Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Erkens over het bericht 'Den Haag pauzeert plannen warmtenetten; ‘niet financierbaar en onacceptabele risico’s’'
Vragen van het lid Erkens (VVD) aan de Minister voor Klimaat en Energie over het bericht «Den Haag pauzeert plannen warmtenetten; «niet financierbaar en onacceptabele risico’s»» (ingezonden 13 december 2023).
Antwoord van Minister Jetten (Klimaat en Energie) (ontvangen 29 januari 2024).
         
Vraag 1
            
Bent u bekend met het artikel «Den Haag pauzeert plannen warmtenetten; «niet financierbaar
               en onacceptabele risico’s»»?1
Antwoord 1
            
Ja.
Vraag 2
            
Hoe onderbouwt u de keuze om warmtebedrijven in de nieuwe warmtewet in meerderheid
               in publieke handen te laten zijn, en welke afwegingen zijn gemaakt met betrekking
               tot mogelijke consequenties voor investeringen in warmtenetten door commerciële partijen,
               zoals geïllustreerd in de gemeente Den Haag?
            
Antwoord 2
            
Met mijn brief van 21 oktober 20222 heb ik u geïnformeerd over de voortgang van de Wet collectieve warmtevoorziening
               (Wcw) en mijn besluit voor een verplicht publiek meerderheidsaandeel in aangewezen
               warmtebedrijven. Inmiddels is de keuze onderdeel van het wetsvoorstel waar de ministerraad
               op 27 oktober 2023 mee heeft ingestemd, waarna het advies aanhangig is gemaakt bij
               de Afdeling advisering van de Raad van State.
            
De onderbouwing voor de keuze om warmtebedrijven in de nieuwe Wet collectieve warmte
               (Wcw) in meerderheid in publieke handen te laten zijn is vierledig. Hiermee wordt
               beoogd de publieke regie op de warmtetransitie te versterken door de medeoverheden
               meer sturingsmogelijkheden te geven. Verder is een publiek meerderheidsbelang wenselijk
               gezien de hoge mate van samenhang tussen bestuurlijke keuzes in de lokale warmtetransitie
               en bedrijfseconomische overwegingen van het aangewezen warmtebedrijf. Ook past deze
               keuze bij het toenemende vitale karakter van collectieve warmtevoorzieningen. Een
               laatste overweging is dat hiermee tegemoet wordt gekomen aan de nadrukkelijke en breed
               gedragen wens van gemeenten en provincies. Voor medeoverheden is een publiek warmtebedrijf
               van belang om invulling te kunnen geven aan hun regierol en draagt het bij aan het
               draagvlak bij inwoners bij de uitvoering van de warmtetransitie.
            
In de brief van 21 oktober wordt onderkend dat het besluit op de korte en middellange
               termijn vertragende effecten kan hebben op de voortgang van de warmtetransitie. In
               deze brief heb ik echter ook maatregelen aangekondigd om deze mogelijke vertraging
               te beperken en het voor private warmtebedrijven voldoende aantrekkelijk te laten zijn
               om actief te blijven in het domein van collectieve warmte. Zo zal in de Wcw een ingroeiperiode
               worden opgenomen zodat gemeenten dan nog warmtebedrijven kunnen aanwijzen die niet
               voldoen aan de vereiste van een publiek meerderheidsaandeel. In mijn brief van 6 juli
               20233 licht ik verder toe hoe het wetsvoorstel borgt dat ook vooruitlopend op de wet en
               tijdens de overgangsperiode geïnvesteerd kan blijven worden in warmtenetten. Het overgangsrecht
               biedt voldoende tijd en ruimte om deze investeringen terug te verdienen; ze blijven
               zo rendabel voor zowel private als publieke investeerders.
            
Signalen uit de praktijk wijzen er bovendien op dat investeringen doorgang vinden.
               Zowel publieke als private partijen blijven aanvragen indienen voor de Warmtenetten
               Investeringssubsidie (WIS). Na de openstelling van deze regeling op 1 juli 2023 zijn
               aanvragen ingediend voor in totaal ruim € 200 mln. Na toetsing door RVO zal het totaal
               beschikbaar gestelde bedrag van € 150 mln. voor de eerste tranche grotendeels toegekend
               kunnen worden. Met een plafond van maximaal € 6.000 per aansluiting vertaalt zich
               dat in minimaal 25.000 nieuwe aansluitingen in de bestaande bouw.
            
Tegelijk gaat een omvangrijke stelselwijziging zoals beoogd met de Wcw gepaard met
               investeringsrisico’s waardoor sommige ambitieuze projecten worden gepauzeerd in afwachting
               van de verdere wetsbehandeling. Ook andere factoren zoals de inflatie en de stijgende
               rentes kunnen de business case onder druk zetten.
            
Vraag 3
            
Hoe beoordeelt u de specifieke financiële uitdagingen en risico's die gemeenten, zoals
               Den Haag, ervaren bij het uitgeven van warmteconcessies en welke maatregelen overweegt
               u om deze te adresseren?
            
