024 (Kamerstuk 21 501-04, nr. 267).
De leden van de fractie van GroenLinks-PvdA zien dat op de agenda onder andere een
gesprek met de VN Hoge Commissaris voor de Mensenrechten, Volker Türk, staat. De leden
vinden de rol van wetgeving en de naleving daarvan op het gebied van maatschappelijk
verantwoord ondernemen (MVO) van groot belang voor het effectief beschermen van mensenrechten.
De leden vragen de Minister om het belang van MVO bij de bespreking met dhr. Türk
te benadrukken en vragen hem in het verslag van deze Raad een reflectie op de bespreking
mee te nemen, alsmede een reflectie op de mogelijkheden voor het versterken van internationaal
rechtsmechanismen om de schendingen van mensenrechten die in internationale handelsketens
plaatsvinden te voorkomen en, wanneer zij plaatsvinden, de accountability te verbeteren.
De leden van de fractie van GroenLinks-PvdA lezen tevens dat er een gedachtewisseling
over ontwikkelingssamenwerking binnen een veranderende politieke context op de agenda
staat. De leden vinden het belangrijk dat Europese lidstaten op voet van gelijkwaardigheid
nieuwe partnerschappen met landen in het mondiale Zuiden gaan vormgeven.
Welke beleidsveranderingen aan de kant van Europese lidstaten zijn volgens de Minister
nodig om daadwerkelijk als gelijkwaardig partner te opereren en dus de handelspartners
daadwerkelijk de mogelijkheid te bieden hun eigen ontwikkelingspaden vorm te geven?
30. Antwoord van het kabinet:
De vraag zoals gesteld door de fractie van GroenLinks is zeer breed en het kabinet
spitst zich daarom in het antwoord toe op de relatie met landen in Afrika. Voor deze
landen geldt dat een wederkerige en gelijkwaardige relatie het fundament is van de
Nederlandse Afrikastrategie, die het kabinet vorig jaar heeft vastgesteld. In de praktijk
betekent dit dat we in onze relatie met Afrikaanse landen en organisaties onze eigen
belangen en de belangen van Afrikaanse landen behartigen.
Deze sluiten elkaar immers niet uit. Via handel en ontwikkelingssamenwerking kunnen
we bijdragen aan nationale en regionale stabiliteit in Afrika en sociaaleconomische
groei. Daarmee dienen we ook onze eigen belangen; onze eigen nationale en Europese
groei, maar ook zaken als het bestrijden van extremisme en voorkomen van irreguliere
migratie, door iets te doen aan de grondoorzaken.
Voor Nederland en voor de EU als geheel is er nog altijd ruimte te winnen om hier
beter in te worden. Het is bijvoorbeeld van belang om een gelijkwaardige dialoog te
voeren. Gezamenlijke reizen in «Team Europe» verband, zoals de in de geannoteerde
agenda genoemde reis naar Addis Abeba, kunnen dit onder andere faciliteren.
Gelijkwaardige partnerschappen vereisen dat we als EU niet eenzijdig, maar gezamenlijk
met de Afrikaanse partners besluiten over prioriteiten en uitdagingen, en hoe we deze
gezamenlijk willen aanpakken. Op het gebied van migratie betekent dit bijvoorbeeld
dat we als EU bereid moeten zijn om binnen migratiepartnerschappen niet alleen naar
migratiebeleid te kijken, maar ook andere zaken zodat voor de betreffende landen duidelijk
wordt dat zij ook voordeel halen uit het partnerschap.
Ook is het zaak dat we ons als EU meer inspannen op het gebied van communicatie. Dit
begint op de eerste plaats bij beter luisteren naar de zorgen van onze partners. Op
veel plekken in Afrika heerst bijvoorbeeld een gevoel van wantrouwen jegens de EU,
of het idee dat de EU dubbele standaarden hanteert ten opzichte van Afrika. Door beter
begrip te krijgen van waar deze zorgen vandaan komen kan de EU hierop effectiever
reageren.
Ziet de Minister spanning tussen exportondersteuning in beleid en met financiële instrumenten
vanuit de EU en de mogelijkheden voor partnerlanden om daadwerkelijk hun eigen economische
ontwikkeling vorm te geven?
31. Antwoord van het kabinet:
Het kabinet is van mening dat exportondersteuning en de inzet van financiële instrumenten
vanuit de EU een positief effect kan hebben op de economische ontwikkeling van partnerlanden.
