Verslag (initiatief)wetsvoorstel (nader) : Verslag
36 488 Wijziging van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag in verband met een bijzondere verhoging van het wettelijk minimumloon met 1,2 procentpunt met ingang van 1 juli 2024 (Wet verhoging minimumloon 2024)
Nr. 5
VERSLAG
Vastgesteld 7 februari 2024
De vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid, belast met het voorbereidend
onderzoek van voorliggend wetsvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen
van haar bevindingen.
Onder het voorbehoud dat de in het verslag opgenomen vragen en opmerkingen afdoende
door de regering worden beantwoord acht de commissie de openbare behandeling van het
wetsvoorstel voldoende voorbereid.
Inhoudsopgave
I.
Algemeen
2
1.
Inleiding
2
2.
Recente ontwikkelingen
2
3.
Wijzigingen minimumloon
3
4.
Doorwerking andere wet- en regelgeving
3
5.
Verhouding tot internationaal recht
4
6.
Caribisch Nederland
4
7.
Gevolgen van het wetsvoorstel
4
8.
Doenvermogen
6
9.
Inkomenseffecten en armoede-effecten
6
10.
Budgettaire effecten
6
11.
Regeldruk
7
12.
Uitvoering
7
13.
Evaluatie
7
14.
Ontvangen commentaren en adviezen
7
II.
Artikelsgewijs
8
I. Algemeen
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel. Deze leden zijn verheugd
te zien dat het amendement van der Lee c.s.1 is omgezet in wetgeving. Deze leden hechten aan snelle invoering van de wet, teneinde
snel een verhoging in de koopkracht van werkenden, gepensioneerden en uitkeringsontvangers
te bewerkstelligen. Deze leden hebben echter enkele vragen.
De leden van de VVD-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het voorstel. Voorgenoemde leden delen de
doelstelling om met behulp van een verhoging van het minimumloon de problematiek van
werkende armen terug te dringen en werken lonender te maken voor mensen aan de basis
van de arbeidsmarkt. Los van de onwenselijke wijze waarop het oorspronkelijke amendement
waarop het nu voorliggende wetsvoorstel is gebaseerd werd gedekt hebben voorgenoemde
leden nog welk enkele vragen ten aanzien van de consequenties van de voorgestelde
verhoging van het minimumloon.
De leden van de NSC-fractie hebben kennisgenomen van dit wetsvoorstel en van het voornemen om per 1 juli 2024
het minimumloon, en de daaraan gekoppelde uitkeringen, met 1.2% te verhogen.
De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het wetsvoorstel. Deze leden danken de regering
voor het voorstel dat invulling geeft aan het aangenomen amendement Van der Lee c.s.
dat de koopkracht van huishoudens in 2024 en structureel ondersteunt.
De leden van de SGP-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het wetsvoorstel. Deze leden hebben daarover
nog enkele vragen.
De leden van de ChristenUnie-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel Wet verhoging minimumloon
2024 dat een invulling is van het aangenomen amendement bij de begrotingsbehandeling
Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW). Deze leden hebben over het wetsvoorstel nog
enkele vragen.
1. Inleiding
2. Recente ontwikkelingen
De leden van de VVD-fractie vragen of de regering inzichtelijk kan maken hoe het bruto- en nettominimumloon op
basis van een 40-urige werkweek zich in de afgelopen 10 jaar heeft ontwikkeld. Wat
is de procentuele stijging van het brutominimumloon vanaf bijvoorbeeld 1 juli 2020
tot en met het na inwerkingtreding van het voorliggende wetsvoorstel geldende minimumloon
op 1 juli 2024?
De leden van de VVD-fractie vragen of de regering inzichtelijk kan maken hoe de totale
werkgeverslasten voor een medewerker met het minimumloon op basis van een 40-urige
werkweek zich in deze periode hebben ontwikkeld. Kan de regering aangeven of er signalen
zijn dat het voor bepaalde sectoren steeds lastiger wordt om met stijgende loonkosten
werknemers die het minimumloon verdienen in dienst te houden? Zo ja, voor welke sectoren
zijn deze signalen er? Welke impact heeft de forse stijging van het minimumloon over
de afgelopen jaren en de nu voorliggende aanvullende stijging op werkgeverslasten
voor het midden- en kleinbedrijf?
De leden van de VVD-fractie vragen of kan worden uitgerekend wat voor een gemiddelde
midden- en kleinbedrijf (mkb’er) met bijvoorbeeld 25 medewerkers die fulltime werken
en het minimumloon verdienen de toegenomen werkgeverslasten zijn als gevolg van het
wetsvoorstel. Kan eveneens worden uitgerekend wat deze toename is als deze werkgeverslasten
vergeleken worden met die op basis van het op 1 juli 2020 geldende minimumloon?