Antwoord 3
            
De uitdagingen en risico’s bij het ontwikkelen van warmtenetten zijn sterk locatie-afhankelijk.
               De ondergrond, de beschikbaarheid van bronnen en het type bebouwing zijn bepalend
               voor de risico’s en de geschiktheid voor warmtenetten. De financiële uitdagingen van
               de gemeenten en hun investeringsopgave zijn groot. De mate waarin gemeenten de ruimte
               hebben die opgave uit te voeren verschilt. Om die reden werkt het kabinet in de Wcw
               en, in samenhang daarmee, met de Wgiw aan instrumenten voor gemeenten om de regie
               te voeren op de kosteneffectieve aanleg van collectieve warmte en om risico’s te mitigeren.
               Ook werk ik aan flankerend beleid, zoals de bovengenoemde WIS, en onderzoek ik opties
               als een waarborgfonds en een nationale deelneming ter ondersteuning van gemeentelijke
               inspanningen. Het Rijk ondersteunt de gemeenten daarnaast ook via het Nationaal Programma
               Lokale Warmtetransitie (NPLW).
            
Vraag 4
            
Op welke manier heeft de nieuwe warmtewet invloed op de verdeling van financiële lasten
               tussen publieke en private stakeholders bij de ontwikkeling van warmtenetten?
            
Antwoord 4
            
Op dit moment zijn de meeste warmtenetten in private handen. Onder de Wcw zal een
               meerderheidsaandeel in aangewezen warmtebedrijven op termijn in publieke handen komen,
               en daarmee gaan de lasten én de baten van deze warmtebedrijven over van private naar
               publieke aandeelhouders.
            
Vraag 5
            
Welke dialoog voert u met gemeenten en commerciële partijen om inzicht te krijgen
               in de praktische uitdagingen en zorgen met betrekking tot de financiering en uitvoering
               van warmtenetten?
            
Antwoord 5
            
Er is een wekelijks overleg met zowel de warmtebedrijven, de medeoverheden en de netwerkbedrijven
               over de voortgang van de Wcw en de gevolgen voor de warmtetransitie. Aanvullend hierop
               spreek ik met regelmaat de individuele gemeenten, regio’s en warmtebedrijven over
               hun plannen en de uitdagingen waar ze tegen aanlopen. Ook wordt geregeld overleg gevoerd
               met partijen uit de financiële sector, zoals banken en pensioenfondsen over de financierbaarheid
               van de warmtetransitie.
            
Vraag 6
            
Wat gaan de kosten zijn van de gekozen publieke route van de Minister voor de warmtetransitie
               ten opzichte van een model waarin een warmtebedrijf in meerderheid privaat mag zijn?
               Kunt u daarbij onderscheid maken in de kosten voor gemeentes en het Rijk?
            
Antwoord 6
            
De publieke kosten voor de warmtetransitie bestaan uit de subsidiering van het onrendabele
               deel van warmtenetten. Dit onrendabele deel wordt gesubsidieerd door het Rijk via
               de WIS voor de wijken waar warmtenetten de kosteneffectieve warmtestrategie zijn.
               Deze subsidie is beschikbaar voor zowel publieke als private warmtebedrijven. De gekozen
               publieke route heeft dus geen effect op de omvang van deze kosten.
            
Wel leidt de gekozen publieke route ertoe dat de verschillende overheden, voornamelijk
               gemeenten, voldoende publiek kapitaal beschikbaar moeten stellen om de nodige investeringen
               te kunnen doen. Dit zijn rendabele investeringen die nu veelal worden gedaan door
               private partijen en die zich op termijn terugverdienen.
            
In de Kamerbrief van 21 oktober geef ik een toelichting op de rapporten van Greenvis
               en PwC over dit onderwerp, die ook als bijlagen bij de brief zijn meegezonden. Greenvis
               raamt de totale investeringsopgave voor het realiseren van 500.000 nieuwe aansluitingen
               in 2030 op 5,6 miljard euro. Om in 2050 2,6 miljoen nieuwe aansluitingen te kunnen
               realiseren bedraagt de investeringsopgave rond de 40 miljard euro. PwC gaat er in
               haar analyse van uit dat de investeringsopgave voor 70% met vreemd vermogen gefinancierd
               zal kunnen worden, wat leidt tot een resterende minimale investeringsopgave voor 2030
               van minimaal 1,7 miljard euro (30%) in geval van volledig publiek eigendom. Voor 2050
               is in totaal minimaal 12 miljard euro publiek eigen vermogen nodig (30% van de minimale
               investeringsopgave van 40 miljard euro bij volledig publiek eigendom). Deze publieke
               investeringsopgave valt lager uit als private bedrijven betrokken blijven als minderheidsaandeelhouder.
               Ook de inzet van een waarborgfonds wordt onderzocht als middel om de publieke investeringsopgave
               te kunnen verkleinen.
            
Vraag 7
            
Kunt u toelichten hoeveel van het vereiste publieke geld al beschikbaar is gesteld?
               Kunt u toelichten hoe hij het ontbrekende bedrag verwacht te bekostigen?
            