Exportondersteuning en investeringen via deze instrumenten beogen wederzijdse handel
en het nationaal en internationaal verdienvermogen te bevorderen, waardoor partnerlanden
economisch sterker kunnen worden.
De leden van de fractie van GroenLinks-PvdA zijn erg bezorgd over de humanitaire situatie
in Gaza, des te meer nadat een aantal donorlanden waaronder Nederland heeft besloten
om (aanvullende) financiering aan UNRWA te bevriezen. De leden hebben vernomen dat
de Secretaris-Generaal van de Verenigde Naties, de heer Guterres, afgelopen dinsdag
met donoren heeft gesproken over de situatie inzake UNRWA.
Kan de Minister toelichten of de VN het bewijs onderliggend aan de verdenkingen reeds
van Israël heeft ontvangen en wanneer volgens Guterres de humanitaire hulp in Gaza
gestaakt zal worden vanwege een tekort aan middelen bij UNRWA?
32. Antwoord van het kabinet:
Nederland steunt de inzet van de SGVN zoals uiteengezet in een bijeenkomst met donoren
en andere VN-lidstaten op 30 januari jl. De SG zet in op een onderzoek uitgevoerd
door het onafhankelijke onderzoeksorgaan van de VN Office of Internal Oversight Services (OIOS) naar de recente aantijgingen, en daarnaast een breder onderzoek naar het integriteitsbeleid
en risicomanagement van UNRWA. Mocht nieuwe informatie aan het licht komen roept Nederland
op die ook zo spoedig mogelijk met donoren te delen. UNRWA stelt dat de middelen eind
februari uitgeput zijn indien geen overeenkomst bereikt kan worden met donoren over
randvoorwaarden voor het herstarten van de financiering of nieuwe middelen elders
worden aangetrokken. Ook de EU heeft nog geen beslissing genomen over het overmaken
van de aankomende financiering, normaliter voorzien voor eind februari.
Inbreng leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de geannoteerde
agenda voor de informele Raad Buitenlandse Zaken Ontwikkelingssamenwerking d.d. 11
en 12 februari 2024 en van het verslag van de Raad Buitenlandse Zaken Ontwikkelingssamenwerking
d.d. 21 november 2023 (Kamerstuk 21501–04, nr. 265). Zij bedanken de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking
voor de toezending hiervan. De leden van de VVD-fractie hebben nog enkele vragen over
de geannoteerde agenda en het verslag.
In de geannoteerde agenda lezen de leden van de VVD-fractie dat de Raad onder andere
zal spreken over de EU Oekraïne-faciliteit. Het is van het grootste belang dat we
als EU, Oekraïne blijven steunen in deze verschrikkelijke oorlog en de Oekraïne-faciliteit
is daarbij een erg belangrijk instrument ter ondersteuning van het herstel, de wederopbouw
en modernisering van Oekraïne. In de media hebben deze leden vernomen dat er overeenstemming
zou zijn in de Europese Raad over extra middelen voor Oekraïne. Kan de Minister nader
toelichten wat die afspraken precies zijn en kan de Minister schetsen welke aspecten
in het kader van de Oekraïne-faciliteit, ook in het licht van deze afspraken, nog
besproken zullen worden tijdens de informele Raad van 11 en 12 februari en of er nog
discussiepunten zijn? Zo ja, welke en kan de Minister dan aangeven wat de Nederlandse
inzet daarbij dan zal zijn?
