Nota van wijziging : Nota van wijziging
36 453 Tijdelijke wet inzake invoering van een belasting op marktinkomsten van inframarginale elektriciteitsproductie overeenkomstig verordening (EU) 2022/1854 van de Raad van 6 oktober 2022 betreffende een noodinterventie in verband met de hoge energieprijzen (PbEU 2022, L 261 I) (Tijdelijke wet inframarginale elektriciteitsheffing)
Nr. 7 NOTA VAN WIJZIGING
Ontvangen 6 februari 2024
Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 8, tweede en vierde lid, onderdeel b, wordt «onbalansafslag» vervangen
door «onbalanskosten».
B
In artikel 10, achtste lid, onderdeel b, wordt na «toepassing van het» ingevoegd «derde
en».
C
Artikel 11 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het tweede lid, onderdelen a en d, wordt na «de Handelsregisterwet 2007» ingevoegd
«, het unieke informatienummer voor rechtspersonen en samenwerkingsverbanden of het
op grond van de Wet algemene bepalingen burgerservicenummer toegekende burgerservicenummer».
2. In het tweede lid, onderdeel e, wordt na «adres» ingevoegd «, unieke informatienummer
voor rechtspersonen en samenwerkingsverbanden».
3. In het vijfde lid wordt «1 oktober 2024» vervangen door «1 april 2025».
4. In het zesde lid, onderdeel a, wordt «inkomstenverslag» vervangen door «marktinkomstenverslag».
D
Artikel 20, tweede lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. Na «en wordt» wordt ingevoegd «op».
2. «1 oktober 2024» wordt vervangen door «1 april 2025».
3. Het derde lid komt te vervallen.
E
Artikel 21 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het opschrift komt te luiden:
Artikel 21 naheffing, teruggaaf en verjaring
2. In het eerste lid wordt na «heft de inspecteur» ingevoegd «, in afwijking in zoverre
van artikel 20, eerste lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen,».
F
Artikel 22 komt te luiden:
Artikel 22 belastingrente
1. Met betrekking tot een naheffingsaanslag als bedoeld in artikel 21, tweede lid,
onderdeel a, wordt belastingrente als bedoeld in Hoofdstuk VA van de Algemene wet
inzake rijksbelastingen in rekening gebracht. De belastingrente wordt enkelvoudig
berekend over het tijdvak dat aanvangt op 1 april 2025 en eindigt op de dag voorafgaand
aan de dag waarop de naheffingsaanslag invorderbaar is ingevolge artikel 9 van de
Invorderingswet 1990 en heeft als grondslag de nageheven inframarginale elektriciteitsheffing.
Het tijdvak waarover de belastingrente wordt berekend eindigt uiterlijk veertien weken
na het tijdstip waarop het nieuwe marktinkomstenverslag is ingediend of de ambtshalve
vaststelling van de som van de belastbare marktinkomsten onherroepelijk is geworden.
2. Ingeval een teruggaafbeschikking als bedoeld in artikel 21, tweede lid, onderdeel
b, wordt vastgesteld na twaalf weken na het tijdstip waarop het nieuwe marktinkomstenverslag
is ingediend of de ambtshalve vaststelling van de som van de belastbare marktinkomsten
onherroepelijk is geworden, wordt belastingrente als bedoeld in Hoofdstuk VA van de
Algemene wet inzake rijksbelastingen vergoed. De belastingrente wordt enkelvoudig
berekend over het tijdvak dat aanvangt op de dag na die twaalf weken en eindigt veertien
dagen na de dagtekening van de teruggaafbeschikking en heeft als grondslag het terug
te geven bedrag aan inframarginale elektriciteitsheffing.
3. Het percentage van de belastingrente is gelijk aan het percentage dat krachtens
artikel 30hb van de Algemene wet inzake rijksbelastingen van toepassing is op de in
artikel 1 van de Wet belastingen op milieugrondslag genoemde belastingen.
4. De artikelen 30h, zesde lid, 30ia en 30j van de Algemene wet inzake rijksbelastingen
zijn van overeenkomstige toepassing.
