Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Dobbe over het bericht 'Meer jonge vrouwen op eerste hulp na zelfverwonding of suïcidepoging'
Vragen van lid Dobbe (SP) aan de Minister voor Langdurige Zorg en Sport en de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over het bericht «Meer jonge vrouwen op eerste hulp na zelfverwonding of suïcidepoging» (ingezonden 9 januari 2024).
Antwoord van Minister Helder (Volksgezondheid, Welzijn en Sport), mede namens Staatssecretaris
van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (ontvangen 5 februari 2024).
Vraag 1
Wat is uw reactie op het feit dat het aantal jonge vrouwen dat op de eerste hulp belandt
vanwege zelfverwonding of een suïcidepoging in negen jaar tijd met circa 50 procent
gestegen is?1
Antwoord 1
Het signaal dat er een toename te zien is in het aantal zelfverwondingen of suïcidepoging
bij jongeren/jong volwassenen is een zeer zorgelijke ontwikkeling. Er is sprake van
meerdere oorzaken waaronder eenzaamheid, stress over mondiale ontwikkelingen (klimaat
en oorlogen), prestatiedruk, sociale media en piekeren over onder andere het eigen
toekomstperspectief (wonen, werk), die een negatief effect op de eigen mentale gezondheid
kunnen hebben. De oplossing ligt dan ook niet bij één partij of domein, maar maakt
dat het ombuigen van deze trend een verantwoordelijkheid is van meerdere sectoren,
denk hierbij onder andere scholen, gemeenten en werkgevers. Suïcidepreventie start
vroeg in de preventieketen. Het verbinden van de aanpak suicidepreventie en de aanpak
van de mentale gezondheid in Nederland draagt daaraan bij. Zie ook de antwoorden bij
vragen 2 en 3.
Vraag 2
Welke onderzoeken lopen er momenteel in Nederland die dit fenomeen onderzoeken?
Antwoord 2
Onderstaande onderzoeken worden vanuit Stichting 113 Zelfmoordpreventie uitgevoerd
en richten zich op de groep jongvolwassenen:
– de monitor suïcidepogingen vanuit de Landelijke Agenda voor de jaren 2024 en 2025
– het verkrijgen van inzicht in de effectiviteit van het 113 Netwerk Ziekenhuizen op
het zelfvertrouwen, de kennis en het navolgen van richtlijnen door zorgverleners
– het geven van inzicht in de wekelijkse en maandelijkse ontwikkelingen door de Commissie
Actuele Nederlandse Suïcideregistratie (CANS2).
– het bereiken van jongvolwassenen binnen hun eigen leefwereld is voor de komende periode
een aandachtspunt. Een plan wordt hiervoor wordt momenteel uitgewerkt.
Vraag 3
Welke maatregelen worden momenteel genomen om het aantal zelfverwondingen en suïcidepogingen
door jonge vrouwen en door jongeren in het algemeen terug te dringen? Hoe beoordeelt
u de effectiviteit van deze maatregelen, gezien deze recente cijfers?
Antwoord 3
Zoals in het antwoord op vraag 1 is aangegeven is sprake van een stapeling van problemen
die niet vanuit één domein aangepakt kunnen worden. Met de in juni 2022 gelanceerde
aanpak «mentale gezondheid van ons allemaal» wordt vanuit verschillende domeinen naar
de mentale gezondheid en weerbaarheid gekeken. Suicidepreventie begint immers vroeg
in de keten bij het versterken van de mentale gezondheid. Hieronder geef ik aan op
welke manier aandacht wordt gegeven aan de groep «jongvolwassenen» binnen het suïcidebeleid.
In de hierboven genoemde aanpak is specifiek aandacht voor jongeren in hun verschillende
leefomgevingen. Met de aanpak stimuleren we het ontwikkelen van mentale gezondheidsvaardigheden,
dragen we bij aan het bespreekbaar maken van mentale problemen en geven we mensen
(in het bijzonder jongeren) handvatten om hiermee om te gaan. Een voorbeeld is het
programma Welbevinden op school, waarbij op scholen praktische handvatten worden aangeboden
en scholen kunnen werken aan een gezond pedagogisch leerklimaat. Gemeenten ontvangen
vanuit het Gezond en Actief Leven Akkoord financiële middelen om mentale gezondheid
mee te nemen in de beleidsplannen.