3. Wijzigingen minimumloon
De leden van de ChristenUnie-fractie hebben, mede naar aanleiding van de opmerkingen van de Raad van State, enkele vragen
over de koppeling van de verhoging van het minimumloon met de Algemene Ouderdomswet
(AOW). Deze leden vragen de regering de inkomenspositie en het koopkrachtbeeld van
verschillende groepen gepensioneerden, inclusief risico op armoede, nader uiteen te
zetten, met en zonder de verhoging van de AOW als gevolg van voorliggend wetsvoorstel.
De leden van de SGP-fractie vragen allereerst een nadere toelichting op de noodzaak van dit wetsvoorstel, in
het licht van recente Wet minimumloon (Wml-)verhogingen. Wat zijn de gevolgen van
het niet laten doorgaan van deze minimumloonsverhoging per 1 juli 2024?
De leden van de SGP-fractie missen onderbouwing van de keuze voor het instrument van
minimumloonsverhoging. Waarom is voor dit instrument gekozen terwijl er ook andere
instrumenten denkbaar zijn om armoede te verhelpen, zoals verhoging van het kindgebonden
budget of kinderbijslag?
De leden van de SGP-fractie zouden graag zien dat ingezet wordt op verlaging van de
lasten op arbeid. Dat betekent het beste van twee werelden: meer geld in de portemonnee
van de werknemer en geen lastenverzwaring voor werkgevers. Hoe hebben de lasten op
arbeid zich ontwikkeld sinds 2017? Kan de regering daarbij ook de toegenomen marginale
druk betrekken? Is ook overwogen het nettominimumloon te verhogen in plaats van enkel
het brutominimumloon? Welke stappen zijn hier nodig en mogelijk?
De leden van de SGP-fractie hebben vragen bij de generieke verhoging van de AOW-uitkering
aan gepensioneerden en de doelmatigheid daarvan. Deze leden vragen nader in te gaan
op de kritische opmerkingen van de Raad van State op dit punt. Heeft de regering overwogen
AOW-gerechtigden uit te zonderen van deze verhoging, aangezien er 517 miljoen euro
mee gemoeid is en slechts een zeer klein deel terechtkomt bij AOW’ers in armoede?
Welke voor- en nadelen kleven hieraan? Welke andere instrumenten zouden overwogen
kunnen worden om deze specifieke doelgroep te bereiken en te ondersteunen?
4. Doorwerking andere wet- en regelgeving
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie vinden doorwerking van een hoger minimumloon op de uitkeringen, waaronder de AOW,
de bijstand en de loongerelateerde uitkeringen wenselijk. Deze leden vragen om een
totaaloverzicht van alle gekoppelde uitkeringen en regelingen aan het minimumloon.
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie vragen in dit kader naar de arbeidskorting.
De leden vragen of de regering in een tabel en grafiek kan weergeven wat de hoogte
en op- en afbouwgrenzen van de arbeidskorting zouden zijn in de huidige situatie vergeleken
met de situatie waarin wel met arbeidskorting geïndexeerd zou zijn. Zij vragen of
de regering voor enkele standaard huishoudens kan weergeven wat de koopkrachteffecten
zijn van de beslissing om de arbeidskorting niet mee te laten stijgen met het minimumloon.
De leden van de VVD-fractie vragen of de regering kan toelichten op welke wijze de eerder aangekaarte uitvoeringsproblemen
ten aanzien van de invoering van het wetsvoorstel halverwege het jaar verholpen zijn.
Welke impact heeft deze invoering halverwege het jaar op het verlenen en de hoogte
van toeslagen? Bestaat er een risico op toename van terugvorderingen?
De leden van de NSC-fractie vragen of de regering in een nadere beschouwing kan aangeven hoe de samenhang van
onderhavig wetsvoorstel met de adviezen van de Commissie sociaal minimum moet worden
bezien. En hoe verhoudt dit wetsvoorstel zich tot het toeslagenstelsel, de verschillende
belastingkortingen, de belastingschijven in box 1, maar ook de kosten van huur, energie
en voedsel? Graag een uitgebreide toelichting.
De leden van de D66-fractie vragen de regering om nader in te gaan op de koppeling aan de inkomensgrenzen voor
toeslagen in 2024. Deze leden vragen of indexatie in juli inhoudt dat de inkomensgrenzen
gedurende 2024 worden aangepast of pas in 2025, en wat daar de gevolgen van zijn op
uitvoerbaarheid, voorschotten en koopkracht.