TOELICHTING
I Algemeen
Zoals in de nota naar aanleiding van het verslag is aangegeven, geeft nadere bestudering
van het wetsvoorstel aanleiding voor enkele redactionele verbeteringen. Met deze nota
van wijziging wordt de verhouding tussen artikel 20 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen
(hierna: Awr) en artikel 21 van het wetsvoorstel explicieter geregeld. Ook wordt de
bepaling inzake de belastingrente opnieuw geformuleerd. Met de nieuwe formulering
wordt beter aangesloten bij de algemene regels zoals die voor belastingrente krachtens
de Awr gelden. Ook wordt wettelijk vastgelegd dat het marktinkomstenverslag het unieke
informatienummer voor rechtspersonen en samenwerkingsverbanden (RSIN) of het burgerservicenummer
(BSN) van de producent dient te bevatten. Indien de producent elektriciteit opwekt
in een vennootschap zonder rechtspersoonlijkheid zijn deze gegevens ook vereist van
alle vennoten van die vennootschap. Het RSIN of BSN moet in het marktinkomstenverslag
worden opgenomen zodat de gegevensverwerking en de gegevensuitwisseling tussen NEa
en de Belastingdienst zo zorgvuldig mogelijk kan plaatsvinden. Denk bijvoorbeeld aan
het verifiëren van het te betalen belastingbedrag of het doorzenden van een geschrift
van een producent door de Belastingdienst aan de NEa of andersom. Ook zijn deze gegevens
van belang om binnen de administratie van de Belastingdienst zo goed mogelijk gebruik
te kunnen maken van de voor de heffing en inning beschikbare voorzieningen. Voorts
wordt de datum voor welke het marktinkomstenverslag moet worden ingediend, aangifte
moet worden gedaan en op die aangifte moet worden voldaan, aangepast naar 1 april
2025. Hiermee wordt naar verwachting gewaarborgd dat er een periode van tenminste
zes maanden zit tussen inwerkingtreding van de wet en de datum voor welke het indienen
van het marktinkomstenverslag, het doen van aangifte en het voldoen op die aangifte
moet plaatsvinden. Deze periode is van belang om producenten en de betrokken uitvoeringsorganisaties
voldoende gelegenheid te bieden om uitvoering te geven aan het wetsvoorstel. Ten slotte
wordt van de gelegenheid gebruikgemaakt om enkele redactionele aanpassingen aan te
brengen. Deze nota van wijziging wordt mede namens de Staatssecretaris van Financiën
uitgebracht.
Deze nota van wijziging heeft geen budgettaire gevolgen.
Zoals in de memorie van toelichting is vermeld zal de uitvoeringstoets van de Belastingdienst
nog worden herijkt zodra ook de lagere regelgeving voor de inframarginale elektriciteitsheffing
beschikbaar is. Onderhavige nota van wijziging zal bij deze lopende herijking worden
betrokken. De uitkomsten van de herijking worden met de Tweede Kamer gedeeld zodra
de resultaten beschikbaar zijn.
II Artikelen
Onderdeel A (artikel 8)
Met dit onderdeel wordt een foutieve vermelding gecorrigeerd. Conform hetgeen is opgenomen
in paragraaf 3.6 en voetnoot 29 van de memorie van toelichting moeten hier de onbalanskosten
worden vermeld.
Onderdeel B (artikel 10)
Met dit onderdeel wordt de grondslag om nadere regels te stellen over vergelijkbare
aankoopovereenkomsten iets verruimd zodat bij die nadere regels ook recht kan worden
gedaan aan de samenhang tussen het voorgestelde artikel 10, derde en vijfde lid, van
het wetsvoorstel.
Onderdeel C (artikel 11)
Met dit onderdeel wordt aangevuld dat een producent in het marktinkomstenverslag naast
zijn unieke Kamer van Koophandel-nummer ook het door de Kamer van Koophandel verstrekte
unieke informatienummer voor rechtspersonen en samenwerkingsverbanden (Rechtspersonen
en Samenwerkingsverbanden Informatienummer; verder: RSIN) moet vermelden. Dit geldt,
indien van toepassing, eveneens voor de andere vennootschappen van wie de gegevens
in het marktinkomstenverslag vermeld moeten worden. Indien de producent of vennoot
een natuurlijk persoon betreft en niet beschikt over een RSIN zal het burgerservicenummer
(BSN) van deze persoon moeten worden vermeld. Voorts wordt de datum voor welke het
marktinkomstenverslag moet worden ingediend gesteld op 1 april 2025.