33. Antwoord van het kabinet:
De Europese Raad bereikte op 1 februari jl. een akkoord op de door de Europese Commissie
voorgestelde tussentijdse herziening van het Meerjarig Financieel Kader 2021–2027,
en in het bijzonder de Oekraïne faciliteit. Dit betreft een essentieel steunpakket
voor Oekraïne van 50 miljard euro voor 2024–2027 gericht op herstel, wederopbouw en
hervormingen in het licht van het EU-toetredingsproces. Uw Kamer is op 25 augustus
jl. geïnformeerd over de inhoud van het Commissievoorstel ter oprichting van de Oekraïne-faciliteit
door middel van een BNC-fiche4. In het akkoord van 1 februari jl. is toegevoegd dat de ER jaarlijks stil zal staan
bij de implementatie van de Oekraïne-faciliteit en dat in 2026 indien nodig de ER
de Commissie kan vragen een voorstel te presenteren voor de herziening van de Oekraïne-faciliteit
met het oog op het volgende MFK (vanaf 2028). De triloogonderhandelingen over de verordening
ter oprichting van de Oekraïne-faciliteit zijn op dit moment nog gaande en zullen
naar verwachting spoedig worden afgerond. De informele Raad Buitenlandse Zaken/Ontwikkelingssamenwerking
zal als onderdeel van het current affairs agendapunt spreken over de faciliteit. Naar verwachting zal de Europese Commissie
toelichten wat de stand van zaken is betreffende de voorbereidende stappen om tot
uitbetaling over te gaan. Belangrijke aandachtspunten bij de werking van de faciliteit
zijn voor het kabinet voldoende betrokkenheid van de Raad bij de aansturing van de
faciliteit, donorcoördinatie met derde landen en internationale financiële instellingen
en effectieve conditionaliteiten. Ook acht het kabinet breed draagvlak in de Oekraïense
samenleving van belang alsmede voldoende betrokkenheid van de Oekraïense private sector
en maatschappelijk middenveld.
Voorts lezen de leden van de VVD-fractie dat er opvolging wordt gegeven aan discussies
die eerder in de Raad Buitenlandse Zaken Handel zijn gevoerd over de hervorming van
multilaterale ontwikkelingsbanken (MDB’s), met het oog op het vergroten van middelen
voor ontwikkeling door het slimmer omgaan met beperkte beschikbare publieke middelen
en door meer private investeringen te mobiliseren. De leden van de VVD-fractie juichen
deze hervormingen toe. Kan de Minister aangeven welke resultaten er op dit gebied
tot nu toe zijn geboekt? Op welke wijze kan dit initiatief versterkt worden?
34. Antwoord van het kabinet:
De hervormingen bij de Wereldbankgroep hebben het afgelopen jaar geleid tot een aantal
concrete maatregelen, waaronder balansoptimalisatiemaatregelen en de introductie van
nieuwe financiële instrumenten. Zo zal onder andere de verlaging van de equity to loan ratio en innovaties zoals hybride kapitaal en portfoliogaranties naar verwachting USD 100
miljard extra aan leencapaciteit opleveren bij de Wereldbankgroep in de komende tien
jaar.5 De mobilisatie van privaat kapitaal is een ander belangrijk thema binnen de hervormingsdiscussie.
Naar schatting hebben ontwikkelingsbanken (MDB’s) en hun private takken (DFI's) in
2021 ongeveer USD 63,3 miljard aan privaat kapitaal gemobiliseerd in lage- en middeninkomenslanden.
Dit komt neer op ongeveer 60 cent aan privaat kapitaal voor iedere euro die de banken
zelf uitlenen. Een invloedrijk rapport, geschreven in opdracht van de G20, beveelt
aan deze verhouding minstens te verdubbelen. Het kabinet is voorstander van een sterkere
mobilisatie van privaat kapitaal door MDB’s en DFI’s.
De leden van de VVD-fractie zien dat door de oplopende spanningen en conflicten in
de wereld het geopolitieke speelveld is veranderd. Zij vinden het in deze tijden eens
te meer belangrijk dat de Europese Unie haar strategische positie verder vergroot
en blijft inzetten op het vergroten van de strategische onafhankelijkheid van Nederland
en de Europese Unie om minder afhankelijk te zijn van landen voor bijvoorbeeld kritische
grondstoffen. De leden van de VVD-fractie achten de Global Gateway hier een belangrijk
instrument in. Kan de Minister aangeven wat de huidige stand van zaken is en of hij
nog mogelijkheden ziet om dit initiatief te versterken?
35. Antwoord van het kabinet:
Het kabinet deelt het standpunt dat Global Gateway een belangrijk hulpmiddel kan zijn
bij de afbouw van onwenselijke strategische afhankelijkheden en zet hier ook op in.