De leden van de SGP-fractie vinden het opvallend dat de regering bij deze bijzondere verhoging van het minimumloon
opnieuw de doorwerking ervan op de arbeidskorting uitschakelt. Deze leden kunnen de
redenering dat het leidt tot hogere belasting van inkomens onder het minimumloon die
niet direct profiteren van de minimumloonsverhoging, volgen. De achterliggende jaren
zagen deze leden dat de regering de arbeidsprikkels in de fiscaliteit juist steeds
verder heeft opgevoerd. Hoe kijkt de regering in het algemeen aan tegen de effecten
van deze prikkels? Kan hieruit worden afgeleid dat de regering de voortdurende verhoging
van de arbeidskorting en de daarmee gepaard gaande effecten ook onwenselijk vindt?
Welke stappen kunnen op korte termijn worden ondernomen om deze prikkels af te bouwen?
5. Verhouding tot internationaal recht
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie zien deze verhoging van het minimumloon als eerste stap in het toewerken naar een
adequaat en toereikend minimumloon. Deze leden vragen wanneer de regering de implementatiewetgeving
van de Richtlijn toereikende minimumlonen aan de Kamer zal aanbieden.
De leden van de NSC-fractie vragen de regering aan te geven hoe dit wetsvoorstel zich verhoudt tot de Europese
Unie (EU-)Richtlijn voor de hoogte van het sociaal minimum.
6. Caribisch Nederland
7. Gevolgen van het wetsvoorstel
De leden van de VVD-fractie lezen dat als gevolg van het wetsvoorstel naar schatting enkele tienduizenden mensen
minder deel zullen nemen aan het arbeidsproces, als gevolg van de koppeling van het
minimumloon aan de sociale uitkeringen. Kan de regering een dergelijke inschatting
maken van de cumulatieve verhogingen van het minimum(uur)loon over de afgelopen jaren?
Kan de regering inzichtelijk maken wat de gevolgen voor deze arbeidsdeelname geweest
zouden zijn indien niet gekozen zou zijn voor deze koppeling?
Naast dat de verhoging van het minimumloon leidt tot hogere werkgeverslasten voor
medewerkers die het minimumloon verdienen, constateren de leden van de VVD-fractie
dat de doorwerking van een hoger minimumloon ook zorgt voor hogere werkgeverslasten
voor de medewerkers in de salarisschalen daarboven. Deze leden vragen of de gevolgen
van dit doorwerkingseffect voor bijvoorbeeld de winstgevendheid en de lastendruk van
het mkb in kaart is gebracht, niet alleen voor deze verhoging maar met name ten aanzien
van het cumulatieve effect van alle verhogingen die in de afgelopen jaren hebben plaatsgevonden
en de overgang naar een minimumuurloon. Is de regering bereid om een dergelijke integrale
impactanalyse uit te voeren?
De leden van de VVD-fractie vragen of het Nederlandse minimumloon vergeleken kan worden
met het minimumloon dat in andere Europese landen geldt, door een overzicht te verschaffen
van alle minimumuurlonen in de EU-landen en het in Nederland geldende minimumuurloon
na inwerkingtreding. Kan daarbij eveneens worden aangegeven hoe deze minimumlonen
zich verhouden tot de mediane lonen? Kan hierbij eveneens ingegaan worden op de ontwikkeling
van de internationale concurrentiepositie van het Nederlandse bedrijfsleven en met
name het Nederlandse mkb als gevolg van het wetsvoorstel?
Deelt de regering de zorg van de leden van de VVD-fractie dat naarmate het minimumloon
in Nederland verder stijgt en – zeker relatief ten opzichte van landen in Midden-
en Oost-Europa – het aantrekkelijker wordt om in Nederland te gaan werken, dit voor
een toename van arbeidsmigranten voor (relatief) laagbetaald werk in Nederland zou
kunnen leiden? Kan dit verband in kaart worden gebracht?
Aangezien dit een verhoging is die voortkomt uit een door de Kamer aangenomen amendement
van afgelopen najaar zijn de leden van de NSC-fractie het eens met de uitwerking door de regering hiervan. Deze leden willen hierbij echter
wel benadrukken dat de groei van het minimumloon invloed heeft op de betaalbaarheid
van arbeid voor werkgevers. Hoe ziet de regering in dit licht de groei van het minimumloon
in de nabije toekomst?