Onderdeel D (artikel 20)
Van de gelegenheid wordt gebruikgemaakt om een redactionele verbetering aan te brengen
in de formulering van artikel 20, tweede lid, van het wetsvoorstel. De datum voor
welke aangifte moet worden gedaan en moet worden voldaan op die aangifte wordt gesteld
1 april 2025.
Artikel 20, derde lid, van het wetsvoorstel vervalt. Met dat lid werd beoogd zoveel
mogelijk ruimte te bieden aan de inspecteur om voor de behandeling van de aangifte
en voldoening van de inframarginale elektriciteitsheffing gebruik te maken van de
digitale infrastructuur die voor de kolenbelasting voorhanden is. Hoewel voor de geautomatiseerde
ondersteuning van de inframarginale elektriciteitsheffing ook het proces van de kolenbelasting
wordt gebruikt, bestaat aan de bevoegdheid voor de inspecteur waarin artikel 20, derde
lid, van het wetsvoorstel voorzag niet langer behoefte. De generieke bepalingen waarmee
in de termijn voor de indiening van de aangifte en de voldoening wordt voorzien volstaan.
Onderdeel E (artikel 21)
Artikel 21, eerste lid, van het wetsvoorstel regelt dat indien de belasting die op
aangifte behoort te worden voldaan geheel of gedeeltelijk niet is betaald, of indien
te veel is betaald, de inspecteur de te weinig geheven belasting naheft, of teruggaaf
verleent van hetgeen te veel is geheven. Een naheffing of teruggave is louter gebaseerd
op de vaste gegevens over de heffingsgrondslag die volgen uit het marktinkomstenverslag,
een ingediend nieuw marktinkomstenverslag en de (onherroepelijk vaststaande) ambtshalve
vaststelling. Op dat punt wijkt artikel 21 dan ook af van artikel 20 van de Awr. Dat
wordt met deze nota van wijziging verduidelijkt. Artikel 20, eerste lid, tweede zin,
van de Awr zal zich niet voordoen en belet evenmin een naheffing die het gevolg is
van de vaste gegevens over de heffingsgrondslag die volgen uit het marktinkomstenverslag,
een ingediend nieuw marktinkomstenverslag en de (onherroepelijk vaststaande) ambtshalve
vaststelling. Alleen in het uitzonderlijke geval van een administratieve, foute verwerking
in de heffing van het (nieuwe) grondslaggegeven door de Belastingdienst zal een teruggaaf
en naheffing eigenstandig door de Belastingdienst kunnen plaatsvinden. Andere mogelijkheden
of beperkingen om na te heffen of terug te geven zijn er niet voor de Belastingdienst.
Van de gelegenheid is tevens gebruikgemaakt om in het opschrift te verduidelijken
dat artikel 21 van het wetsvoorstel naast naheffing en verjaring ook betrekking heeft
op teruggaaf van de inframarginale elektriciteitsheffing.
Onderdeel F (artikel 22)
Artikel 22 van het wetsvoorstel regelt dat in bepaalde gevallen belastingrente in
rekening wordt gebracht. Belastingrente wordt uitsluitend in rekening gebracht bij
naheffingsaanslagen die uit hoofde van artikel 21, tweede lid, onderdeel a, van het
wetsvoorstel zijn opgelegd. Ook is in artikel 22, eerste lid, van het wetsvoorstel
voorzien in een van de Awr afwijkende berekening. Met deze nota van wijziging wordt
beoogd om zo dicht mogelijk aan te sluiten bij de bestaande systematiek van de belastingrente.