Kritieke grondstoffen spelen hierin een belangrijke rol en zijn een aandachtsgebied
binnen de Global Gateway. De Europese Investeringsbank (EIB) doet een belangrijk deel
van de Global Gateway investeringen. Recent is mede op verzoek van Nederland besloten
dat de EIB haar activiteiten buiten de EU op het gebied van kritieke grondstoffen
gaat uitbreiden. Het kabinet blijft zoeken naar mogelijkheden om de EU-inzet verder
te versterken. De Nederlandse inzet ten aanzien van kritieke grondstoffen is vastgelegd
in de nationale grondstoffenstrategie.6 Het kabinet verwijst Uw Kamer hierbij ook aanvullend op de recente voorgangsrapportage.7
Voorts delen de leden van de VVD-fractie dat de EU-ontwikkelingssamenwerking verder
moet worden versterkt door meer coherentie tussen de verschillende terreinen, instrumenten
en actoren. Daarbij is het wel van belang dat de middelen in dit kader ook beschikbaar
zijn voor Nederlandse bedrijven en ngo’s, aangezien zij vaak over relevante kennis
en kunde beschikken en goed gepositioneerd zijn in de landen waarin wordt geïnvesteerd.
Zoals ook al bepleit bij de begrotingsbehandeling Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking
2024 eerder deze week, willen deze leden de Minister ook via deze weg verzoeken om
zich in te blijven zetten om de toegang tot Europese subsidies voor Nederlandse ontwikkelingsorganisaties
toegankelijker te maken en willen zij de Minister vragen om te bezien of we hierbij
iets kunnen leren van andere landen, zoals Duitsland en Frankrijk.
Tijdens het begrotingsdebat is al uitgebreid stilgestaan bij UNRWA en het tijdelijk
stopzetten van de financiering aan UNRWA door Nederland. De leden van de VVD-fractie
hebben na de beschuldigingen dat meerdere medewerkers van UNRWA betrokken zouden zijn
geweest bij de aanval op Israël door Hamas op 7 oktober 2023, grote zorgen en willen
benadrukken dat zij in het licht van de berichten de lijn van het kabinet ondersteunen
om tijdelijk te stoppen met het financieren van UNRWA, in afwachting van de uitkomsten
van het onderzoek dat is ingesteld. Zij vragen de Minister of er al meer bekend is
over de aard en tijdsduur van het onderzoek en over de mogelijkheden van andere organisaties
om humanitaire hulp in Gaza te leveren.
36. Antwoord van het kabinet:
Nederland steunt de inzet van de SGVN zoals uiteengezet in een bijeenkomst met donoren
en andere VN-lidstaten op 30 januari jl. De SG zet in op een – reeds lopend – onderzoek
uitgevoerd door het onafhankelijke onderzoeksorgaan van de VN Office of Internal Oversight Services (OIOS) naar de recente aantijgingen. Een eerste tussentijdsrapport wordt binnen vier
weken verwacht. Daarnaast is er een breder onderzoek naar het integriteitsbeleid en
risicomanagement van UNRWA door een panel van onafhankelijke experts. Dit onderzoek
is onder leiding van voormalige Franse Minister van Buitenlandse zaken Catherine Colonna
en wordt verder uitgevoerd door drie instituten, namelijk Raoul Wallenberg Institute
(Zweden), Chr. Michelsen Institute (Noorwegen) en het Danish Institute for Human Rights
(Denemarken). Een eerste tussentijdsrapport wordt rond 20 maart met de SGVN gedeeld
en het eindrapport is voorzien voor 20 april. Nederland en andere donoren maken zich
er hard voor dat de voorlopige resultaten van dat onderzoek ook zo snel als mogelijk
beschikbaar zijn. Alternatieven voor UNRWA zijn in deze fase van het conflict vooralsnog
niet voorhanden.
De EU zelf is een van de grootste donateurs van UNRWA, daarom de vraag hoe deze discussie
rondom het stopzetten van financiering aan UNRWA in de Europese instituties ligt.
Kan de Minister bekijken of de Raad ook de Commissie kan oproepen om stappen te ondernemen?
37. Antwoord van het kabinet:
De Europese Commissie heeft aangegeven besluitvorming over de volgende geplande betaling
aan UNRWA – eind februari – in het licht van de uitkomsten van het VN-onderzoek te
bezien. De Commissie heeft – net als Nederland en een groot aantal EU-lidstaten –
aangegeven de inzet van de SGVN zoals uiteengezet in antwoord op vraag 36 te steunen.
Zo is het ook besproken tijdens Gymnich bijeenkomst van EU-Ministers van Buitenlandse
Zaken. Een informele lunch met Philippe Lazzarini, Commissaris-Generaal van UNRWA,
zal plaatsvinden in de marges van de informele Raad Buitenlandse Zaken Ontwikkelingssamenwerking
op 12 februari.