Antwoord 7
            
Vooruitlopend op de Wcw wordt in veel gemeenten en provincies overwogen (deels) publieke
               warmtebedrijven op te richten, zijn deze in oprichting, of bestaan ze reeds. Bedrijven
               als HVC en Warmtestad Groningen investeren al lange tijd in warmtenetten. In Gelderland
               is onlangs het Gelders WarmteInfra Bedrijf (GWIB) opgericht, en recentelijk hebben
               de provincie Brabant en gemeente Amsterdam aangekondigd een verkenning te starten
               naar een publiek warmtebedrijf.
            
De publieke  warmtebedrijven zijn met een startkapitaal in staat om te investeren
               in collectieve warmte en deze netten te exploiteren. De inkomsten kunnen vervolgens
               worden ingezet om verder te investeren en uit te breiden.
            
In aanvulling op deze initiatieven onderzoek ik de wenselijkheid en doelmatigheid
               van een nationale deelneming die naast decentrale overheden publiek aandeelhouder
               kan zijn in regionale of provinciale warmtebedrijven en een rol kan spelen in het
               inbrengen van expertise, kapitaal en publieke zakelijkheid. Verder onderzoek ik instrumenten
               die verstrekkers van vreemd vermogen meer zekerheid geven waardoor zij minder eigen
               vermogen van publieke aandeelhouders van een warmtebedrijf vereisen. In dit kader
               onderzoek ik de wenselijkheid en doelmatigheid van een waarborgfonds voor warmtenetten.
               Voor deze twee instrumenten zijn nog geen middelen vrijgemaakt. Over de dekking hiervoor
               zal moeten worden besloten bij een volgend besluitvormingsmoment.
            
Vraag 8
            
Kunt u toelichten hoe het streven naar meer publieke controle over warmtenetten de
               investeringsbereidheid van commerciële partijen heeft beïnvloed, en of er beleidsaanpassingen
               overwogen worden om deze dynamiek te optimaliseren?
            
Antwoord 8
            
Het overgangsrecht biedt voldoende tijd en ruimte om investeringen die worden gedaan
               vooruitlopend op de wet en tijdens de overgangsperiode terug te verdienen. Daarmee
               blijft het voor private warmtebedrijven rendabel om te blijven investeren in warmtenetten.
               Ook na de overgangsperiode zal de Wcw ruimte houden voor commerciële partijen mits
               sprake blijft van doorslaggevende publieke zeggenschap. We zijn met de warmtebedrijven
               in gesprek hoe zij binnen die ruimte kunnen blijven bijdragen aan een voortvarende
               warmtetransitie en hoe het besluit voor een publiek meerderheidsbelang wordt ingevuld
               in de herijking van hun langetermijnstrategie.
            
Vraag 9
            
Op welke manier ondersteunt u gemeenten bij het inschatten en beheersen van de financiële
               gevolgen van warmteconcessies, met name in relatie tot de bijdragen van Rijk?
            
Antwoord 9
            
Met regelmaat voeren we overleg met de individuele gemeenten, de regio’s en warmtebedrijven
               over hun plannen en de uitdagingen waar ze tegenaanlopen. Om gemeenten verder te ondersteunen
               heb ik het Nationaal Programma Lokale Warmtetransitie (NPLW) gevraagd om de informatievoorziening
               en ondersteuning aan gemeenten verder uit te bouwen.
            
Vraag 10
            
Hoe evalueert u de bredere impact van de nieuwe warmtewet op het vermogen van lokale
               overheden om duurzame warmtenetten te realiseren, rekening houdend met de mogelijke
               situatie in meerdere gemeenten? Hoe weegt u het feit dat grote gemeentes zoals Den
               Haag en Rotterdam vastlopen met de warmtetransitie? Bent u van mening dat dit veel
               succes voorspeld voor zijn gekozen route voor kleinere gemeenten?
            
Antwoord 10
            
Niet elke gemeente zal in staat zijn om geheel zelfstandig de warmtetransitie vorm
               te geven, maar dat hoeft ook niet. Voor het bundelen van expertise, het delen van
               risico’s en opbouwen van voldoende uitvoeringskracht ligt het voor de hand dat veel
               nieuwe publieke warmtebedrijven op regionale of provinciale schaal zullen ontstaan,
               zoals dat ook het geval is bij andere publieke nutsbedrijven zoals voor water, gas
               en elektra.
            
De conclusie dat Den Haag en Rotterdam vastlopen met de warmtetransitie deel ik niet.
               In beide gemeenten blijft, al is het nu tijdelijk in een lager tempo, geïnvesteerd
               worden in warmtenetten. Maar een versnelling is nodig om de doelstelling voor 2030
               en daarna te behalen en de uitdaging voor gemeenten is op dit moment groot. Daarom
               beoog ik met de Wcw het juiste kader neer te zetten voor gemeenten en hen ook verder
               te ondersteunen met instrumenten, zoals de WIS.
            
Ondertekenaars
- 
              
                  Eerste ondertekenaar
R.A.A. Jetten, minister voor Klimaat en Energie 
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.