Echter is het voor de Belastingdienst niet mogelijk binnen de termijn waarbinnen de
inframarginale elektriciteitsheffing moet worden uitgevoerd, te voorzien in een digitale
voorziening om ook bij andere naheffingsaanslagen dan die volgen uit artikel 21, tweede
lid, onderdeel, a, van het wetsvoorstel, belastingrente in rekening te brengen. Tezamen
met het feit dat dit soort naheffingsaanslagen als gevolg van de gekozen systematiek
voor de uitvoering van de inframarginale elektriciteitsheffing niet vaak zullen voorkomen,
is ervoor gekozen om bij andere naheffingsaanslagen dan die volgen uit artikel 21,
tweede lid, onderdeel, a, van het wetsvoorstel, geen belastingrente in rekening te
brengen.
In lijn met artikel 30h, derde lid, van de Awr wordt met deze nota van wijziging voorzien
in een zogenoemde rentestop. Het tijdvak waarover de belastingrente wordt berekend
eindigt uiterlijk veertien weken na het tijdstip waarop het nieuwe marktinkomstenverslag
is ingediend of de ambtshalve vaststelling van de som van de belastbare marktinkomsten
onherroepelijk is geworden. De termijn van veertien weken is opgebouwd uit een redelijke
termijn van twaalf weken, vermeerderd met de betalingstermijn van 2 weken (14 dagen)
die geldt bij een naheffingsaanslag. Deze termijn loopt bij een reguliere naheffingsaanslag
van de dagtekening van het aanslagbiljet totdat de naheffingsaanslag invorderbaar
wordt ingevolge artikel 9, tweede lid, van de Invorderingswet 1990. De redelijke termijn
van twaalf weken sluit aan bij de naheffings-, teruggaaf- en verjaringstermijnen die
in artikel 21 van het wetsvoorstel zijn opgenomen. In lijn met de wijzigingen in de
artikelen 11 en 20 van het wetsvoorstel wordt de aanvang van het tijdvak waarover
belastingrente wordt berekend gesteld op 1 april 2025.
Artikel 22, tweede lid, van het wetsvoorstel voorziet – ter vervanging van het eerdere
voorstel om artikel 30ha van de Awr van overeenkomstige toepassing te verklaren –
in een specifieke bepaling voor de vergoeding van belastingrente. Op grond van deze
specifieke bepaling wordt belastingrente vergoed ingeval een teruggaafbeschikking
als bedoeld in artikel 21, tweede lid, onderdeel b, van het wetsvoorstel wordt vastgesteld
na twaalf weken na het tijdstip waarop het nieuwe marktinkomstenverslag is ingediend
of de ambtshalve vaststelling van de som van de belastbare marktinkomsten onherroepelijk
is geworden. Daarbij wordt de belastingrente enkelvoudig berekend over het tijdvak
dat aanvangt op de dag na die twaalf weken en eindigt veertien dagen na dagtekening
van de teruggaafbeschikking met als grondslag het terug te geven bedrag aan inframarginale
elektriciteitsheffing.
Ingevolge deze nota van wijziging wordt op grond van het voorgestelde artikel 22,
derde lid, van het wetsvoorstel voor de hoogte van de belastingrente aansluiting gezocht
bij het percentage dat krachtens artikel 30hb van de Awr van toepassing is op de in
artikel 1 van de Wet belastingen op milieugrondslag genoemde belastingen. Als gevolg
hiervan zal ten behoeve van de inframarginale elektriciteitsheffing geen zelfstandige
aanpassing van het Besluit belasting- en invorderingsrente noodzakelijk zijn.
Voor het overige is zoveel mogelijk aansluiting gezocht bij de bepalingen in de Awr
die betrekking hebben op de belastingrente. Als gevolg hiervan bepaalt het voorgestelde
artikel 22, vierde lid, van het wetsvoorstel krachtens deze nota van wijziging dat
de artikelen 30h, zesde lid, 30ia en 30j van de Awr van overeenkomstige toepassing
zijn. Deze artikelen faciliteren rechtsherstel (artikel 30h, zesde lid, van de Awr),
maatwerk indien gedurende het tijdvak waarover de belastingrente wordt berekend de
te betalen belasting al is voldaan (artikel 30ia van de Awr) en rechtsbescherming
(artikel 30j van de Awr).
De Minister voor Klimaat en Energie, R.A.A. Jetten
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
R.A.A. Jetten, minister voor Klimaat en Energie