Inbreng leden van de SP-fractie
De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda voor de
informele Raad Buitenlandse Zaken Ontwikkelingssamenwerking. Dit heeft bij deze leden
tot de volgende vragen en opmerkingen geleid.
Onderdeel van de informele Raad is een gesprek met de commissaris-generaal van de
UNRWA. De Nederlandse regering heeft in reactie op de aantijgingen die Israël op vrijdag
25 januari jl. uitte de financiering voor de UNRWA direct opgeschort. De UNRWA en
de VN nemen deze beschuldigingen zeer serieus en dat is heel terecht. De betreffende
medewerkers zijn op staande voet ontslagen en UNRWA en de VN zijn direct een onderzoek
gestart. Betrokkenheid bij deze gruwelijke aanslagen moet worden onderzocht en als
het waar is moeten de betreffende medewerkers strafrechtelijk worden vervolgd.
Er dreigt voor naar schatting 40 procent van de mensen in Gaza, waaronder heel veel
kinderen, acute hongersnood. Nederland mag daar niet van wegkijken. Er is dringend
humanitaire hulp nodig. Door het opschorten van de hulp aan de UNRWA komt de humanitaire
hulpverlening in Gaza ernstig in de knel. Verschillende personen en instanties, waaronder
speciale VN-gezant Sigrid Kaag, de secretaris-generaal van de VN, Antonio Guterres,
EU-buitenlandchef Josep Borrel, de Wereldgezondheidsorganisatie en Noorwegen, hebben
landen opgeroepen om de financiering van de UNRWA door te laten gaan. Gaat de Minister
deze oproepen positief beantwoorden? Zo nee, waarom niet?
38. Antwoord van het kabinet:
Het kabinet heeft eventuele aanvullende financiële bijdragen aan UNRWA tot nader order
gepauzeerd. Dit besluit heeft geen impact op de jaarlijkse bijdrage van Nederland
aan UNRWA van 19 miljoen EUR. Deze is reeds
aan het begin van het jaar voldaan. Nederland financiert verschillende humanitaire
organisaties die actief zijn in Gaza, zoals het Nederlandse Rode Kruis, het Internationale
Comité van het Rode Kruis (ICRC) en de Dutch Relief Alliance (DRA). In aanvulling op de ongeoormerkte bijdragen aan verschillende VN-organisaties
besloot het kabinet reeds tot aanvullende bijdragen van EUR 55 miljoen. Daarnaast
blijft Nederland onverminderd aandringen op ongehinderde en veilige humanitaire toegang
bij alle relevante diplomatieke contacten.
Nederland steunt de SGVN in het zo spoedig mogelijk afronden van het reeds gestarte
onderzoek naar de aantijgingen door het onafhankelijke onderzoeksorgaan van de VN
Office of Internal Oversight Services (OIOS). Nederland zal de ontwikkelingen rondom het onderzoek nauwlettend volgen. Het
is van belang dat het onderzoek snel helderheid schept.
Het Internationaal Gerechtshof in Den Haag heeft in een tussenvonnis geoordeeld dat
Israël er alles aan moet doen om genocide tegen Palestijnen in Gaza te voorkomen.
Daar hoort ook bij het zorgen voor humanitaire hulp aan burgers in Gaza. Het is van
belang dat ook Nederland zich inzet om toe te zien dat dit tussenvonnis van het Internationaal
Gerechtshof wordt nageleefd. Op welke manieren gebeurt dit?
39. Antwoord van het kabinet:
De beschikking van het Internationaal Gerechtshof is bindend voor de partijen. Nederland
roept op tot uitvoering, ook in bilaterale contacten.
De humanitaire noden in Gaza zijn hoog en het kabinet heeft grote zorgen over de ernstige
situatie waarin de burgerbevolking in Gaza zich bevindt.
Nederland blijft onverminderd aandringen op ongehinderde en veilige humanitaire toegang
bij alle relevante diplomatieke contacten, ook via de Speciaal Humanitair Gezant voor
Gaza. In lijn met de uitspraak van het Internationaal Gerechtshof roept Nederland
ook op tot ongehinderde humanitaire steun en bieden we ook zelf de nodige steun. Daartoe
worden ook alternatieve middelen voor hulp via land ingezet, zoals de luchtdroppings
die op zondag 4 februari j.l. en maandag 5 februari j.l. in samenwerking met Jordanië
zijn uitgevoerd.