In de vervolgaanpak Actieprogramma Eén tegen eenzaamheid wordt aandacht gegeven aan
het verminderen en voorkomen van eenzaamheid onder alle leeftijden en groepen.
Bij Stichting 113 Zelfmoordpreventie wordt vanuit de Landelijke Agenda (LA) Suicidepreventie
ook specifiek aandacht gegeven aan de groep jongvolwassenen (vrouwen en mannen) tot
en met 30 jaar. Onder andere gaat het dan om het programma STORM. STORM3 heeft het voorkomen van depressies en suïcides onder jongeren (12–18 jaar) tot doel.
Daarnaast is projectmatig ingezet op de groep jongvolwassenen en hen te ondersteunen.
Met name het gesprek over en met deze groep is gevoerd en tot nu toe zijn ongeveer
veertig organisaties hierop aangehaakt. Om jongvolwassenen – en zeker ook jonge vrouwen
– binnen hun eigen leefwereld nog beter te bereiken wordt ook de komende periode gekeken
welke acties hiervoor nodig zijn.
Met het nemen van deze maatregelen hopen we jongvolwassenen (vrouw en mannen) te ondersteunen
bij vragen over hun mentale gezondheid. Dit leidt uiteindelijk tot het versterken
van hun mentale gezondheid.
Vraag 4
Wat is de staat van de geestelijke nazorg nadat iemand op de eerste hulp is belandt
vanwege zelfverwonding of een suïcidepoging?
Antwoord 4
Het is aan ziekenhuizen om te zorgen voor beleid rondom de geestelijke nazorg van
iemand die door zelfverwonding of een suïcidepoging op de eerste hulp belandt. De
multidisciplinaire richtlijn diagnostiek en behandeling van suïcidaal gedrag geeft
professionals aanbevelingen voor diagnostiek en behandeling van suïcidaal gedrag.4
Stichting 113 Zelfmoordpreventie heeft geen totaaloverzicht van het beleid in alle
ziekenhuizen, maar coördineert vanuit de Landelijke Agenda Samen Minder Suïcide wel
het «113 Netwerk Ziekenhuizen».
De 24 aangesloten ziekenhuizen geven extra aandacht aan suïcidepreventie.
Dat doen zij door het bewustzijn en de kennis van het zorgpersoneel te vergroten en
hun vaardigheden rond dit thema te verbeteren: het herkennen en bespreken van suïcidaliteit
en patiënten doorverwijzen naar de psychiater/crisisdienst.
Dit alles in lijn met de multidisciplinaire richtlijn / zorgstandaard diagnostiek
en behandeling van suïcidaal gedrag. In 2024 en 2025 vindt onderzoek plaats naar de
effecten van de inzet van het netwerk en de ziekenhuizen, eerste uitkomsten worden
eind 2024 verwacht.
Vraag 5
Bent u het ermee eens dat toegang tot goede geestelijke gezondheidszorg (ggz) vitaal
is om deze trend te keren? Kunt u uw antwoord toelichten?
Antwoord 5
Zoals in het antwoord op vraag 1 is aangegeven heeft de toename van zelfverwondingen
en suïcidepogingen bij jongeren en jongvolwassen meerdere en zeer verschillende maatschappelijke
oorzaken. Dat maakt dat het ombuigen van deze trend een verantwoordelijkheid van meerdere
domeinen is. Een goed toegankelijke geestelijke gezondheidszorg en laagdrempelige
algemeen toegankelijke voorzieningen voor zelfhulp zijn hier belangrijke onderdelen
in.