De leden van de NSC-fractie vragen of de regering in dit verband nader kan toelichten
waarom er geen MKB-toets is uitgevoerd, aangezien de bijzondere verhoging van het
minimumloon van invloed is op de lonen die mkb’ers moeten uitkeren?
De leden van de SGP-fractie vragen aandacht voor de lastendruk voor de werkgever. Kan de regering nader ingaan
op deze gevolgen, met name voor de kleinere werkgever? Wil zij bij haar antwoord ook
de recente verhogingen van het minimumloon en de stapeling daarvan betrekken? In hoeverre
is er in de ogen van de regering nog sprake van een proportionele lastendruk voor
werkgevers en wanneer is daarvan geen sprake meer?
De leden van de SGP-fractie lezen dat de totale structurele loonkosten voor werkgevers
in sector markt op 170 miljoen euro neerkomen. Deze leden vragen welk bedrag gemoeid
is met de gestapelde minimumloonverhoging per 1 januari 2023, de invoering van het
minimumuurloon per 1 januari 2024 en de voorgenomen verhoging per 1 juli 2024. Kan
de regering inzichtelijk maken hoe de minimumloonsverhogingen van de afgelopen twee
jaren uitpakken voor een werkgever met één, vijf, tien en twintig werknemers op minimumloonniveau?
Hoe groot is de loonstijging in deze vier situaties?
De leden van de SGP-fractie zijn benieuwd naar de inschatting van het overloopeffect
en ontvangen hiervan graag cijfermatige onderbouwing. Hoe omvangrijk wordt dit effect
naar verwachting? En wat is de omvang van dit effect als de stapeling van de recente
Wml-verhogingen (incl. invoering minimumuurloon) daarbij wordt betrokken?
De leden van de SGP-fractie vragen waarom de regering ervoor is gekozen geen MKB-toets
uit te voeren, gelet op de gevolgen voor mkb-bedrijven. Is zij hiertoe alsnog bereid?
8. Doenvermogen
9. Inkomenseffecten en armoede-effecten
De leden van de D66-fractie vragen de regering om ook de inkomenseffecten voor 2025 in kaart te brengen.
De leden van de SGP-fractie vernemen graag wat dit voorstel betekent voor de marginale druk. Welke effecten verwacht
de regering als gevolg van dit wetsvoorstel op dit punt?
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen de regering of reeds bekend is wat de reguliere (verwachte) indexatie van
het Wettelijk minimumloon is per 1 juli 2024 en 1 januari 2025. Hoeveel gaan personen
die het wettelijk minimumloon verdienen op basis van een voltijdswerkweek er netto
op vooruit met en zonder de voorliggende wetswijziging? Hoe is deze vergelijking voor
gepensioneerden met enkel een AOW en voor mensen met een bijstandsuitkering? Hoe verhouden
deze koopkrachtplaatjes zich ten opzichte van de koopkrachtontwikkeling voor huishoudens
met een modaal en bovenmodaal inkomen?
10. Budgettaire effecten
De leden van de VVD-fractie lezen dat de doelgroep voor toeslagen als gevolg van het wetsvoorstel toeneemt. Kan
de regering deze toename kwantificeren? Hoeveel personen hebben als gevolg van het
voorstel recht op een toeslag?
De leden van de D66-fractie merken op dat de koppeling van de AOW een budgettair beslag van structureel 517 miljoen
euro kent. Daarnaast leidt het wetsvoorstel nog tot 340 miljoen euro aan kosten voor
het Rijk en 170 miljoen euro totale structurele loonkosten voor werkgevers in de marktsector.
Deze leden vragen de regering hoe zij de 517 miljoen euro voor de AOW naast de 510
miljoen euro publieke en private kosten elders ziet in het licht van het advies van
de Commissie sociaal minimum. Zij vragen welke instrumenten de regering ziet om een
structureel welvaartsvaste AOW te waarborgen die in verhouding staat tot de bijstand
en het minimumloon.
De leden van de SGP-fractie vragen toelichting op de financiële ondersteuning voor topsporters. Wat houdt deze
regeling in en hoe gaat dit in zijn werk?
De leden van de ChristenUnie-fractie constateren dat het bekend is dat AOW'ers het minste risico op (langdurige) armoede
lopen. De kosten van deze eenmalige bijzondere verhoging voor de verhoging van de
AOW zijn € 517 miljoen structureel. Dat is ruim 60% van de totale kosten van de extra
verhoging van het minimumloon. De leden van de van de ChristenUnie-fractie vragen
de regering of zij kan inschatten hoeveel procent van deze kosten terecht komen bij
de groep ouderen met alleen een (onvolledige) AOW-Aanvullende Inkomensvoorziening
Ouderen (AIO-)uitkering.