Het ging daarbij om herbevoorrading van medische en chirurgische middelen en noodrantsoenen
voor een Jordaans veldhospitaal in Gaza. De operatie is uitgevoerd door het Ministerie
van Defensie en de kosten van deze operatie komen uit het budget van de Minister voor
Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking. Hiervoor is het convenant noodhulp
aangewend.
Daarom vragen de leden van de SP-fractie de Minister om het opschorten van de hulp
aan UNRWA ongedaan te maken en humanitaire hulp aan mensen in Gaza mogelijk te maken.
40. Antwoord van het kabinet:
De betaling voor de jaarlijkse, reguliere bijdrage aan UNRWA van EUR 19 mln. in 2024
is reeds uitgevoerd. Dat doen wij elk jaar meteen aan het begin van het jaar voor
de VN-humanitaire organisaties, vanwege de hoge noden. Hiernaast draagt Nederland
al bij aan andere organisaties die actief zijn in Gaza. Dit betreft bijdragen aan
het Nederlandse Rode Kruis, het Internationale Comité van het Rode Kruis (ICRC) en
de Dutch Relief Alliance (DRA), in aanvulling op ongeoormerkte bijdragen aan verschillende VN-organisaties.
Daarnaast blijft Nederland onverminderd aandringen op ongehinderde en veilige humanitaire
toegang in alle relevante bilaterale contacten alsook in multilateraal verband. Humanitaire
hulp blijft vooralsnog gewoon doorgang vinden. Hierbij kijkt het kabinet ook naar
alternatieve manieren om hulp te verlenen, zoals de luchtdroppings die op zondag 4 februari
jl. en maandag 5 februari jl. zijn uitgevoerd.
Ook vragen deze leden de Minister haast te maken met het opstarten van humanitaire
hulp via lucht en via de zee, conform de aangenomen motie Dobbe c.s. omdat humanitaire
hulp via land nog onvoldoende op gang komt.8 Tevens vragen deze leden de Minister om zich in te zetten voor een staakt-het-vuren.
Op welke manier gaat de Minister aan het bovenstaande tegemoet komen?
41. Antwoord van het kabinet:
Nederland blijft zich inzetten voor humanitaire hulp en toegang. De belangrijkste
route voor het leveren van humanitaire hulp is via land. Die maakt het mogelijk om
op grote schaal hulpgoederen te leveren. In aanvulling daarop worden alternatieven
ingezet, zoals de luchtdroppings die op zondag 4 februari jl. en maandag 5 februari
jl. in samenwerking met Jordanië zijn uitgevoerd. Nederland blijft zich inzetten voor
een onmiddellijk tijdelijk humanitair staakt het vuren. In alle bilaterale contacten
alsook in multilateraal verband onderstreept Nederland steevast het belang van ongehinderde
en veilige humanitaire toegang.
Op dit moment gaat de Nederlandse regering door met de steun, financieel en militair,
aan Israël, waaronder de levering van F35 onderdelen. Gezien de uitspraak van het
Internationaal Gerechtshof verzoeken deze leden de Minister om hiermee te stoppen.
Is de Minister bereid hierin tegemoet te komen?
42. Antwoord van het kabinet:
Het kabinet wil de doorlevering van deze Amerikaanse F-35-onderdelen niet onderbreken.
Een belangrijke reden daarbij is het belang van de F-35 voor de zelfverdediging van
Israël. Het gaat dan vooral om dreiging vanuit de regio, bijvoorbeeld uit Iran, Jemen,
Syrië en Libanon. Stopzetting van de doorlevering van onderdelen voor de F-35 beperkt
Israël in de mogelijkheid zich te verdedigen tegen die continue dreiging. Tegelijkertijd
roept het kabinet Israël op om zich te houden aan de verplichtingen van het internationaal
recht, waaronder het humanitair oorlogsrecht. Daarnaast wil het kabinet deze doorlevering
niet onderbreken omdat het kabinet wil dat Nederland een betrouwbare partner blijft
voor alle partners binnen het F-35-programma. Dat komt ook de nationale veiligheid
van Nederland ten goede. De uitspraak van het Internationaal Gerechtshof is bindend
voor de partijen bij de zaak. De Minister van Buitenlandse Zaken heeft in het commissiedebat
Gymnich toegezegd met een reactie te komen op het verzoek van de Kamer in relatie
tot deze uitspraak van het Internationaal Gerechtshof, voor de behandeling van de
begroting Buitenlandse Zaken.