Voor het verbeteren van de toegankelijkheid van de ggz zijn in het IZA concrete afspraken
gemaakt over onder andere een betere samenwerking van de ggz met de eerstelijnszorg
en het sociaal domein, het vergroten van de behandelcapaciteit door de inzet van hybride
en digitale zorg en door het creëren van een landelijk dekkend netwerk van laagdrempelige
steunpunten. Ook zijn in het IZA afspraken gemaakt over het borgen van de continuïteit
en het realiseren van voldoende toegankelijk ggz aanbod voor patiënten met een hoog
complexe zorgvraag, de zogenaamde cruciale ggz.
Vraag 6
Hoe heeft de contractering in de ggz zich de afgelopen jaren ontwikkeld? Bent u het
ermee eens dat de moeizame contractering in de ggz bijdraagt aan de wachttijden in
deze sector?
Antwoord 6
Goede contractering draagt bij aan het toegankelijk houden van ggz-zorg, en daarmee
ook de wachttijden. Een goed contracteerproces en het tijdig afronden van de contractering
vraagt stevige inspanning van zowel zorgaanbieders als zorgverzekeraars. In het IZA
zijn daarom uitgebreide afspraken gemaakt over het tijdig afronden van het inkoopproces
en het geven van meer inzicht in de kwaliteit van de geleverde zorg. Partijen zetten
hier met een breed verbetertraject volop op in.
Wat betreft de contractering voor 2024 zijn er geen brede signalen die erop duiden
dat het contracteerseizoen moeizaam verloopt. Tijdens het laatste peilmoment van 22 december
2023 van alle GGZ-instellingen waarbij een contract is aangeboden, was op dat moment
in 64% van de gevallen een contract afgesloten en was duidelijk dat bij deze zorgaanbieders
de zorg wordt vergoed. Bij 25% van de instellingen was er op dat moment (nog) geen
contract, maar was al wel duidelijk dat bij deze instellingen de zorg volledig wordt
vergoed. In 6% van de gevallen was er op dat moment nog geen contract en wordt de
zorg mogelijk deels niet vergoed. In 3% van de gevallen wordt de zorg meestal niet
volledig vergoed.
Bij de overige GGZ aanbieders waarbij een contract is aangeboden, is er in 90% van
de gevallen sprake van een contract en wordt de zorg volledig vergoed. Bij 2% wordt
de zorg volledig vergoed zonder contract en bij 8% is (nog) geen contract geen volledige
vergoeding. Verzekeraars geven aan dat er voor de GGZ met meer zorgaanbieders de overeenstemming
is om tot een contract te komen ten opzichte van vorig jaar.
In het voorjaar van 2024 zullen de IZA-partijen terugblikken op het huidige contracteerseizoen.
Uw Kamer wordt over de uitkomsten van deze evaluatie geïnformeerd. Daarnaast wil ik
benadrukken dat een zorgverzekeraar een zorgplicht heeft jegens zijn verzekerden.
Dit betekent dat verzekerden binnen een redelijke tijd en reisafstand toegang moeten
hebben tot alle zorg uit het basispakket. Daartoe moeten zorgverzekeraars voldoende
zorg inkopen of vergoeden. Als een zorgverzekeraar onvoldoende zorg heeft ingekocht,
dan kan een verzekeraar ook richting verzekerden aangeven dat de zorg wordt vergoed
alsof er een contract is en daarmee aan zijn zorgplicht voldoen. De NZa ziet erop
toe dat zorgverzekeraars aan hun zorgplicht voldoen. Ik zie dan ook geen relatie tussen
de contractering voor contractjaar 2023, die minder tijdig op gang kwam, en de wachttijden
in de GGZ. Wachttijden vormen een complex probleem waar meerdere factoren aan ten
grondslag liggen. Ik heb uw Kamer per brief van 21 december 2023 geïnformeerd over
de toegankelijkheid van de ggz5.
Vraag 7
Wat zijn de meest voorkomende redenen voor zorgverzekeraars om ggz-behandelaren uit
te sluiten van contractering? Hoe vaak betreft het vrijgevestigde praktijken die uitgesloten
worden van contractering?