De leden van de ChristenUnie-fractie zien de koppeling van een bijzondere verhoging
van het minimumloon aan de AOW als een dilemma. Enerzijds bevordert deze koppeling
de koopkrachtpositie van ouderen, anderzijds is het een uitermate kostbare maatregel
waarvan de doelmatigheid (gezien het lage risico op armoede onder gepensioneerden)
twijfelachtig is en rijst de vraag of dit bedrag niet anders besteed kan worden om
gerichter armoede onder ouderen te bestrijden. Voort zorgt deze bijzondere verhoging
voor overdracht van jong naar oud doordat de pensioenfranchise stijgt, waardoor jongere
generaties een lager aanvullend pensioen opbouwen, terwijl voor de reeds gepensioneerde
generatie geen sprake is van deze schuif. Herkent de regering dit dilemma rond de
koppeling van het minimumloon aan de AOW?
De leden van de ChristenUnie-fractie lezen dat met voorliggend wetsvoorstel ook wordt
voorgesteld de doorwerking op de arbeidskorting aan te passen zodat de verhoging van
het minimumloon voor mensen met een inkomen onder het minimumloon niet ten koste gaat
van een lagere arbeidskorting. Dit zal worden geregeld in het Belastingplan 2025.
Deze leden vragen de regering wat de kosten van dit plan zijn en of deze kosten ook
reeds gedekt zijn, of nog dekking behoeven.
11. Regeldruk
12. Uitvoering
13. Evaluatie
De leden van de SGP-fractie constateren dat verschillende partijen zich zorgen maken over de lastenverzwaring
voor werkgevers als gevolg van dit voorstel. Daarnaast is de regering voornemens een
regeling die tegemoetkomt aan deze werkgevers, het lage-inkomensvoordeel, af te schaffen.
Hoe verhoudt dat voornemen zich tot dit voorstel? En welke extra consequenties heeft
dat voor de werkgeverslasten?
14. Ontvangen commentaren en adviezen
De leden van de BBB-fractie hebben aanvullende vragen aan de regering wat betreft het commentaar en advies dat
verkregen is van organisaties op de invoering van deze wet.
VCP
De leden van de BBB-fractie vragen de regering wat de effecten zijn voor de middeninkomens,
of de lonen van middeninkomens hierdoor niet in verdrukking komen en welk effect dit
heeft op de druk op de lonen in het algemeen.
De leden van de BBB-fractie vragen de regering wat een gestegen minimumloon betekent
voor de uitkering van toeslagen. Stijgen deze evenredig mee en werkt de verhoging
van die toeslagen door op de marginale druk van mensen die een modaal inkomen hebben?
De leden van de BBB-fractie vragen de regering of deze verhoging van het minimumloon
ervoor zorgt dat de marginale druk stijgt van de volgende drie categorieën: ten eerste
het minimumloon tot modaal inkomen, ten tweede het modaal in komen tot twee keer modaal,
en ten derde hoger dan twee leer modaal verdienende burgers. Wat is het effect van
deze minimumloonverhoging voor de marginale druk in de hiervoor genoemde drie categorieën
inkomensklassen?
VNO-NCW
De leden van de BBB-fractie vragen in hoeverre de verhoging van het minimumloon effect
heeft op kleine bedrijven ten opzichte van grotere bedrijven.
LTO
De leden van de BBB-fractie vragen in hoeverre het verhogen van de minimumlonen effect
heeft op de sectoren waarin veel mensen werken met een minimumloon. In hoeverre is
er sprake van een vergrote druk op prijzen in die sector door het stijgen van het
minimumloon? In welke sectoren wordt er verwacht dat de verhoging van de minimumlonen
ervoor zullen zorgen dat de prijs van het product stijgt? Wat betekent een gestegen
prijs van het product in een sector met veel mensen die het minimumloon betaald krijgen
voor de concurrentiepositie van die ondernemer?
15. Overig
De leden van de BBB-fractie vragen de regering om te onderzoeken of het instellen van een belastingvrije voet
van 30.000 euro (waarmee verschillende toeslagen afgeschaft kunnen worden) eveneens
zou leiden tot het terugdringen van werkende armoede en kinderarmoede in Nederland.
II. Artikelsgewijs
De fungerend voorzitter van de commissie, L. de Jong
De adjunct-griffier van de commissie, Van den Broek
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
L.W.E. (Léon) de Jong, voorzitter van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid -
Mede ondertekenaar
E.E. van den Broek, adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.