Het Internationaal Gerechtshof riep Hamas op om alle Israëlische gijzelaars vrij te
laten. Welke inspanningen worden er door de Minister geleverd om hier aan bij te dragen?
43. Antwoord van het kabinet:
De uitspraak van het Internationaal Gerechtshof is alleen bindend voor partijen. Nederland
respecteert de uitspraak en roept partijen op de uitspraak na te leven. Daarnaast
roept Nederland al tijden op tot de onmiddellijke en onvoorwaardelijke vrijlating
van alle Israëlische gegijzelden. Ook in bilaterale contacten en in multilateraal
verband benadrukt Nederland het belang van vrijlating van gegijzelden. Nederland zal
deze kernboodschap blijven herhalen.
Inbreng leden van de BBB-fractie
De leden van de BBB-fractie nemen kennis van de geannoteerde agenda voor de informele
Raad Buitenlandse Zaken Ontwikkelingssamenwerking van 11 en 12 februari 2024. Daarover
hebben zij een set vragen en opmerkingen.
Deze leden hebben nog altijd grote zorgen over de UNRWA-medewerkers die banden hebben
met Hamas-terroristen en de terreuraanvallen sinds 7 oktober. Nederland heeft een
verstandige stap gezet om UNRWA-subsidie stop te zetten tot nader order. Hoeveel euro
financiert de EU aan UNRWA jaarlijks? Is de Minister van plan om op Europees niveau
óók een halt toe te roepen aan andere lidstaten en de EU om hen geen steun meer aan
UNRWA te laten leveren? Zo nee, waarom niet?
44. Antwoord van het kabinet:
De Europese Commissie heeft aangegeven besluitvorming over de volgende geplande betaling
aan UNRWA eind februari 2024 in het licht van de uitkomsten van het VN-onderzoek te
bezien. De Commissie heeft, net als Nederland en een groot aantal EU-lidstaten, aangegeven
de inzet van de SGVN te steunen. De SG zet in op een – reeds lopend – onderzoek uitgevoerd
door het onafhankelijke onderzoeksorgaan van de VN Office of Internal Oversight Services (OIOS) naar de meest recente aantijgingen en daarnaast een breder onderzoek naar het
integriteitsbeleid en risicomanagement van UNRWA. Zo is het ook besproken tijdens
Gymnich door de EU-Ministers van Buitenlandse Zaken.
Deze leden wachten het onderzoek over UNRWA nog af. Worden andere Palestijnse organisaties
(wellicht verbonden aan UNRWA) ook onderzocht? Zo nee, waarom niet?
45. Antwoord van het kabinet:
Gezien de uitzonderlijke situatie, heeft het ministerie op 17 oktober 2023 alle partners
in de Palestijnse gebieden gevraagd naar de «due dilligence» om zich ervan te vergewissen
dat er geen geld naar terroristische organisaties zoals Hamas gaat. Uit deze extra
check bleek dat alle due diligence procedures van partnerorganisaties up to date zijn, en er geen aanwijzingen naar voren zijn gekomen die aanleiding geven om de financiering
van activiteiten uitgevoerd door NGO’s in de Palestijnse gebieden te herzien. Nederland
zal blijven bijdragen aan de Palestijnse bevolking in de vorm van noodhulp en ontwikkelingssamenwerking.
Dit niet doen, kan bijdragen aan de verdere destabilisatie van de situatie.
Kan de Minister duidelijkheid geven door wie bij de VN dit onderzoek uitgevoerd zal
worden? Zijn bij dit onderzoek Nederlanders betrokken?
46. Antwoord van het kabinet:
Nederland steunt de inzet van de SGVN, zoals uiteengezet in antwoord op vraag 36.