Antwoord 7
Het maken van contractafspraken tussen aanbieder en zorgverzekeraar is belangrijk,
omdat hiermee actief gestuurd kan worden op kwaliteit, toegankelijkheid, arbeidsbesparende
maatregelen en passende zorg. Ik stimuleer daarom het sluiten van contracten via diverse
afspraken in het IZA. Uit de monitor contractering 2022 van de NZa blijkt dat het
vaker de zorgaanbieders dan de zorgverzekeraars zijn die geen contract willen afsluiten
– bijvoorbeeld omdat het afsluiten van een contract tijd kost, omdat ze de tarieven
te laag vinden of omdat ze het oneens zijn met de hoogte van een omzetplafond.
Daarnaast blijkt uit de monitor dat ongeveer 10% van het totaal aantal zorgaanbieders
in de GGZ die werken zonder contract als reden opgeven dat de zorgverzekeraar geen
contract met hen wil afsluiten. Daarnaast geeft 12% van de ggz-instellingen en 9%
van de vrijgevestigde zorgaanbieders zonder contract aan dat de zorgverzekeraar geen
contract met hen wil afsluiten omdat het gaat om een nieuwe zorgaanbieder.
Genoemde redenen door de zorgverzekeraars voor het niet sluiten van een contract zijn
twijfels over doelmatigheid, kwaliteit of integriteit, geen overeenstemming over de
tarieven, of het feit dat er reeds voldoende zorg is ingekocht.
Vraag 8
Bent u het ermee eens dat zolang er enorme wachtlijsten in de ggz zijn, het onverantwoord
is om omzetplafonds te hanteren voor de betreffende zorg? Kunt u uw antwoord toelichten?
Antwoord 8
Zoals gezegd heeft de zorgverzekeraar een zorgplicht jegens iedere individuele verzekerde
en daarmee de taak om, in het geval van een naturapolis, voldoende kwalitatieve zorg
in te kopen voor al zijn verzekerden. Dit betekent ook dat een zorgverzekeraar de
wettelijke taak heeft om schaarse middelen, zowel financieel als personeel, zo goed
mogelijk te verdelen. Het werken met omzetplafonds is daarvoor een middel. Zo wordt
bijvoorbeeld voorkomen dat capaciteit onevenredig gaat naar het gedeelte van de GGZ
waarin deze minder nodig is en behouden blijft voor de onderdelen waar de capaciteit
het hardst nodig is, bijvoorbeeld de ggz-zorg voor hoog complexe patiënten. Daarnaast
is het zo dat in het geval dat een zorgaanbieder het budgetplafond bereikt, de betreffende
aanbieder verplicht is om de patiënt te wijzen op mogelijkheid van zorgbemiddeling,
zodat de zorgverzekeraar de patiënt een alternatieve plek binnen de treeknorm kan
aanbieden. Als de zorgverzekeraar dat alternatief niet kan bieden, dan moet er worden
bijgecontracteerd bij de oorspronkelijke aanbieder. Als het alternatief buiten het
gecontracteerd aanbod van de polis valt, dan is de zorgverzekeraar verplicht om volledige
vergoeding te bieden en geen eigen bijdrage ongecontracteerde zorg in rekening te
brengen.
Vraag 9
Welke stappen bent u als Minister bereid te zetten om het inkoopbeleid en de contractering
in de ggz door zorgverzekeraars te verbeteren?
Antwoord 9
Zoals in antwoord op vraag 6 aangegeven hebben de IZA-partijen de afgelopen tijd afspraken
gemaakt over het verbeteren van het contracteerproces.6 In het voorjaar van 2024 vindt daarnaast de evaluatie van het afgelopen contracteerseizoen
plaats. De Tweede Kamer wordt hierover dit voorjaar uitgebreider over geïnformeerd.
Indien nodig zullen naar aanleiding hiervan aanvullende afspraken worden gemaakt voor
het contracteerseizoen 2025.
Vraag 10
Bent u bereid om deze vragen elk afzonderlijk te beantwoorden?
Antwoord 10
Ja, daartoe ben ik bereid.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C. Helder, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport -
Mede namens
M. van Ooijen, staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.