De SG zet in op een onderzoek uitgevoerd door het onafhankelijke onderzoeksorgaan
van de VN Office of Internal Oversight Services (OIOS) naar de recente aantijgingen. Een eerste tussentijdsrapport wordt binnen vier
weken verwacht. Daarnaast is er een breder onderzoek naar het integriteitsbeleid en
risicomanagement van UNRWA door een panel van onafhankelijke experts. Dit onderzoek
is onder leiding van voormalige Franse Minister van Buitenlandse zaken Catherine Colonna
en wordt verder uitgevoerd door drie instituten, namelijk Raoul Wallenberg Institute
(Zweden), Chr. Michelsen Institute (Noorwegen) en het Danish Institute for Human Rights
(Denemarken). Een eerste tussentijdsrapport wordt rond 20 maart met de SGVN gedeeld
en het eindrapport is voorzien voor 20 april. Nederland en andere donoren maken zich
er hard voor dat de voorlopige resultaten van dat onderzoek ook zo snel als mogelijk
beschikbaar zijn.
De leden van de BBB-fractie hebben zorgen over de politieke uitspraken van oud-Minister
Sigrid Kaag over UNRWA, die – in het licht van kritiek op UNRWA – nuancering ter verdediging
lijkt te plaatsen. Is ook oud-Minister Kaag bij dit VN-onderzoek betrokken? Zo ja,
roept dit bij u geen vragen op of dit onderzoek objectief zal verlopen zonder politieke
kleuring?
47. Antwoord van het kabinet:
Nee. Het is een onderzoek uitgevoerd door het onafhankelijke onderzoeksorgaan van
de VN Office of Internal Oversight Services (OIOS).
Wat zijn de banden tussen het VN-gezantschap dat ingekleed wordt door oud-Minister
Sigrid Kaag en UNRWA? Hebben zij dagelijks contact en was zij als VN-gezant eerder
dan de Wall Street Journal op de hoogte van de vermeende banden tussen UNRWA en Hamas?
48. Antwoord van het kabinet:
Het mandaat van het VN-gezantschap ingekleed door Sigrid Kaag ziet toe op het verbeteren
van de humanitaire hulp voor Gaza en is verleend door de VN Veiligheidsraad. In die
hoedanigheid werkt zij voor en samen met alle VN-lidstaten en met de betrokken VN-instellingen
waaronder UNRWA.
Deze leden zijn ook benieuwd naar de mogelijkheden voor een bilaterale overeenkomst
met Oekraïne, zoals ook andere landen zoals het Verenigd Koninkrijk hebben gesloten.
Hoe ziet de Minister mogelijkheden hiertoe op het snijvlak van gezamenlijke handel?
Zijn er wellicht mogelijkheden voor joint-ventures voor Oekraïense en Nederlandse
bedrijven? Hoe kan het ministerie daar een rol bij spelen?
49. Antwoord van het kabinet:
Een bilateraal handelsakkoord tussen Nederland en Oekraïne is niet mogelijk omdat
de EU exclusief bevoegd is op het terrein van handelspolitiek. De EU heeft reeds een
handelsakkoord gesloten met Oekraïne in 2016, het Deep and Comprehensive Free Trade Agreement, en tevens alle resterende importheffingen op Oekraïense producten sinds juni 2022
tijdelijk opgeschort. Voor het kabinet is het van belang om het Nederlands bedrijfsleven
zo veel mogelijk in stelling te brengen om zaken te doen met en in Oekraïne. Om deze
reden heeft het kabinet in oktober jl. een Speciaal Gezant voor Bedrijfsleven en Wederopbouw
aangesteld, die proactief met het bedrijfsleven in contact staat. Daarnaast heeft
het kabinet vorig jaar de Ukraine Partnership Facility in het leven geroepen, waarmee Nederlandse bedrijven en maatschappelijke organisaties
samen met een Oekraïense partner een project kunnen uitvoeren. Daarbij wordt thematisch
aangesloten bij de reeds bestaande publiek-private platforms die het kabinet heeft
opgericht voor de sectoren landbouw, water en gezondheidszorg.
II. Volledige agenda
Geannoteerde agenda van de informele Raad Buitenlandse Zaken Ontwikkelingssamenwerking
van 11 en 12 februari 2024. Kamerstuk 21 501-04, nr. 267 – Brief regering d.d. 01-02-2024, Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking,
G.E.W. van Leeuwen.
Verslag van de Raad Buitenlandse Zaken Ontwikkelingssamenwerking van 21 november 2023.
Kamerstuk 21 501-04, nr. 265 – Brief regering d.d. 30-11-2023, Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking,
E.N.A.J. Schreinemacher
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
J. Thijssen, voorzitter van de vaste commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking -
Mede ondertekenaar
M. Prenger, adjunct-griffier